Regeling vervallen per 01-01-2024

Subsidieregeling instandhouding erfgoed Ede 2017

Geldend van 27-07-2017 t/m 31-12-2023

Intitulé

Subsidieregeling instandhouding erfgoed Ede 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van 30-05-2017, zaaknummer 69402;

gelet op de artikelen 3, 5, eerste lid, 9, tweede lid, 10, 13 van de Algemene subsidieverordening Ede 2015;

besluit vast te stellen de: Subsidieregeling instandhouding erfgoed Ede 2017.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    instandhouding: werkzaamheden, maatregelen of voorzieningen die erop gericht zijn om monumenten in goede staat te brengen of te houden, toekomstige restauraties te voorkomen of te verminderen, of een passende herbestemming te bevorderen;

  • b.

    gemeentelijk monument: onroerende zaak of terrein welke ingevolge de Erfgoedverordening van de gemeente Ede als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • c.

    rijksmonument: onroerende zaak of terrein welke ingevolge de Monumentenwet als beschermd rijksmonument is aangewezen;

  • d.

    erkend restauratieaannemer of hovenier: gecertificeerd bedrijf voor gebouwd of groen erfgoed, zoals opgenomen in de ‘Kwaliteitsregeling Kennis & Kunde’ van de Stichting Monumentenwacht Gelderland, te raadplegen op www.monumentenwacht-gld.nl, of in het register van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM), te raadplegen op www.stichtingerm.nl.

  • e.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een monument, dan wel krachtens persoonlijk recht het genot heeft van een monument.

Artikel 2 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Het college kan op grond van deze regeling subsidie toekennen voor instandhouding van monumenten.

  • 2.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de kosten die:

    • a.

      naar oordeel van het college:

      • i.

        strekken tot instandhouding van het beschermde monument en zijn monumentale waarden; of

      • ii.

        gericht zijn op het voorkomen van verval of het voorkomen van gevolgschade; of

      • iii.

        gericht zijn op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen;

    • b.

      opgenomen zijn in de ‘Lijst van subsidiabele kosten en werkzaamheden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten’, zoals vastgesteld door de provincie Gelderland in besluit PB 2006/18; en

    • c.

      resteren na aftrek van bijdragen van derden.

  • 3.

    Niet subsidiabel zijn de kosten voor werkzaamheden die:

    • a.

      gericht zijn op reconstructie, tenzij ze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van het college ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn;

    • b.

      voortvloeien uit veranderd gebruik; of

    • c.

      gericht zijn op comfortverbetering.

Artikel 4 Verplichtingen

  • 1.

    De in artikel 2 genoemde werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen zijn enkel subsidiabel indien ze:

    • a.

      sober en doelmatig zijn;

    • b.

      technisch noodzakelijk zijn;

    • c.

      gericht zijn op maximaal behoud van aanwezige historische materialen en constructies;

    • d.

      voldoen aan de door het college vastgestelde uitvoeringsvoorschriften voor monumenten in de Leidraad MOOI Ede 2017; en

    • e.

      worden uitgevoerd door een erkend restauratieaannemer (of hovenier) werkzaam in de erfgoedsector dan wel een aannemer (of hovenier) die zijn restauratiedeskundigheid in de praktijk heeft bewezen.

  • 2.

    Door het college gegeven voorschriften en nadere aanwijzingen voor de uitvoering van werkzaamheden dienen te worden opgevolgd.

Artikel 5 Rechthebbenden

  • 1.

    Subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt aan de eigenaren van de in artikel 1, lid b genoemde gemeentelijke monumenten.

  • 2.

    Aan de eigenaren van de in artikel 1, lid c genoemde rijksmonumenten worden enkel subsidies verstrekt voor de kosten van inspectie-abonnementen en periodieke inspecties van monumentenpanden door een onafhankelijke en ter zake deskundige organisatie.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor de in artikel 2 genoemde onderdelen bedraagt - met uitzondering van de kosten voor inspectie-abonnementen en periodieke inspecties - maximaal 25 % van de werkelijk gemaakte en door het college subsidiabel geachte instandhoudingkosten, tot een maximumbedrag van € 5000,- per gemeentelijk monument per jaar.

  • 2.

    In afwijking van het voorgaande kan het college vanwege de aard en omvang van de benodigde instandhoudingsopgave in bijzondere gevallen bepalen dat een gemeentelijk monument in aanmerking komt voor een subsidie van maximaal 25 % van de werkelijk gemaakte en door het college subsidiabel geachte instandhoudingkosten, tot een maximumbedrag van € 10.000,- per jaar of € 50.000,- per vijf jaar.

