Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent subsidie peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2019 - 2022

Geldend van 23-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent subsidie peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2019 - 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Ede;

gelet op de artikelen 3, eerste lid, 5, eerste lid, 6, vierde lid, 7, eerste lid, 10, en 12, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 (Asv Ede 2017);

besluit:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • -

    maximum uurprijs dagopvang: het bedrag dat als maximum uurprijs voor dagopvang is opgenomen in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag.

  • -

    verklaring omtrent het gedrag: een verklaring omtrent het gedrag natuurlijke personen.

  • -

    VVE: voor- en vroegschoolse educatie.

  • -

    VVE-indicatie: indicatie vanuit het consultatiebureau waarin wordt aangegeven dat de peuter recht heeft op aanvullende voor- en vroegschoolse educatie (VVE).

Artikel 2. Geldigheidsduur verklaring omtrent gedrag

Waar in deze regeling wordt gesproken over verklaring omtrent het gedrag wordt een verklaring omtrent het gedrag natuurlijke personen bedoeld die maximaal twaalf maanden geleden is verstrekt.

Hoofdstuk 2 Activiteiten voor geregistreerde kindercentra

Paragraaf 2.1 Inzet HBO-er in kindercentrum

Artikel 3. Doel

Het doel van deze subsidie is het ondersteunen van kindercentra in de voorbereiding op nieuwe wetgeving rond de inzet van HBO-ers.

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor inzet van een medewerker in een kindercentrum met een relevante opleiding op minimaal HBO-niveau.

Artikel 5. Criteria

  • 1. Subsidie kan worden verleend voor de inzet van HBO expertise in of rond de VVE-groepen ter verhoging van de kwaliteit conform de nieuwe kwaliteitseisen in de Wet kinderopvang rondom HBO-inzet vanaf 2022.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend als het kindercentrum voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede.

Artikel 6. Aanvrager

Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindercentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 125.000.

  • 2. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld naar rato van het aantal peuters met een VVE-indicatie dat in het voorgaande jaar gebruik heeft gemaakt van kinderopvang.

Artikel 8. Aanvraagvereisten

Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van de subsidie een specificatie waaruit blijkt hoe HBO-er wordt ingezet (bijvoorbeeld als beleidsmedewerker, coach of op de groep).

Paragraaf 2.2 Groepen met hoge concentratie kinderen met een VVE-indicatie

Artikel 9. Doel

Het doel van deze subsidie is het bevorderen en borgen van de kwaliteit van VVE.

Artikel 10. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor VVE-peuteropvang op locaties waar per kwartaal gemiddeld meer dan acht kinderen opgevangen worden met een VVE-indicatie.

Artikel 11. Criteria

Subsidie worden slechts verleend:

  • a.

    als het kindercentrum voldoet aan de vereisten om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede; en

  • b.

    voor activiteiten die bijdragen aan de doelstelling van bevorderen of borgen van de kwaliteit van VVE.

Artikel 12. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1. De subsidie per locatie bedraagt € 5.000.

  • 2. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 50.000.

  • 3. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld over het aantal locaties waarvoor een aanvraag is ingediend.

Artikel 13. Aanvrager

Subsidie wordt uitsluitend verleend aan geregistreerde VVE-kindercentra die gevestigd zijn in de gemeente Ede.

Artikel 14. Gecombineerde aanvraag en verantwoording

  • 1. De aanvraag om subsidieverlening en -vaststelling wordt ingediend tezamen met de aanvraag op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede.

  • 2. Op de verantwoording van subsidies op grond van deze paragraaf is artikel 15 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 van toepassing.

Hoofdstuk 3 Activiteiten voor primair onderwijs

Paragraaf 3.1 Pilot “slimme herrieschoppers”

Artikel 15. Doel

Het doel van deze subsidie is het bieden van aanvullende activiteiten voor “slimme herrieschoppers” in het onderwijs.

Artikel 16. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor innovatieve projecten gericht op “slimme herrieschoppers en/of potentiële ondernemers met veel energie” in het primair onderwijs in groep 6 tot en met 8. Het gaat om kinderen die naar verhouding veel aandachtsproblemen of druk gedrag vertonen waardoor ze op school moeilijk tot leren komen.

Artikel 17. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als:

  • a.

    minimaal 100 Edese kinderen deelnemen bij een gemeentebreed project of minimaal 15 kinderen deelnemen bij een project op één of meer locaties.

  • b.

    het project een aanpak omvat met de volgende elementen: omdenken, demedicaliseren, beweging, nieuwsgierigheid en uitdaging; en

  • c.

    binnen het project gebruik wordt gemaakt van bewezen effectieve methoden op het gebied van gedrag en/of vaardigheden;

Artikel 18. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    één of meer basisscholen, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs; of;

  • b.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 19. Hoogte subsidie en subsidieplafond

  • 1. De subsidie per aanvraag bedraagt maximaal:

    • a.

      € 5.000 per school; of

    • b.

      € 50.000 indien het project wordt aangeboden op alle scholen op het gebied van primair onderwijs in Ede.

  • 2. Indien sprake is van cofinanciering, dan wordt de subsidie berekend als een percentage van de totale werkelijke kosten.

  • 3. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 50.000.

  • 4. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 1 opgenomen criteria en wegingsfactoren.

Tabel 1: criteria en wegingsfactoren onderlinge vergelijking - Pilot “slimme herrieschoppers”

Criterium

Maximaal aantal punten

Toelichting

Innovatie

30 punten

De mate waarin sprake is van innovatie, waarmee wordt bedoeld dat het initiatief aanvullend op en anders is dan reeds bestaande activiteiten.

Benutten lokale infrastructuur

20 punten

De mate waarin reeds bestaande lokaal beschikbare mogelijkheden of partijen worden ingezet/ benut.

Het kan allereerst gaan om samenwerking met andere lokale organisaties, bijvoorbeeld Sport Service Ede of Onderwijscampus (10 punten).

 

Daarnaast kan het gaan om het gebruik maken van de lokale infrastructuur, bijvoorbeeld de Veluwe of de culturele basisinfrastructuur (10 punten).

Bereik

20 punten

Het potentiële bereik van alle kinderen die behorend tot de doelgroep op de school of scholen (10 punten).

