Regeling vervallen per 01-01-2015

Richtlijnen bijzondere bijstand

Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2014

Intitulé

Richtlijnen bijzondere bijstand

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes heeft de navolgende Richtlijnen bijzondere bijstand vastgesteld.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Inleiding en achtergrond

Op 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden. Artikel 35 WWB biedt de wettelijke basis voor de verlening van bijzondere bijstand. De invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid is aan het college van burgemeester en wethouders. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht en de draagkrachtperiode van de belanghebbende, en tot op zekere hoogte bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid. In deze notitie wordt uitgewerkt hoe de Intergemeentelijke afdeling sociale zaken Huizen, Eemnes en Blaricum (sozaheb) invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van het verstrekken van bijzondere bijstand onder de WWB.

Artikel 1.2 Begrippen algemen bijstand, bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag en categoriale bijstand

In artikel 5 WWB is terug te vinden wat moet worden verstaan onder algemene bijstand, bijzondere bijstand en de landurigheidstoeslag.

Algemene bijstand is bijstand, die wordt verstrekt voor de normale, noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan.

Bijzondere bijstand is bijstand, die wordt verstrekt indien er door bijzondere omstandigheden kosten gemaakt moeten worden, die niet uit het normale inkomen kunnen worden voldaan. Voorbeelden zijn de aanschafkosten van een bril of de kosten van een kunstgebit. Aan bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:

• De kosten moeten bijzonder zijn.

De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt.

• De kosten moeten noodzakelijk zijn.

Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten, dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, is het mogelijk dat een advies bij een externe deskundige (bijvoorbeeld een medisch adviseur) wordt ingewonnen.

• Voor de kosten mag geen voorliggende voorziening aanwezig zijn.

Hiermee wordt bedoeld dat de kosten door een andere instantie of regeling (kunnen) worden vergoed. In veel gevallen is het wel mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor een eigen bijdrage. Dit is afhankelijk van de kosten, waarvoor de bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Het is mogelijk dat bepaalde kosten bewust niet zijn opgenomen in een vergoedingenpakket van een andere instantie, omdat men van mening is dat de noodzaak voor vergoeding ontbreekt. Verlening van bijzondere bijstand is in dat geval eveneens niet mogelijk door het ontbreken van de noodzaak. Het ligt anders, indien de kosten om financiële redenen niet langer door een andere instantie worden vergoed. Verlening van bijzondere bijstand is dan wel mogelijk. Deze problematiek speelt vaak bij de vergoeding van medische kosten. In deze notitie wordt ingegaan op wat door sociale zaken wordt beschouwd als een voorlopige voorziening.

• De kosten kunnen niet zelf door de belanghebbende worden betaald

Door Sozaheb worden richtlijnen vastgesteld over hoe om te gaan met het inkomen en het vermogen. Bij welk inkomen mag er vanuit worden gegaan dat een belanghebbende de kosten zelf kan voldoen? Welk deel van het vermogen moet eventueel door de belanghebbende voor de kosten worden aangewend? De WWB heeft de gemeente volledige beleidsvrijheid gegeven in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende.

Deze elementen wordt in deze notitie uitgewerkt.

Naast de kosten, die op grond van de algemene omschrijving horen tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan, zijn er een aantal kosten, die wanneer er bijstand voor wordt verleend, ook vallen onder het begrip bijzondere noodzakelijke kosten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een particuliere ziektekostenverzekering voor personen, die niet in aanmerking komen voor een verplichte ziekenfondsverzekering, en aanvullingen op de algemene bijstand voor jong-meerderjarigen (personen van 18, 19 of 20 jaar), die noodzakelijk hogere kosten van het bestaan hebben dan de voor hen geldende bijstandsnorm (ter hoogte van de kinderbijslag).

De Langdurigheidstoeslag is een nieuwe toeslag, die is ingevoerd bij de inwerkingtreding van de WWB en is geregeld in artikel 36 WWB. De langdurigheidstoeslag is een extraatje voor personen, die vijf jaar of langer van een minimuminkomen moeten rondkomen, en in die vijf jaar niet-verwijtbaar geen inkomsten uit of in verband met arbeid hebben gehad. De langdurigheidstoeslag is min of meer in de plaats gekomen van het categoriale bijzondere bijstandsbeleid (minimabeleid) dat tot 1 januari 2004 was toegestaan. Huizen, Eemnes en Blaricum hadden ieder hun eigen, sterk verschillende, minimabeleid.

Het verlenen van categoriale bijstand is met de invoering van de WWB per 1 januari 2004 voor personen jonger dan 65 jaar door het rijk verboden. Bij categoriale bijstandsverlening wordt aangenomen dat voor een bepaalde groep bepaalde kosten niet (geheel) uit het inkomen betaald kunnen worden. Als vervolgens iemand een aanvraag voor die kosten indient, hoeft alleen maar gekeken te worden of die persoon tot de doelgroep behoort. Een individuele afweging van de noodzaak van de kosten en bestedingscontrole zijn in dat geval niet nodig. Het rijk heeft dit categoriaal beleid verboden, omdat dit beleid in de praktijk in vele gevallen zondanig werd ingevuld dat er sprake was van ongerichte inkomensondersteuning, en dit de armoedeval in bevordert. Het rijk is van mening dat inkomensbeleid aan het rijk voorbehouden dient te zijn.

De WWB maakt een uitzondering voor 65-plussers, chronisch zieken en gehandicapten. Voor deze groepen is categoriaal beleid nog wel toegestaan, omdat de armoedeval dan geen rol speel en 65-plussers geen recht hebben op de langdurigheidstoeslag.

In een aparte notitie is een voorstel gedaan voor een nieuwe invulling van een categoriaal beleid voor 65-plussers en chronisch zieken en gehandicapten. Een aantal elementen, die voorheen hoorden tot de categoriale bijstandsverlening, is opgenomen in het bijzondere bijstandsbeleid. Mits op aanvraag en na individuele beoordeling en er sprake is van bestedingscontrole, is dit toegestaan.

Artikel 1.3 Beleidsuitgangspunten

Bij de ontwikkeling van het bijzondere bijstandsbeleid spelen de volgende uitgangspunten een rol.

• Geen strijd met rijksinkomensbeleid

Bij het verlenen van bijzondere bijstand blijft het uitgangspunt dat de verstrekking niet strijdig mag zijn met het rijksinkomensbeleid. Hierbij dient overigens wel rekening te worden gehouden met het feit dat de gemeente (door de nieuwe regelgeving) in bepaalde opzichten wel degelijk bevoegd is om zich te begeven op het terrein van het inkomensbeleid (hoogte en duur draagkracht, wel of geen drempelbedrag, gedeeltelijke vrijheid bij de invulling van het pakket, wel of geen categoriaal beleid voor 65-plussers, chronisch zieken en gehandicapten e.d.).

• Geen bijstand voor niet noodzakelijke kosten.

Artikel 14 WWB somt een aantal posten op, die in elk geval niet worden gerekend tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijstandsverlening is dan niet mogelijk. Het gaat hier onder meer kosten van medische behandelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde, alimentatieverplichtingen, geleden of toegebrachte schade, vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering en de betaling van een boete.

• Het bijzondere bijstandsbeleid mag het beleid van voorliggende voorzieningen niet doorkruisen.

De bijzondere bijstand in het kader van de WWB mag het beleid wat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen (onder voorliggende voorziening wordt verstaan: elke voorziening buiten deze wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven).

• Bijzondere bijstand staat open voor alle minima

Bijzondere bijstand is niet voorbehouden aan personen met een bijstandsuitkering voor levensonderhoud. Ook degene, die beschikt over een ander inkomen (bijvoorbeeld inkomen uit arbeid, alimentatie, uitkering van het UWV kan een beroep op bijzondere bijstand doen, als dat inkomen niet toereikend is om bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten te voldoen.

