Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Raadsbesluit nr. 2017/

De raad van de gemeente Eemnes;

gelezen het voorstel van het College d.d. 26 september 2017;

gelet op de artikelen 224, 216 en 156 van de Gemeentewet;

besluit:

de navolgende

Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting 2018

vast te stellen:

Artikel 1 Voorwerp der belasting; belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente Eemnes, in hotels, pensions, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven, wordt onder de naam toeristenbelasting een directe belasting geheven.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeerders of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 verblijf houdt.

Artikel 4 Belastinggrondslag

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de heffingsgrondslag

  • 1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      vakantieonderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op:

      3 personen indien het aantal slaapplaatsen 4 of minder bedraagt;

      4 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan 4 bedraagt;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen bepaald op:

      2 personen indien het aantal slaapplaatsen drie of minder bedraagt;

      3,5 personen indien het aantal slaapplaatsen meer dan drie bedraagt;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen bepaald op de som van het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van maximaal drie personen, vermenigvuldigd met 2 en het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van meer dan drie personen, vermenigvuldigd met 3.

  • 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen in overnacht wordt:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten dan wel op vaste standplaatsen, welke geschikt zijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende een periode van:

      ten hoogste drie maanden bepaald op 40;

      meer dan drie doch ten hoogste zes maanden bepaald op 50;

      meer dan zes doch ten hoogste negen maanden bepaald op 65;

      meer dan negen doch ten hoogste twaalf maanden bepaald op 80;

    • b.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen bepaald op 365.

  • 3. Het aantal mobiele kampeeronderkomens als bedoeld in het eerste lid, letter c, wordt vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen gedurende het belastingjaar, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van twee maanden.

Artikel 6 Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek de heffingsgrondslag vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 5 berekende aantal.

Artikel 7 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per overnachting € 1,85

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degene, die:

    • a.

      als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

    • b.

      als gebruiker van een woonwagen of woonschip als bedoeld in de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98) onderscheidenlijk in de Wet op woonwagens en woonschepen (Stb. 1918, 492), daarin overnacht;

    • c.

      verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in of het beschikbaar houden van die woning woonforensenbelasting is verschuldigd;

  • 2.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van een watertoeristenbelasting.

Artikel 10 Vaststelling formulier aangiftebiljet

Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk besluit door het College vastgesteld.

Artikel 11 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 13 Aanslaggrens

Geen aanslag wordt vastgesteld indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 14 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 15 Nadere regels door het College

Het College kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de landtoeristenbelasting.

Artikel 16 Aanmeldingsplicht

  • 1. De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal gelegenheid tot overnachten als bedoeld in deze verordening verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het College aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

  • 2. Overtreding van deze bepaling wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening Toeristenbelasting 2017” van 12 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Toeristenbelasting 2018”.

Vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 27 november 2017.

mevrouw A. de Graaf- Gerrits R. van Benthem RA

griffier voorzitter