Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Eemsmond

Geldend van 01-01-2009 t/m heden

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Eemsmond

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

college: het college van burgemeester en wethouders

wet: de Wet werk en bijstand

WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

WSF 2000: Wet Studiefinanciering

bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet

belanghebbende: persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar

peildatum: de datum waarop de langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd

referteperiode: de periode van 36 maanden voorafgaande aan de peildatum

gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 21 onder c van de wet

Artikel 2. Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 3. Voorwaarden

  • 1. Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als de belanghebbende gedurende de referteperiode het gemiddelde inkomen per maand niet uitkomt boven 104% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2. Ten aanzien van perioden waarin bij gehuwden één echtgenoot is uitgesloten van het recht op bijstand worden zij voor de toepassing van het eerste lid geacht tenminste een inkomen te hebben ter hoogte van 100 procent van de gehuwdennorm, waarbij voor ‘bijstandsnorm’ gelezen moet worden ‘gehuwdennorm’.

  • 3. De belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000 komt niet in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag.

Artikel 4. Hoogte van de toeslag

De langdurigheidstoeslag bedraagt:

  • -

    voor gehuwden: 40% van de gehuwdennorm;

  • -

    voor alleenstaande ouders: 35% van de gehuwdennorm;

  • -

    voor alleenstaanden 30% van de gehuwdennorm.

Artikel 5. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Eemsmond.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Eemsmond, gehouden op 26 februari 2009.
De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,

Nota-toelichting

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven heeft om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.

 

Artikel 3

In het eerste lid worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

 

De vrijlating van een beperkt inkomen leidt er toe dat iemand die wegens werkaanvaarding een gering inkomen boven bijstandsniveau heeft gehad, niet zonder meer zijn recht op langdurigheidstoeslag kwijt is. Een dergelijk gevolg zou namelijk een negatieve prikkel zijn bij het aanvaarden of behouden van werk. Verder wordt voorkomen dat belanghebbenden worden uitgesloten omdat als gevolg van een iets andere berekeningssystematiek en/of afrondingsverschillen er netto een iets hogere uitkering wordt ontvangen dan de bijstandsnorm. Door toepassing van een vrijlating worden dit soort kleine verschillen opgevangen. Als de afwijkingen hoger zijn dan de geldende vrijlating, is het ‘gladstrijken’ van de bedoelde verschillen niet meer aan de orde en zal een aanvraag moeten worden afgewezen.

 

Artikel 3, lid 2 ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Hierbij is de peildatum bepalend.

 

In artikel 3, lid 3 worden (gewezen) studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag (in de huidige wettelijke bepalingen zijn studenten al uitgesloten). De overweging hierachter is dat bij studenten, die zich met hun studie voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau, geen sprake is van een gebrek aan arbeidsmarktperspectief.

 

Artikel 4

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte in percentage van de bijstandsnorm voor gehuwden (artikel 21 lid c WWB) uit te drukken. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van per 1 januari van het lopende jaar. Uitbetaling wordt afgerond op hele euro’s naar boven.

 

Artikel 7

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.