Regeling vervallen per 04-12-2020

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent wind- en zonne-energieprojecten

Geldend van 14-03-2019 t/m 03-12-2020

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent wind- en zonne-energieprojecten

Gemeenteraad

Geamendeerd raadsbesluit

Zaaknummer 105279

Afdeling Ruimtelijke Projecten

Ede, 14-02-2019

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel “Wind- en zonnewijzer Ede, uitnodiging voor duurzaam energie opwekken” van burgemeester en wethouders d.d. 27-11-2018, met zaaknummer 105279;

besluit

  • 1.

    de uitgangspunten zoals beschreven in de Wind- en zonnewijzer vast te stellen, met uitzondering van de categorie grote zonneweiden, van 2 hectare of groter en de volgende kaders toe te voegen in de wind- en zonnewijzer:

    • a.

      alle plannen voor zonne-energieprojecten worden - wat biodiversiteit betreft - beoordeeld op de uitgangssituatie biodiversiteit, de technische uitgangspunten, de inpassingsmaatregelen en de plannen voor beheer en onderhoud;

    • b.

      alle plannen voor zonne-energieprojecten die aan de raad worden voorgelegd dienen een ecologische quickscan , een inpassingsplan en een bindend ecologisch beheerplan te bevatten;de ‘Wind- en zonnewijzer, uitnodiging voor duurzaam energie opwekken’, vast te stellen;

  • 2.

    een algemene verklaring van geen bedenkingen (VvgB) af te geven voor initiatieven voor zonnevelden in de midden categorie (tot 2 ha);

  • 3.

    het college opdracht te geven een financiële tegemoetkoming voor zonnevelden in de midden categorie (tot 2 ha) te onderzoeken voor de bestuursperiode 2018-2022;

  • 4.

    uiterlijk in september 2019 met een onderzoeksresultaat (in ruimtelijke kaartbeelden) naar de raad te komen, waaruit de beschikbare ruimte in locatie en omvang duidelijk is:

    • voor dubbel ruimtegebruik

    • aan restgronden

    • binnen tijdelijke bestemmingen

    • aan gronden die op korte of lange termijn natuurgrond zullen worden

    • met indeling naar natuurlijk en niet natuurlijk persoon

    • van grootschalige projectaanvragen en initiatieven van PV

  • 5.

    dat de gemeenteraad aan de hand van de resultaten van het onderzoek, uiterlijk in september 2019, een definitieve keuze maakt over de beoordeling van initiatieven voor zonneweiden groter dan 2 hectare.

Ondertekening

De raad voornoemd,

dr. G.H. Hagelstein

de griffier,

mr. L.J. Verhulst

de voorzitter.

Bijlage 1 Wind- en zonnewijzer

Uitnodiging voor duurzaamenergie opwekken

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Inleiding

Voor wie is de wind- en zonnewijzer?

Om de energie-ambitie van Ede te halen, moeten we investeren in energie- besparing én in duurzame energieopwekking. Binnen onze eigen gemeente- grens en in samenwerking met de regio. Daarvoor hebben we Initiatieven voor (grootschalige) opwekking van duurzame energie met behulp van wind en zon nodig. De gemeente Ede kan én wil die niet op voorhand uitsluiten.

Deze wind- en zonnewijzer is bedoeld als ‘houvast’ bij initiatieven voor duurzame energieopwekking voor initiatiefnemers: inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers in en buiten Ede. Met behulp van deze wijzer komen we tot de informatie die nodig is om een gemotiveerde, transparante en navolgbare afweging te maken over een concreet initiatief.

Doelstelling: Ede energieneutraal in 2050

De gemeente Ede heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn. Dit is opgenomen in het bestuursakkoord Ruimte voor Ede 2018-2022 en sluit aan bij de doelstelling van het Gelders Energie Akkoord (GEA) en het beleid vanuit de landelijke overheid. De energietransitie die nodig is om dit doel te bereiken, vormt een opgave die onherroepelijk impact heeft op onze fysieke leefomgeving en die vraagt om een opschaling en versnelling van realisatie van onder meer windturbines en zonneparken. Om dit mogelijk te maken moet de gemeente Ede ruimte bieden aan zoveel mogelijk (bewoners)initiatieven. Tegelijk vraagt de opgave om een zorgvuldige aanpak. Zorgvuldig betekent in dit geval dat niet ieder initiatief overal kan. Bovendien worden er eisen gesteld aan de inpassing in de omgeving en de wijze waarop dit met de omgeving wordt afgestemd.v

Wat is de opgave?

De gemeenteraad van Ede heeft in maart 2018 de zogenoemde ‘Routekaart’ vastgesteld die Ede moet helpen om energieneutraal te worden in 2050. Hoeveel energie we in 2050 gebruiken, kunnen we nu nog niet exact bepalen. We hebben het gebruik daarom ingeschat op basis van de kennis die we nu hebben.

afbeelding binnen de regeling

Voor elektriciteit, warmte en vervoer hebben we onderzocht wat er waarschijnlijk gaat veranderen en wat dat betekent voor Ede. Op basis daarvan denken we dat we in Ede in 2050 ongeveer 6.300 TeraJoule per jaar aan energie zullen gebruiken, waarbij het aandeel elektriciteit flink stijgt ten opzichte van nu. Daarbij gaan we uit van een energiebesparing in 2050 (ten opzichte van nu) van 45%.