  • 3.

    Daarnaast worden de kosten voor inspectie-abonnementen en periodieke inspecties volledig vergoed, tot maximaal het door het college in lid 1 vastgestelde bedrag per monument per jaar.

  • 4.

    Het college kan een aanvullende subsidie toekennen, als de gemeente Ede een subsidie ontvangt van de provincie Gelderland voor instandhouding van gemeentelijke monumenten. De subsidie van de provincie Gelderland wordt naar evenredigheid verdeeld over alle subsidieaanvragen die voldoen aan het bepaalde in de Regels Ruimte voor Gelderland 2016.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Ede 2015 wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      in hetzelfde kalenderjaar al subsidie op grond van deze regeling is verleend;

    • b.

      met de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd is begonnen voordat de aanvraag is ontvangen;

    • c.

      de te maken kosten op grond van een verzekeringsovereenkomst zijn gedekt; of

    • d.

      door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van deze regeling wordt niet verstrekt voor de instandhouding van monumenten die in eigendom zijn van de gemeente, een provincie of de Staat.

Artikel 8 Procedurebepalingen en verantwoording

  • 1.

    Bij verlening van de subsidie wordt geen voorschot toegekend. Vaststelling en uitbetaling vindt plaats nadat de werkzaamheden zijn beëindigd.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie wordt ingediend tot uiterlijk drie jaar na het besluit om subsidie te verlenen. Indien deze termijn wordt overschreden, wordt geen subsidie meer uitgekeerd.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling overlegt de aanvrager een gespecifieerde eindafrekening met betalingsbewijzen.

Artikel 9 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor deze regeling.

  • 2.

    Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

Artikel 10 Bijzondere gevallen

Met het oog op de spoedeisende instandhouding van een of meer monumenten kan het college in bijzondere gevallen afwijken van de in deze regeling gestelde bepalingen.

Artikel 11 Slotbepalingen

De Subsidieregeling Instandhouding Erfgoed Gemeente Ede uit 2012 wordt ingetrokken.

Subsidieaanvragen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling worden afgehandeld met inachtneming van voorgaande regeling.

Deze regeling treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling instandhouding erfgoed Ede 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 30 mei 2017, zaaknummer 69402.

Het college voornoemd,

de secretaris,

J. van Delden

de burgemeester,

C. van der Knaap

Toelichting

1. Inleiding en doelstelling

Teneinde een duurzame instandhouding van monumenten te ondersteunen en te bevorderen heeft de gemeente Ede sinds 1998 een financiële regeling ingesteld. De gemeente doet dit vanuit haar ambitie en bevoegdheid om een autonoom gemeentelijk cultuurhistorisch (monumenten) beleid te voeren.

Hoewel ieder object onderhoud nodig heeft om een efficiënte instandhouding te waarborgen, worden monumenten bij deze opgave vaak met bepaalde meerkosten geconfronteerd vanwege hun specifieke kwaliteiten. Het beschikbaar stellen van een financiële bijdrage is dan ook in de eerste plaats bedoeld als tegemoetkoming in de meerkosten die monumenteneigenaren vaak ondervinden bij de instandhouding van hun bijzonder gebouw of terrein.

In de tweede plaats stimuleert de regeling zo veel mogelijk het tijdig uitvoeren van instandhoudingswerkzaamheden. Het tijdig inplannen en uitvoeren van maatregelen voorkomt dat onwenselijke achterstanden ontstaan, die kunnen leiden tot grote(re) bouwkundige schade. Niet alleen zullen in een dergelijk geval de uitvoeringskosten voor het herstel aanzienlijk gestegen zijn, ook zal er meer historisch materiaal moeten worden gerestaureerd of vervangen dan nodig zou zijn geweest wanneer er wel tijdig was gehandeld.

Inmiddels is gebleken dat deze regeling aanzienlijk bijdraagt aan het op peil brengen dan wel houden van de bouwtechnische staat en het architectonische beeld van monumenten in Ede. En daarmee ook bijdraagt aan de uitstraling van straten en buurten binnen en buiten de bebouwde kom, dus ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Ook is deze stimuleringsmaatregel van belang gebleken voor het maatschappelijk draagvlak van een cultuurhistorisch (monumenten) beleid, dat van oudsher primair is gericht op instandhouding door bescherming.

