Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang Gemeente Eemnes 2020

Geldend van 17-04-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang Gemeente Eemnes 2020

College vastgesteld op 24 maart 2020

Inhoud

1. Besluit, toepassing, citeertitel beleidsregels en definities 2

1.1. Besluit 2

1.2. Toepassing 2

1.3. Citeertitel 2

1.4. Definities 3

2. Inleiding 4

2.1. Waarom beleid 4

2.2. Wat komt aan de orde 4

2.3. Landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen 4

3. Kader, visie, ambitie en speerpunten 6

3.1. Kader 6

3.2. Visie op handhaving 6

3.3 Speerpunten 7

4. Toezicht 9

4.1. Onderzoeken 9

4.2. Risico gestuurd en onaangekondigd toezicht 9

4.3. Herstelaanbod 10

4.4. Schriftelijk bevel 11

5. Aanvraag tot exploitatie 12

5.1. Nieuwe voorziening 12

5.2. Houderwijziging 14

5.3. Verhuizing 15

6. Handhaving 16

6.1. Maatwerk in handhaving 16

7. Slotbepalingen 25

1. Besluit, toepassing, citeertitel beleidsregels en definities

1.1. Besluit

Burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

Besluiten:

de Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang gemeente Eemnes 2020 vast te stellen.

1.2. Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:

- toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;

- aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;

- te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving;

De uitvoering van de Beleidsregels wordt gemandateerd aan de teamleider van Maatschappelijke Ontwikkeling van de BEL Combinatie.

Aan de GGD zijn de werkzaamheden gemandateerd die betrekking hebben op de registratie van kinderopvangvoorzieningen in het Landelijk Register Kinderopvang en het op basis van een inspectie verzorgen van de schriftelijke bevestiging aan de houder dat men voldoet aan de Wet kinderopvang1.

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle voorzieningen voor kinderopvang, gastouderbureaus, en gastouderopvang binnen de gemeente.

1.3. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang gemeente Eemnes 2020.’

1.4. Definities

Hieronder vindt u definities van de belangrijkste in dit beleid voorkomende termen. Voor alle (overige) definities wordt aangesloten bij de definities zoals deze zijn gegeven in de Wet Kinderopvang en onderliggende regelgeving.

Definitie

Afwegingsmodel

In het afwegingsmodel worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een hersteltermijn, de hoogte van de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom.

Het afwegingsmodel is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

Awb

Algemene wet bestuursrecht

College

Het college van burgemeester en wethouders

Gemeente

Gemeente Eemnes

GGD

GGD regio Utrecht

Kinderopvangvoorziening

Buitenschoolse opvang op een specifiek adres, dagopvang op een specifiek adres, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang

Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen vastgelegd in voorschriften, welke door de houder nageleefd moeten worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving

LRK

Landelijk register kinderopvang

Toezichthouder

De aangewezen toezichthouder van de GGD. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

Wko

Wet kinderopvang

2. Inleiding

2.1. Waarom beleid

In dit beleidsstuk is vastgelegd hoe de gemeente Eemnes omgaat met betrekking tot toezicht en handhaving die voortvloeit uit de Wet kinderopvang.

Het vastleggen van dit beleid draagt bij aan:

- een transparante werkwijze, omdat houders, ouders, toezichthouders en andere belanghebbenden vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en bevoegdheden van het college;

- rechtsgelijkheid, door het vastleggen van beleidsregels die voor iedereen van toepassing zijn

- het stimuleren van kwalitatief goede kinderopvang.

2.2. Wat komt aan de orde

Allereerst wordt de gemeentelijke integrale visie op handhaving en de relatie met het dossier kinderopvang toegelicht (hoofdstuk 3). Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende mogelijkheden binnen het toezicht, waaronder risico gestuurd toezicht en herstelaanbod (hoofdstuk 4). Daarna wordt uitgelegd hoe een aanvraag tot exploitatie afgehandeld wordt (hoofdstuk 5). Als laatste gaat het college in de beleidsregels in op de verschillende mogelijkheden voor handhaving bij het niet naleven van de kwaliteitseisen. Hierin wordt aangegeven welke strategie gevolgd wordt. Daarbij wordt per niet nageleefde kwaliteitseis bepaald welke handhaving daarop volgt, waarbij het afwegingsmodel richting geeft (hoofdstuk 6).