We hebben ook onderzocht hoeveel energie we op het grondgebied van Ede op een schone manier kunnen opwekken, als we alle mogelijkheden benutten. Dat is iets meer dan 5.400 TeraJoule per jaar.

Uit onderstaand plaatje blijkt dat we een groot deel van de energie die we in 2050 gebruiken, op een schone manier kunnen opwekken1. Toch lukt het, met de huidige inzichten niet, om volledig energieneutraal te worden.

Het opwekken van de benodigde elektriciteit binnen de gemeente lukt niet helemaal. In het kader van het Nationale Klimaatakkoord ziet het Rijk “de regio” als het schaalniveau waarop afspraken gemaakt gaan worden via een Regionale Energie Strategie (RES). Dus samenwerking met buurgemeenten is essentieel, al blijft de gemeente uiteindelijk bevoegd gezag als het gaat om beleidskeuzes. Ook kunnen we niet de volledige verantwoordelijkheid nemen voor de verduurzaming van het verkeer en vervoer. We blijven voor deze onderdelen dus afhankelijk van landelijke ontwikkelingen.

afbeelding binnen de regeling

3 stappen tot 2050

Zolang de gemeentelijke energiedoelen nog niet zijn bereikt, ziet de gemeente het als haar taak om medewerking te verlenen bij het verkennen van kansen en mogelijkheden voor zonnevelden en windturbines. In de routekaart hebben we onze doelstellingen opgeknipt in drie perioden. Dit is nodig om enerzijds vaart te maken en anderzijds ruimte te houden voor innovatie en nieuwe vormen van energiebesparing en duurzame opwekking.

In de energiemix naar 2050 zijn alle vormen van duurzame energie meegenomen. Naast wind en zon op land zullen ook panelen op alle geschikte daken meegenomen moeten worden in de mix om de doelstellingen te behalen. Een andere belangrijke factor bij het behalen van de energiedoelen is een jaarlijkse besparing op het energiegebruik van gemiddeld 1.5%, tellend vanaf 2014. Dit is, evenmin als het plaatsen van windturbines op zee, een vanzelfsprekendheid. Ook de berekening van het aantal panelen dat op daken kan, is de maximale potentie2.

afbeelding binnen de regeling

Relatie met omgevingsvisie Ede

In 2018-2019 stelt de gemeente een Omgevingsvisie Landelijk Gebied op.

Een Omgevingsvisie beschrijft de gewenste ontwikkelrichting voor de fysieke leefomgeving. Thema’s als wonen, werken, recreatie, gezondheid en duurzame energie komen hierin aan bod. En er wordt een alles omvattende afweging gemaakt waar wat kan en moet.

Met het maken van de Omgevingsvisie Landelijk Gebied doen we als gemeente ervaring op, zoeken we de grenzen op en leren we. Vervolgens maken we de Omgevingsvisie Ede. Deze wind- en zonnewijzer en de ervaringen ermee nemen we mee bij het opstellen van de Omgevingsvisie.

Hoe is de wind- en zonnewijzer tot stand gekomen?

Bij het maken van de wind- en zonnewijzer hebben we verschillende partijen betrokken, waaronder vertegenwoordigers van belangenverenigingen in het buitengebied, de ‘Denktank Duurzaamheid’ (de denktank bestaat uit bewoners, maatschappelijke organisaties en marktpartijen) en de ‘Taskforce Duurzaamheid’ vanuit de gemeenteraad van Ede. Daarnaast hebben we overlegd met andere gemeenten in Nederland over hun ervaringen.

Status wind- en zonnewijzer

Deze wind- en zonnewijzer is geldig tot medio 2022. Deze periode sluit aan bij de eerste stap uit de routekaart en de huidige bestuursperiode. In die periode monitoren we de initiatieven goed en leren we van de resultaten. Bijvoorbeeld als het gaat om de effecten op biodiversiteit. Zo kan het aantal windturbines en zonnevelden afgewogen groeien en waar nodig worden bijgesteld in de volgende stappen van de routekaart. In 2021 zal worden gestart met de evaluatie van deze eerste stap.

Het college van B&W kan voor de uitvoering van deze wind- en zonnewijzer aan de gemeenteraad voorstellen nadere regels vast te stellen of de wind- en zonnewijzer op basis van een evaluatie te wijzigen. Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van de wind- en zonnewijzer naar het oordeel van het college zou leiden tot een onredelijke beslissing, kan het college aan de gemeenteraad voorstellen gemotiveerd af te wijken van het bepaalde in deze wind- en zonnewijzer.