Deze stimuleringsregeling is hoofdzakelijk gericht op gemeentelijke monumenten, en bestaat naast stimuleringsregelingen van het rijk (hoofdzakelijk gericht op rijksmonumenten) en van de provincie Gelderland (gericht op beide). De provincie is van oudsher een belangrijke partner voor gemeenten bij de instandhouding van hun gemeentelijke monumenten en stimuleert het voeren van een autonoom gemeentelijk monumentenbeleid. De provincie kan aanvullend subsidie verstrekken voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten (cofinanciering), maar doet dit alleen wanneer er lokaal een regeling is vastgesteld op grond waarvan eigenaren van gemeentelijke monumenten instandhoudingssubsidie kunnen aanvragen én de gemeente hiervoor een budget heeft opgenomen in een vastgestelde begroting.

Samen met de regelgeving die onder meer de aanwijzing en omgevingsvergunningplicht rond monumenten regelt, vormt dit als geheel een gebalanceerd pakket aan wet- en regelgeving ter bevordering van de instandhouding van beschermde monumenten.

2. Aanleiding actualisering

De regeling uit 2012 behoeft op enkele onderdelen aanpassing. De voornaamste reden is een beleidsinhoudelijke afstemming met de stimuleringsregeling van de provincie Gelderland. Het provinciale instrumentarium is inmiddels vernieuwd en bevat, onder andere, nieuwe voorwaarden waaronder de cofinanciering van gemeentelijke monumenten mogelijk kan worden gemaakt. Om eigenaren van gemeentelijke monumenten maximaal te kunnen laten profiteren van de provinciale koppelsubsidie, is een zo goed mogelijke afstemming van belang. De artikelen 2.1, 2.2 sub b, 5.1, 4.1 sub d, 4.1 sub e en 7.2 beantwoorden aan de verplichtingen zoals opgenomen in de provinciale Regels Ruimte voor Gelderland 2016 in mei 2017.

Daarnaast zijn ook enkele technische verwijzingen hersteld. Deze zijn noodzakelijk in verband met de invoering van de nieuwe Erfgoedwet in 2016 (ter vervanging van de Monumentenwet), de actualisatie van de Erfgoedverordening Ede (2017) en de actualisatie van de uitvoeringsrichtlijnen voor onderhoud, restauratie en interventies aan beschermde monumenten, zoals vastgesteld in de Leidraad MOOI Ede 2017. Daarnaast was er behoefte om voor uitzonderlijke gevallen een afwijkend subsidiepercentage te kunnen hanteren, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een onevenredig grote instandhoudingsopgave.

3. Inhoudelijk

Subsidie op grond van deze regeling moet worden aangevraagd met behulp van een aanvraagformulier. Hierdoor kan het indienen van aanvragen en het behandelen daarvan ordelijk en efficiënt verlopen. De bevoegdheden om een formulier en maximumbedrag per monument vast te stellen berust op artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het aanvraagformulier is te verkrijgen via de internetsite van de gemeente.

In de definities is een omschrijving van het begrip eigenaar opgenomen. Dit is niet alleen de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom op een beschermd monument heeft, maar ook degene die daar een ander zakelijk recht op heeft, zoals het recht van erfpacht of het recht van opstal. Huurders, pachters en beheerders worden niet als eigenaar aangemerkt. Een vereniging van eigenaren van een appartementencomplex kan namens de eigenaren een aanvraag indienen. De appartementsgerechtigden hebben immers gezamenlijk het appartementencomplex in eigendom. Bij onverdeelde eigendom gelden de gezamenlijke eigenaren – bijvoorbeeld huwelijkspartners of erven – als één eigenaar.

Subsidiabele kosten zijn hoofdzakelijk de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders noodzakelijk zijn om een beschermd monument als zodanig in stand te houden. Dit betekent in de eerste plaats dat de kosten gericht moeten zijn op instandhouding van de monumentale waarde. Uit de aard der zaak wordt de hoofdstructuur van het monument daartoe gerekend, maar ook bijvoorbeeld interieuronderdelen.

Alleen de werkzaamheden die verband houden met het in stand houden van de monumentale waarden van het beschermde monument worden op grond van deze regeling gesubsidieerd. In de regeling zijn de basisvoorwaarden opgenomen wanneer sprake is van subsidiabele kosten.