In het afwegingsmodel (in de bijlage) is vastgelegd:

- of er een boete kan worden opgelegd en de hoogte daarvan;

- de hoogte van een last onder dwangsom;

- de maximale hersteltermijn.

2.3. Landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen

De Wet kinderopvang is sinds 2005 van toepassing. Sindsdien is het speelveld volop in beweging. Zo bestaan er sinds 2018 geen peuterspeelzalen meer. Ook is er in datzelfde jaar een personenregister kinderopvang ingevoerd om continue screening in de kinderopvang te versterken.

Daarnaast is in 2018 en 2019 de Wko behoorlijk aangepast (o.a. (wijzigings-) Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang). Er is hard gewerkt aan efficiëntere toezicht en handhaving.

De focus in het nieuwe beleid richt zich op het toezicht van de kwaliteit van de kinderopvang en op een handhavingsbeleid waarbij maatwerk uitgangspunt is. Met 'meer toezicht waar nodig, minder waar mogelijk' wordt het toezicht efficiënter. Handhaving is daarbij het sluitstuk en wordt ingezet als toezicht niet tot het gewenste resultaat leidt.

Dit alles heeft ertoe geleid dat gemeente Eemnes de voor u liggende beleidsregels kinderopvang heeft herzien en vastgesteld.

3. Kader, visie, ambitie en speerpunten

3.1. Kader

Aan kinderopvang worden kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang (Wko) en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen.

De regelgeving stelt kwaliteitseisen aan de volgende onderwerpen (in de GGD rapportages ook wel domeinen genoemd):

- registratie, wijzigingen en administratie;

- het pedagogisch klimaat;

- personeel en groepen;

- veiligheid en gezondheid;

- accommodatie;

- ouderrecht.

De Wko bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor toezicht op en handhaving van deze eisen. De GGD is bij wet de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. Het college heeft de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen als toezichthouder.

De Inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeente haar wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht, goed uitvoert.

3.2. Visie op handhaving

De gemeente Eemnes heeft de volgende integrale visie op handhaving. Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen. De handhaving is gericht op structureel herstel. Dit betekent het toepassen van een handhavingsinstrument dat er op gericht is om de overtreding op te heffen en er tevens aan bijdraagt dat de tekortkomingen structureel opgelost blijft. De last onder dwangsom (zie toelichting onder 6.1.5) acht het college in beginsel het daartoe geëigende middel. Bij overtredingen die een grote impact hebben op de kwaliteit van de kinderopvang wordt er voor gekozen naast een last onder dwangsom, ook een bestuurlijke boete op te leggen.

Het college heeft in de beleidsregels een viertal speerpunten benoemd. Deze speerpunten krijgen in de handhaving nadrukkelijk aandacht omdat het belang van het kind direct in het geding is. Indien er sprake is van overtredingen op deze ‘speerpunten’ wordt direct een bestuurlijke boete opgelegd (zie toelichting onder 3.3) in combinatie met een last onder dwangsom.

Bij geringe overtredingen wordt het instrument waarschuwingen ingezet. Bij een herhaling van deze geringe overtredingen kan eventueel een bestuurlijke boete volgen. Bij overige overtredingen wordt de bestuurlijke boete ingezet; bij herhaling een verhoogde bestuurlijke boete of Last onder dwangsom. Deze aanpak c.q. werkwijze past binnen de beleidsregels die de mogelijkheid van maatwerk bieden: afhankelijk van de overtreding een keuze maken voor het in te zetten instrument en daarbij de historie van de overtreding betrekken (zie toelichting onder 6.1 Handhaving).