Het beleidskader

Rijks- en provinciaal beleid

De gemeente Ede houdt rekening met de kaders van rijk en provincie bij het geven van toestemming voor het creëren van nieuwe elementen in het landschap voor het opwekken van wind- en zonne-energie. Daarbij is de bescherming van belangen nadrukkelijk gewogen. Voor grotere initiatieven op het gebied van zonnevelden en windturbines is een planologische procedure nodig waarbij wettelijke normen in acht worden genomen en een lokale afweging plaatsvindt. Vaak is de gemeente in de praktijk bevoegd.

De provincie Gelderland heeft in de Omgevingsvisie een kader voor grootschalige zonne-energie en windenergie opgenomen 3 . De daadwerkelijke opwekking van duurzame energie op grote schaal is een opgave voor de gemeente Ede.

Wind: Voor het realiseren van windturbines (solitair) en windparken op land hebben het rijk en de provincie afspraken gemaakt. Vanuit deze samenwerking is een provinciale brede verkenning naar kansrijke windenergielocaties uitgevoerd. Ook heeft de provincie in haar Omgevingsvisie aangegeven waar windturbines meer of minder kansrijk zijn. De kaart en bijbehorende afwegingen zijn verwerkt op de Edese kansenkaart voor windenergie. Een windturbine is nooit omgevingsvergunningvrij en meestal planologisch niet direct toegestaan.

Zon: Op het gebied van zonne-energie zijn er vanuit het rijk (nog) geen wettelijke regels. Zonnevelden vragen daarmee een ruimtelijke inpassing waarbij meestal de provincie en gemeente betrokken zijn. Evenals voor windenergie heeft de provincie Gelderland hiervoor een afwegingskader en een kaart met zones opgenomen in de Omgevingsvisie.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Ede heeft een groot buitengebied met daarin verschillende kleinschalige landschapstypen. Door de ligging tussen de Veluwe en de Vallei heeft het gebied een rijke ontwikkelingsgeschiedenis die tot op heden terugkomt in het landschap. Voor inpassing van initiatieven gelden hier de “omgangsvormen” voor het landelijk gebied zoals onder meer toegepast in de Menukaart Regio Food Valley (moet nog worden vastgesteld door de gemeenteraad). Bij de beoordeling wordt gekeken naar zorgvuldige landschappelijke inpassing, voorkomen van onaanvaardbare negatieve neveneffecten, het voldoen aan wettelijke normen en de maatschappelijke tegenprestatie in de vorm van een financiële bijdrage. Voor het proces geldt de aanpak van de omgevingsdialoog.

Kansenkaart met zoekgebieden

Bij de afweging van initiatieven voor duurzame opwekking van wind- en zonne- energie gebruikt de gemeente Ede een aantal locatiecriteria. Deze criteria zijn gebaseerd op het provinciaal beleid (vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland), aangevuld met gemeentelijk beleid. Zo worden in de eerste stap van de routekaart gebieden met hoge landschappelijke, cultuurhistorische

afbeelding binnen de regeling

of ecologische waarden in principe uitgesloten voor de ontwikkeling van middelgrote en grote zonneparken en windturbines.

De kansenkaart is een ruimtelijke onderlegger voor de mogelijkheden voor het opwekken van wind- en zonne-energie.

De kansenkaart kan, als het nodig is, worden bijgesteld. Bijvoorbeeld door monitoring, realisatie van initiatieven gericht op duurzame opwekking en de draagkracht van het buitengebied. De kaart laat zien waar het opwekken

van wind- en zonne-energie in principe mogelijk is (binnen het gemeentelijk kader), niet zozeer waar het komt of moet komen. De kaart zegt niets over de inpasbaarheid, maatvoering en ruimtebeslag van duurzame energieopwekking.

Toelichting op kansenkaart wind

De koppeling van grote windturbines aan hoog dynamische omgevingen (snelweglandschap) heeft de voorkeur. Dit zorgt voor een bundeling rondom de A30 en de A12. Dit is globaal weergegeven. Hier geldt het principe van: ja, mits. Alternatieven op andere locaties worden niet uitgesloten, maar vragen wel meer inspanning van de initiatiefnemer. Hier geldt dan ook het principe: nee, tenzij.

Omvang initiatieven (klein-groot)

De gemeente Ede heeft voor de opwekking van wind- en zonne-energie een categorie-indeling gemaakt naar omvang:

  • 1.

    Klein: windturbine met een ashoogte tot en met 15 meter

  • 2.

    Groot: windturbines groter dan 15 meter

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Toelichting op kansenkaart zon

De gemeente kiest voor kwaliteit: het beschermen van bestaande kwaliteiten en het benutten van de mogelijkheden van de plek. Daarom staat op de kaart een indeling voor kansen van zonne-energieopwekking in veldopstelling van verschillende omvang. De zones zijn indicatief weergegeven op basis van afwegingen van verschillende kwaliteiten van de gemeente Ede. Dit is niet op kavelniveau uitgewerkt. De uitwerking van de opwekking van zonne- energie is vervolgens maatwerk. Daarbij moeten we rekening houden met de kernkwaliteiten van het gebied waardoor in de overgangsgebieden ontwikkelingen mogelijk zijn.

