Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Ede

Geldend van 01-06-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Ede

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.1 Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit gebeurt nadat het college de aanvrager in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen heeft geïnformeerd over de gevolgen van deze keuze.

  • 1.2 Het college mag verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget weigeren als:

    • a.

      op grond van aanwijzingen het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      er sprake is van een vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een persoonsgebonden budget in het verleden;

    • c.

      er sprake is van een belanghebbende met aanzienlijke schulden terwijl deze belanghebbende medewerking weigert bij het oplossen van deze schuldenproblematiek;

    • d.

      de door belanghebbende gewenste voorziening niet voldoet aan de gebruiksdoelen en daardoor niet compenserend is;

    • e.

      de aanvrager een zeer progressief ziektebeeld heeft waardoor op voorhand al vast staat dat binnen korte tijd vervanging van de voorziening nodig is. Als de verwachting is dat belanghebbende een voorziening voor een beperkte periode nodig heeft, dan kan het college deze voorziening in natura ter beschikking stellen of een persoonsgebonden budget geven waarmee belanghebbende een voorziening kan huren

    • f.

      het bieden van de keuzevrijheid de mogelijkheid om een collectief systeem in stand te houden, ondergraaft;

    • g.

      er, naar het oordeel van het college, andere zwaarwegende bezwaren bestaan tegen verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 1.3Voorzieningen die bij voorkeur in natura worden verstrekt zijn:

    mobiele tilliften, vaste douchezittingen, losse douchestoelen, douchebrancards, eenvoudige toiletverhogers en eenvoudige toiletstoelen.

  • 1.4 Het college kan belanghebbende vragen over een specifieke periode verantwoording af te leggen over de besteding van het persoonsgebonden budget. Verantwoording afleggen gebeurt door het overleggen van een factuur van de aangeschafte voorziening of van nota’s en betalingsbewijzen van de ingeschakelde hulp bij het huishouden over een specifieke periode. Als het college van deze mogelijkheid gebruik maakt, legt het college voor aanvang van deze periode aan belanghebbende de verplichting op om de relevante bewijsstukken te bewaren en over te leggen.

  • 1.5 Bij de verlening van een persoonsgebonden budget legt het College aan belanghebbende de volgende verplichtingen op:

    • a.

      belanghebbende gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend om het resultaat te behalen waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt

    • b.

      de voorziening of de dienst die de budgethouder inkoopt, is adequaat en kwalitatief verantwoord en voldoet aan het programma van eisen dat het college heeft vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Voeren van een huishouden

Artikel 2. Betaling persoonsgebonden budget

  • 2.1 Het college betaalt het persoonsgebonden budget voor het bereiken van het resultaat in artikel 7, 9, 10, of 11 van de Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 op rekening van belanghebbenden of van de Sociale Verzekeringsbank (SVB)

Artikel 3. Wonen in een geschikt huis

  • 3.1 De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningaanpassingen, bedoeld voor het bereiken van het resultaat wonen in een geschikt huis, wordt gebaseerd op de kosten, die nodig zijn om de woningaanpassing te realiseren.

  • 3.2 Een verplichting tot terugbetaling van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing bij verkoop van de woning, zoals bedoeld in artikel 8 lid 7 van de, Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 kan worden opgelegd indien de uitbetaalde tegemoetkoming meer is dan € 20.420,00.

  • 3.3 De financiële tegemoetkoming in de verhuisen inrichtingskosten als genoemd in artikel 8 lid 4 van de Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 , verstrekt aan belanghebbende is € 2.750,00. Dit is een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten.

  • 3.4 Voor een burger die zijn woning verlaat ten behoeve van een persoon met beperkingen, zoals genoemd in artikel 8 lid 4 van de Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 bedraagt de financiële tegemoetkoming in de verhuisen inrichtingskosten maximaal € 5.750,00.