• Terugdringen van het niet-gebruik van de voorzieningen

Sociale zaken spant zich in om de regelingen onder de aandacht te brengen en toegankelijk te maken voor die personen, die er recht op hebben. Dit gebeurt onder meer door middel van het geven van voorlichting.

• Voortzetting van een vorm van minimabeleid binnen de kaders van de WWB

Gestreefd wordt naar voortzetting van een vorm van minimabeleid binnen de wettelijke kaders van de WWB en de beschikbare budgetten.

• Het bijzondere bijstandsbeleid moet rechtvaardig, betaalbaar en efficiënt zijn.

Met ingang van 2004 zijn gemeenten volledig financieel verantwoordelijk voor de bijstand. Bovendien heeft het Rijk in 2004 aanzienlijke bezuinigingen doorgevoerd op de budgetten voor de bijzondere bijstand. De gemeenteraden van Huizen, Eemnes en Blaricum hebben dit voorjaar de financiële en inhoudelijke kaders voor het bijzondere bijstandsbeleid aangegeven.

• Individualiseringsprincipe

Naast bovengenoemde uitgangspunten geldt uiteraard het individualiseringsprincipe van de WWB. Dit is geregeld in artikel 18 lid 1 WWB. Dit betekent dat het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen dient af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende(n). Het kan dus voorkomen dat de algemene richtlijnen moeten wijken voor individualisering als de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van persoon en/of gezin daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2 Kostensoorten en vergoedingen

Artikel 2.1 Medische kosten

Voorliggende voorzieningen bij medische kosten

Indien er sprake is van een dekkende voorliggende voorziening voor bepaalde kosten is er in beginsel geen bijstandsverlening voor die kosten mogelijk.

In grote lijnen zijn medische voorzieningen te onderscheiden in:

• farmaceutische en geneeskundige hulp

• verpleging/verzorging en revalidatie

• overige hulp en verstrekkingen

• hulpmiddelen kort- en langdurig

• leef-, woon- en inkomensondersteunende voorzieningen.

Veel van deze zaken worden (gedeeltelijk) vergoed via verschillende wettelijke regelingen, zoals de ziekenfondswet, de AWBZ en de WVG. Indien er sprake is van een kostensoort die vergoed kan worden via bovengenoemde regelingen is er sprake van een voorliggende voorziening.

Indien er sprake is van een dekkende vergoeding ingevolge een voorliggende voorziening is er in beginsel geen bijstand mogelijk. Indien er sprake is van gedeeltelijk vergoeding ingevolge een voorliggende voorziening, of indien er in het geheel geen voorliggende voorziening is zal nagegaan moeten worden of bijstandsverlening mogelijk is.

Aanvullende verzekering en vrije ziekenfondskeuze

Veel ziekenfondsen hebben aanvullende verzekeringen, die recht geven op extra vergoedingen voor geneeskundige zorg of daarmee verband houdende verstrekkingen, al naar gelang de wens van de verzekerde. Deelname aan de aanvullende verzekering is vrijwillig. De aanvullende verzekeringen kunnen per ziektekostenverzekeraar verschillend zijn.

In deze richtlijnen is uitgegaan van de aanvullende verzekeringen van Agis, omdat het overgrote deel van de cliënten bij Agis verzekerd is . Door sociale zaken wordt aangenomen dat cliënten zich minimaal aanvullend hebben verzekerd op het niveau van de Comfortpolis van Agis. Indien tot vergoeding van noodzakelijke ziektekosten vanuit de bijzondere bijstand wordt overgegaan, gebeurt dit in principe onder aftrek van de vergoeding die de Comfortpolis van Agis dan wel die de eigen betere verzekering biedt.

Nederland kent vrijheid van ziekenfondskeuze. Van cliënten mag worden verwacht dat zij zich voldoende aanvullend verzekeren . Als cliënten een gerechtvaardigde reden hebben waarom zij bijvoorbeeld geen, een andere of een mindere aanvullende verzekering dan de Agis Comfortpolis hebben, dan is er geen sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en kan bijzondere bijstand worden verleend met inachtneming van de eventuele maximale vergoedingen op grond van het gemeentelijk beleid, en onder aftrek van de vergoeding, die hij van zijn eigen ziektekostenverzekeraar kan ontvangen.

Heeft de cliënt geen gerechtvaardigde reden waarom hij niet is verzekerd op het niveau van de Comfortpolis van Agis, dan wordt de eventuele bijstand verminderd met het bedrag dat hij ingevolge de Comfortpolis als tegemoetkoming zou hebben kunnen ontvangen.

Voorliggende voorziening niet meer toegankelijk

De Centrale Raad van Beroep is van mening dat niet gesproken mag worden van een voorliggende voorziening als op het moment van de bijstandsaanvraag de voorziening niet meer toegankelijk is voor de desbetreffende persoon. De bijstand kan in die gevallen derhalve niet afgestemd of geweigerd worden met als reden het bestaan of het geen gebruik hebben gemaakt van een voorliggende voorziening. De Raad staat wel toe dat de bijstand geweigerd of afgestemd wordt in verband met een betoond tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Per saldo verandert dus alleen de grond tot afstemming of weigering.

Nominale premie en bijstand

Omdat de nominale premie behoort tot de normale algemene bestaanskosten, wordt ervan uitgegaan dat de bijstandsnorm voldoende is om de nominale premie kunnen betalen. Het is niet mogelijk voor deze premie bijstand te verlenen.

AV Huizen

Voor minima in Huizen (personen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm) staat sinds medio 2001 AV Huizen open. Dit is een collectieve ziektekostenverzekering van Agis op basis van de Comfortpolis met een aantal extra’s. Deze extra’s gelden onder meer voor brillen/lenzen, tandheelkunde en thuiszorg. Voor personen met een uitkering voor levensonderhoud wordt de premie ingehouden op de uitkering. De “overige minima” betalen hun premie zelf aan Agis.

De gemeente Huizen vergoedt € 0,91 per maand van de premie. AV Huizen is hierdoor iets goedkoper dan de Comfortpolis en biedt een uitgebreider pakket.

Personen met een kunstgebit kunnen kiezen voor een aangepaste versie van AV Huizen (namelijk zonder vergoeding voor tandheelkunde) tegen een lagere premie.

Vergoeding van medische kosten

Medisch advies

Indien tot vergoeding van noodzakelijke ziektekosten vanuit de bijzondere bijstand wordt overgegaan, gebeurt dit in principe onder aftrek van de vergoeding die de Comfortpolis van Agis biedt (BIJLAGE 1). Voor een eventuele resterende eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend, zonder dat een aanvullend medisch advies over de noodzaak wordt aangevraagd, tenzij het bedrag, waarvoor bijstand wordt aangevraagd, € 500,-- of hoger is. Het bedrag van € 500,-- geldt per kostensoort. Bij periodieke kosten geldt het per jaar (bijvoorbeeld: psychotherapie). Bijstandsverlening is mogelijk voor zover de gevraagde voorziening de goedkoopst adequate noodzakelijke oplossing is. Het advies moet worden aangevraagd bij de hiervoor aangewezen instantie, vóór met de (voortgezette) behandeling wordt gestart en de kosten zijn gemaakt.

Bij kosten in verband met tandheelkunde geldt dat het medisch advies moet worden aangevraagd bij een andere tandarts dan de eigen tandarts.

Op een aantal kosten wordt in deze notitie nader ingegaan.