Er zijn vier categorieën op de kansenkaart zon:

  • 1.

    De witte gebieden bieden mogelijkheden voor middelgrote en grote zonneparken, doordat de opwekking van zonne-energie op deze plekken kansen biedt in combinatie met de daar aanwezige kernkwaliteiten. Hier geldt het ja, mits-principe.

  • 2.

    De lichtgroene gebieden bieden kansen voor middelgrote zonneparken in relatie tot kernwaarden van het gebied volgens het ja, mits-principe. Voor deze gebieden geldt dat grote zonneparken alleen mogelijk zijn volgens het nee, tenzij-principe.

  • 3.

    Voor bestaand stedelijk gebied geldt dat zonne-energie in veldopstelling niet is uitgesloten, mits dit met alle aanwezige kernkwaliteiten van het gebied te combineren is.

  • 4.

    In de groene gebieden worden initiatieven groter dan 150 m² vooralsnog uitgesloten.

Omvang initiatieven (klein-middel-groot)

  • 1.

    Klein: zonneveld met een netto oppervlakte tot en met 150 m² (gericht op eigen gebruik).

  • 2.

    Middelgroot: zonneveld met een netto oppervlak groter dan 150 m² tot en met 2 ha. (dit is exclusief de oppervlakte voor de landschappelijke inpassing).

  • 3.

    Groot: zonneveld met een netto oppervlakte groter dan 2 ha. (dit is exclusief de oppervlakte voor de landschappelijke inpassing) 4 .

afbeelding binnen de regeling

Edese zonneladder

Veldopstellingen voor de opwekking van zonne-energie hebben ruimtelijke en landschappelijke gevolgen. Daardoor is de kwaliteit van het bestaande landschap richtinggevend bij de vormgeving van zo’n veldopstelling.

Vooruitlopend op de nationale zonneladder die nog moet worden opgesteld, past de gemeente Ede haar eigen ladder toe bij afweging en inpassing

van kleine middelgrote en grote initiatieven. De zonneladder helpt bij het beoordelen van de geschiktheid van een initiatief voor duurzame energie op perceelniveau. De ladder heeft de volgende treden:

  • 1.

    Eerst op daken

    Zonnepanelen op daken hebben onze eerste voorkeur. Omdat het totale (geschikte) dakoppervlak in bestaand bebouwd gebied onvoldoende is, is er ook rekening gehouden met zonnevelden op de grond.

  • 2.

    Dubbel ruimtegebruik

    Het kan hierbij gaan om combinatie van functies zoals overkapping van parkeerterreinen, agrarische activiteiten of gebruik van restlocaties. Dat is bijvoorbeeld ruimte langs de weg, zoals op- en afritten bij snelwegen, en geluidswallen, (voormalige) vuilstorten en waterberging.

  • 3.

    Veldopstelling binnen tijdelijke bestemming

    Denk daarbij aan gronden die op langere termijn bestemd zijn voor een bouwbestemming (wonen, bedrijventerrein).

  • 4.

    Veldopstelling op anere gronden

    Denk aan stads- en dorpsranden en landbouwgronden, ook hier liefst met dubbel ruimtegebruik.

Bij de beoordeling van een initiatief moet onderbouwd worden in hoeverre op de locatie alle mogelijkheden van de eerste drie treden zijn benut voordat wordt overgestapt naar de vierde trede.

Participatie

De gemeente Ede vindt het belangrijk dat inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden mee denken over hoe we meer duurzame energie kunnen opwekken en dat burgers zelf initiatieven ontplooien. Projecten waarin inwoners meedoen hebben een grotere kans op succes. Bovendien lopen deze projecten in het algemeen positiever en soepeler dan projecten waarbij geen lokale betrokkenheid is. Speciaal voor middelgrote en grote zonnevelden en windturbines met een ashoogte hoger dan 15 meter, gebruikt de gemeente Ede de volgende uitgangspunten bij participatie die de initiatiefnemer moet opnemen in een participatieplan:

  • Lokaal ondernemerschap: we willen primair ruimte bieden aan initiatieven vanuit de lokale samenleving: door en voor Edenaren. Initiatiefnemers van buiten Ede worden niet uitgesloten.

  • Communicatie: de initiatiefnemer stelt een communicatieplan op en zorgt voor de uitvoering hiervan, in samenspraak met de gemeente. De gemeente blijft daarbij verantwoordelijk voor de communicatie over het betreffende beleid en de te volgen procedure.

  • (Proces)participatie omgeving: initiatiefnemers hebben de verplichting om de directe omgeving door de omgevingsdialoog te betrekken bij hun initiatief en betrekken dit bij het participatieplan. In het hoofdstuk Planvormingsproces wordt de omgevingsdialoog beschreven.

  • Financiële participatie: In de praktijk blijkt dat financiële participatie in het project het draagvlak bij omwonenden vergroot. Daarnaast zorgt dit voor betrokkenheid bij de energietransitie-opgave. In het participatieplan moet een initiatiefnemer dan ook aangeven hoe hij zoekt naar een redelijke (financiële) compensatie. Dit kan bijvoorbeeld door financiële participatie mogelijk te maken en daarnaast door lokaal te investeren in de ruimtelijke kwaliteit via bijvoorbeeld een gebiedsfonds.