  • 3.5 Voor het bezoekbaar maken van woonruimte als genoemd in artikel 8 lid 6 van de Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt van maximaal € 5.000,00.

  • 3.6 Indien de voorziening een woningsanering betreft waarbij stoffering en/of vloerbedekking dient te worden vervangen, verlenen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming waarbij afhankelijk van de ouderdom van de te vervangen zaken de volgende systematiek wordt gehanteerd:

    • a.

      tot 2 jaar oud: vergoeding 100% van het normbedrag

    • b.

      tot 4 jaar oud: vergoeding 75% van het normbedrag

    • c.

      tot 6 jaar oud: vergoeding 50% van het normbedrag

    • d.

      tot 8 jaar oud: vergoeding 25% van het normbedrag

    • e.

      ouder dan 8 jaar: geen vergoeding.

      Het college sluit aan bij de normbedragen van de Nibudprijzengids

  • 3.7 Het persoonsgebonden budget voor een losse woonvoorziening is ten hoogste de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, minus een korting van 10% die de leverancier standaard in mindering brengt indien de gemeente een voorziening koopt. Daarnaast geeft het college zonodig (jaarlijks) een bedrag voor onderhoud en reparatie in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Artikel 4. Tijdelijke huisvestin

  • 4.1Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming voor de kosten van tijdelijke huisvesting geven bij een noodzakelijke aanpassing van:

    • a.

      de huidige woonruimte van belanghebbende of

    • b.

      de door belanghebbende nog te betrekken woonruimte

  • 4.2 Het college kan een financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting geven voor de periode dat belanghebbende een woonruimte niet kan bewonen, omdat er een woningaanpassing wordt gerealiseerd en belanghebbende als gevolg daarvan dubbele woonlasten heeft die hij redelijkerwijs niet kan voorkomen.

  • 4.3 De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting bedraagt:

    • a.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 681,02, zijnde de maximale huursubsidiegrens per maand in verband met het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte;

    • b.

      de werkelijke kosten met een maximum van € 350,00 per maand in verband met het tijdelijk betrekken van niet – zelfstandige woonruimte.

  • 4.4 Het college geeft maximaal zes maanden de financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting kan maximaal zes maanden worden verleend.

Artikel 5. Verwijderen van woonvoorzieningen

  • 5.1 Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming voor de kosten van het verwijderen van woonvoorzieningen verlenen indien een woning door de aangebrachte voorzieningen onverhuurbaar wordt .Ook kan het college een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het verwijderen van een voorziening, die niet meer wordt gebruikt en die door het verwijderen beschikbaar komt voor hergebruik. De financiële tegemoetkoming wordt vastgesteld op de hoogte van de kosten die noodzakelijk gemaakt moeten worden

Hoofdstuk 4. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6. Kortingpas

  • 6.1 Voor het reizen met de regiotaxi met een toegekende kortingspas, als bedoeld in artikel 13 lid 4 van de Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 is voor een rit een tarief verschuldigd dat gebaseerd is op de prijs die in het reguliere openbaar vervoer wordt gehanteerd.

  • 6.2 Voor de kortingspas zelf is belanghebbende de aanschafkosten verschuldigd van € 7,50.

  • 6.3 Naast het vaste tarief per zone en aanschafkosten van de kortingspas betaalt belanghebbende een eigen bijdrage (gebaseerd op het inkomen en vermogen) in de kosten die ten laste van de gemeente blijven. Het college stelt deze kosten op een bedrag van € 1,45 per zone

  • 6.4 Belanghebbende kan maximaal per kalenderjaar negenhonderd zones met het collectief aangepaste vervoer reizen tegen het tarief als bedoeld in het eerste lid. Uitbreiding van het aantal zones is mogelijk als er sprake is van zwaarwegende omstandigheden waardoor 900 zones in het specifieke geval onvoldoende blijken te zijn. Belanghebbende dient aannemelijk te maken dat er sprake is van zwaarwegende omstandigheden.

