Delegatieverordening gemeente Eersel 2002

Geldend van 19-09-2002 t/m heden

Intitulé

Delegatieverordening gemeente Eersel 2002

De raad van de gemeente Eersel;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2002;overwegende dat het wenselijk is ter bevordering van de efficiëntie van het bestuur van de gemeente en van de duidelijkheid in de rolverdeling tussen raad en college bepaalde bevoegdheden van de raad te delegeren aan het college;gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Wet dualisering gemeentebestuur en het wetsvoorstel dualisering gemeentelijke medebewindswetgeving;besluit:

  • a.

    in te trekken het besluit van de raad d.d. 28 april 1997, waarin bepaalde bevoegdheden van de raad zijn overgedragen aan burgemeester en wethouders, alsmede het besluit van de raad d.d. 1 juni 1999, waarmede het delegatiebesluit van 28 april 1997 is uitgebreid;

  • b.

    vast te stellen de volgende verordening, regelende de delegatie van bevoegdheden van de raad aan het college van burgemeester en wethouders:

Artikel 1.

De bevoegdheden van de raad, opgesomd in het bij dit besluit behorend register, worden gedelegeerd aan het college.

Artikel 2.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum waarop ze op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 3.

Deze verordening kan worden aangehaald als “Delegatieverordening gemeente Eersel 2002”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Eerselvan 10 september 2002DE RAAD VOORNOEMDde secretaris, de voorzitter,mr. J.H.J. Höppener,  H.P.G.M. Houben-Sipman

1

DELEGATIEREGISTER Register behorende bij de delegatieverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Eersel op 10 september 2002, waarbij bevoegdheden van de raad zijn gedelegeerd aan het college.GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN:In een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, wordt verwezen naar de in dit register opgenomen bevoegdheid behorende bij de Delegatieverordening gemeente Eersel 2002.

  • a.

    ALGEMEEN Algemene wet bestuursrecht (Awb) en Gemeentewet: 1. het verdagen van de beslissing op bij de gemeenteraad ingediende aanvragen en bezwaarschriften onder de voorwaarde dat dit zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad wordt gebracht2. het voeren van administratief beroepsprocedures inclusief het voeren van verweer in bezwaarproceduresBurgerlijk Wetboek (BW): 3. het treffen van voorzieningen ten behoeve van de taakuitoefening door de ambtenaar van de burgerlijke stand als bedoeld in artikel 1:16d BWWet op de kansspelen:4. het instemmen met vestiging van een speelcasino als bedoeld in artikel 27h lid 3 van de Wet op de kansspelenWet rechten burgerlijke stand:5. het beschikbaar stellen van een lokaal in het huis der gemeente ten behoeve van huwelijksvoltrekking/partnerregistratie ingevolge artikel 5 lid 1 Wet rechten burgerlijke standWetboek van Strafrecht (Sr):6. het aanwijzen van plaatsen voor ongeklede openbare recreatie als bedoeld in artikel 430a SrBrandweerwet 1985:7. het regelen van de organisatie, etc. van de gemeentelijke brandweer ingevolge artikel 1 lid 2 van de Brandweerwet 19858. het op last van Gedeputeerde Staten treffen van een gemeenschappelijke regeling ten behoeve van de hulpverlening bij een ongeval of ramp als bedoeld in artikel 3 lid 1 Brandweerwet 1985 9. het door aangewezen inrichting geïnformeerd worden over de sterkte van de bedrijfsbrandweer als bedoeld in artikel 13 lid 5 van de Brandweerwet 1985Wet op de lijkbezorging:10. het geven van toestemming aan een andere gemeente tot uitbreiding van haar gemeentelijke begraafplaats die in de eigen gemeente is gelegen als bedoeld in artikel 36 lid 1 van de Wet op de lijkbezorging11. het geven van toestemming aan een kerkgenootschap voor het hebben van meer of grotere begraafplaatsen dan direct nodig is als bedoeld in artikel 38 van de Wet op de lijkbezorging12. het aan een kerkgenootschap ter beschikking stellen van een deel van de gemeentelijke begraafplaats als bedoeld in artikel 39 lid 1 van de Wet op de lijkbezorging 13. het voorschrijven van maatregelen die nodig zijn om grond geschikt te maken om als begraafplaats te kunnen dienen ingevolge artikel 40 lid 2 van de Wet op de lijkbezorging 14. het zorgdragen dat een kerkgenootschap grond ten behoeve van een begraafplaats in eigendom kan verwerven (artikel 40 lid 4 van de Wet op de lijkbezorging)15. het besluiten tot sluiting van een gemeentelijke begraafplaats als bedoeld in artikel 43 lid 2 van de Wet op de lijkbezorging16. het verlenen van vergunning voor het vestigen etc. van een bijzonder crematorium als bedoeld in artikel 53 van de Wet op de lijkbezorgingWet rampen en zware ongevallen:17. het vaststellen van een gemeentelijk rampenplan als bedoeld in artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen

  • b.

    ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Archiefwet 1995: 1. het aanwijzen van een gemeentelijke archiefbewaarplaats ingevolge artikel 31 Archiefwet 19952. het benoemen van de gemeentearchivaris ingevolge artikel 32 lid 3 Archiefwet 1995Mediawet:3. het bevorderen van het samengaan van de verschillende lokale (= gemeentelijke) omroepinstellingen ingevolge artikel 42 lid 2 Mediawet4. het uitbrengen van advies aan het Commissariaat voor de Media of een lokale omroepinstelling aan de wettelijke eisen voldoet als bedoeld in artikelen 42 lid 3, 43 leden 1 en 2 Mediawet5. het instellen van de programmaraad en het benoemen van de leden daarvan als bedoeld in artikel 82k lid 1 MediawetMonumentenwet 1988:6. het uitbrengen van advies aan Minister OCW met betrekking tot aanwijzing beschermd monument als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Monumentenwet 19887. het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding voor geleden schade als gevolg van weigeren vergunning tot afbreken, wijzigen, etc. van een beschermd monument, of als gevolg van de aan de vergunning verboden voorschriften als bedoeld in artikel 22 lid 2 Monumentenwet 19888. het verstrekken van de subsidie van de minister van OCW voor het herstel en de instandhouding van beschermde monumenten ingevolge artikel 34 lid 3 Monumentenwet 19889. het gehoord worden door Minister van OCW en VROM inzake het aanwijzen van beschermde stads- en dorpsgezichten als bedoeld in artikel 35 lid 1 Monumentenwet 1988Wet educatie en beroepsonderwijs:10. het besluiten over de verdeling van de rijksbijdrage als bedoeld in artikel 2.3.3. Wet educatie en beroepsonderwijs11. het zorg dragen voor een goede administratie als bedoeld in artikel 2.3.6. lid 1 Wet educatie en beroepsonderwijs 12. het plegen van overleg met de ministers van OCW en LNV ingevolge artikel 3.1.1. lid 1 Wet educatie en beroepsonderwijsWet op de expertisecentra, Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs:13. het voeren van overleg met onderwijsinspectie inzake bevordering van de ontwikkeling van het (voortgezet) speciaal onderwijs, het basisonderwijs (artikel 5 lid 2c Wet op de expertisecentra, artikel 5 lid 2 Wet op het primair onderwijs, artikel 128 lid 2 Wet op het voortgezet onderwijs)14. het voeren van overleg met stichting tot instandhouding openbare school inzake begroting en jaarrekening (artikel 28 lid 5d Wet op de expertisecentra, artikel 17 lid 5d Wet op het primair onderwijs, artikelen 53c lid 5den 148 lid 5d Wet op het voortgezet onderwijs)15. het houden van toezicht op het bestuur van een openbare school (artikel 28 lid 5e Wet op de expertisecentra, artikel 17 lid 5e Wet op het primair onderwijs, artikelen 53c lid 5e en 148 lid 5e Wet op het voortgezet onderwijs)16. het goedkeuren van wijziging van statuten van de stichting tot instandhouding openbare school (artikel 28 lid 6 Wet op de expertisecentra, artikel 17 lid 6 Wet op het primair onderwijs, artikelen 53c lid 6 en 148 lid 6 Wet op het voortgezet onderwijs)17. het nemen van maatregelen met betrekking tot continuïteit van het onderwijsproces in geval van ernstige taakverwaarlozing door bestuur van stichting tot instandhouding openbare school of functioneren in strijd met de wet (artikel 28 lid 9 Wet op de expertisecentra, artikel 17 lid 9 Wet op het primair onderwijs, artikelen 53c lid 9 en 148 lid 9 Wet op het voortgezet onderwijs)18. het instellen van een rechtspersoon die tot doel heeft een of meer openbare scholen in de gemeente in stand te houden (artikel 50 Wet op de expertisecentra, artikel 47 Wet op het primair onderwijs, artikelen 42a en 168 Wet op het voortgezet onderwijs)19. het besluiten dat openbare scholen door een stichting in stand worden gehouden (artikel 51 Wet op de expertisecentra, artikel 48 Wet op het primair onderwijs, artikelen 42b en 169 Wet op het voortgezet onderwijs)20. het aan een rechtspersoon tot instandhouding van een openbare school verlenen van ontheffing van de verplichting tot overdracht van rechten ten aanzien van gebouwen, terreinen en roerende zaken ingeval van overdracht van de instandhouding aan een ander rechtspersoon (artikelen 42c lid 4 en 50 lid 4 Wet op het voortgezet onderwijs)21. het vaststellen van een plan voor nieuwe scholen (artikel 74 lid 2 Wet op het primair onderwijs)22. het indelen van het grondgebied in schoolwijken ten behoeve van doelmatige spreiding van de leerlingen over de openbare scholen (artikel 67 lid 1 