De gemeente Ede hanteert de volgende uitgangspunten voor financiële participatie bij het beoordelen van initiatieven voor windturbines groter dan 15 meter en zonnevelden groter dan 2 hectare:

Voor windturbines groter dan 15 meter:

De gemeente Ede wil graag dat 50 procent van nieuwe productie van windenergie eigendom wordt van omwonenden. Dit is overgenomen uit het “Voorstel op hoofdlijnen van het landelijk Klimaatakkoord” van juli 2018. Individuele burgers en/of omwonenden kunnen met eigendom en

zeggenschap financieel deelnemen in een windpark. Dit kan bijvoorbeeld op basis van een windvereniging of coöperatie. De initiatiefnemer dient in een participatieplan aan te geven welke vorm van financiële participatie wordt aangeboden. Dit plan moet door de gemeente goedgekeurd worden. Bij het maken van het plan moet de initiatiefnemer onderzoeken welke rol een lokale/ regionale energiecoöperatie kan en wil spelen bij het invullen van de financiële participatie.

Voor de uitwerking van financiële participatie wordt verwezen naar de Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land, opgesteld door de branchevereniging van windontwikkelaars (NWEA) en landelijke natuur- en milieuorganisaties (december 2016).

Voor zonnepark groter dan 2 hectare: 5

Ook bij deze categorie zonneparken streven we naar een financiële participatie van 50%. De haalbaarheid hiervan wordt in overleg met de initiatiefnemer en omwonenden vastgesteld. Het exacte percentage kan daarom afwijken. De initiatiefnemer verwerkt dit in een participatieplan, conform de werkwijze bij windturbines. Hierbij wordt de mogelijke rol van een energie coöperatie betrokken, net als bij participatie windturbines.

Voor goedkeuring van het projectafwijkingsbesluit moet het participatieplan verankerd zijn in juridisch houdbare contracten tussen initiatiefnemer en lokale partijen.

Inpassing van initiatieven

Omgevingskwaliteit

De kansen en belemmeringen die vanuit beleid en wetgeving worden aangegeven (hoofdstuk Het beleidskader) zijn in Ede steeds het vertrekpunt voor de afweging van initiatieven voor opwekking van duurzame energie.

De genoemde kansenkaart is het resultaat van een ruimtelijke verkenning op hoofdlijnen. Kenmerken die specifiek zijn voor bepaalde locaties zijn op deze schaal niet meegenomen. Elke mogelijke ontwikkellocatie heeft zijn eigen kenmerken waardoor een ruimtelijke onderbouwing voor een bepaalde locatie onmisbaar is voor grote windturbines en middelgrote en grote zonnevelden.

In de ruimtelijke onderbouwing moet - behalve de onderbouwing aan wettelijke en beleidskaders - ingegaan te worden op de landschappelijke, stedenbouwkundige, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. Niet alleen de huidige kwaliteiten, maar ook de kwaliteiten na beëindiging van exploitatie in het geval van zonnevelden zijn daarbij belangrijk.

De gemeente werkt aan de Handreiking Omgevingskwaliteit en stimuleert initiatiefnemers om te onderzoeken of het initiatief ook op andere onderdelen meerwaarde kan bieden. Zo wordt een kwaliteitsimpuls voor het gebied voortgebracht. Denk daarbij aan thema’s als ecologie, water en bodem, economie (waaronder landbouw en recreatie) veiligheid en gezondheid, wonen, educatie en circulaire economie.

Ede wil toe naar zoveel mogelijk meervoudig grondgebruik waarbij de functie van opwekking van energie samen kan gaan met al aanwezige of andere ruimtelijke functies. Zoals bijvoorbeeld agrarische functies of gebruik als bedrijfsterrein en/of de watergangen. Ook substantiële maatregelen ter versterking van biodiversiteit, bodemverbetering, circulariteit en klimaatrobuustheid kunnen als dubbelgebruik worden gezien. Hierna gaan we in op de specifieke inpassingsprincipes voor windturbines en zonnevelden.

Inpassing van windturbines

afbeelding binnen de regeling

Inpassing kleine windturbines

Voor kleine turbines met een ashoogte tot 15 meter geldt dat de bouwmogelijkheid van deze turbines al is vastgelegd in het geldende bestemmingsplan agrarisch buitengebied (2012).

Inpassing grote windturbines

Grote windturbines hebben impact op hun omgeving. Door hun hoogte en omvang beïnvloeden ze het landschap. Met de locatiekeuze en de plaatsing dient dan ook zeer zorgvuldig te worden omgegaan. Door hun schaal zijn ze nauwelijks in te voegen in het bestaande landschap. Ze vormen daardoor een nieuwe laag in het landschap. Als we goed nadenken over de opstelling (in relatie tot bestaande windturbines) kan het de herkenbaarheid en de ruimtelijke structuur van het landschap versterken en herkenningspunten toevoegen.