Het ‘centrale hart’ van het gemeentelijk beleid wordt als volgt weergegeven (zie schema bijlage 2):

Bij lichte overtredingen (per overtreding beoordelen)

Waarschuwing

Na waarschuwing: herhaling van dezelfde lichte overtredingen (recidive)

Bestuurlijke boete

Na waarschuwing: meerdere lichte overtredingen

Bestuurlijke boete

Bij speerpunten

Bestuurlijke boete in combinatie met Last onder dwangsom

Bij overige overtredingen

Bestuurlijke boete

Na bestuurlijke boete: herhaling van dezelfde overige overtredingen (recidive)

Verhoogde bestuurlijke boete en/of Last onder dwangsom

Na bestuurlijke boete: meerdere overige overtredingen

Verhoogde bestuurlijke boete

Daarnaast heeft het college de mogelijkheid een exploitatieverbod op te leggen en de toestemming tot exploitatie in te trekken (zie voor toelichting 6.1.8 en 6.1.9).

3.3 Speerpunten

De gemeente geeft aan bepaalde kwaliteitseisen extra aandacht. Het gaat om de volgende voorwaarden waarbij direct het belang van het kind in het geding is:

De gemeente Eemnes geeft als speerpunten extra inzet op overtredingen met betrekking tot:

1. Beroepskracht-Kind-Ratio (domein personeel en groepen)

2. Verklaring Omtrent het Gedrag (domein personeel en groepen)

3. Uitvoering Veiligheid en Gezondheid waarbij niet conform het beleid wordt gehandeld (domein veiligheid en gezondheid)

4. Pedagogische Praktijk (domein pedagogisch klimaat)

De hierbij behorende sanctie is dat we voor deze vier speerpunten direct een LOD opleggen.

Toelichting

1. Beroepskracht-Kind-Ratio

Het belang van het kind is in het geding als er onvoldoende personeel aanwezig is.

2. Verklaring Omtrent het Gedrag

De kinderopvang moet een gezonde en vooral veilige omgeving bieden aan opgroeiende kinderen. Daarom is voor het werken in de kinderopvang een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wettelijk verplicht, en worden vaste medewerkers in de kinderopvang sinds 1 maart 2013 continu gescreend. Bij continue screening wordt gekeken in het Justitieel Documentatie Systeem of mensen die werken of wonen op een locatie waar kinderen worden opgevangen nieuwe strafrechtelijke gegevens op hun naam hebben staan.

3. Uitvoering Veiligheid en Gezondheid waarbij niet conform het beleid wordt gehandeld

Handelt de houder conform de door de GGD getoetste documenten m.b.t veiligheid en gezondheid? Consequentie hiervan kan zijn dat de veiligheid en/of gezondheid van het kind een risico loopt.

4. Pedagogische Praktijk

Bij de pedagogische praktijk gaat het om de beoordeling van de volgende basisdoelen:

- Het waarborgen van emotionele veiligheid.

- Het bieden van mogelijkheden voor kinderen tot ontwikkeling van persoonlijke competentie.

- Het bieden van mogelijkheden voor kinderen tot ontwikkeling van sociale competentie.

- Socialisatie; het overdragen van waarden en normen.

Het belang van het kind is in het geding als de basisdoelen onvoldoende worden gewaarborgd.

4. Toezicht

De toezichthouder kinderopvang van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. Hij onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving.

De toezichthouder geeft geen advies aan de houder maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.

4.1. Onderzoeken

De toezichthouder van de GGD voert de volgende onderzoeken voor de gemeente Eemnes uit:

• Onderzoek voor registratie: naar aanleiding van een ingediende aanvraag tot exploitatie onderzoekt de toezichthouder of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden volgens de voorschriften van de Wko en onderliggende regelgeving.

• Onderzoek na registratie: binnen 3 maanden na registratie in het LRK vindt een onderzoek plaats (dit onderzoek vindt niet plaats bij voorzieningen voor gastouderopvang).

• Jaarlijks onderzoek: alle kindercentra en gastouderbureaus worden jaarlijks onderzocht.

• Onderzoek voorzieningen voor gastouderopvang waarbij uitgangspunt is dat de voorziening periodiek wordt gecontroleerd.