  • 6.5 Als op medische indicatie begeleiding van de belanghebbende tijdens het gebruik van het collectief systeem van aangepast vervoer noodzakelijk is, is de rit voor de begeleider gratis.

  • 6.6 Als op sociale indicatie begeleiding van belanghebbende nodig is tijdens en na het gebruik van het collectief systeem van aangepast vervoer betaalt belanghebbende behalve voor zichzelf ook voor de begeleider het vaste tarief als bedoeld in artikel 6.1.

Artikel 7.

  • 7.1 Het college kent jaarlijks maximaal een bedrag van € 800,00 toe voor gebruik van een eigen auto of bruikleenauto. Als het om een echtpaar of samenwonenden gaat, die beiden belanghebbenden zijn en van wie de vervoersbehoefte niet volledig samenvalt, kent het college hen tezamen maximaal een bedrag van € 1200,00 toe.

  • 7.2 Het college kent jaarlijks maximaal een bedrag van € 2100,00 toe voor gebruik van een taxi. Als het om een echtpaar of samenwonenden gaat, die beiden belanghebbenden zijn en van wie de vervoersbehoefte niet volledig samenvalt, kent het college hen tezamen maximaal een bedrag toe van € 3.150,00.

  • 7.3 Het college kent jaarlijks een bedrag toe voor gebruik van een rolstoeltaxi van maximaal € 3000,00. Als het om gehuwden of samenwonenden gaat, die beiden belanghebbenden zijn en van wie de vervoersbehoefte niet volledig samenvalt kent het college hen tezamen maximaal een bedrag toe van € 4.500,00.

  • 7.4 Indien de onder artikel 7.1 tot en met 7.3 vermelde voorziening voor korter dan een jaar wordt verleend wordt het aldaar vermelde bedrag evenredig verminderd.

  • 7.5 Het persoonsgebonden budget voor een andere vervoersvoorziening is ten hoogste de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, minus een korting van 10% die de leverancier standaard in mindering brengt indien de gemeente een voorziening koopt. Daarnaast geeft het college zonodig (jaarlijks) een bedrag voor onderhoud en reparatie (en eventueel verzekering) in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 7.6 Een financiele tegemoetkoming voor een elektrische fiets of een fiets met trapondersteuning, is ten hoogste € 1.000,00. Daarnaast geeft het college zonodig (jaarlijks) een bedrag voor onderhoud en reparatie. Ook kan een tegemoetkoming voor verzekering worden gegeven.

Hoofdstuk 5. Het zich verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 8.

  • 8.1 Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel is ten hoogste de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, minus een korting van 10% die de leverancier standaard in mindering brengt indien de gemeente een voorziening koopt. Daarnaast geeft het college zonodig jaarlijks een bedrag voor onderhoud en reparatie (en eventueel verzekering) in de vorm van een persoonsgebonden budget. Ook kan een persoonsgebonden budget voor verzekering worden gegeven.

Hoofdstuk 6. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Artikel 9.

  • 9.1 Indien een sportrolstoel noodzakelijk is om de medemens te ontmoeten en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan het college hiervoor een financiële tegemoetkoming verstrekken.

  • 9.2 De financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel, bedraagt maximaal € 2.600. Deze tegemoetkoming kan pas na verloop van een periode van drie jaar opnieuw worden verstrekt.

  • 9.3 Het persoonsgebonden budget voor andere voorzieningen noodzakelijk om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten is ten hoogste de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, minus een korting van 10% die de leverancier standaard in mindering brengt indien de gemeente een voorziening koopt. Daarnaast geeft het college jaarlijks een bedrag voor onderhoud en reparatie in de vorm van een persoonsgebonden budget . Ook kan een persoonsgebonden budget voor verzekering worden gegeven.

Hoofdstuk 7. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 10 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 10.1 Voor het berekenen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt uitgegaan van de kaders, genoemd in hoofdstuk IV van het Besluit maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 11.1 Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2013.