Desondanks is aandacht nodig voor een goede inpassing in het landschap. Windturbines kun je niet onzichtbaar maken, wel kan het effect op de omgeving zo klein mogelijk gemaakt worden door kleurgebruik (grijze kleur wordt veel toegepast omdat het opgaat in de grijze achtergrond van de lucht). Op korte afstand is de inrichting van de mastvoet en omgeving relevant. Hier moeten we aandacht aan besteden om rommeligheid te voorkomen.

De opstelling van een of meer nieuwe windturbines moet zoveel mogelijk aansluiten bij de opstelling van bestaande windturbines. Hierdoor ontstaat een heldere, ruimtelijke beeldkwaliteit (ritme, ashoogte, afstand).

Inpassing van zonnevelden

afbeelding binnen de regeling

Inpassing kleine zonnevelden

Voor kleine zonnevelden met een oppervlakte van maximaal 150 m2 geldt dat de aanleg mogelijk is op basis van een omgevingsvergunning. Deze kan worden aangevraagd bij de Omgevingsdienst De Vallei. Er moet wel worden voldaan aan de volgende randvoorwaarden:

  • De Edese Zonneladder is van toepassing;

  • Het zonneveld ligt in principe binnen het bestaande bouwvlak;

  • Het zonneveld mag de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden niet aantasten, zoals opgenomen in het betreffende bestemmingsplan, Algemene plaatselijke verordening of ander vastgesteld beleid;

  • Het zonneveld is gelegen achter de voorgevelrooilijn en niet of nauwelijks zichtbaar vanaf het openbaar gebied;

  • Inpassing van het zonneveld op het erf door gebiedseigen erfbeplanting bijvoorbeeld door een haag. Het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Ede (2011) biedt handvatten voor de verschillende landschapstypen;

  • De zonnepanelen inclusief constructie zijn maximaal 60 cm hoog.

Inpassing middelgrote en grote zonnevelden

Landschappelijke inpassing is een eis; de mate waarin bepaalt ook de aanvaardbaarheid en de draagkracht van een gebied. Landschappelijke

inpassing betekent niet dat het zonnepark per definitie niet zichtbaar mag zijn; er moet worden gezocht naar een passende zichtbaarheid in het landschap. Het moet zijn afgestemd met de omgeving en omliggende functies. Elke locatie is uniek, waardoor maatwerk onmisbaar is. Daarbij gelden de volgende ontwerpprincipes:

  • De Edese Zonneladder is van toepassing;

  • Houd belangrijke doorzichten vanaf de weg naar het landschap vrij;

  • De randen van de zonnevelden moeten kwalitatief worden vormgegeven. De randen kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de omliggende en aanwezige landschapsstructuren en ontwikkelingsgeschiedenis, zoals een houtwal, struweelbeplanting, kruiden- en bloemrijk grasland en watergang met oeverbeplanting. Voor wat betreft de beplanting (vormgeving en soorten) wordt aangesloten bij het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied (gemeente Ede, 2011);

  • Zoek naar mogelijkheden om de beveiliging van het zonnepark in het landschap vorm te geven. Als er een hek moet komen, zorg dan dat dit geen barrière vormt voor dieren of maak faunapassages. Maak een eventueel hek eenvoudig en eenduidig, bij voorkeur in donkere kleuren op afstand van infrastructuur;

  • Bijbehorende voorzieningen (transformatoren, camera’s) moeten volgens heldere, ruimtelijke principes georganiseerd en aan het zicht te worden onttrokken;

  • Landschappelijke inpassing is vrijwel alleen goed mogelijk als de hoogte van de zonnepanelen wordt beperkt. Voorkom zicht op de achterkanten van de zonnepanelen;

  • Zorg voor voldoende lichtinval zodat onder-begroeiing mogelijk is;

  • Panelen hebben een donkere kleurstelling met coating om schittering te voorkomen;

  • Nederland kent de afgelopen jaren een achteruitgang van de biodiversiteit en een enorme afname van de hoeveelheid insecten. De wijze van inrichting van het perceel en het mogelijk vooraf bewerken van het perceel (bijvoorbeeld door middel van het inzaaien met kruidenrijk gras) biedt kansen om bepaalde soorten te ondersteunen. Ook de randen van het park zijn van belang voor de biodiversiteit. Er moet een goede balans zijn tussen de wijze van efficiënte energieopwekking en kansen die er liggen om flora en fauna te ondersteunen. In het plan moet aangegeven worden hoe de biodiversiteit door de aanleg van het zonnepark wordt ondersteund, dan wel versterkt en hoe dit wordt gemonitord 6 .

  • Door de grote ruimtelijke impact moet het verzoek met visualisaties (3D op ooghoogte) worden toegelicht.

  • Benut kansen om het verhaal van de plek te vertellen. Behoud en versterk aanwezige cultuurhistorische waarden door oude (landschaps)elementen en structuren in te passen in het ruimtelijk ontwerp van zonnevelden. Ook aardkundige waarden en het (micro)reliëf verdienen daarbij aandacht.