 

Kwaliteit van het plan van aanpak voor het daadwerkelijk aantrekken van kinderen in de doelgroep (10 punten).

Aantoonbaar eigen middelen ingezet

20 punten

Mate waarin sprake is van cofinanciering door de school. Bij inzet van eigen middelen voor 50% van de totale werkelijke kosten wordt het maximaal aantal punten toegekend. Bij een lager percentage wordt naar rato het aantal punten verminderd.

Paragraaf 3.2 Kinderen in het primair onderwijs met ambitie

Artikel 20. Doel

Het doel van deze subsidie is kinderen die onderpresteren na groep acht minimaal één niveau hoger instromen op het voortgezet onderwijs.

Artikel 21. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een uitdagend naschools aanbod primair onderwijs.

Artikel 22. Criteria

  • 1. Subsidie kan worden verleend voor activiteiten bestemd voor kinderen in het primair onderwijs die door een onderwijsachterstand in combinatie met een beperkte schoolondersteunende thuisomgeving onderpresteren en beschikken over ambitie.

  • 2. Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die als doelstelling hebben dat kinderen na groep acht minimaal één niveau hoger instromen op het voortgezet onderwijs.

  • 3. Subsidie wordt slechts verleend als:

    • a.

      gebruik wordt gemaakt van een methode die bewezen effectief is binnen G37 verband (Brede Akademie, Top Akademie of Weekendschool);

    • b.

      het lesaanbod een versterking/aanvulling vormt op vrijwilligersinitiatieven op dit gebied;

    • c.

      de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en lerarenopleiding op minimaal Hbo-niveau; en

    • d.

      in het plan van aanpak is voorzien in een lesaanbod voor een groep van 7-15 kinderen gedurende minimaal 2 dagdelen per week gedurende het schooljaar.

    • e.

      gebruik wordt gemaakt van reeds beschikbare lokale infrastructuur.

Artikel 23. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan één of meer basisscholen, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs.

Artikel 24. Hoogte subsidie en subsidieplafond

  • 1. De subsidie bestaat uit de totale werkelijke kosten tot een maximum van het in de subsidieverlening genoemde bedrag.

  • 2. De subsidie per groep bedraagt maximaal € 35.000.

  • 3. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 70.000.

  • 4. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 2 opgenomen criteria en wegingsfactoren.

Tabel 2: criteria en wegingsfactoren onderlinge vergelijking - kinderen in het primair onderwijs met ambitie

Criterium

Maximaal aantal punten

Toelichting

Benutten G-37 expertise

30 punten

In welke mate zijn er werkbezoek/en verricht aan projecten met meer dan 2 jaar ervaring (10 punten)

 

In welke mate zijn de werkzame factoren toegepast in het projectplan (20 punten)

Benutten vrijwilligers

30 punten

In welke mate worden de effectieve factoren van de vrijwilligersinzet voortgezet (10 punten)

 

Welke rol krijgen de huidige vrijwilligers (10 punten)

 

Wordt het huidige aantal vrijwilligers minimaal gehandhaafd (10 punten)

Bereik

30 punten

Het potentiële bereik van alle kinderen die behorend tot de doelgroep op de school of scholen (10 punten)

 

Kwaliteit van het plan van aanpak voor het daadwerkelijk aantrekken van kinderen in de doelgroep (20 punten)

Benutting lokale infrastructuur

30 punten

De mate waarin reeds bestaande lokaal beschikbare mogelijkheden of partijen worden ingezet/ benut.

 

Het kan allereerst gaan om samenwerking met andere lokale organisaties, bijvoorbeeld een inspirerende netwerkorganisatie als de Rotary (15 punten).

 

Daarnaast kan het gaan om het gebruik maken van de lokale infrastructuur, bijvoorbeeld de Veluwe of het Akoesticum (15 punten).

Paragraaf 3.3 Ondersteuning kindercentra instroom in het primair onderwijs

Artikel 25. Doel

Het doel van deze activiteit is vroegtijdig helpen van kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte bij het maken van een goede start in het primair onderwijs, zodat het schoolondersteuningsplan gereed is voor het 4e jaar.

Artikel 26. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor het vroegtijdig signaleren en ondersteunen van kinderen door het samenwerkingsverband met een extra ondersteuningsbehoefte op het leerdomein voor het realiseren van een ondersteuningsplan bij de overgang van het kindercentrum naar het primair onderwijs.

Artikel 27. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een relevante opleiding op minimaal Hbo-niveau.

Artikel 28. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO.

Artikel 29. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1. Subsidie wordt verleend voor de kosten voor observatie, advies en oudergesprekken in samenwerking met ouders, het kindercentrum en CJG ten behoeve van en het opstellen van een school ondersteuningsplan voor het vierde jaar.

  • 2. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 45.000.

  • 3. Als het subsidieplafond niet toereikend is, dan wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Een aanvrager ontvangt subsidie naar rato van het aantal kinderen dat in het voorgaande jaar is uitgestroomd van het kindercentrum naar het primair onderwijs.

Hoofdstuk 4 Activiteiten voor primair en voorgezet onderwijs

Paragraaf 4.1 Tegengaan van onderpresteren

Artikel 30. Doel

Het doel van deze activiteit is ervoor zorgen dat kinderen zo goed mogelijk opgeleid worden, passend bij hun capaciteiten.

Artikel 31. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een professioneel en uitdagend aanbod voor onderpresteerders. Dit zijn kinderen in het regulier onderwijs waarbij de prestaties (veel) lager liggen dan op grond van de capaciteiten van de leerling verwacht wordt. Er is dus sprake van een discrepantie tussen aanleg en prestatie.

Artikel 32. Criteria

  • 1. Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die bijdragen aan de doelstelling dat onderpresteren wordt tegengegaan.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend als:

    • a.

      gebruik wordt gemaakt van een methode die bewezen effectief is. Dit kan zijn docentgericht zijn (bijvoorbeeld leerKRACHT) of kindgericht (erkend door het Nederlands Jeugd Instituut);

    • b.

      het niet gaat om activiteiten waarvoor de scholen reeds vanuit de rijksmiddelen voor hoogbegaafdheid financiering ontvangen;

    • c.

      de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een opleiding op minimaal Hbo-niveau;

    • d.

      bij gebruik van een docentgerichte methode is sprake van een bereik van minimaal 100 kinderen voor scholen in het primair onderwijs en minimaal 80 kinderen voor scholen in het voortgezet onderwijs;

    • e.

      bij gebruik van een kindgerichte methode is sprake van een bereik van minimaal 15 kinderen.