Artikel 12. Hardheidsclausule

  • 12.1 Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in dit besluit als de toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 13. Citeertitel

  • 13.1 Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ede 2013. Dit besluit vervangt het bestaande besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ede, dat per 1 juni 2013 wordt ingetrokken

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ede

Inleiding

Naast een Verordening individuele voorzieningen Ede 2013 is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de Verordening nog moeten worden vastgesteld. Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen de verordening niet gewijzigd hoeft te worden en dus niet opnieuw in de Raad besproken en vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan daardoor aanzienlijk sneller plaatsvinden.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.

1.1

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. De gemeente informeert de aanvrager over de gevolgen van de keuze voor een persoonsgebonden budget en een voorziening in natura . Dit gebeurt in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen.

1.2

Niet in alle situaties kan de aanvrager een persoonsgebonden budget ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als de algemene voorziening een goede en snelle oplossing biedt. Daarvan zal sprake zijn indien het gaat om een beperkte omvang in tijd en/of duur.

Daarnaast zal ook in situaties waarbij tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager waarschijnlijk problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contraindicatie worden opgevat. Hiervan is sprake bij eerder oneigenlijk gebruik of misbruik of in het geval van een schuldenproblematiek. Ook als de burger met het pgb een voorziening wil aanschaffen waarmee hij niet zijn probleem oplost mag het college het pgb weigeren.

Als helder is dat de aanvrager slechts een korte tijd gebruik kan maken van een voorziening die hij met het pgb wil aanschaffen vanwege een progressief ziektebeeld dan mag het college een pgb weigeren. Het college mag er dan voor kiezen om een voorziening in natura tijdelijk ter beschikking te stellen. Alternatief is het verstrekken van een huurpgb, waarmee de aanvrager een voorziening van eigen keuze kan huren.

Een andere reden om een pgb te weigeren is dat dit het bestaan van een algemene of collectieve voorziening kan onder mijnen. Dit zou kunnen ontstaan als burgers massaal kiezen voor een pgb, waardoor het voor de gemeente niet rendabel is om de voorziening in stand te houden.

1.3

Een aantal woonvoorzieningen wordt bij voorkeur verstrekt als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor kleinere, losse en daarom vaak voorzieningen die hergebruikt kunnen worden, zoals tilliften, toiletstoelen en dergelijke voorzieningen. Ook is er meer controle op de kwaliteit en het gebruik van de voorziening. Bouwkundige woonvoorzieningen zullen naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden kunnen worden. Dit artikellid bepaalt dat een aantal roerende woonvoorzieningen bij voorkeur in natura wordt aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging. Alleen op uitdrukkelijk verzoek van de klant kan de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt.

1.4

Ten aanzien van het persoonsgebonden budget vindt er steekproefsgewijs controle plaats op de rechtmatigheid van het toegekende budget. Indien hier aanleiding voor is, kan ook gericht controle plaatsvinden op de besteding van het budget. Het college kan belanghebbende de verplichting opleggen om over een specifieke periode betalingsbewijzen over te leggen. Een dergelijke verplichting wordt opgelegd voor aanvang van deze periode.

1.5

Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, dient dit te worden aangewend om het resultaat te bereiken waarvoor het is bedoeld. Het college kan hierbij eisen stellen waaraan de aan te schaffen voorziening of hulp bij het huishouden dient te voldoen. Als blijkt dat niet is voldaan aan de gestelde eisen kan het besluit tot toekenning worden ingetrokken en kan het verstrekte persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 2.Voeren van een huishouden.

Artikel 2. Betaling van het pgb

Het college betaalt het pgb alleen op rekening van belanghebbende zelf of van de Sociaal verzekeringsbank. In principe wordt niet betaald aan bemiddelingsbureaus.

Hoofdstuk 3. Wonen in een geschikt huis

Artikel 3.