• Nader onderzoek: naar aanleiding van eerder geconstateerde overtreding(en) en als er een handhavingsmaatregel is ingezet, onderzoekt de toezichthouder nadat de hersteltermijn is verstreken of de overtreding is hersteld.

• Incidenteel onderzoek: een onderzoek naar aanleiding van onder meer een incident, een signaal of een wijzigingsverzoek van een houder.

De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de toezichthouder worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK.

4.2. Risico gestuurd en onaangekondigd toezicht

Om een goed beeld te krijgen van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats. Daarnaast wordt het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus die daarvoor in aanmerking komen, risico gestuurd uitgevoerd. Dit betekent meer toezicht waar het nodig is, minder waar het kan.

Om hier invulling aan te geven wordt door de toezichthouder een risicoprofiel opgesteld of aangepast na ieder (daarvoor relevant) onderzoek. Aan de hand hiervan wordt de frequentie van het daarna volgende toezicht bepaalt.

4.3. Herstelaanbod

De gemeente Eemnes en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod. Door te werken met herstelaanbod verwacht de gemeente dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede en de gemeente hoeft minder handhaving in te zetten.

Een herstelaanbod is het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om binnen de door de toezichthouder gestelde tijd een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld.

Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek.

Een overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod. De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 2 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.

De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven. Dat wordt gedaan op de volgende wijze:

1. Bepaalde overtredingen hebben een groter risico op herhaling. Dit is bijvoorbeeld zo bij een overtreding van de beroepskracht-kind ratio (=speerpunt). Wanneer na herstelaanbod geconstateerd wordt dat de houder de overtreding verholpen heeft, bestaat er een risico dat de houder op korte termijn weer in herhaling van de overtreding zal vallen. Er wordt hierop geanticipeerd door bij overtredingen op een speerpunt geen bestuurlijke boete op te leggen doch wel de last onder dwangsom op te leggen.

2. Bij een overtreding die na herstelaanbod is opgelost behorende tot de categorie ‘overige overtredingen’ wordt geen bestuurlijke boete opgelegd.

3. Indien het herstelaanbod niet tot herstel heeft geleid, is het ‘Schema handhaving kinderopvang’ van toepassing (bijlage 2). Dit betekent dat de in deze beleidsregels uitgewerkte handhaving zal worden toegepast.

4. Bij Recidive en/of meerdere overtredingen wordt een bestuurlijke boete opgelegd en/of verhoogd.

4.4. Schriftelijk bevel

Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren.

De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.

Voorbeelden:

• het ontbreken van een geldige VOG betekent dat de toezichthouder de desbetreffende beroepskracht direct naar huis stuurt.

• Een ruit in de toegangsdeur is ’s nachts kapot getrapt en is bij aankomst van de inspecteur nog niet vervangen en ook niet afgedekt. Actie: de ruit moet per direct afgedekt worden en een glaszetter gebeld. Diezelfde dag moet de ruit vervangen zijn.

• Een deur in het kindercentrum komt uit op een drukke parkeerplaats. Kinderen kunnen deze deur zelfstandig openen en er zijn al een paar keer bijna-ongelukken voorgekomen. De houder heeft de situatie niet in de hand. Diezelfde dag moet de houder zorgen dat er een oplossing voor situatie bij de deur komt.

5. Aanvraag tot exploitatie

In de volgende gevallen spreken we wettelijk gezien van een aanvraag tot exploitatie:

• Nieuwe voorziening

• Houderwijziging

• Verhuizing

In tegenstelling tot een aanvraag voor een nieuwe voorziening en een verhuizing, dient voor een houderwijziging een wijzigingsverzoek ingediend te worden.

5.1. Nieuwe voorziening

Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na schriftelijke toestemming daartoe verleend door het college, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven wordt de voorziening vervolgens in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen dient de houder een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente waar de beoogd te exploiteren kinderopvangvoorziening zich bevindt. De beslistermijn is 10 weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties nog verlengd worden. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient. Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

Bij het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening, worden leges in rekening gebracht.