Artikel 33. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    één of meer basisscholen, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs;

  • a.

    één of meer scholen voor voortgezet onderwijs, niet zijnde een speciale school voor voortgezet onderwijs; of;

  • c.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de Wet op het primair onderwijs en/of de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 34. Hoogte subsidie en subsidieplafond

  • 1. De subsidie per aanvraag bedraagt maximaal 50% van de totale werkelijke kosten.

  • 2. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt € 30.000 voor het primair onderwijs en € 25.000 voor het voorgezet onderwijs.

  • 3. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld door loting van de aanvragen, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 4. De loting wordt in het openbaar verricht. Aanvragers kunnen een waarnemer sturen om de loting bij te wonen. De uitkomst van de loting wordt schriftelijk vastgelegd.

Paragraaf 4.2 Jeugd GGZ Pilots

Artikel 35. Doel

Het doel van deze activiteit is om psychische problemen bij jongeren te voorkomen of te beperken, zodat inzet van jeugdhulp niet nodig is.

Artikel 36. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor pilots met het doel om geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd GGZ) vroegtijdig beschikbaar te stellen om zo verzwaring van problematiek te voorkomen.

Artikel 37. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als:

  • a.

    de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag, relevante opleiding op minimaal Hbo-niveau en zijn geregistreerd in het kwaliteitsregister jeugd dat wordt beheerd door de Stichting Kwaliteitsregister Jeugdzorg (SKJ);

  • b.

    de aanvrager een afwijkend jeugd GGZ gebruik heeft volgens de monitor Jeugd en Onderwijs (ten opzichte van het landelijk gemiddelde).

  • c.

    activiteiten niet vanuit een andere bron reeds gefinancierd worden.

Artikel 38. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    een basisschool;

  • b.

    een school voor voortgezet onderwijs; of

  • c.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO

Artikel 39. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1.

    Subsidie wordt verleend voor de totale werkelijke kosten voor GGZ advies en consultatie.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt € 80.000.

  • 3.

    Als het subsidieplafond niet toereikend is, dan wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Een aanvrager ontvangt subsidie naar rato van het aantal leerlingen in het voorgaande jaar op de betreffende school of scholen.

Artikel 40. Aanvraagvereisten

Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om verlening van de subsidie een plan van aanpak dat voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    analyse: beschrijving van de doelgroep, zorgstructuur, knelpunten met vermelding van zowel de harde cijfermatige gegevens als zachte gegevens.

  • b.

    aanpak: SMART doelstellingen, activiteiten en beschrijving hoe de werkwijze leidt tot structurele duurzame versterking van de bestaande zorgstructuur en vermindering gebruik en kosten voor jeugdhulp aan leerlingen op deze school.

  • c.

    monitoring: beschrijving van de monitoring van de kindgegevens, ingezette ondersteuning en resultaten.

Artikel 41. Verantwoording en delen resultaten

  • 1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling voegt de aanvrager een inhoudelijk verslag over de ervaren knelpunten, gevonden oplossingen en een advies voor stedelijke oplossingen. Dit doet niet af aan andere vereisten voor de aanvraag tot subsidievaststelling op grond van de Algemene subsidieverordening Ede 2017.

  • 2. De aanvrager is verplicht de resultaten van de pilot te delen met andere scholen of samenwerkingsverbanden voor scholen binnen de regio FoodValley.

Hoofdstuk 5 Activiteiten voor andere categorieën aanvragers

Paragraaf 5.1 “Onafhankelijke toeleiders”

Artikel 42. Doel

Het verhogen van het aantal peuters met een VVE-indicatie op kindercentra van 80% naar 85%. Binnen de kindercentra worden deze peuters geholpen met het inhalen van hun taal- en of ontwikkelingsachterstand en worden zo latere leerproblemen voorkomen.

Artikel 43. Subsidiabele activiteiten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor inzet van twee onafhankelijke toeleiders. Deze toeleiders zorgen voor toeleiding van met name VVE-peuters naar geregistreerde kindercentra indien dat niet is gelukt via de basisdienstverlening van het consultatiebureau.

  • 2. De toeleiders doen jaarlijks aanbevelingen aan burgemeester en wethouders over de verbetering van de toeleiding naar kindercentra.

Artikel 44. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een relevante opleiding op minimaal Hbo-niveau.

Artikel 45. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    het Centrum voor Jeugd en Gezin binnen de gemeente Ede;

  • b.

    samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO; of

  • c.

    de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

Artikel 46. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1. Subsidie wordt verleend voor de loonkosten van de onafhankelijke toeleiders.

  • 2. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt € 50.000.

  • 3. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op basis van onderlinge vergelijking, op basis van de in tabel 43 opgenomen criteria en wegingsfactoren.

Tabel 3: criteria en wegingsfactoren - onafhankelijke toeleiders

Criterium

Maximaal aantal punten

Toelichting

Aansluiting bij de doelgroep

30 punten

De mate waarin de toeleiders aansluiting vinden bij de doelgroep van ouders en kinderen die moeilijk toegang vinden tot kindercentra en daarbij drempels wegnemen

Kwaliteit van plan van aanpak over verhoging deelname VVE-peuters

30 punten

Kwaliteit van het plan van aanpak over het verhogen van de deelname van VVE-peuters aan kindercentra

Artikel 47. Monitoring

De subsidieontvanger brengt elk half jaar verslag uit over de activiteiten van de toeleiders. Hierin wordt een specificatie gevraagd van aantallen kinderen, soort indicatie, reden van aanmelding, reden van weigering en resultaat van inzet van de toeleider. Ook stelt de toeleider jaarlijks een advies op over de verbetering van de toeleiding naar kindercentra.

Paragraaf 5.2 Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling

Artikel 48. Doel

Het doel van deze activiteit is het ondersteunen van kinderen in hun taalontwikkeling, om zo goede leerprestaties te bevorderen.

Artikel 49. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten die de taalontwikkeling van kinderen van 2,5 tot 12 jaar stimuleren.