Eigen bijdrage in de kosten van aanschaf, onderhoud of reparatie van een hoorapparaat plus

batterijen

De resterende eigen bijdrage in de kosten van aanschaf, reparatie van een hoorapparaat en noodzakelijke batterijen komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Ook hier geldt dat bijstandsverlening mogelijk is voor de goedkoopste adequate noodzakelijke oplossing. Hoewel de kosten in veel gevallen meer zullen bedragen dan € 500,-- is geen aanvullend medisch advies nodig.

Een advies van de arts (vrijwel altijd kno-arts) is toereikend voor een “gewoon” hoortoestel. Vergoeding van de duurdere digitale toestellen is mogelijk, indien de noodzaak van een digitaal toestel blijkt uit het advies van de kno-arts. Voor de noodzakelijke batterijen kan eveneens bijzondere bijstand worden verleend tot een maximum van € 50,00 per hoortoestel per jaar.

De resterende eigen bijdrage in de kosten van aanschaf of reparatie van een kunstgebit of

gedeeltelijke prothese (=plaatje)

De resterende eigen bijdrage in de kosten van aanschaf of reparatie van een kunstgebit of gedeeltelijke prothese komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Een medisch advies is van het Rio is niet nodig.

Eigen bijdrage tandheelkundige hulp

Van cliënten wordt verwacht dat zij aanvullend verzekerd zijn op het niveau van de Comfortpolis van Agis. Voor de resterende eigen bijdrage van noodzakelijke tandheelkundige hulp kan in beginsel bijstand worden verleend, zeker waar het preventieve tandheelkundige hulp betreft. Anders ligt dit wanneer men van plan is om voor duurdere oplossingen te kiezen, bijvoorbeeld kronen en bruggen in plaats van een plaatje met elementen. Hoe begrijpelijk deze keuze ook, dit is een luxe keuze die belanghebbenden zelf dienen te financieren door een goede aanvullende tandverzekering af te sluiten, en zo nodig door middel van reservering vooraf of gespreide betaling achteraf.

In geval van twijfel over de noodzaak van de behandeling en indien de kosten hoger zijn dan € 500,-- dient de medische noodzaak van de voorziening via een aanvullend medisch advies te worden vastgesteld.

Brillen en lenzen

Voor de maximale vergoeding van brillen en lenzen wordt aansluiting gezocht bij de vergoeding van AV Huizen (bijlage 1). De vergoeding van een bril is eenmaal per 36 maanden mogelijk, onder aftrek van de vergoeding van de verzekering.

Vervanging van de glazen binnen 36 maanden is mogelijk indien de sterkte van de glazen moet worden aangepast. Vergoeding van montuur is dat geval ook mogelijk indien bij verandering in de sterkte van de glazen de nieuwe glazen niet in het oude montuur passen. Ook kan worden gedacht aan opgroeiende kinderen waarbij het montuur te klein is geworden.

Indien de maximale vergoeding voor een bril om medische redenen niet toereikend is, kunnen de noodzakelijke meerkosten worden vergoed, mits op advies van een oogarts.

Wenselijke, maar niet noodzakelijke kosten, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Vergoeding van duurdere lenzen dan de maximale vergoeding van AV Huizen is alleen mogelijk op voorschrift van een oogarts. Vervanging 1 x 36 maanden, tenzij andere sterkte wordt voorgeschreven.

Lenzenvloeistof wordt vergoed tot een maximum per jaar (bijlage 2).

Er wordt geen bijstand verleend voor de kosten van een contactlenzenabonnement.

Extra kosten wassen en slijtage kleding/beddengoed ten gevolge van ziekte of handicap

Indien er ten gevolge van een ziekte of handicap extra kosten voor wassen en slijtage kleding/beddengoed gemaakt moeten worden, die niet op een andere wijze kunnen worden vergoed, is in beginsel bijstand mogelijk voor de meerkosten. Met betrekking tot de noodzakelijkheid en de omvang van de meerkosten wordt een medisch advies aangevraagd bij de hiervoor aangewezen instantie. Als de meerkosten eenmaal via een medisch advies zijn vastgesteld, kunnen de kosten, zolang deze noodzakelijk zijn, jaarlijks worden geïndexeerd met het indexeringspercentage voor alimentatie.

Extra stookkosten ten gevolge van ziekte of handicap

In voorkomende gevallen zal in redelijkheid bepaald moeten worden wat de hoogte is van de kosten bij een regulier verbruik in die woning. Dat kan worden bepaald door bij het Nuon/de energieleverancier te informeren naar het gemiddeld verbruik van soortgelijke woningen in dezelfde straat. Als de meerkosten eenmaal via een medisch advies zijn vastgesteld, kunnen de kosten jaarlijks worden geïndexeerd met het indexeringspercentage voor alimentatie, zolang de kosten noodzakelijk zijn. Verhuizing is reden de situatie opnieuw te bekijken.

Dieetkosten

Om vast te stellen of een dieet noodzakelijk is, en wat de meerskosten van het dieet zijn, wordt een medisch advies opgevraagd bij de hiervoor aangewezen instantie. Als de meerkosten eenmaal via een medisch advies zijn vastgesteld, kunnen de kosten jaarlijks worden geïndexeerd met het indexeringspercentage voor alimentatie, zolang het volgen van het dieet noodzakelijk is.

Pedicure

Bijstand kan worden verleend in de kosten van noodzakelijke pedicurebehandeling tot een maximum van 9 behandelingen per jaar. Vergoed worden de werkelijke kosten. In 2003 was de richtprijs voor een standaardpedicure behandeling in de salon € 20,--. Voor cliënten van 65 jaar en ouder wordt de noodzaak op grond van hun leeftijd aangenomen. Voor cliënten jonger dan 65 jaar is vergoeding van de pedicure mogelijk op voorschrift van een arts.

De meerkosten van behandeling bij cliënt thuis worden uitsluitend vergoed als er sprake is van noodzakelijke behandeling thuis.

Vergoeding van meer dan 9 behandelingen per jaar is mogelijk op voorschrift van een arts.

Bij twijfel of onduidelijkheid over de noodzaak van het aantal behandelingen per jaar, de prijs of de soort behandeling, kan een aanvullend medisch advies worden aangevraagd.

Maaltijdvoorziening

De kosten van warme maaltijden komen voor bijzondere bijstand in aanmerking, voor zover de werkelijke kosten van de warme maaltijd (eventueel inclusief soep en toetje) uitstijgen boven de kosten van een warme maaltijd volgens de Prijzengids van het Nibud. De Stichting Welzijn Ouderen indiceert de noodzaak.

Tevens kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van de noodzakelijke aanschaf of huur van een vriezer en/of magnetron indien bijzondere bijstand wordt verleend voor de kosten van warme maaltijden. Voor de maximale vergoeding van de aanschaf van vriezer of magnetron gelden de prijzen van de Prijzengids van het Nibud. Voor de vergoeding van de kosten van huur van de vriezer of magnetron gelden de tarieven, die worden gehanteerd door de Stichting Welzijn Ouderen.

Alarmering

Bijstand kan worden verleend voor de aansluit-en abonnementkosten bij noodzakelijke aansluiting op een alarmeringssysteem. Indicering vindt plaats door de Stichting Welzijn Ouderen.

Kosten van steunzolen, orthopedische of allergeenvrije schoenen

De resterende eigen bijdrage wordt vergoed voor zover de eigen bijdrage, die na ontvangst van de vergoeding van het ziekenfonds voor rekening van cliënt blijft - de kosten van normale schoenen te bovengaan en er sprake is van een positief medisch advies van de behandelend specialist (huidarts ingeval van allergeenvrije schoenen).

Voor de kosten van normale schoenen wordt verwezen naar de prijzen, zoals vermeld in de Prijzengids van het Nibud. Vergoed wordt maximaal 2 paar per jaar voor personen van 16 jaar en ouder. Voor personen jonger dan 16 jaar moet het aantal schoenen ( in verband met de groei) geïndividualiseerd worden.