5.1.1. Illegale kinderopvang

Zonder, of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Indien dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. De gemeente Eemnes treedt streng op tegen illegale opvang. Illegale opvang is op grond van de Wet Economische Delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie2 of het opleggen van een bestuurlijke boete door de gemeente.

Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van illegale opvang met dezelfde gevolgen als hiervoor beschreven.

5.1.2. Streng aan de Poort

De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang dat er verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de door het gastouderbureau te begeleiden gastouders, aan de kwaliteitseisen voldoen. De gemeente laat daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD.

De toezichthouder zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf datum van exploitatie kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag tot exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij ‘redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen’ zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de toezichthouder een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.

De gemeente neemt in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de toezichthouder kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.

De gemeente kijkt naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang, bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. De gemeente vindt het van groot belang dat wanneer een kinderopvangvoorziening start met exploiteren, ook aan de andere benodigde eisen gesteld aan bijvoorbeeld het brandveilig gebruik, de bouw (het gebouw) en de bestemming is voldaan.

5.1.3. Startdatum exploitatie

Op basis van het onderzoek voor registratie neemt de gemeente een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de wet kinderopvang.

5.1.4. Onderzoek na registratie

Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de toezichthouder of de kinderopvangvoorziening (niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.

5.1.5. Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie

Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen.

5.2. Houderwijziging

Een kindercentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld.

Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formulieren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

De gemeente Eemnes hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:

• Een overname moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Dat betekent dat ook bij een overname streng wordt getoetst. Naleving van de kwaliteitseisen bij andere kinderopvangvoorzieningen en de handhavingshistorie van de nieuwe houder wordt meegewogen.

• Bij een overname worden leges in rekening gebracht, omdat de overname wordt behandeld als een nieuwe aanvraag, met bijbehorend onderzoek.

• De nieuwe houder heeft redelijkerwijs tijd nodig om eventuele bestaande tekortkomingen op te heffen. Daar wordt rekening mee gehouden.

5.3. Verhuizing

5.3.1. Verhuizing van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of voorziening voor gastouderopvang

Wanneer een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag.

Bij de gemeente wordt ingediend:

• Voor de oude kinderopvangvoorziening een wijzigingsverzoek tot intrekken toestemming exploitatie (uitschrijving). Hierbij moet de aanvrager op het wijzigingsformulier vermelden dat het een verhuizing betreft.

• Voor de nieuwe kinderopvangvoorziening een aanvraag tot exploitatie (inschrijving).

5.3.2. Verhuizing van een gastouderbureau

Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.

Bij de gemeente wordt ingediend:

• Een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres

Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.

6. Handhaving

Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en kan een handhavingsbesluit nemen indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de GGD. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. In beide gevallen zal de gemeente in principe handhaven.

De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.

6.1. Maatwerk in handhaving

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet en regelgeving is hiervoor de basis en in deze beleidsregels wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat het college oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend – kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet treffen van een maatregel nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk.

6.1.1. Herstellend en/of bestraffend handhaven

De gemeente Eemnes heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:

• Herstellend betekent dat de gemeente de houder er toe aanzet de overtreding van een kwaliteitseis op te heffen en opgeheven te houden.

• Bestraffend betekent dat de gemeente een bestuurlijke boete geeft voor bepaalde overtredingen.

Herstellend en bestraffend kan naast elkaar ingezet worden.

6.1.2. Handhavingsmiddelen

Niet ieder middel is in iedere situatie geschikt om in te zetten. De gemeente kiest altijd het meest passende middel. Hieronder volgt een toelichting op de diverse middelen die de gemeente Eemnes kan inzetten.