Artikel 50. Criteria

Subsidie kan worden verleend als:

  • a.

    de activiteiten een aanvulling vormen op het aanbod van taalontwikkeling binnen de scholen;

  • b.

    er afspraken zijn met het kindercentrum en/of de school waar de betreffende kinderen naar toe gaan over aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling; en

  • c.

    de activiteiten zijn afgestemd op de werkzaamheden van andere organisaties die betrokken zijn bij de taalontwikkeling van het kind;

  • d.

    er een minimaal bereik is van 100 kinderen;

Artikel 51. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 52. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1. Subsidie wordt verleend voor loonkosten van medewerkers die deelnemen aan de activiteiten of vrijwilligers aansturen die de activiteiten verrichten.

  • 2. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 50.000.

  • 3. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld:

    • a.

      20% van het subsidieplafond wordt verdeeld over het aantal aanvragen;

    • b.

      80% van het subsidieplafond wordt verdeeld naar rato van het aantal kinderen dat in het voorgaande jaar ondersteund is bij diens taalontwikkeling door deze activiteit.

Paragraaf 5.3 Doorgaande leerlijn

Artikel 53. Doel

Het doel van deze subsidie is het bevorderen van goede leerprestaties van kinderen, door een soepele overgang van kindercentra naar scholen.

Artikel 54. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor een samenwerking tussen scholen en kindercentra gericht op het bevorderen van een doorgaande leerlijn bij kinderen.

Artikel 55. Criteria

  • 1. Subsidie kan worden verleend als de activiteiten gericht zijn op het bevorderen van de samenwerking tussen kindercentra en scholen. Subsidie wordt uitsluitend verleend als de activiteiten passen binnen het Onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie van het primair onderwijs.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      gezamenlijke activiteiten voor deskundigheidsbevordering;

    • b.

      het verbeteren van de samenwerking door medewerkers een of meerdere dagdelen te laten meekijken bij de andere organisatie naar de ontwikkeling van het kind; of

    • c.

      aanvullende activiteiten die zorgen voor een soepele overgang van kinderen van kindercentra naar scholen, naast bestaande afspraken over de ‘warme’ overdracht.

Artikel 56. Aanvrager

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan een groep aanvragers bestaande uit één of meer scholen en één of meer kindercentra. Zij maken onderling afspraken over de verdeling van de subsidie.

  • 2. De groep aanvragers wijst één organisatie aan die namens hen optreedt als penvoerder voor het indienen van de aanvraag.

Artikel 57. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 100.000.

  • 2. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld op basis van aantal aanvragers dat is vertegenwoordigd binnen de verschillende groepen aanvragers.

Paragraaf 5.4 Gezinsgerichte activiteiten

Artikel 58. Doel

Het doel van deze activiteiten is het helpen van kinderen bij het maken van een goede start in het basisonderwijs.

Artikel 59. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor gezinsgerichte activiteiten. Deze activiteiten zijn gericht op peuters waarvan de ouders om religieuze of andere zwaarwegende redenen begeleiding naar een kindercentrum weigeren.

Artikel 60. Criteria

  • 1. Subsidie kan worden verleend voor activiteiten die bijdragen aan de volgende doelstellingen:

    • a.

      peuters spelenderwijs voorbereiden op schoolgang;

    • b.

      het signaleren van knelpunten in de ontwikkeling van peuters;

    • c.

      het bieden van ondersteuning bij het toeleiden van peuters naar een VVE-peuterplaats op een geregistreerd kindercentrum.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend als:

    • a.

      de activiteiten plaatsvinden op basis van een door het NJI-erkende methode;

    • b.

      minimaal één van de ouders voortdurend aanwezig is tijdens de activiteiten;

    • c.

      de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag;

    • d.

      minimaal één medewerker een relevante opleiding heeft op minimaal Hbo-niveau.

Artikel 61. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    een basisschool;

  • b.

    een geregistreerd kindercentrum; of

  • c.

    een groep van samenwerkende basisscholen of kindercentra.

Artikel 62. Subsidiabele kosten en subsidieplafond

  • 1. Subsidie wordt verleend voor maximaal 12 bijeenkomsten op de locatie van het kindercentrum. Hierbij worden de totale werkelijke kosten vergoed, tot maximaal de maximum uurprijs dagopvang per deelnemende peuter.

  • 2. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 25.000.

  • 3. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld:

    • a.

      20% van het subsidieplafond wordt verdeeld over het aantal aanvragen;

    • b.

      80% van het subsidieplafond wordt verdeeld naar rato van het aantal peuters dat in het voorgaande jaar gebruik heeft gemaakt van deze activiteit.

Artikel 63. Toezicht

  • 1. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de verstrekking van subsidies op grond van deze paragraaf.

Paragraaf 5.5 Ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag in het BSO

Artikel 64. Doel

Het doel van deze activiteiten is het bieden van laagdrempelige ondersteuning aan kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte binnen de reguliere BSO, waardoor inzet van zwaardere vormen van jeugdhulp niet nodig zijn.

Artikel 65. Subsidiabele activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor de ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag in een buitenschoolse opvang die is geregistreerd in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK).

Artikel 66. Criteria

Subsidie wordt slechts verleend als:

  • a.

    de medewerkers die de activiteiten uitvoeren beschikken over een verklaring omtrent gedrag en een relevante opleiding op minimaal Hbo-niveau of Mbo-niveau onder toezicht van een Hbo-er;

  • b.

    de inzet is ten behoeve van Edese kinderen die gebruik maken van een LRK geregistreerde BSO in de gemeente Ede;

  • c.

    een plan van aanpak voor ondersteuning van het kind is opgesteld door het ondersteuningsteam van de school en CJG; en

  • d.

    de ouders van het kind hebben ingestemd met de voorgestelde aanpak van het ondersteuningsteam.

Artikel 67. Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt uitsluitend verstrekt aan samenwerkingsverbanden in de zin van de WPO en WVO.

Artikel 68. Advies CJG

Burgemeester en wethouders vragen over alle aanvragen op grond van deze paragraaf advies aan het Centrum voor Jeugd en Gezin.

Artikel 69. Subsidiabele kosten

  • 1. De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de volgende kosten: inzet van personeel, materialen en fysieke aanpassingen zodat kinderen met een ondersteuningsvraag met minder tot geen belemmeringen kunnen deelnemen aan het BSO.