Vergoeding van steunzolen: maximaal twee paar per jaar.

Thuishulp

Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de eigen bijdrage in de kosten van:

• Noodzakelijke thuishulp;

• intensieve (terminale) thuishulp;

• kosten van particuliere thuiszorg, indien en zolang feitelijk nog geen thuiszorg via Thuiszorg Gooi en Vechtstreek of de Hervormde Thuiszorg of hulp op basis van het persoonsgebonden budget (AWBZ) geboden kan worden.

De bijstand kan alleen worden verleend voor het aantal uren, dat door het Rio als noodzakelijk is geïndiceerd.

Kraamhulp/bevalling

Hier worden bedoeld de kosten van het bevallen zelf, niet de algemeen noodzakelijke kosten van een baby-uitzet en/of het inrichten van een baby-kamer.

Ten aanzien van de kosten van bevalling bestaat een voorliggende voorziening via de

ziektekostenverzekering. De Comfortpolis van Agis kent geen eigen bijdrage voor kraamzorg thuis.

Voor de eigen bijdrage in de ziekenhuiskosten kan alleen bijstand verleend worden als er sprake isvan een sociale/medische indicatie.

Herstellingsoorden

Slechts een beperkt aantal herstellingsoorden is door de ziekenfondsraad aangewezen in het kader van een financieringsbesluit en gelden derhalve als erkende inrichting. De kosten van een eigen bijdrage (inkomensafhankelijk) opgelegd op basis van een tabel van het ministerie komen voor bijstandsverlening in aanmerking.

Niet erkende inrichtingen

Bijstand is in principe niet mogelijk. De erkende mogelijkheden van verzorging en verpleging dienen benut te worden. Indien uit medisch advies blijkt dat erkende inrichtingen geen oplossing bieden kan bijzondere bijstand verleend worden.

Spoedopname bij niet verzekerd zijn

Indien iemand onverwijld opgenomen moet worden in een ziekenhuis (algemeen of psychiatrisch)

en niet verzekerd is, kan geen bijstand worden verleend. De consequenties van het niet afsluiten van een ziektekostenverzekering dient cliënt zelf te dragen. Het belang van een ziektekostenverzekering wordt geacht algemeen bekend te zijn en is van overwegende betekenis. Uitzondering is alleen mogelijk indien het cliënt op geen enkele manier te verwijten is dat hij niet verzekerd is.

Overige medische kosten

Voorbeelden van overige medische kosten zijn onder meer:

• verbandmiddelen, die bestemd zijn voor een langdurige behandeling bij een ernstige aandoening;

• pijnstillers, bestemd voor langdurig gebruik, indien specifiek op medisch voorschrift voorgeschreven;

• therapeutisch kamp voor kinderen;

• orthodontie.

Artikel 2.2 Woonkosten

Algemeen

In bepaalde situaties kan er bijstand worden verleend in de kosten van het wonen. Wanneer dit het geval is wordt de bijstand verstrekt als bijzondere bijstand. Indien er aanspraak kan worden gemaakt op de Huursubsidiewet of de Vangnetregeling, dan geldt dit als voorliggende voorziening. De Vangnetregeling is in het leven geroepen om de gevolgen van de huursubsidiewet te verzachten. In de huursubsidiewet wordt in beginsel bij de bepaling van het inkomen gekeken naar het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begin van het huursubsidietijdvak. Bij terugval van het inkomen met meer dan 20% tijdens het huursubsidiejaar kan een beroep op de Vangnetregeling worden gedaan. De Vangnetregeling wordt uitgevoerd door sociale zaken. De Vangnetregeling wordt steeds voor een periode van drie maanden toegekend tot het nieuwe huursubsidiejaar begint.

Woonkosten onder de huursubsidiegrens

Bijstandsverlening is mogelijk indien op grond van inkomsten in het jaar voorafgaand aan het huursubsidietijdvak of een gewijzigde situatie voor wat betreft inwonenden:

• geen aanspraak bestaat op huursubsidie (en dit belanghebbende niet te verwijten is) en er geen aanspraak bestaat op het Besluit vangnetregeling huursubsidie; of

• aanspraak bestaat op minder huursubsidie dan waarop op grond van de huidige omstandigheden recht zou bestaan en het Besluit vangnetregeling dit verschil niet (geheel) compenseert.

Bijstand kan verleend worden indien de huursubsidie nog niet is afgestemd op de veranderde situatie en de Vangnetregeling geen oplossing biedt. Bijstand kan verleend worden tot de eerstvolgende peildatum van de huursubsidie (de peildatum is jaarlijks 1 juli) dan wel de datum waarop de Vangnetregeling van toepassing wordt. De woonkostentoeslag wordt op dezelfde manier als de huursubsidie berekend. De toeslag is derhalve gelijk aan het huursubsidiebedrag dat voor de huidige situatie toegekend zou zijn (dus rekening houdende met de veranderde situatie), verminderd met de daadwerkelijk toegekende huursubsidie, eventuele vangnetvergoeding en verminderd met de eventuele draagkracht. Bij de berekening dient ook rekening te worden gehouden met inkomsten van inwonende verdienende kinderen of mogelijke kamerverhuur (zie paragrafen 2.2.5 en 2.2.6).

Mogelijkheid van huursubsidie bij wijzigingen in bewonerssituatie tijdens

huursubsidiejaar

Met ingang van subsidiejaar 2002-2003 kan bij tussentijdse wijzigingen in de bewonerssituatie (bijvoorbeeld bij verlating of overlijden) huursubsidie worden aangevraagd, als vóórdat de wijziging zich voordeed, geen huursubsidie werd ontvangen. Als op het moment, waarop de wijziging zich voordeed, al wel huursubsidie werd ontvangen, kan bij een tussentijdse wijziging in de bewonerssituatie een beroep worden gedaan op de Vangnetregeling.

Gevolgen wijziging regelgeving met betrekking tot inwoning

Wanneer de verlaging van de huursubsidie het gevolg is van de regelgeving binnen de Huursubsidiewet betreffende inwoning, en de situatie is wat betreft de inwoning niet gewijzigd, dan kan geen (aanvullende) woonkostentoeslag worden verstrekt.

Woonkosten boven de huursubsidiegrens

Indien geen aanspraak bestaat op huursubsidie omdat de woonkosten de huursubsidiegrens te boven gaan is verlening van bijzondere bijstand mogelijk indien door een verandering in inkomsten of een veranderde situatie wat betreft inwonenden de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan. De bijstand wordt in beginsel verleend voor de duur van zes maanden. Van de belanghebbende wordt in beginsel verwacht dat hij woonruimte zoekt binnen een straal van 30 kilometer van zijn huidige woning. Aan de bijstand wordt de verplichting verbonden dat wordt gezocht naar goedkopere woonruimte (met een huur waarvoor aanspraak op huursubsidie bestaat). Na zes maanden wordt bekeken welke pogingen er zijn ondernomen ter verkrijging van goedkopere woonruimte. Bij voldoende en concrete activiteiten kan de bijstand met zes maanden verlengd worden. Deze verlenging kan bij voldoende en concrete activiteiten ter verkrijging van goedkopere woonruimte nog twee maal met een periode van zes maanden plaats vinden. De maximum termijn waarover een woonkostentoeslag verleend kan worden bedraagt (zeer bijzondere gevallen daargelaten) twee jaar.

Ook in dit geval wordt de woonkostentoeslag op dezelfde manier als de huursubsidie berekend. Voor het gedeelte van de huur boven de huurgrens wordt 100% woonkostentoeslag toegekend. Tevens dient rekening te worden gehouden met de inkomsten van inwonende verdienende kinderen en verhuur van kamers (zie paragrafen 2.2.5 en 2.2.6)

Huurwoning/eigen woning

Het gestelde over de mogelijkheden van toekenning van een woonkostentoeslag is zowel van toepassing bij een huurwoning als bij een eigen woning.