Traject

Handhavingsmiddel

Herstellend

Waarschuwing

Aanwijzing

Last onder dwangsom

Last onder bestuursdwang

Exploitatieverbod

Intrekken toestemming tot exploitatie

Bestraffend

Bestuurlijke boete

6.1.3 Waarschuwing

Bij lichte overtredingen wordt gekozen voor het geven van een waarschuwing. De keuze van de waarschuwing is mede afhankelijk van het gegeven of de overtreding eerder en vaker is voorgekomen. Een waarschuwing wordt gegeven bij overtredingen met een laag risico, die voor het eerst in twee jaar tijd voorkomen bij een houder. Het herstel van de overtreding wordt in dat geval in een eerstvolgend regulier onderzoek van de GGD gecontroleerd, er volgt geen apart/extra (nader) onderzoek. Dat is zowel voor de houder als voor de gemeente efficiënt en minder belastend.

Bij een herhaling van de lichte overtreding volgt een bestuurlijke boete die bij opnieuw een herhaling wordt verhoogd.

6.1.4 Aanwijzing

Het college kan een aanwijzing met een hersteltermijn geven (herstellend handhavingstraject).

In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen, zal deze hersteltermijn korter of langer zijn. Na de hersteltermijn vindt een nader onderzoek plaats. Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Het college past de aanwijzing toe bij de overige overtredingen, niet zijnde geringe overtredingen en niet zijnde speerpunten.

6.1.5 Last onder dwangsom

De last onder dwangsom is een herstelmaatregel. Met een last onder dwangsom krijgt een houder de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven (begunstigings-)termijn en daarna hersteld te houden. Na afloop van de begunstigingstermijn geeft de gemeente de GGD opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan of nog steeds voldoet. Wanneer de houder niet of niet op tijd herstelt verbeurt de dwangsom van rechtswege en moet de houder deze van rechtswege betalen.

De gemeente stelt de hoogte van de dwangsom als volgt vast:

• Het bedrag is gelijk aan het bedrag dat in het afwegingsmodel staat genoemd als boete.

Een dwangsom kan worden opgelegd:

• Als bedrag ineens.

In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurt.

• Per constatering van een overtreding.

Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurt elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt in dit geval wel een maximumbedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

• Per periode dat de last wordt overtreden.

Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeelt of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurt of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd. Dat zijn overtredingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhouden, zoals dat bijvoorbeeld bij een beleidsdocument het geval kan zijn.

Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.

De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien de last een jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd, verzoeken om de last op te heffen.

Leidt een Last onder dwangsom niet tot (volledige) naleving dan zal wederom een afweging over handhaving plaatsvinden. In dat geval ligt een verhoogde dwangsom of een exploitatieverbod voor de hand. Het toepassen van maatwerk betekent dat per inspectierapport wordt beoordeeld wat, gelet op de overtreding en de mate waarin sprake is van herhaling, passend is.

6.1.6 Last onder bestuursdwang

Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder. De last onder bestuursdwang wordt nagenoeg niet toegepast in de kinderopvang. De houder is zelf eindverantwoordelijk voor de kwaliteit.

6.1.7 Bestuurlijke boete

Naast een herstellend traject kan er ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete wordt opgelegd: 1. Bij herhaling van dezelfde lichte overtredingen (recidive) na een waarschuwing en 2. Bij meerdere lichte overtredingen na een waarschuwing.

Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.

Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij de dwangsom kan het betalen van het bedrag namelijk worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij de boete is dat niet het geval.

Naast de in dit document omschreven handhavingsmaatregelen kan door de gemeente Eemnes ook een boete worden opgelegd bij:

- Het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing;

- Niet meewerken aan een verzoek van een toezichthouder of het bewust verkeerd informeren van een toezichthouder;

- Het starten van de exploitatie, voor de datum van ingang van de toestemming tot exploitatie.

- Het niet tijdig melden van wijzigingen van de in het LRK geregistreerde gegevens;

- Het overtreden van een exploitatieverbod.

Een boete wordt door de gemeente Eemnes opgelegd bij:

- Het overtreden van de in 3.3 opgesomde speerpunten;

- Overige overtredingen

- Recidive en/of bij meerdere lichte overtredingen

Hoogte van een boete en grootte van de organisatie

De Wet kinderopvang geeft de gemeente de bevoegdheid om voor een overtreding / het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen van maximaal €45.000. Voor de hoogte van boetes zijn in het afwegingsoverzicht normbedragen opgesteld.