  • Benut bij de aanleg van een zonnepark kansen om verder te gaan op de historische gelaagdheid (biografie van het landschap). Sluit bij toevoeging van deze nieuwe laag aan op het landschappelijke patroon en versterk de

    afbeelding binnen de regeling

    historische karakteristieken die zich in de loop de tijd hebben ontwikkeld. Gebruik het verleden van de plek als inspiratiebron voor het ruimtelijk ontwerp van zonnevelden. Bij aanleg van nieuwe (landschaps)elementen zijn de historisch-ruimtelijke kenmerken van de locatie leidend. Bij voorkeur wordt gebruikgemaakt van inrichtingselementen die van oudsher op de locatie voorkomen en al dan niet zijn verdwenen. Daarnaast worden karakteristieke inrichtingselementen gebaseerd op landschapstype als inspiratiebron genomen, die vervolgens op een logische wijze naar de locatie worden vertaald.

  • Een zonnepark bestaat uit een netto zonneveld (panelen inclusief onderhoudspaden) en een landschappelijke inpassing. Circa 20% van het oppervlakte van het zonnepark dient landschappelijk ingepast te worden.

Planvormingsproces

De inpassingscriteria in hoofdstuk Inpassing van initiatieven leiden in veel gevallen niet tot een conclusie dat een locatie wel of niet geschikt is. Het uitwerken en beoordelen van elke locatie is daarom maatwerk, waarbij deze beleidsuitwerking richting geeft aan de afwegingen van een locatie. Het plan zal in de praktijk in nauwe samenwerking met een initiatiefnemer vorm worden geven. Het proces kent in hoofdlijnen de volgende stappen:

1- Intakegesprek

Het proces voor de realisatie van een windturbine of zonnepark is in de basis niet anders dan de processen voor andere ruimtelijke initiatieven. Voor de initiatieven voor zonnevelden groter dan 150 m² en windturbines hoger dan 15 meter ashoogte, is de eerste stap een intakegesprek. Het is belangrijk om in een zo vroeg mogelijk stadium een ontwikkelingswens met de gemeente te bespreken. In dit gesprek helpen we de initiatiefnemer op weg en kunnen we actief meedenken. Tijdens het intakegesprek wordt een eerste globale inschatting gemaakt of het initiatief kansrijk is met behulp van deze wind- en zonnewijzer.

Voor meer informatie over en het aanmelden voor een intakegesprek zie www.ede.nl/energieopwekken

2- Schetsplan

Op basis van de wind- en zonnewijzer en het intakegesprek kan een initiatiefnemer een schetsplan indienen bij de Omgevingsdienst de Vallei (OddV).

In deze stap wordt het initiatief op zichzelf en in samenhang met zijn omgeving op hoofdlijnen beoordeeld. Naast de ruimtelijke aspecten wordt in dit stadium ook gevraagd om een communicatieplan en een participatieplan.

We toetsen, voor de beoordeling van het schetsplan, aan de wind- en zonnewijzer en overige aspecten die van belang zijn. Dan hoort de initiatiefnemer ook of voor bepaalde aspecten een nader onderzoek nodig is.

3- Omgevingsdialoog

Initiatiefnemers hebben de verplichting om de directe omgeving met een omgevingsdialoog te betrekken bij hun initiatief. Een goede dialoog over het plan met de buurt vergroot begrip en draagvlak en haalt informatie op, zodat het plan zo goed mogelijk past in zijn omgeving. En wellicht - in combinatie met andere opgaven- meerwaarde kan bieden. Naast draagvlak en begrip kan er ook een (kwalitatief) beter plan ontstaan door participatie met de omgeving. Initiatiefnemers moeten daarom met hun directe omgeving in gesprek gaan over het voorgenomen plan. De uitkomsten van de omgevingsdialoog worden door de gemeente betrokken bij de beoordeling van het schetsplan.

Voor de dialoog met de omwonenden en belanghebbenden, te organiseren door de initiatiefnemer, zijn de volgende stappen te benoemen.

  • De initiatiefnemer maakt met de omwonenden en belanghebbenden afspraken over de inpassing en invulling van het gebied rondom een project en maakt duidelijk hoe, wanneer en hoe vaak omwonenden hierin (financieel) kunnen participeren. Dit wordt vastgelegd in het Participatieplan. Dit plan vormt onderdeel van het initiatiefvoorstel.

  • De initiatiefnemer geeft in overleg met de gemeente steeds duidelijk aan welke mogelijkheden er (nog) zijn voor aanpassingen.

  • De initiatiefnemer zorgt voor een goed systeem voor het behandelen van vragen en klachten, zowel tijdens de planvorming, besluitvorming, realisatie en ook de exploitatie.

  • De initiatiefnemer brengt in overleg met omwonenden en andere belanghebbenden de wensen over omvang, inrichting en afscherming van het zonnepark of windturbine zelf in beeld.