Welke kosten mogen worden meegenomen in de berekening?

De woonkosten die meegenomen mogen worden in de berekening van een woonkostentoeslag betreffende een huurwoning zijn die kosten die meegenomen worden bij de bepaling van de huur ingevolge de Huursubsidiewet (kale huur plus enkele benoemde extra kosten).

De woonkosten die meegenomen mogen worden in de berekening van een woonkostentoeslag voor een eigen woning zijn de volgende:

• de hypotheekrente (dus niet de aflossing);

• het eigenaargedeelte van de onroerend-zaak belasting;

• de opstalverzekering;

• de waterschapslasten (eigenaargedeelte);

• rioolrechten;

• een vast bedrag voor de kosten van onderhoud van de woning en de centrale verwarmingsinstallatie. Een specificatie van deze kosten is terug te vinden op het normenoverzicht.

Bij een eigen woning wordt de hoogte van de maandelijkse woonkostentoeslag in beginsel (bij ongewijzigde persoonlijke en financiële omstandigheden) eenmaal per jaar vastgesteld op basis van de huursubsidietabellen zoals deze op dat moment gelden.

Inwoning kinderen en gevolgen voor woonkostentoeslag

Ingeval van inwoning door (pleeg)kinderen tot 23 jaar worden de inkomsten van deze verwanten niet in aanmerking genomen tot het bedrag per maand per verwant dat is genoemd in artikel 3 lid 2 van de Huursubsidiewet. Een eventueel hoger inkomen wordt verdisconteerd op wijze van de Huursubsidiewet.

Onderhuurders, kostgangers en andere inwonenden en gevolgen voor woonkostentoeslag

Ingeval van inwoning door onderhuurders, kostgangers en andere inwonenden, worden de woonkosten voor het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand gedeeld door het aantal bewoners. De bijzondere bijstand wordt vervolgens vastgesteld, afhankelijk van de hoogte van de woonkosten, op de wijze zoals hierboven beschreven.

Artikel 2.3 Rechtshulp

Algemeen

De eigen bijdrage en eventueel griffierecht en bureaukosten van de advocaat komen voor bijstandsverlening in aanmerking als er sprake is van toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand. (CrvB 30 maart 1999, nrs. 97/5836/5837/5838 ABW). Er behoeft geen nader onderzoek te worden ingesteld naar de noodzaak van de rechtshulp. Deze wordt aangenomen indien er sprake is van toevoeging.

Bijkomende proceskosten kunnen alleen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen, voor zover is geconstateerd dat ze noodzakelijk zijn. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de bijkomende kosten die door de advocaat aan betrokkene in rekening worden gebracht. Aan de hand van een specificatie moet de noodzaak van de kosten worden beoordeeld.

Winnen procedure

Indien de procedure is gewonnen dient onderzocht te worden of de tegenpartij is veroordeeld in deze kosten. De verleende bijstand dient dan te worden terugbetaald. E.e.a. wordt in het vonnis of beschikking vermeld. Zonodig dient een machtiging te worden gevraagd.

Rechtshulp in strafrechtelijke procedures

Voor kosten van rechtshulp in strafrechtelijke procedures wordt geen bijstand verleend. Deze kosten worden niet beschouwd als noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van de WWB omdat altijd gebruik kan worden gemaakt van de toegewezen advocaat.

Griffierecht

Als een procedure ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht wordt gevolgd, wordt griffierecht terugbetaald door de rechtelijke instantie, indien de zaak door cliënt wordt gewonnen. Als hiervoor bijstand is verleend, dient deze door cliënt te worden terugbetaald.

Veroordeling in de proceskosten van de tegenpartij/ niet noodzakelijke deurwaarderskosten

Veroordeling in de proceskosten van de tegenpartij zijn voor rekening van cliënt. Alleen als een proces begonnen is op verzoek van sociale zaken wordt bijstand verleend in deze kosten. Deurwaarderskosten, die voorkomen hadden kunnen worden, worden niet gezien als bijzondere kosten.

Bijzondere bijstand voor kosten onderbewindstelling

Als de kantonrechter op grond van artikel 1:431 e.v. BW de noodzaak tot onderbewindstelling heeft beoordeeld en vastgesteld, staat het de gemeente niet meer vrij om zelf de noodzaak van die onder bewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of andere oplossingen mogelijk zouden zijn.

De met bewindvoering samenhangende kosten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking (CRvB, 21-8-01, 99/1771, 99/3916 NABW, Usz 2001,250).

Artikel 2.4 Kosten in verband met reïntegratie

Noodzakelijke kosten, die verband houden met reïntegratie op de arbeidsmarkt komen in principe niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, omdat deze kosten op grond van de reïntegratieverordening vergoed kunnen worden.

Voorbeelden zijn: kosten van kinderopvang, reiskosten, kosten scholing. Bij kinderopvang geldt dat zolang de Wet kinderopvang nog niet in werking is getreden, kinderopvang in principe via de gesubsidieerde kinderopvang dient plaats te vinden, waarbij de rekening rechtstreeks naar sociale zaken wordt gezonden. Zolang er geen gesubsidieerde plaats of een plaats bij een erkende instelling beschikbaar is, kan de opvang op andere wijze plaats vinden. Voor de bedragen, die maximaal worden vergoed wordt verwezen naar bijlage 2.

Artikel 2.5 Kosten van kinderopvang (geen reïntegratie)

De noodzakelijke kosten van kinderopvang om andere redenen dan reïntegratie en/of op reïntegratie gerichte sociale activering komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. Voor de bedragen, die maximaal worden vergoed: bijlage 2

Artikel 2.6 Reiskosten i.v.m. geneeskundige behandeling

Voor kosten van vervoer in verband met een geneeskundige behandeling kan men bij het ziekenfonds of een particuliere ziektekostenverzekering terecht. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend.

Artikel 2.7 Kosten van een uitvaart van bloedverwanten in de eerste graad, echtgenoot of partner

De noodzakelijke uitvaartkosten van echtgenoot of partner en/of minderjarige kinderen, komen voor

bijzondere bijstandsverlening in aanmerking onder aftrek van de uitkering van de

begrafenis/uitvaartverzekering. De bijzondere bijstand is per uitvaart gemaximeerd, onder aftrek van de uitkering van de begrafenis/uitvaartverzekering. Voor het bedrag, dat maximaal kan worden vergoed wordt verwezen naar bijlage 2. Bij overlijden in het buitenland wordt geen extra bijstand verleend voor de kosten van repatriëring. Er wordt geen bijstand verleend indien voor een begrafenis en/of uitvaart in het buitenland.

Voor de uitvaart van andere personen, dan echtgenoot/partner of minderjarige kinderen wordt in principe geen bijstand verleend, omdat de kosten van de uitvaart uit de erfenis moeten worden voldaan, dan wel de mogelijkheid bestaat de erfenis te verwerpen. Erfgenamen zijn dan niet verantwoordelijk voor de kosten van de uitvaart.

Artikel 2.8 Kosten in verband met verhuizing of woninginrichting

Verhuiskosten en kosten van woninginrichting zijn normale bestaanskosten die uit een inkomen op bijstandsniveau dienen te worden bestreden. Alleen in bijzondere omstandigheden is bijstand in deze kosten mogelijk. Deze voorwaarden zijn: de noodzaak van de verhuizing moet vaststaan, de kosten zijn onvoorzien, er waren geen reserveringsmogelijkheden (vooraf of gespreide betaling achteraf), er zijn geen voorliggende voorzieningen.