Proportionaliteit en een goede dosering zijn een belangrijk uitgangspunt bij handhaving. Gemeente Eemnes hanteert daarom vijf categorieën waar de boetebedragen op worden afgestemd:

1. Grote organisaties: een totale capaciteit van meer dan 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

2. Middelgrote organisaties: een totale capaciteit van 101 tot en met 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

3. Middelkleine organisaties: een totale capaciteit van 51 tot en met 100 kindplaatsen / bemiddelende voorzieningen voor gastouderopvang

4. Kleine organisaties: een totale capaciteit van minder dan 51 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

5. Voorzieningen voor gastouderopvang.

Ad 1. Voor een grote organisatie geldt het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingsmodel handhaving (zie bijlage).

Ad 2. Voor een middelgrote organisatie is drie vierde van het normbedrag de richtlijn.

Ad 3. Voor een middelkleine organisatie is twee vierde van het normbedrag de richtlijn.

Ad 4. Voor een kleine organisatie is dat één vierde deel.

Ad 5. Voor voorzieningen voor gastouderopvang is dat één vijfde deel van het normbedrag. Dit geldt niét voor die voorwaarden in het afwegingsmodel waar specifiek gastouder staat vermeld. Daar is de hoogte van de som al afgestemd op deze voorziening.

Bij de bepaling van de grootte van de organisatie is de registratie in het LRK op het moment van begaan van de overtreding het uitgangspunt. Hierbij wordt over gemeentegrenzen heen gekeken.

Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn, afhankelijk de ernst van het feit de verwijtbaarheid of de omstandigheden van het geval, de eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.

Herhaalde overtredingen (recidive)

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

• 1,5 maal het in het afwegingsmodel opgenomen boetebedrag indien een overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

• 2 maal het in het afwegingsmodel opgenomen boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te verhogen wanneer hier aanleiding toe is. Bij recidive wordt de bestuurlijke boete in beginsel als volgt verhoogd:

• Herhaling van dezelfde overtreding op dezelfde voorziening binnen twee jaar.

• Een overtreding binnen hetzelfde domein binnen twee jaar

• Een overtreding van de kwaliteitseis bij een van de vestigingen van de houder binnen de gemeente binnen een periode van twee jaar

Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.

6.1.8 Exploitatieverbod

Bij een exploitatieverbod verbiedt de gemeente de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie. Dit betreft het sluitstuk van de handhaving.

De gemeente Eemnes kan een houder een exploitatie verbod op leggen:

- Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt of herhaaldelijk een dwangsom wordt verbeurd.

Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Dit is geen hersteltermijn.

Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.

6.1.9 Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving

Er zijn verschillende gronden waarop, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan worden ingetrokken:

- indien is gebleken dat de houder de kinderopvangvoorziening niet langer exploiteert;

- indien de exploitatie van de voorziening drie maanden na de inschrijving in het LRK niet daadwerkelijk is aangevangen;

- indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder niet of niet langer zal voldoen aan de bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften van de Wet kinderopvang.

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.

Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale opvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

De gemeente publiceert het intrekken van de toestemming tot exploitatie en de uitschrijving uit het LRK in de gemeenteberichten (niet wanneer dit een voorziening voor gastouderopvang betreft).

6.1.10 Handhavingsafwegingen

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. De beleidsregels geven richting aan deze keuzes (zie het ‘centrale hart’ van het handhavingsbeleid onder 3.2). Het college kan gemotiveerd afwijken van dit kader.

Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:

Is er herstelaanbod geweest?

Voor een toelichting zie 4.3

Wat is de aard van de overtreding?

Er wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen die gelet op hun aard gemakkelijk op korte termijn herhaald kunnen worden en overtredingen die na herstel gewoon hersteld zijn. Bij overtredingen met een herhaalkans op korte termijn kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de dagelijkse inzet van beroepskrachten (= speerpunt). Een voorbeeld van een overtreding waar na herstel weinig herhaalkans is op korte termijn, is een pedagogisch beleidsplan. Immers als het product eenmaal aangepast is, is de overtreding meteen “blijvend” verholpen en is er weinig risico op herhaling.