Een en ander neemt niet weg dat werkzaamheden niet altijd noodzakelijk zullen zijn en dus ook niet altijd zondermeer subsidiabel zullen zijn. Zo zal herstel van voegwerk dat technisch gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn.

Een ander uitgangspunt voor het subsidiabel zijn van werkzaamheden is dat de werkzaamheden naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders op een sobere en doelmatige wijze dienen te worden verricht. Dit houdt in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op het maximale behoud van monumentale waarden, op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en gevolgschade worden voorkomen. Hieruit vloeit voort dat de instandhouding van het exterieur, de buitenschil van het monument, vóór die van het interieur gaat. Ook vloeit daaruit voort dat behoud vóór herstel gaat, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie.

Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen en/of elementen gereconstrueerd mogen en kunnen worden, en zo ja, op welke manier.

Werkzaamheden die slechts op comfortverbetering of verfraaiing zijn gericht, komen niet voor subsidie in aanmerking. Voor zover het werkzaamheden aan het interieur van het monument betreft moet nog het volgende worden opgemerkt. Weliswaar kunnen ook interieuronderdelen onder de monumentale waarde van een beschermd monument vallen, maar uitgangspunt is dat kosten die betrekking hebben op werkzaamheden aan de binnenkant van een beschermd monument slechts subsidiabel zijn indien die werkzaamheden strekken tot bescherming van de monumentale waarde van het monument of bijvoorbeeld om constructieve reden noodzakelijk zijn. Zo zal het ‘witten’ van binnenmuren in de meeste gevallen niet subsidiabel zijn omdat dit niet noodzakelijk is voor de bescherming van de monumentale waarde of een constructieve noodzaak heeft. Of interieuronderdelen of objecten daadwerkelijk monumentale waarden bezitten dient in de eerste plaats beoordeeld te worden aan de hand van hetgeen vermeld is in het monumentenregister. Daarnaast kan ook het oordeel van Burgemeester en Wethouders ertoe leiden dat in het kader van de vaststelling van de subsidiabele kosten aan bepaalde onderdelen of objecten monumentale waarde mag worden toegekend.

Sinds de vaststelling van de laatste erfgoednota is de subsidiegrondslag verbreed. Duurzame herbestemming is inmiddels een breed gedragen speerpunt binnen de monumentenzorg. Activiteiten die de kansen op passende herbestemming van gemeentelijke monumenten vergroten worden ook ondersteund.

Wanneer grootschalige monumenten zoals kerken, fabrieken of kazernegebouwen hun functie verliezen volgt vaak leegstand. Indien het verval vervolgens toeslaat kunnen belangrijke cultuurhistorische waarden verloren gaan. Een vlotte herbestemming is dan een belangrijk instrument om de cultuurhistorische waarden te behouden. Om een nieuwe en passende functie te vinden is tijd, geld en kennis nodig. Gebleken is dat na functieverlies of bij dreigend functieverlies van een monument meestal een lange periode van planvorming volgt. Betrokken partijen moeten in staat worden gesteld om tot een duurzame herbestemming van erfgoed te komen. Door bij te dragen in de kosten naar de mogelijkheden van herbestemming van een monument kan een duurzame herbestemming aanzienlijk worden bevorderd. Het is uitermate belangrijk gebleken om juist tijdens deze fase het monument wind- en waterdicht te houden. Wanneer er geen conserverende maatregelen worden genomen, is de kans op verloedering van het gebouw of complex in die tijd groot. De last van onderhoud in een periode dat het gebouw of complex geen inkomsten kan genereren is voor eigenaren vaak te groot. Deze situatie is erg ongunstig voor een toekomstige herbestemming en het behoud van de monumentale waarden. Bovendien zal het uitstellen van regulier onderhoud op termijn tot nog grotere investeringen noodzaken. Door ook bij te dragen in de kosten van het wind- en waterdicht houden van een monument tijdens de planvormingsfase kan een passende herbestemming daarom aanzienlijk worden bevorderd.

De bij een subsidieaanvraag gevoegde gespecificeerde begroting en werkomschrijving zal getoetst worden aan bovengenoemde uitgangspunten om te kunnen bepalen of, en zo ja in hoeverre, de werkzaamheden die daarin zijn opgenomen voor subsidie in aanmerking kunnen komen. In alle gevallen geldt dat het oordeel van Burgemeester en Wethouders doorslaggevend is voor de vraag of de werkzaamheden noodzakelijk zijn en sober en doelmatig worden uitgevoerd.