Uitgangspunt is dat de gemeente van vertrek beoordeelt of voor de verhuizing bijstand wordt verleend. Het standpunt van de gemeente van vertrek zal in principe worden overgenomen door de gemeente van vestiging. Bij een verhuizing naar een andere gemeente neemt de gemeente van vertrek die kosten voor haar rekening, die direct betrekking hebben op het vertrek zelf, zoals de huur van de verhuiswagen. De kosten, die betrekking hebben op de nieuwe woning, komen voor rekening van de gemeente van vestiging. Het betreft hier onder meer de kosten van het schilderen/behangen, aansluitkosten energievoorzieningen, en –indien van toepassing de kosten van woninginrichting (zie echter ook de opmerkingen bij het kopje "woninginrichting" over bijzondere bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen).

Om te voorkomen dat discussie ontstaat over de dubbele huur, wordt ervan uitgegaan dat de huur van de oude woning dubbel is.

Verhuiskosten is bijstand om niet

Voor verhuiskosten kan geen lening worden verstrekt (of borgtocht voor een lening) omdat de WWB dit niet toestaat. De WWB bepaalt in welke gevallen bijstand in de vorm van een geldlening kan worden verstrekt. Bijstand voor verhuiskosten wordt in principe verleend om niet, als de noodzaak vaststaat. Een lening is wel mogelijk als er sprake is van onvoldoende verantwoordelijkheidsbesef of als er later middelen ter beschikking komen (b.v. waarborgsom).

Woninginrichting

Woninginrichting bestaat in hoofdzaak uit duurzame gebruiksgoederen. In beginsel wordt geen bijzondere bijstand voor deze kosten verleend, omdat de kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Daarin dient vanuit het inkomen voorzien te worden door reservering vooraf of gespreide betaling achteraf. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

Primair geldt dat cliënten worden verwezen naar de Stadsbank voor een geldlening. Als de Stadsbank de gemeente verzoekt om borg te staan dient een onderzoek gedaan te worden naar de noodzaak. Verder moet de looptijd van de lening worden vastgesteld en eventueel de bijstand voor aflossing en rente (suppletie). Dit gebeurt in veel gevallen bij voormalige asielzoekers, die uit een AZC komen.

Bijzondere bijstand in de vorm van geldlening is van toepassing indien een lening bij de Stadsbank (met borgtocht) niet mogelijk is. Bijstand om niet wordt slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden verleend.

Indien bijzondere bijstand wordt verleend voor de kosten van aflossing en rente, dient door middel van bonnen te worden aangetoond dat de geldlening is besteed aan inrichting van de woning.

Voor richtprijzen van kosten van woninginrichting (losse onderdelen) wordt het prijzenboekje van het Nibud gehanteerd. Als sprake is van volledige woninginrichting, worden de maximale bedragen van de Stadsbank Midden Nederland gehanteerd. Deze bedragen en de aflossingsbedragen zijn terug te vinden op het normenoverzicht.

Verhuiskostenfonds

De belanghebbende met een gezinsinkomen, dat niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm of de belanghebbende met een huur boven de huursubsidiegrens, die woonkostentoeslag ontvangt en in verband hiermee de verhuisverplichting opgelegd heeft gekregen, komt voor het verhuiskostenfonds in aanmerking als hij verhuist van een woning met een huur, die hoger is dan de toepasselijke aftoppingsgrens voor de huursubsidie naar een woning met een huur, die lager is dan de toepasselijke aftoppingsgrens voor de huursubsidie, en de maandelijkse huurvermindering tenminste € 50,-- bedraagt.

De vergoeding bedraagt maximaal € 1.250,--. De kosten moeten worden aangetoond.

Artikel 2.9 Regeling voor deelname aan maatschappelijk verkeer

Voor belanghebbenden die gedurende tenminste één jaar een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van toepasselijke bijstandsnorm worden als bijzondere kosten aangemerkt:

• De kosten van deelname aan sportieve, culturele of educatieve voorzieningen;

• De kosten van lidmaatschap bibliotheek per gezinslid;

• De kosten van een abonnement van een dagblad .

• Indien deze belanghebbenden kinderen hebben, die onderwijs volgen en tussen de 10 en 18 jaar zijn, worden de bijkomende kosten van basis- en voortgezet onderwijs als bijzondere kosten aangemerkt. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van schoolreisje, schoolkamp en werkweek.

Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt verwezen naar bijlage 2.

Indien de ouders gescheiden of uit elkaar zijn, kan de ouder, die kinderbijslag voor het kind ontvangt, de aanvraag mede voor de kinderen doen.

Artikel 2.10 Bijzondere bijstand voor jong-meerderjarigen

Een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

• de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

• de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

Van noodzakelijke bestaanskosten, die de bijstandsnorm te boven gaan, kan uitsluitend sprake zijn ingeval de belanghebbende, als bedoeld in het eerste lid, zelfstandige huisvesting heeft én zelfstandige huisvesting noodzakelijk is.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt, in principe vastgesteld op het verschil tussen de norm voor een belanghebbende van 21 jaar in vergelijkbare omstandigheden, en de toepasselijke bijstandsnorm voor een 18,19 en 20 jarige, waarbij afwijking in het individuele geval mogelijk blijft. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de verlening van woonkostentoeslag als er geen of onvoldoende huursubsidie wordt ontvangen.

Artikel 2.11 Ziektekostenverzekering

Bijzondere bijstand voor de premie van een particuliere ziektekostenverzekering is mogelijk als de belanghebbende niet in aanmerking komt voor ziekenfondsverzekering. Bijstand kan worden verleend voor de standaardpakketpolis. Aanvullende dekkingen en de nomimale premie komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.

Artikel 2.12 Indexering en aanpassing bedragen

De bedragen in het kader in het kader van de bijzondere bijstand worden jaarlijks door het hoofd van de Intergemeentelijke afdeling sociale zaken Huizen, Eemnes en Blaricum aangepast met het indexeringscijfer voor alimentaties, dat jaarlijks wordt vastgesteld door de Staatsecretaris van Justitie. De geïndexeerde bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s. Voor zover bedragen zijn gerelateerd aan andere voorzieningen of wetgeving worden deze voorzieningen of wetgeving gevolgd.

De jaarlijkse indexering van bedragen geldt niet voor:

• de draagkrachtgrenzen;

• de vergoeding voor kosten van deelname aan sportieve, culturele of educatieve voorzieningen en de kosten van lidmaatschap bibliotheek en de kosten van een abonnement op een dagblad;

• de bijkomende kosten van basis-en voortgezet onderwijs voor personen met kinderen van 10 tot 18 jaar.

• de kosten van brillen, monturen en contactlenzen;

• kosten kinderopvang;

• kosten pedicure;

• orthopedische of allergeenvrije schoenen of steunzolen;

• verhuiskostenfonds;

• de categoriale regeling voor 65+

• de categoriale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten.

Hoofdstuk 3 Inkomen, vermogen en draagkracht

Artikel 3.1 Algemeen

In artikel 35 van de wet is geregeld dat het college in het kader van de bijzondere bijstand volledige beleidsvrijheid heeft in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende.

Dit betekent dat zij zelf kunnen bepalen welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. De vrijlatingsbepalingen van artikel 31 (inkomen) en 34 ( vermogen) zijn niet verplicht van toepassing zijn op de bijzondere bijstand. De aard van de kosten waarvoor bijstand wordt aangevraagd kan een rol spelen bij de vaststelling van de draagkracht en de bepaling welke middelen worden meegenomen.