3.1

In artikel 3 lid 1 van het Besluit is geregeld dat de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing, bedoeld voor het bereiken van het resultaat wonen in een geschikt huis, wordt vastgesteld op de hoogte van de noodzakelijk te maken kosten.

Deze kunnen worden gebaseerd op een door het college goedgekeurde (deel van een) offerte of op genormeerde bedragen. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde (deel van een ) offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen.Ook bestaat de mogelijkheid de financiële tegemoetkoming vaststellen op een genormeerd bedrag.

3.2

Artikel 3 lid 2 van het Besluit geeft het bedrag aan waarboven de terugbetalingsverplichting van artikel 8.7 van de Verordening individuele voorzieningen Wmo Ede 2013 van toepassing is. Uiteraard wordt het deel dat de belanghebbende zelf heeft bijgedragen buiten de berekening van een eventuele terugbetaling gelaten. Basis is het bedrag dat de gemeente heeft moeten voldoen.

3.3, 3,4, 3,5

Artikel 3 lid 3, 4 en 5 van het Besluit leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding respectievelijk het bezoekbaar maken. De vergoeding die wordt verstrekt aan mensen die bereid zijn een aangepaste woning te verlaten is vrijwel gelijk aan de verhuiskostenvergoeding die mensen ontvangen als ze hun huurhuis moeten verlaten bij sloop of renovatie.

3.6

Indien vanwege een plotseling optredende noodzaak, waarmee de belanghebbende niet eerder rekening kon houden, een woningsanering moet plaatsvinden, kan men in aanmerking komen voor een vergoeding. Omdat vloerbedekking en dergelijke ook zonder optredende beperkingen periodiek worden vervangen, zijn dit daarom algemeen gebruikelijke kosten zijn, tenzij er sprake is van vervanging van stoffering en/of vloerbedekking die nog niet is afgeschreven. Hoe ouder de zaken zijn, hoe groter het algemeen gebruikelijke deel in het vervangen. Als de zaken nog geen 2 jaar oud zijn, is er geen sprake van een algemeen gebruikelijk deel.

3.7

Artikel 3.7 van het Besluit regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een voorziening, voor het bereiken van het resultaat wonen in een geschikt huis wordt vastgesteld. Het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld als ten hoogste tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, minus een korting van 10%, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie. De korting wordt ingehouden omdat de gemeente via het contract met de leverancier vaak hoge kortingen heeft bedongen. Ook mensen die van de gemeente een persoonsgebonden budget ontvangen kunnen bij deze leverancier een voorziening met korting (10 %) aan schaffen. Zonodig kan het college ook een persoonsgebonden budget voor onderhoud en reparatie geven. Dit is het geval als bij verstrekking in natura ook in onderhoud en reparatie is voorzien. Dit is een vast percentage van de aanschafwaarde

Hoofdstuk 4. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 6.

6.1

Voor het gebruik van het collectief vervoer is een vergoeding verschuldigd. Zonder beperking zou de belanghebbende immers ook kosten maken voor het openbaar vervoer. De meerkosten van het collectief vervoer worden middels subsidiering aan de vervoerder door de gemeente vergoed.

6.2

De aanschafkosten voor de kortingskaart komen overeen met de kosten van een ov chipkaart.

6.3

De burger die een eigen bijdrage betaalt voor het gebruik van de kortingspas voor de regiotaxi betaalt maximaal € 1,45 per zone. Deze bijdrage komt naast het vaste tarief dat de burger per zone betaalt. Het bedrag is op € 1,45 (prijspeil 2013) zodat iemand met een kortingspas niet een hoger bedrag betaalt dan wat de burger zonder kortingspas voor het gebruik van het collectief vervoer.

6.4

Het gebruik van collectief vervoer tegen een laag tarief is niet onbeperkt. Een aantal van 900 zones per kalenderjaar wordt normaal gesproken voldoende geacht om de vervoersbehoefte te dekken. Aanvullende toekenning tot een hoger aantal zones blijft in bijzondere, individueel bepaalde omstandigheden mogelijk. Belanghebbende dient zelf aan te tonen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden.