  • 2. Het subsidieplafond voor 2019 bedraagt maximaal € 30.000.

  • 3. Als het subsidieplafond niet toereikend is, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld. Een aanvrager ontvangt subsidie naar rato van het aantal kinderen dat in het voorgaande jaar heeft deelgenomen aan buitenschoolse opvang en ingeschreven stond bij de aangesloten scholen van het betreffende samenwerkingsverband.

Hoofdstuk 6 Procedurele bepalingen

Artikel 70. Overgangsbepaling 2019

In afwijking van artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017 wordt subsidie voor het kalenderjaar 2019 aangevraagd vóór 15 februari 2019.

Artikel 71. Aanvullende verplichting: monitoren effecten

Voor subsidies op grond van hoofdstuk 3, 4 en 5, met uitzondering van paragraaf 5.1, is de aanvrager verplicht iedere zes maanden een rapportage uit te brengen waarin de resultaten van de activiteiten per kind worden beschreven op basis van de volgende indicatoren:

  • a.

    leeftijd;

  • b.

    m/v;

  • c.

    schoolniveau/ type;

  • d.

    ondersteuning aanvraag en datum ondersteuningsvraag;

  • f.

    soort ondersteuning en datum aanvang ondersteuning;

  • g.

    resultaat en nazorg; en

  • h.

    knelpunten en oplossingen/ -richtingen.

Artikel 72. Advies bij onderlinge vergelijking

  • 1. Er is een adviesraad Onderwijsachterstanden en ondersteuning die tot taak heeft burgemeester en wethouders advies uit te brengen over de rangschikking van de aanvragen op grond van paragraaf 3.1 en 3.2.

  • 2. Burgemeester en wethouders benoemen de voorzitter en de leden van de adviesraad Onderwijsachterstanden en ondersteuning.

  • 3. De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de advisering over een aanvraag waarbij zij een persoonlijk belang hebben. Zij verschonen zich in ieder geval indien het een aanvraag betreft die is ingediend door een organisatie waarvoor zij werkzaam zijn of waar zij zijn benoemd in het bestuur of toezichthoudend orgaan.

  • 4. Burgemeester en wethouders delen aan de aanvragers mede welke personen advies uitbrengen over hun aanvraag. De adviesraad Onderwijsachterstanden en ondersteuning brengt geen advies uit, voordat ten minste twee weken zijn verstreken na deze mededeling.

Artikel 73. Gelijke score meerdere aanvragen

  • 1. Indien na onderlinge vergelijking meerdere aanvragen hetzelfde puntenaantal hebben behaald en het verstrekken van de gevraagde subsidies zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, dan vindt een door loting plaats tussen de betreffende aanvragen.

  • 2. De loting wordt in het openbaar verricht. Aanvragers kunnen een waarnemer sturen om de loting bij te wonen. De uitkomst van de loting wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 74. Slotbepalingen

  • 1. De subsidieregeling Onderwijsachterstandenbeleid wordt ingetrokken op 1 januari 2019;

  • 2. Deze regeling treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking en vervalt op 1 januari 2023.

  • 3. De regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuteractiviteiten, onderwijsachterstandenbeleid en onderwijsondersteuning Ede 2019 - 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 december 2018, zaaknummer 105651

drs. P.C.M. van Elteren

de secretaris,

mr. L.J. Verhulst

de burgemeester.

Toelichting

In deze regeling wordt een kader gegeven voor subsidiëring van aanvullende activiteiten rondom onderwijs en peuteropvang. Volledigheidshalve wordt opgemerkt bij de activiteiten op grond van deze regeling dat sprake is van beleidsvrijheid. Dit komt tot uitdrukking in de zinsnede dat burgemeester en wethouders subsidie kunnen verlenen voor de aangewezen activiteiten. Subsidieverlening is dus geen automatisme, ook als er geen specifieke weigeringsgronden van toepassing zijn. Als bijvoorbeeld uit de resultaten van een eerder gehouden pilot blijkt dat een bepaalde aanpak niet of onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van een activiteit, dan kunnen burgemeester en wethouders een vergelijkbare subsidieaanvraag afwijzen.

Het is goed denkbaar dat het totaal van voor subsidie in aanmerking komende aanvragen het totale subsidieplafond overstijgt. Om in dat geval tot een gelijke en transparante verdeling te komen, worden verschillende verdeelmethodieken toegepast. In tabel 4 is een overzicht gegeven van de activiteiten en bijbehorende methode van verdeling:

Tabel 4: Overzicht activiteiten en methode van verdeling

Omschrijving activiteit

Verdeling

Inzet HBO-er in kindercentrum

Evenredigheid (op basis van aantal peuters met VVE-indicatie in voorgaande jaar)

Groepen met hoge concentratie VVE-kinderen

Evenredigheid (over aantal locaties met meer dan acht kinderen met VVE-indicatie)

Pilot “slimme herrieschoppers”

Kwalitatieve vergelijking

Achterstandskinderen in het primair onderwijs met ambitie

Kwalitatieve vergelijking

Ondersteuning kindercentra instroom in het primair onderwijs

Evenredigheid (op basis van uitstroom peuters naar primair onderwijs in voorgaande jaar)

Tegengaan van onderpresteren

Loting

Jeugd GGZ Pilots

Evenredigheid (op basis van aantal leerlingen in voorgaande jaar)

Onafhankelijke toeleiders

Kwalitatieve vergelijking

Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling

Evenredigheid (20% op basis aantal aanvragen, 80% op basis van historisch gebruik aantal kinderen voorgaande jaar)

Doorgaande leerlijn

Evenredigheid (op basis van aantal aanvragers)

Gezinsgerichte activiteiten

Evenredigheid (20% op basis aantal aanvragen, 80% op basis van historisch gebruik aantal peuters voorgaande jaar)

Ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag in het BSO

Evenredigheid (op basis van aantal leerlingen dat gebruik maakte van BSO in voorgaande jaar)

Burgemeester en wethouders gaan monitoren of het subsidiëren van de beschreven activiteiten bijdraagt aan de beschreven doelstelling en daarmee het verwachte maatschappelijk effect heeft. In algemene zin is dit te zien als het zo ondersteunen van kinderen en peuters bij het behalen van een kwalitatief zo goed mogelijke schoolgang (passend bij hun aanleg). Het is mogelijk dat de subsidie voor activiteiten wordt beëindigd, als deze niet of niet voldoende bijdragen aan de beschreven doelstellingen. Om dit te kunnen inschatten wordt van subsidieontvangers verwacht dat zij regelmatig informatie aanleveren op de in deze regeling omschreven wijze.