Artikel 3.2 Draagkracht uit inkomen en draagkrachtpercentage

Draagkracht uit inkomen of draagkrachtruimte

Als een belanghebbende beschikt over een inkomen, dat hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm, moet (een gedeelte van) dit inkomen worden aangewend voor deze kosten. Deze draagkracht uit inkomen bestaat uit het gedeelte van het inkomen, dat hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm verminderd met buitengewone uitgaven.

Relevante inkomenscomponenten

In artikel 32 van de wet is bepaald wat onder inkomen moet worden verstaan. De inkomenscomponenten, die op grond van dit artikel tot het inkomen worden gerekend, worden ook in het kader van de bijzondere bijstand als inkomen aangemerkt, echter exclusief vakantiegeld. Dat betekent niet dat het vakantiegeld buiten beschouwing wordt gelaten, maar dat de volgende afwijkende berekening wordt toegepast voor het vakantiegeld: De inkomenscomponenten waarover vakantiegeld wordt uitbetaald, worden verhoogd met het vakantiegeldpercentage, dat wordt toegepast voor de bijstand (percentage van artikel 19 derde lid van de WWB).

De reden hiervoor is praktisch: de hoogte van het werkelijk ontvangen vakantiegeld is vaak pas eind mei of eind juni bekend. Als het vakantiegeld voor de afhandeling van een aanvraag bijzondere bijstand al eerder nodig is, is het lastig om het nettobedrag correct uit te rekenen (door heffingskortingen, soort inkomen, belastingtabel etc). Hiervoor zou een speciaal rekenprogramma nodig zijn.

De aansluiting bij het inkomensbegrip van artikel 32 van de wet impliceert dat die inkomensbestanddelen, die op grond van artikel 31 van de wet worden vrijgelaten, ook worden vrijgelaten in het kader van de bijzondere bijstand.

Buitengewone uitgaven

Het inkomen kan worden verminderd in verband met buitengewone uitgaven. Er kan slechts van buitengewone uitgaven sprake zijn voor zover voor die uitgaven geen tegemoetkoming wordt verleend.

Als buitengewone uitgaven die van invloed zijn op het inkomen (voordat een draagkrachtpercentage wordt toegepast), worden de volgende kosten aangemerkt:

• woonkosten, tot het verschil tussen de maximaal mogelijke huursubsidie op basis van een inkomen op bijstandsniveau en de feitelijk ontvangen huursubsidie/bijdrage vangnetregeling;

• voor eigen rekening blijvende reiskosten woon-werkverkeer;

• formeel verschuldigde en betaalde alimentatie en onderhoudsbijdragen;

• de premie van de standaardpakketpolis, indien de belanghebbende niet verplicht verzekerd is, met uitzondering van de nominale premie.

Artikel 3.3 Draagkrachtruimte

De draagkrachtruimte bestaat uit de draagkracht uit inkomen en de draagkracht uit vermogen.

Artikel 3.4 Peildatum inkomen en draagkrachtperiode

Peildatum inkomen

Bij de vaststelling van het inkomen wordt uitgegaan van het periodieke inkomen van de belanghebbende(n) in de draagkrachtperiode. De draagkrachtperiode gaat in op de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Uitgangspunt is daarom in principe het periodieke inkomen van de maand, waarin de kosten zijn gemaakt.

Indien de aanvraag betrekking heeft op nog te maken kosten, wordt uitgegaan van het periodieke inkomen van de belanghebbende(n) in maand van aanvraag.

Indien het periodieke inkomen geen juist inzicht geeft in het (te verwachten) inkomen gedurende de draagkrachtperiode, wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen gedurende het aan de bedoelde maand voorafgaande kwartaal, half jaar of jaar. Dit is afhankelijk van welke periode het juiste inzicht geeft in het te verwachten inkomen.

Het (periodieke) inkomen wordt omgerekend naar een netto jaarinkomen.

Draagkrachtperiode

De draagkracht wordt telkens voor de periode van een jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

Slechts in zeer bijzondere situaties, waarin een jaardraagkracht onrechtvaardig werkt, kan de draagkracht voor een afwijkende periode worden vastgesteld. De aanvangsdatum van de draagkrachtperiode kan op een andere dag bepaald worden, indien de omstandigheden dat vragen.

Indien binnen de vastgestelde draagkrachtperiode een nieuwe aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend, blijven de reeds eerder vastgestelde draagkracht en draagkrachtperiode gelden.

Wijziging draagkracht(periode)

Een vastgestelde draagkracht of draagkrachtperiode kan slechts gewijzigd worden, indien de persoonlijke of financiële omstandigheden van de belanghebbende(n) ingrijpend gewijzigd zijn.

Wijziging van de draagkracht, die (in de toekomst is berekend) kan alleen plaats vinden als er ingrijpende wijzigingen in het inkomen zijn.

Onder ingrijpende wijzigingen van het inkomen wordt verstaan een permanente verlaging of verhoging van het inkomen met tenminste 10%.

Onder ingrijpende wijzingen van de persoonlijke omstandigheden wordt verstaan een wijziging van alleenstaand naar gezin/alleenstaande ouder of andersom.

Artikel 3.5 Draagkrachtpercentage

Van het inkomen boven de bijstandsnorm (draagkrachtinkomen) wordt 100% in aanmerking genomen indien het kosten betreft van:

• duurzame gebruiksgoederen;

• levensonderhoud van jongeren van 18, 19 of 20 jaar;

• ziektekostenverzekering;

• arbeidsongeschiktheidsverzekering;

• reiskosten woon-werkverkeer;

• woonlasten;

• woonkostentoeslag;

• buitengewone verwervingskosten

• schuldsanering;

• verhuizing;

• woninginrichting;

• kosten crematie/uitvaart

Indien de aanvraag andere kosten betreft dan hierboven genoemd wordt van het inkomen boven de bijstandsnorm (draagkracht uit inkomen) op de volgende manier een draagkrachtpercentage in acht genomen:

• 0% over de draagkracht uit inkomen tot € 600 per jaar

• 35% over de draagkracht uit inkomen van € 600 tot € 1.800

• 100% over de draagkracht uit inkomen vanaf € 1.800.

Artikel 3.6 Draagkracht uit vermogen

Er is beleidsvrijheid om te bepalen of en in hoeverre het vermogen dient te worden aangewend voor de kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd.

Vermogen

In deze richtlijnen wordt onderscheid gemaakt tussen het volledige vermogen en het vrijgelaten vermogen. Met het volledige vermogen wordt bedoeld het vermogen zoals genoemd in artikel 34, eerste lid van de wet. Onder het vrijgelaten vermogen wordt verstaan het vermogen zoals genoemd in artikel 34, tweede lid, sub b en derde lid van de wet.

Voor sommige kosten wordt verwacht dat belanghebbenden hun volledige vermogen aanwenden voordat tot bijstandsverlening kan worden overgegaan, voor andere kosten geldt dat een gedeelte van het vermogen wordt vrijgelaten.

In het kader van de bijzondere bijstand wordt het volledige vermogen in aanmerking genomen indien het de volgende kosten betreft:

• duurzame gebruiksgoederen

• schuldsanering;

• verhuizing;

• woninginrichting;

• kosten crematie/uitvaart.

Voor de overige kosten geldt dat rekening wordt gehouden met het volledige vermogen onder aftrek van het vrijgelaten vermogen.

Peildatum vermogen

Het vermogen wordt vastgesteld op de datum waarop de kosten, waarop de aanvraag betrekking heeft, zijn gemaakt. Dat betekent dat het vermogen bij een aanvraag voor bijzondere bijstand afzonderlijk van de vermogensvaststelling in het kader van de algemene bijstand wordt vastgesteld. De reden hiervoor is, dat een eerder vastgestelde vermogenspositie kan zijn gewijzigd.

Indien wordt geconstateerd dat het vermogen in korte tijd op onverantwoorde wijze is ingeteerd (bijvoorbeeld met het oog op het verkrijgen van bijzondere bijstand) dan kan rekening mee worden gehouden.