6.5

Als het om medische reden noodzakelijk is om een begeleider te laten mee reizen, dan kan deze gratis meereizen. Hiervoor is evenmin een eigen bijdrage verschuldigd.

6.6

Als het om sociale reden noodzakelijk is een begeleider mee te laten reizen dan betalen belanghebbende en de begeleider beide het vaste tarief genoemd artikel 6.1

Artikel 7

In artikel 7.1, 7.2 en 7.3 ligt een drietal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Dit betreft maximale bedragen.

Artikel 7.5 van het Besluit regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt ten hoogste vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, minus een korting van 10%, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie en eventueel verzekering. De korting wordt ingehouden omdat de gemeente via het contract met de leverancier vaak hoge kortingen heeft bedongen. Ook mensen die van de gemeente een persoonsgebonden budget ontvangen kunnen bij deze leverancier een voorziening met korting (10 %) aan schaffen. Zonodig kan het college ook een persoonsgebonden budget voor onderhoud en reparatie (en eventueel verzekering) geven. Dit is het geval als bij verstrekking in natura ook in onderhoud en reparatie (en verzekering) is voorzien.

artikel 7.6

Naast het bedrag voor de fiets zelf kan het college ook een persoonsgebonden budget voor onderhoud en reparatie (en eventueel verzekering) geven. Dit is het geval als bij verstrekking in natura ook in onderhoud en reparatie (en verzekering) is voorzien

Hoofdstuk 5. Het zich verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 8.

Bij het bepalen van een persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening. Hiervoor wordt aan de, door de gemeente Ede, gecontracteerde leverancier een offerte met cataloguswaarde opgevraagd voor de voorziening, gebaseerd op de gebruiksdoelen. Het persoonsgebonden budget wordt vervolgens door het toekennen van ten hoogste een bedrag als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, minus een korting van 10%. Zonodig kan het college ook een persoonsgebonden budget voor onderhoud en reparatie (en eventueel verzekering) geven. Dit is het geval als bij verstrekking in natura ook in onderhoud en reparatie (en verzekering) is voorzien

Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.

Hoofdstuk 6 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Artikel 9

Toegevoegd aan de nieuwe verordening zijn de voorzieningen, noodzakelijk om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten . De vorige verordening kende al de verstrekking van sportvoorzieningen. Verstrekking van een sportrolstoel vond ook plaats onder de WVG. De wijze van verstrekken wordt voortgezet zoals bij de Wvg gebruikelijk was. Dit houdt in dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als financiële tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar. Het betreft een forfaitair bedrag. Na drie jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend.

Bij het bepalen van een persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening. Hiervoor wordt aan de, door de gemeente Ede, gecontracteerde leverancier een offerte met cataloguswaarde opgevraagd voor de voorziening, gebaseerd op de gebruiksdoelen. Het persoonsgebonden budget wordt vervolgens door het toekennen van ten hoogste een bedrag als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, minus een korting van 10 %. Zonodig kan het college ook een persoonsgebonden budget voor onderhoud en reparatie (en eventueel verzekering) geven. Dit is het geval als bij verstrekking in natura ook in onderhoud en reparatie is voorzien.

Een voorziening die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij voorzieningen, noodzakelijk om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten vaak per voorziening plaats.

Hoofdstuk 7.Eigen bijdrage en aandeel

Artikel 10

In artikel 21 van de Verordening is geregeld dat burgers een eigen bijdrage danwel eigen aandeel zijn verschuldigd. Uitgegaan wordt van de kaders zoals deze zijn benoemd in hoofdstuk IV van het landelijke besluit Maatschappelijke ondersteuning.

Slotbepalingen

Artikel 11, 12 en 13 spreken voor zich.