Paragraaf 2.1 Inzet HBO-er in kindercentrum

Burgemeester en wethouders ondersteunen kindercentra bij de inzet van HBO-ers in de kinderopvang met deze gesubsidieerde activiteit. De subsidie wordt naar evenredigheid verdeeld van het aantal peuters met een VVE-indicatie in het voorgaande jaar. Dit leidt tot enige beperking van de mededinging. Voor nieuwe toetreders wordt het lastiger om in aanmerking te komen voor deze subsidie, omdat de hoogte van de subsidie is gebaseerd op historisch gebruik. Er wordt echter maar één jaar teruggekeken. Daarnaast kunnen nieuwe aanbieders wel in aanmerking komen voor subsidie op grond van de Subsidieregeling kinderopvang Ede, zodra ze aan de criteria voldoen die in deze regels zijn gesteld. Er blijft daarom voldoende mededingingsruimte over.

Van de subsidieaanvrager wordt gevraagd om informatie te geven over hoe de HBO-er wordt ingezet. Dit kan worden gebruikt voor eventueel verder onderzoek in de toekomst naar de relatie tussen deze activiteit en de doelstellingen van het beleidskader Onderwijsachterstanden Beleid, peuteropvang en onderwijsondersteuning 2019 - 2022.

Paragraaf 2.2 Groepen met hoge concentratie kinderen met een VVE-indicatie

In de Subsidieregeling peuteropvang Ede is voorzien in de basis voor verlening van subsidie voor peuteropvang. In deze regeling is voorzien in een aanvulling voor locaties waar gemiddeld acht of meer kinderen met een VVE-indicatie worden opgevangen. Deze kinderen hebben een grotere ondersteuningsvraag en doen daardoor een zwaarder beroep op de beschikbare bezetting. Daarom achten burgemeester en wethouders een aanvullende subsidie passend.

Het bedrag van €5.000 per locatie is aan lumpsum bedrag. Kindercentra zijn vrij in de besteding van het bedrag, mits het bijdraagt aan de doelstelling van bevordering en behoud van de kwaliteit van VVE. Er is afgezien van het uitsplitsen naar specifieke categorieën subsidiabele kosten (bijvoorbeeld loonkosten).

De aanvraag en verantwoording van deze subsidie is gecombineerd met die op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede. Zo kan achteraf worden gecontroleerd of op bepaalde locaties inderdaad meer dan acht kinderen worden opgevangen met een VVE-indicatie.

Paragraaf 3.1 Pilot “slimme herrieschoppers”

Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Het proces van kwalitatieve vergelijking valt uiteen in twee fasen. In de eerste fase wordt getoetst of de aanvraag voldoet aan de minimale criteria die zijn opgenomen in de regeling. Deze zijn verwoord in de artikelen 16 tot en met 18 (subsidiabele activiteiten, criteria en aanvrager). Als dit niet het geval is, dan wijzen burgemeester en wethouders de aanvraag af. Voldoet de aanvraag wel aan deze vereisten, dan gaat deze door naar de tweede fase.

In de tweede fase vindt een rangschikking plaats van de aanvragen, op basis van de criteria die zijn opgenomen in tabel 1. De punten die genoemd worden betreft het maximaal aantal te halen punten per categorie. Soms zijn deze onderverdeeld op basis van sub criteria (beschreven in de toelichting: dit is bijvoorbeeld het geval voor het criterium ‘bereik’ met twee sub criteria). De toekenning van punten vindt in beginsel plaats op basis van vergelijking met de andere ingediende aanvragen binnen dat kalenderjaar. Het is daardoor mogelijk dat dezelfde activiteit in verschillende jaargangen uitkomt op een ander puntenaantal, omdat het aanbod van andere activiteiten verandert. Dit kan worden verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld.

  • Rekenvoorbeeld onderlinge vergelijking

    Twee scholen dienen een aanvraag in voor 2019. School A heeft een potentieel bereik van 100 leerlingen in de doelgroep die is beschreven voor “Slimme herrieschoppers”. School B heeft een potentieel bereik van 30 leerlingen.

    In dat voorbeeld haalt school A in totaal 10 punten (het maximum aantal voor het sub criterium potentieel bereik). School B haalt 3 punten (formule 30 leerlingen / 100 leerlingen x 10 punten = 3 punten).

    Drie scholen dienen een aanvraag in voor 2020. School A heeft een potentieel bereik van 70 leerlingen in de doelgroep die is beschreven voor “Slimme herrieschoppers”. School B heeft een potentieel bereik van 30 leerlingen. School C heeft een bereik van 120 leerlingen.

    In dat voorbeeld haalt school C in totaal 10 punten het maximum aantal voor het sub criterium potentieel bereik). School A haalt 6 punten (formule 30 leerlingen / 100 leerlingen x 10 punten = 6,25 punten, dit wordt afgerond naar een heel aantal). School B haalt 3 punten (formule 30 leerlingen / 120 leerlingen x 10 punten = 2,5 punten, dit wordt afgerond naar een heel aantal).

Uiteraard zijn niet alle criteria zo duidelijk objectief te becijferen als een potentieel leerlingenaantal. De kwaliteit van een plan van aanpak vraagt bijvoorbeeld een kwalitatief oordeel. Hierover wordt advies uitgebracht door de Klankbordgroep VVE. In dat soort gevallen kunnen aanvragen ook worden ingedeeld in meerdere categorieën met een bepaalde kwaliteit, waaraan een verschillend puntenaantal wordt toegekend. Een voorbeeld is een rangschikking in ‘goed’ (10 punten), ‘voldoende’ (5 punten) en ‘onvoldoende’ (0 punten). Meer of minder categorieën zijn uiteraard denkbaar, dit zal per verdeelronde afhangen van de kwaliteit van de aanvragen.