Wat is de ernst van de overtreding?

Heeft de overtreding direct gevolgen voor de dagelijkse opvangpraktijk en de veiligheid, gezondheid of het welbevinden van de kinderen in de opvang? Of is er sprake van een overtreding met name gericht op beleidsvoering of administratieve eisen die moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang.

Betreft het een gemeentelijk speerpunt?

Voor een toelichting zie 3.3.

Hoeveel overtredingen zijn er totaal?

Als er erg veel overtredingen tegelijk zijn, dan wordt de afweging gemaakt of er alles bij elkaar nog sprake is van verantwoorde kinderopvang. Als dat niet het geval is, dan zal de handhaving sneller richting een (tijdelijk) exploitatieverbod kunnen gaan.

Veel overtredingen ineens is mede bepalend voor de keuze voor de in te zetten

handhavingsactie en het afstemmen van hersteltermijnen aan de situatie.

Betreft het een herhaalde overtreding (recidive)?

De gemeente hecht aan veilige en gezonde kinderopvang. Daarbij is het voorkomen van overtredingen van groot belang. Daar dient een ieder in de kinderopvang naar te streven. De gemeente beseft dat er weleens sprake kan zijn van een overtreding, maar gaat er daarbij vanuit dat de houder direct maatregelen treft gericht op een zo spoedig mogelijk herstel van de overtreding. De gemeente is dan ook extra streng in geval van herhaalde overtreding van dezelfde eis (recidive). In geval van recidive zal de gemeente zwaarder sanctioneren. Er zal een kortere hersteltermijn worden gehanteerd en/of een zwaardere handhavingsmaatregel worden ingezet. In geval van een boete zal het boetebedrag verhoogd worden.

Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?

Omstandigheden kunnen een overtreding misschien verklaren. Bij de handhaving kan hier rekening mee worden gehouden. De omstandigheden kunnen van invloed zijn op de mate van verwijtbaarheid.

6.1.11 Hersteltermijn/begunstigingstermijn

De gemeente geeft de houder bij een op herstel gericht handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen.

Als uitgangspunt worden door de gemeente Eemnes de volgende termijnen gehanteerd:

a. maximaal twee weken voor herstel van overtredingen met gevolgen voor de directe veiligheid, gezondheid of pedagogisch welbevinden van de kinderen in de dagelijkse opvangpraktijk;

b. maximaal zes weken voor herstel of wijziging van beleidsvoering en administratieve vereisten die redelijkerwijs moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang;

c. maximaal zes weken voor herstel van andere overtredingen die geen directe gevolgen hebben voor de veilige en gezonde omgeving van de kinderen;

De houder is al op de hoogte van de overtreding(en) vanaf het moment dat het definitieve rapport wordt gepubliceerd. Vervolgens vraagt de beoordeling van de gemeente een zekere termijn. De bovengenoemde termijnen gelden pas met ingang van de door de gemeente formeel bekendgemaakte handhavingsmaatregel en zullen daarom in alle gevallen toereikend (moeten) zijn voor de houder.

De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.

7. Slotbepalingen

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang gemeente Eemnes 2020’ en treden in werking op de dag van bekendmaking in de gemeente Eemnes.

De beleidsregels kinderopvang, zoals vastgesteld door het college op 8 april 2014, worden ingetrokken.

Zie bijlage 1 voor het afwegingsmodel

Zie bijlage 2 voor het schema handhaving kinderopvang

Zie bijlage 3 voor het overzicht inspectie-items

De bijlagen maken integraal onderdeel uit van het beleid.

Ondertekening


Noot
1

Deze werkzaamheden zijn uitbesteed aan de GGD G&V met ingang van 1 september 2019

Noot
2

Het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder toestemming van het college is strafbaar gesteld. Dit is een economisch delict (artikel 1 lid 2 Wet op de economische delicten).