Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Re-integratieverordening 2010

De raad van de gemeente Eemsmond;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 augustus 2010;

besluit:

vast te stellen:

de re-integratieverordening 2010

Re-integratieverordening 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

uitkeringsgerechtigden:

personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

b.

Anw-ers:

personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV;

c.

niet-uitkeringskeringsgerechtigde (Nugger):

persoon als bedoeld in de WWB, artikel 6, lid 1, , onder a;.

d.

jongeren:

uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers jonger dan 23 jaar;

e.

voorziening:

een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet: een instrument dat ingezet wordt ter ondersteuning van personen zoals bedoeld in lid a., b., c. of d. bij re-integratie;

f.

re-integratietraject:

de vormgeving van het traject van re-integratie en de inzet van voorzieningen voor en met personen zoals bedoeld in lid a., b., c., of d.;

g.

loonkostensubsidie:

subsidie voor werkgevers bij het in dienst nemen van personen zoals bedoeld in lid a., b., c., of d.;

h.

de wet:

de Wet werk en bijstand;

i.

IOAW:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

j.

IOAZ:

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

k.

Wet STAP:

Wet stimulering arbeidsparticipatie (Wet STAP);

l.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsmond;

m.

de raad:

de gemeenteraad van de gemeente Eemsmond

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers, alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, eenvoorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en in de op grond van deze verordening vastgestelde beleidsregels.

Artikel 4 Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening of het tijdelijke maatregelenbesluit IOAW/IOAZ.

  • 4. Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 5 Subsidie- en budgetplafonds

  • 1. Het college kan in beleidsregels een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan in beleidsregels een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 6 Wet STAP

  • 1. Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtigden die minimaal 20 uur per week onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a, zesde lid van de wet een premie van telkens € 300,00 per zes maanden.

  • 2. Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

  • 3. De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.

Artikel 7

  • 1. Indien de belanghebbende achttien maanden of meer additionele werkzaamheden heeft verricht wordt van degene in opdracht van wie hij deze werkzaamheden uitvoert een halfjaarlijkse bijdrage verlangd.

  • 2. De bijdrage bedraagt 100% van de in artikel 6, lid 1, bedoelde premie.

  • 3. De bijdrage wordt enkel verlangd voor zover aan de belanghebbende de premie bedoeld in artikel 6, lid 1, is uitgekeerd.

Artikel 8

  • 1. Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie, wordt binnen zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 2. Het college betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de belanghebbende;

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

  • 3. In de beleidsregels kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de wet nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de voorwaarden en regels waaronder loonkostensubsidie verstrekt wordt;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over loonkostensubsidie en premies;

    • e.

      de betaling van loonkostensubsidie en premies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van loonkostensubsidies en premies.

  • 4. Bij het aanbieden van voorzieningen, premies en gesubsidieerde arbeid worden de bepalingen van de Verordening werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002) en de Verordening minimissteun (Verordening (EG) nr. 69/2001) in acht genomen.

Artikel 10 Nadere invulling van beleid

Het college kan op basis van deze verordening nadere beleidsregels of richtlijnen vaststellen in het kader van re-integratie zoals bedoeld in deze verordening.

Slotbepalingen

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Intrekking voorgaande verordeningen

De “Reintegratieverordening Sociale Zaken gemeente Eemsmond 2007” wordt met ingang van inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie en werkt terug tot 1 oktober 2009.

Mensen die op 1 oktober 2009 voldoen aan de gestelde criteria komen per 1 oktober 2009 in aanmerking voor de premie. Dit sluit aan bij de inwerkingtreding van de Stap per 1 april 2009.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Re-integratieverordening 2010”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Eemsmond
gehouden op 9 september 2010.
De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,

Nota-toelichting Toelichting bij de re-integratieverordening

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet..

  • 2.

    Het college houdt bij het aanbieden van voorzieningen rekening met de wensen en mogelijkheden van de cliënt teneinde het traject naar werk zo kort mogelijke te doen zijn.

  • 3.

    Het college geeft de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    De aanspraak op ondersteuning en voorzieningen wordt conform de wet uitgevoerd en behoeft derhalve geen nadere toelichting.

  • 2.

    Expliciet wordt de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen.

Artikel 4 Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    In de wet is onder artikel 9 aangegeven dat de plicht tot arbeidsinschakeling verbonden is aan het recht op de uitkering.

  • 2.

    Behoeft geen andere toelichting.

  • 3.

    Het derde lid legt de verbinding met de Afstemmingsverordening. De Afstemmingsverordening regelt het verlagen van een uitkering indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet (afstemming op het gedrag van de uitkeringsgerechtigde). In dat geval kan de uitkering worden verlaagd met een bepaald percentage.

  • 4.

    Voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als reactie op het gedrag van de persoon dat wordt afgekeurd. Daarom is hier de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn kan claimen.

Artikel 5 Subsidie- en budgetplafonds

  • 1.

    De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het uitgeput zijn van budgetten kan in algemene zin nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dit wel mogelijk te maken kan het college op basis van deze verordening het instellen van subsidieplafonds in beleidsregels vastleggen. Zo wordt het mogelijk om per voorziening een plafond te stellen. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

Artikel 6 STAP

De raad bepaald de hoogte van de premie voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van de participatieplaatsen als bedoeld in de Wet STAP op € 300,00. Overwogen is, dat een premie van dien aard geen risico vormt met betrekking tot de armoedeval. Het college beoordeeld het nakomen van de verplichtingen op basis van de informatie verkregen van de werkgever in het kader van de participatieplaats van de belanghebbende.

Artikel 7

In artikel 7 van deze verordening is de mogelijkheid opgenomen om van de organisatie waar de betrokkene zijn werkzaamheden verricht een bijdrage te vragen in de uit te keren premie. De hoogte wordt bij verordening op 100% bepaald.

Artikel 8

Het behalen van een startkwalificatie wordt gezien als noodzakelijk voor het realiseren van duurzame arbeidsinschakeling.

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Nadere verplichtingen worden gesteld in het kader van artikel 55 en vastgelegd in het trajectplan met belanghebbende.

  • 2.

    In een aantal omschreven situaties kan het college een voorziening beëindigen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan.

  • 3.

    Het college heeft de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. De nadere regels worden in de beleidsregels vastgelegd

  • 4.

    In het vierde lid wordt verwezen naar de beleidsaanbeveling Loonkostensubsidie en Europese regelgeving. In het geval van financiering van detacheringbanen en de verstrekking van loonkostensubsidies is de genoemde beleidsaanbeveling zoals vermeld in de verzamelbrief van april 2004 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van toepassing. Door deze beleidsaanbeveling op te nemen in de re-integratieverordening WWB wordt de gemeente ontlast van de administratieve verplichting om een samenvatting van de subsidieregeling (zoals vastgesteld in deze verordening) op te sturen naar de Europese Commissie en jaarlijks een verslag te verstrekken aan deze Commissie.

Slotbepalingen

Artikel 10 Nadere invulling van beleid

Binnen het kader van deze Re-integratieverordening zullen beleidsregels worden vastgesteld.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 Intrekking voorgaande verordeningen

Om de inwerkingtreding van deze verordening naadloos aan te laten sluiten op de op 11 maart 2007 vastgestelde re-integratieverordening zal laatstgenoemde verordening gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening worden ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.