Bij de categorie cofinanciering is geen sprake van toekenning van een score op basis van onderlinge vergelijking. Hier wordt het aantal punten gerelateerd aan het percentage waarvoor cofinanciering plaatsvindt van de kosten. Bij cofinanciering van 50% of meer wordt de maximale score toegekend. Vervolgens wordt naar rato verminderd. Het aantal punten voor dit onderdeel is dus niet afhankelijk van de rangschikking van andere aanvragen.

Naculculatie cofinanciering

Het door de school opgegeven percentage voor cofinanciering wordt meegenomen in de wijze van berekening van de subsidie. Achteraf vindt naculculatie plaats. Dit is geregeld in artikel 19, tweede lid. Indien de totale werkelijke kosten dus lager uitvallen, wordt naar rato ook de subsidie verminderd. Anders wordt vergelijking op basis van dit criterium onbetrouwbaar. Cofinanciering kan in verschillende vormen. De school kan een opdracht geven aan een derde waar zij zelf voor een bepaald percentage aan meebetalen. Maar zij mogen ook zelf personeel inzetten en daarvoor kosten in rekening brengen die worden aangemerkt als cofinanciering.

Paragraaf 3.2 Kinderen in het primair onderwijs met ambitie

Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Voor een uitleg hoe deze verdeelmethode wordt toegepast, wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1.

Paragraaf 3.3 Ondersteuning kindercentra instroom in het primair onderwijs

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag bij instroom in het primair onderwijs. Bij overschrijding van het plafond wordt de subsidie wordt naar evenredigheid verdeeld van het aantal peuters met een VVE-indicatie in het voorgaande jaar. De verwachting is dat kinderen met een extra ondersteuningsvraag zich met name in deze groep bevinden. Bij verlening is het gebruik in het nieuwe jaar nog niet in te schatten. Daarom wordt hierbij uitgegaan van historische gegevens van het voorgaande jaar.

Dit levert geen noemenswaardige beperking op van de mededinging. Elk geregistreerd kindercentrum dat voldoet aan de wettelijke eisen kan immers peuters met een VVE-indicatie opvangen en hiervoor subsidie aanvragen bij de gemeente (op grond van de Subsidieregeling peuteropvang Ede).

Paragraaf 4.1 Tegengaan van onderpresteren

Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van loting. Deze loting vindt in het openbaar plaats. Aanvragers worden hierdoor in de gelegenheid gesteld om zelf de loting bij te wonen of een waarnemer te sturen. De uitkomst van de loting wordt schriftelijk vastgelegd. Zo kunnen aanvragers die de loting niet hebben bijgewoond zich achteraf van de uitkomst op de hoogte stellen. De aanvragen die geloot worden tot het subsidieplafond is bereikt, komen voor subsidie in aanmerking.

Paragraaf 4.2 Jeugd GGZ pilots

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor Jeugd GGZ pilots. Het moet wel gaan om activiteiten waar niet uit een andere bron financiering voor bestaat (bijvoorbeeld op grond van een jeugdhulpbeschikking of een gesubsidieerde activiteit op regioniveau).

Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld over de in aanmerking komende aanvragen. Bij verlening is het gebruik in het nieuwe jaar nog niet in te schatten. Daarom wordt hierbij van het aantal leerlingen in het voorgaande jaar uitgegaan. Dit levert geen noemenswaardige beperking op van de mededinging. Elke school die voldoet aan de wettelijke eisen kan immers leerlingen aantrekken.

Paragraaf 5.1 Onafhankelijke toeleiders

Subsidies op grond van deze paragraaf worden verdeeld op basis van een kwalitatieve vergelijking. Voor een uitleg hoe deze verdeelmethode wordt toegepast, wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1.

Paragraaf 5.2 Aanvullende activiteiten voor taalontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten voor taalontwikkeling. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt voor 80% uitgegaan van historisch gebruik in het voorgaande jaar. Het doel van deze activiteit is immers om zo veel mogelijk kinderen te helpen. Daarom is een verdeling die grotendeels is gebaseerd op historisch gebruikte te rechtvaardigen. De resterende 20% worden naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragen. Zo blijft toetreding voor nieuwe aanbieders wel mogelijk en wordt mededingingsruimte niet volledig uitgesloten.

Paragraaf 5.3 Doorgaande leerlijn

Subsidies op grond van deze paragraaf kunnen alleen worden aangevraagd door samenwerkende organisaties (groepen van één of meer scholen en kindercentra). Een groep bestaat dus minimaal uit één school en één kindercentrum. Zij maken onderling afspraken over de verdeling van de subsidie, burgemeester en wethouders volgen de afspraken over de verdeling, zoals die blijken uit de aanvraag van de samenwerkende organisaties. Hierbij is bijvoorbeeld toekenning aan één organisatie mogelijk (die dan zelf zorgt voor onderverdeling) of een verdeling over meerdere organisaties.

Eén organisatie treedt ten opzichte van burgemeester en wethouders op als penvoerder. Dit betekent dat deze organisatie de aanvraag tot subsidieverlening en -vaststelling indient. Besluiten met betrekking tot de subsidie worden gericht aan de penvoerder. Voor de juiste besteding van de subsidie zijn de aanvragers wel allen verantwoordelijk, voor zover aan hen subsidie wordt verleend.

Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragers. NB: het gaat hier dus om scholen of kindercentra, niet om groepen. Als binnen één groep van aanvragers bijvoorbeeld twee kindercentra en drie scholen zijn verenigd, dan gelden zij als vijf aanvragers. Met deze regeling wordt samenwerking gestimuleerd.

Paragraaf 5.4 Gezinsgerichte activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor gezinsgerichte activiteiten. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt de subsidie naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt voor 80% uitgegaan van historisch gebruik in het voorgaande jaar. Het doel van deze activiteit is immers om zo veel mogelijk kinderen te helpen. Daarom is een verdeling die grotendeels is gebaseerd op historisch gebruik te rechtvaardigen. De resterende 20% worden naar evenredigheid verdeeld over het aantal aanvragen. Zo blijft toetreding voor nieuwe aanbieders wel mogelijk en wordt mededingingsruimte niet volledig uitgesloten.