  • De gebiedsdialoog zelf gebeurt in afzonderlijke gesprekken, waar nodig en wenselijk, te organiseren door de initiatiefnemer. Dit kan ook op aanvraag van de omwonenden en andere belanghebbenden gebeuren.

  • Voor een bredere afstemming met omwonenden en andere belanghebbenden worden minimaal twee openbare bijeenkomst georganiseerd, door de initiatiefnemer. Indien nodig en wenselijk worden er meerdere georganiseerd. Dit in overleg met de omwonenden en andere belanghebbenden, die hier ook het initiatief voor kunnen nemen.

  • In de laatste bijeenkomst wordt door de initiatiefnemer toegelicht wat met de inbreng is gedaan en hoe zich dat vertaalt naar het plan. Het is belangrijk dat een initiatiefnemer in het plan ingaat op de argumenten van omwonenden en andere belanghebbenden om bepaalde investeringen wel of niet te doen.

  • Alle omwonenden die binnen een bepaalde afstand wonen van een zonneveld of een windturbine worden betrokken en uitgenodigd voor de bijeenkomsten. Voor zonnevelden tot 2 ha hanteren we een straal van 250 meter als richtafstand. Voor zonnevelden groter dan 2 ha hanteren we een straal van 500 meter als richtafstand. Voor windturbines houdt de gemeente vooralsnog een straal van 1 kilometer aan. Daarbij worden logische grenzen aangehouden, dit kan betekenen dat de afstand waarbinnen omwonenden en belanghebbenden worden betrokken groter of kleiner kan zijn.

  • Er wordt door de initiatiefnemer een onafhankelijk verslag gemaakt van de bijeenkomsten. Het verslag wordt verstuurd naar alle genodigden.

  • De bijeenkomsten moeten op een toegankelijke locatie worden georganiseerd. De locatie zelf of een locatie in de directe nabijheid verdient de voorkeur.

  • Aanbevolen wordt om de bijeenkomsten door een onafhankelijke, professionele persoon te laten begeleiden. De gemeente is hierbij aanwezig om (planologisch - juridische) vragen te kunnen beantwoorden.

  • De communicatie over het initiatief is primair een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer; hij of zij gebruikt hiervoor eigen communicatiekanalen. De gemeentelijke communicatiekanalen, zoals de gemeentepagina, worden alleen ingezet om het betreffende beleid van de gemeente te verduidelijken. Een uitzondering geldt voor initiatieven op daken of grond van de gemeente Ede; dan is de gemeente mede-afzender.

4- Beoordeling schetsplan

Na de beoordeling van het schetsplan, het houden van de omgevingsdialoog, en na eventuele aanpassing, volgt een beoordelingsbrief van het college van burgemeester en wethouders. In de brief staan: eventuele randvoorwaarden en/of aandachtspunten, eventueel benodigde onderzoeken en het vervolg van de planologische procedure.

5- Anterieure overeenkomst

Een anterieure overeenkomst is bedoeld om afspraken vast te leggen tussen de gemeente en een initiatiefnemer over het realiseren van een initiatief op een bepaald perceel. In de overeenkomst worden onder meer zaken vastgelegd over de verrekening van kosten, lokale compensatie en/of financiële participatie, planologische procedure en kwalitatieve aspecten rond de inpassing van een initiatief.

6- Planologische procedure

In alle kansrijke gevallen vraagt de initiatiefnemer uiteindelijk een omgevings- vergunning aan. Voor de initiatieven voor zonnevelden groter dan 150 m² en windturbines groter dan 15 meter ashoogte wordt gewerkt met een projectafwijkingsbesluit: een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wabo). Hierbij is een ruimtelijke onderbouwing vereist waarin de aanvaardbaarheid en haalbaarheid van het project wordt beoordeeld (artikel 5.20 Bor jo. artikel 3.1.6 Bro). Bij het projectafwijkingsbesluit geldt een uitgebreide procedure met een beslistermijn van 26 weken. Het college is het bevoegd gezag bij deze omgevingsvergunningaanvraag. De gemeenteraad moet echter wel om een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) worden gevraagd. Als de gemeenteraad weigert deze verklaring af te geven, dan moet het college de omgevingsvergunning weigeren (artikel 2.27, lid 1 Wabo).

Omdat windturbines en zonnevelden een beperkte levensduur hebben, geeft de gemeente voor initiatieven een omgevingsvergunning af voor maximaal 25 jaar. Door de omgevingsvergunning te koppelen aan een projectafwijkingsbesluit, blijft de onderliggende bestemming intact.

afbeelding binnen de regeling


Noot
3

www.gelderland.nl (http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/ bestemmingsplannen?planidn=NL.IMRO.9925.SVOmgvisieGC-gc06).

Noot
4

Vanwege het geamendeerd raadsbesluit is dit deel van het document (grote zonnevelden) niet vastgesteld.

Noot
5

Vanwege het geamendeerd raadsbesluit is dit deel van het document (grote zonneparken) niet vastgesteld.

Noot
6

Als gevolg van het geamendeerd raadsbesluit gelden er aanvullende toetsingskaders ten aanzien van biodiversiteit.