De hoogte van de subsidie wordt bepaald door een percentage van de noodzakelijke instandhoudingskosten. Deze kosten, subsidiabele kosten genoemd, worden door Burgemeester en Wethouders vastgesteld op basis van het ingediende instandhoudingsplan.

Per aanvraag kunnen voorts maximale subsidiabele kosten worden vastgesteld. Zo wordt voorkomen dat een kleine groep gemeentelijke monumenten met een grote restauratiebehoefte een onevenredig beslag legt op het beschikbare budget.

Voor wat betreft de relatie tussen vergunningverlening en subsidiëring het volgende. Wanneer voor de werkzaamheden een vergunning is vereist ingevolge artikel 2.2, lid 1, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, mag met de uitvoering van de werkzaamheden niet eerder worden gestart dan nadat de vereiste vergunning is verleend. Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het vergunningstelsel voor gemeentelijke en rijksmonumenten ondergebracht in de Wabo en Erfgoedverordening, voor zover het geen archeologische rijksmonumenten betreft. Zowel de vergunningverlening als de subsidiëring van monumenten geschiedt met het oog op kwaliteitsborging. Het principiële verschil tussen beide is dat vergunningverlening beoogt wijzigingen te begeleiden en ongewenste activiteiten te voorkomen, en dat subsidieverlening beoogt gewenste activiteiten te stimuleren.

Voor het verrichten van onderhoud is in beginsel geen vergunning (meer) nodig. De Erfgoedverordening Ede voorziet in een omschrijving van randvoorwaarden waaraan normaal onderhoud dient te voldoen om vergunningsvrij te mogen worden uitgevoerd. Mits bij gewoon onderhoud detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort én kleurstelling niet wijzigen, is geen omgevingsvergunning meer vereist. Voor restauratiewerkzaamheden en wijzigingswerkzaamheden zal dit veelal wel het geval zijn. De eigenaar dient in een dergelijk geval een omgevingsvergunning aan te vragen voorafgaand aan de subsidieaanvraag. Zo nodig zal een eigenaar er in het kader van de subsidieaanvraag op worden gewezen dat er voorafgaand aan de subsidieaanvraag een vergunning nodig is. Pas bij verlening van de vergunning komt immers vast te staan dat de gesubsidieerde werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Bij weigering van de vergunning mogen de werkzaamheden niet (geheel) worden uitgevoerd. De aard van de uit te voeren werkzaamheden is bovendien meestal van invloed op de hoogte van het subsidiabele bedrag. In de subsidieregeling zijn geen aanvullende bepalingen opgenomen om dit te regelen, aangezien artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht hierin reeds voorziet.

Werkzaamheden aan een gemeentelijk monument dienen te worden uitgevoerd door een erkend restauratieaannemer (of hovenier) werkzaam in de restauratiebouw of erfgoedsector dan wel een aannemer (of hovenier) die zijn restauratiedeskundigheid in de praktijk heeft bewezen.

Elke eigenaar die aan een monument instandhoudingswerk of een verbouwing uitvoert, zoekt een aannemer of gespecialiseerd bedrijf dat goed werk levert. Toch is het lang niet altijd eenvoudig om het juiste, deskundige bedrijf voor een bepaald soort werk te vinden. Zeker niet als het om een monument gaat.

Met het oog hierop zijn kwaliteitsregisters opgesteld. Bedrijven die hebben aangetoond dat zij aan uiteenlopende kwaliteitseisen voldoen, worden opgenomen in dit register. Opdrachtgevers kunnen hieruit één of meer bedrijven selecteren en overheden kunnen toetsen of bedrijven in het register zijn opgenomen. De bedrijfsbeoordelingen worden uitgevoerd door deskundigen met veel praktijkervaring. De toetsing is vooral gericht op de kennis en kunde van de vaklieden.

De registers tellen inmiddels vele gekwalificeerde bedrijven. Bij de keuze van een bedrijf heeft een opdrachtgever de grootst mogelijke zekerheid dat de werkzaamheden naar behoren zullen worden uitgevoerd.

Er worden geen termijnen genoemd waarbinnen Burgemeester en Wethouders een besluit nemen inzake een verzoek om verlening van subsidie dan wel een verzoek om vaststelling van subsidie, aangezien deze termijn (13 weken) is geregeld in de Algemene subsidieverordening Ede.