Paragraaf 5.5 Ondersteuning van kinderen met een ondersteuningsvraag in het BSO

In de algemene toelichting op deze regeling is reeds opgemerkt dat toekenning van subsidies geen automatisme is. Ook niet als op de activiteit geen specifieke weigeringsgrond van toepassing is. Tegen deze achtergrond vragen burgemeester en wethouders over alle aanvragen op grond van deze paragraaf advies aan het Centrum voor Jeugd en Gezin binnen de gemeente Ede. Zij kunnen een inschatting maken van de effectiviteit van een maatregel die is voorgesteld voor individuele jeugdigen. Het totale subsidiebudget voor deze activiteiten is beperkt. Een afweging van de kosten en de baten van een maatregel is om die reden nodig.

Als het totaal van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen het toepasselijke plafond overstijgt, wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid verdeeld. Hierbij wordt rekening gehouden met het aantal leerlingen van de bij het samenwerkingsverband aangesloten scholen die gebruik maakten van buitenschoolse opvang. Dit levert geen noemenswaardige beperking op van de mededinging. Elke school die voldoet aan de wettelijke eisen kan immers leerlingen aantrekken. Hetzelfde geldt voor de buitenschoolse opvang.

Artikel 70. Overgangsbepaling 2019

Vanwege het tijdstip van vaststelling van deze regeling, wordt de termijn voor het indienen van aanvragen voor 2019 verlengd tot en met 14 februari 2019. Hierbij is gezocht naar balans tussen snelle duidelijkheid voor aanvragers en het kunnen starten met de nieuwe activiteiten tegenover het bieden van voldoende tijd voor een goede voorbereiding van aanvragen. Indien blijkt dat vanwege deze relatief korte aanvraagtermijn bepaalde budgetten onbenut blijven, dan kunnen burgemeester en wethouders besluiten de termijn te verlengen. Ook bestaat via zo’n latere wijziging het beschikbare budget anders te verdelen over de in deze regeling opgenomen activiteiten. Als dit leidt tot verlaging van bepaalde subsidieplafonds, heeft dit uiteraard geen gevolgen voor reeds ingediende aanvragen (zie artikel 4:27, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De afwijkende aanvraagtermijn geldt alleen voor 2019. Voor de daarop volgende jaren geldt het bepaalde in artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Ede 2017. Dus indiening vóór 1 september van het jaar voor het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit betekent dat bijvoorbeeld de subsidie voor het kalenderjaar 2020 moet worden ingediend vóór 1 september 2019.

Artikel 71. Aanvullende verplichting: monitoren effecten

Burgemeester en wethouders verbinden het monitoren van effecten van subsidieverlening als aanvullende verplichting aan een aantal subsidies op grond van deze regeling. Het gaat om een doelgebonden verplichting, in de zin van artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Door de monitoring ontstaat inzicht in de vraag of de activiteiten inderdaad leiden tot de beoogde maatschappelijke effecten en zo bijdragen aan de gemeentelijke doelstellingen. Dit stelt burgemeester en wethouders in staat om waar nodig bij te sturen.

Indien er gegronde reden is om aan te nemen dat de aanvrager niet aan deze verplichting zal kunnen voldoen, dan kan de subsidie worden geweigerd (artikel 4:35, eerste lid, onder b van de Awb). Het niet voldoen aan deze verplichting kan daarnaast ook reden zijn om de subsidie lager vast te stellen (artikel 4:46, tweede lid, onder b van de Awb). Verder kan de subsidieverlening worden verlaagd of ingetrokken (artikel 4:48, eerste lid, onder b van de Awb).

Artikel 72. Advies bij onderlinge vergelijking

Voor een aantal activiteiten op grond van deze regeling is onderlinge vergelijking opgenomen als verdeelmethode (zie paragraaf 3.1, 3.2 en 5.1). De criteria op basis waarvan deze vergelijking plaatsvindt, vraagt in een aantal gevallen om een kwalitatief oordeel over - bijvoorbeeld - een plan van aanpak. Voor een verdere uitleg van de systematiek wordt verwezen naar de toelichting op paragraaf 3.1. Om een goede kwalitatieve beoordeling te kunnen doen laten burgemeester en wethouders zich adviseren door ter zake deskundige professionals uit het veld. Deze worden verenigd in een adviesraad Onderwijsachterstanden en ondersteuning.

In het derde lid van artikel 72 is een regeling opgenomen om (de schijn van) belangenverstrengeling bij de advisering te voorkomen. Hiertoe is onder meer bepaald dat een lid van de adviesraad niet deelneemt aan het adviesproces als diegene werkzaam is voor een aanvragende organisatie. Dit kan in loondienst zijn, maar ook op detacherings- of opdrachtbasis. Daarnaast mogen leden van de adviesraad geen deel uitmaken van het bestuur of het toezichthoudend orgaan van één van de aanvragers.

De rangschikking vindt plaats op basis van onderlinge vergelijking tussen de aanvragen. Als een lid van de adviesraad een belang heeft bij één van de aanvragen, dan mag diegene daarom ook niet mee adviseren over andere aanvragen ten aanzien van dezelfde activiteit. Een oordeel over de ene aanvraag kan immers direct gevolgen hebben voor de waardering van een andere aanvraag.

De adviesraad Onderwijsachterstanden en ondersteuning is een bij wettelijk voorschrift aangewezen adviseur. Paragraaf 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 73. Gelijke score meerdere aanvragen

In deze subsidieregeling is voor een drietal activiteiten voorzien in verdeling op basis van een onderlinge vergelijking. Het is denkbaar dat er aanvragen zijn die eenzelfde score behalen en daardoor gelijk eindigen in de rangschikking. Dit kan tot problemen leiden, als door het toekennen van alle aanvragen het subsidieplafond zou worden overschreden. Voor deze situatie is een oplossing voorzien in dit artikel. In deze situatie vindt een loting plaats tussen de gelijk eindigende subsidieaanvragen.

  • Voorbeeld loting na gelijke score meerdere aanvragen

    Er worden vier aanvragen ingediend voor de activiteit Achterstandskinderen in het primair onderwijs met ambitie, elk voor € 35.000. Het subsidieplafond staat op € 70.000. Aanvraag A haalt de meeste punten en ontvangt daarom sowieso de gevraagde subsidie. Aanvraag B en C eindigen op gelijke hoogte. Aanvraag D haalt de minste punten en komt daarom sowieso niet in aanmerking voor subsidie. In deze situatie vindt dan een loting plaats tussen aanvragen B en C. De winnaar van de loting wordt subsidie verleend.