Volgorde tussen draagkracht uit vermogen en draagkracht uit inkomen

Eerst wordt gekeken of er draagkracht uit vermogen is, daarna naar draagkracht uit inkomen.

Draagkrachtverrekening

Uitgangspunt is dat de bijzondere bijstand in één keer met de draagkracht wordt verrekend. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het niet mogelijk is de bijstand in één keer te verrekenen. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij periodieke bijstand voor woonkosten. In zo’n situatie kan de bijzondere bijstand per maand met de draagkracht worden verrekend.

Artikel 3.7 Peildatum leeftijd categoriale regelingen 65+ en chronisch zieken en gehandicapten (uitsluitend van toepassing indien deze regelingen worden vastgesteld)

Vanaf het moment dat de aanvrager 65 jaar is (bij gehuwden: de oudste echtgenoot) wordt voldaan aan de leeftijdsvoorwaarden voor de categoriale regeling voor 65+.

Vanaf het moment dat de aanvrager 18 jaar is, wordt voldaan aan de leeftijdsvoorwaarde voor de categoriale regeling voor chronisch zieken en gehandicapten.

Hoofdstuk 4 Terugwerkende kracht en administratieve drempel

Artikel 4.1 Indiening aanvraag

De aanvraag voor bijzondere bijstand dient uiterlijk één jaar nadat de kosten zijn gemaakt te zijn ingediend, tenzij het de volgende kosten betreft:

• verhuis- en woninginrichtingskosten;

• kosten die hoger zijn dan € 500,-- eenmalig een bij periodieke kosten die hoger zijn dan € 500,-- per jaar;

In die gevallen moet de bijzondere bijstand worden aangevraagd, vóórdat de kosten zijn gemaakt.

Voor begrafenis- of crematiekosten geldt een indieningstermijn tot één maand na dag van de uitvaart.

Voor de categoriale regelingen voor 65+ en chronisch zieken en gehandicapten geldt dat de aanvraag voor de vergoeding in een bepaald jaar uiterlijk binnen één jaar, gerekend vanaf de peildatum voor de leeftijd, dient te zijn ingediend (n.b.: uitsluitend van toepassing indien deze regelingen worden vastgesteld)

Artikel 4.2 Administratieve drempel

Een aanvraag kan worden ingediend:

• indien de kosten meer bedragen dan het drempelbedrag zoals genoemd in artikel 35, lid 2 van de wet;

• op het moment dat de totale kosten meer bedragen dan het drempelbedrag in een periode van twaalf maanden (bij meerdere lage kosten);

• na afloop van een aaneengesloten periode van 10 maanden indien de kosten in die periode onder het drempelbedrag blijven;

• bij vervolgaanvragen indien de kosten meer bedragen dan het drempelbedrag.

Hoofdstuk 5 Inwerkingtreding, overgangsbepalingen, beslissing B&W

Artikel 5.1 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

Deze richtlijnen treden in werking op 1 januari 2005. Tegelijkertijd vervalt het beleid met betrekking tot de bijzondere bijstand (inclusief het woonlastenfonds) en categoriale bijzondere bijstand voor Huizen, Eemnes en Blaricum, zoals dat tot de datum van inwerkingtreding van deze richtlijnen gold, met dien verstande dat de categoriale bijzondere bijstand van Huizen, Eemnes en Blaricum met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 vervalt. Dit heeft tot gevolg dat de oude “echt” categoriale regelingen met ingang van 1 januari 2004 zijn vervallen, en dat regelingen, die hoorden tot het minimabeleid maar een individuele toetsing kenden, vervallen op de datum, waarop de nieuwe richtlijnen in werking treden.

De regeling voor deelname aan het aatschappelijk verkeer (paragraaf 2.9 van deze richtlijnen) treedt uitsluitend in werking indien de hiervoor benodigde extra middelen met ingang van 2005 door de gemeenteraad beschikbaar worden gesteld. In hoofdstuk 6 van deze richtlijnen worden de financiële consequenties van deze regeling uiteengezet.

Aan bijzondere bijstand, die is toegekend, op basis van het oude beleid, wordt gedurende de vastgestelde draagkrachtperiode niet getornd. Vervolgaanvragen of nieuwe aanvragen, die worden ingediend op of na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijnen bijzondere bijstand worden afgehandeld op basis van de nieuwe richtlijnen.

Artikel 5.2 Overgangsregeling Tuinproject

In Huizen is in het verleden bijzondere bijstand verleend voor de noodzakelijke kosten van tuinonderhoud, na indicatie van de Stichting Welzijn Huizen. Bijzondere bijstand voor het tuinproject komt in het nieuwe bijzondere bijstandsbeleid te vervallen. In verband hiermee wordt de volgende overgangsregeling ingesteld: belanghebbenden, die in 2004 bijzondere bijstand hebben ontvangen voor de noodzakelijke kosten van tuinonderhoud, houden hier recht op zolang de noodzaak voortduurt en aan alle voorwaarden voor bijzondere bijstandsverlening wordt voldaan. Bij verhuizing eindigt het recht op bijzondere bijstand voor de kosten van tuinonderhoud.

Belanghebbenden, die in 2004 geen bijzondere bijstand voor tuinonderhoud hadden, komen ook na de inwerkingtreding van deze richtlijnen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Artikel 5.3 Overgangsregeling Woonlastenfonds

In Huizen is in het verleden bijzondere bijstand voor woonlasten (woonlastenfonds) verleend, tot een maximum van € 36,00 per maand. Deze regeling komt in het nieuwe bijzondere bijstandsbeleid te vervallen. In verband hiermee wordt de volgende overgangsregeling ingesteld: belanghebbenden, die in 2004 bijzondere bijstand voor het woonlastenfonds ontvingen, en die indien zij in 2005 en 2006 aan de voorwaarden voor het fonds en de bijzondere bijstand voldoen, hebben recht op de volgende afbouwregeling: in 2005 2/3 van de maandelijkse bijdrage, in 2006 1/3 van de maandelijkse bijdrage en vanaf 2007 vervalt de bijdrage volledig.

Artikel 5.4 Beslissing B&W

Het college van burgemeester en wethouders kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze richtlijnen, als de toepassing hiervan leidt tot bijzonder onredelijke gevolgen.

In gevallen, de uitvoering van deze richtlijnen betreffende, waarin deze richtlijnen niet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 6 Financiële consequenties

De budgetten voor uitvoering van de individuele bijzondere bijstand zijn naar aanleiding van de notitie ”budgetten bijzondere bijstand 2004” met ingang van 2004 vastgesteld op € 438.000,-- voor Huizen, € 40.000,-- voor Eemnes en € 50.000,-- voor Blaricum.

Op basis van een prognose van de verstrekkingen in de eerste vijf maanden van 2004 wordt ingeschat dat de budgetten toereikend zijn voor het individuele bijzondere bijstandsbeleid, echter exclusief de regeling voor deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Voor invoering van de regeling voor deelname aan het maatschappelijk verkeer zijn extra middelen nodig.

In de notitie “budgetten bijzondere bijstand” is een eerste prognose opgenomen van de kosten van een regeling voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hierbij wordt vooralsnog aansluiting gezocht. Dit betekent dat voorlopig wordt ingeschat dat uitvoering van de regeling voor deelname aan het maatschappelijk verkeer met ingang van 2005 voor Huizen € 184.000,--, voor Eemnes en Blaricum elk € 23.000,-- structureel kost.

Aantal aanvragen Aantal aanvragen maal € 230

Huizen 800 € 184.000

Eemnes 100 € 23.000

Blaricum 100 € 23.000

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes in de vergadering van 5 oktober 2004.