Wet op de expertisecentra, artikel 65 lid 1 Wet op het primair onderwijs, artikel 185 lid 1 Wet op het voortgezet onderwijs)23. het verzoeken aan Gedeputeerde Staten tot opneming van een school voor speciaal onderwijs in het jaarlijkse plan voor nieuwe speciale scholen (artikel 81 lid 1 Wet op de expertisecentra, artikel 199 lid 1 Wet op het voortgezet onderwijs)24. het verzoeken aan Minister OCW tot opneming van een school in het jaarlijkse plan voor scholen (artikel 66 Wet op het voortgezet onderwijs)25. (verplichting tot) het stichten van een openbare school voor speciaal onderwijs (artikel 85 Wet op de expertisecentra, artikel 203 Wet op het voortgezet onderwijs)26. het in aanmerking brengen van scholen voor bekostiging (artikel 81 lid 1 Wet op het primair onderwijs)27. het zorgdragen voor voorzieningen in de huisvesting ten behoeve van de scholen (artikel 89 lid 1 Wet op de expertisecentra, artikel 91 lid 1 Wet op het primair onderwijs, artikelen 76b lid 1 en 206 Wet op het voortgezet onderwijs)28. het vaststellen van de jaarlijkse vergoeding ten behoeve van huisvesting voor scholen (artikel 91 lid 1 Wet op de expertisecentra, artikel 93 lid 1 Wet op het primair onderwijs, artikelen 76d lid 1 en 208 lid 1 Wet op het voortgezet onderwijs)29. het toekennen van een vergoeding inzake kosten van bouwvoorbereiding van een niet door de gemeente instandgehouden school (artikel 92 lid 2 Wet op de expertisecentra, artikel 94 lid 2 Wet op het primair onderwijs, artikelen 76e lid 2 en 209 lid 2 Wet op het voortgezet onderwijs)30. het vaststellen van het tijdstip en de voorwaarden met betrekking tot aanvraag door bevoegd gezag van een niet door de gemeente instandgehouden school inzake vergoeding kosten van bouwvoorbereiding (artikel 92 lid 3 Wet op de expertisecentra, artikel 94 lid 3 Wet op het primair onderwijs, artikelen 76e lid 3 en 209 lid 3 Wet op het voortgezet onderwijs)31. het vaststellen van het programma inzake huisvestingsvoorzieningen met betrekking tot niet door de gemeente instandgehouden scholen (artikel 93 lid 1 Wet op de expertisecentra, artikel 95 lid 1 Wet op het primair onderwijs, artikelen 76f lid 1 en 210 lid 1 Wet op het voortgezet onderwijs)32. het verzoeken aan Onderwijsraad om advies inzake plan casu quo programma huisvestingsvoorzieningen, onderwijsachterstandenplan, plan onderwijs in allochtone levende talen en verdeling van middelen voor schoolbegeleiding (artikelen 93 lid 9, 153 lid 10, 157 lid 8 en 165 lid 8 Wet op de expertisecentra, artikelen 95 lid 9, 166 lid 10, 171 lid 8 en 179 lid 8 Wet op het primair onderwijs, artikelen 76f lid 9, 118b lid 10, 210 lid 9, 268 lid 10, 272 lid 8 en 280 lid 8 Wet op het voortgezet onderwijs)33. het met bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school overeen komen dat gemeente een jaarlijks bedrag voor de huisvestingskosten betaalt (artikel 109 Wet op de expertisecentra, artikel 111 Wet op het primair onderwijs, artikelen 76v en 226 Wet op het voortgezet onderwijs)34. het zorgdragen voor bouwkundige aanpassingen aan scholen (artikel 86 lid 1g Wet op het voortgezet onderwijs)35. het vaststellen van het aantal klokuren en de hoogte van de vergoeding voor het beschikbaar stellen van een ruimte voor onderwijs in lichamelijke oefening (artikel 115 leden 1 en 3 Wet op de expertisecentra, artikel 117 leden 1 en 3 Wet op het primair onderwijs, artikel 231 leden 1 en 3 Wet op het voortgezet onderwijs)36. het verzoeken aan Minister OCW om verhoging van vergoeding ten behoeve van materiële instandhouding van scholen (artikel 129 lid 2 Wet op de expertisecentra, artikel 135 lid 2 Wet op het primair onderwijs, artikel 244 lid 2 Wet op het voortgezet onderwijs)37. het besluiten om een nevenvestiging van een niet in de gemeente gelegen school in aanmerking te laten komen voor een gemeentelijke vergoeding (artikel 134 lid 6 Wet op de expertisecentra, artikel 140 lid 6 Wet op het primair onderwijs, artikelen 96g lid 6 en 249 lid 6 Wet op het voortgezet onderwijs)38. het vaststellen in hoeverre er meer of minder wordt uitgegeven aan personeel en materieel van een door de gemeente in stand gehouden school dan door het rijk wordt vergoed (artikel 137 Wet op de expertisecentra, artikel 143 Wet op het primair onderwijs, artikel 252 Wet op het voortgezet onderwijs)39. het vaststellen van het totaal van de uitgaven en ontvangsten van de door de gemeente in stand gehouden scholen (artikel 138 Wet op de expertisecentra, artikel 144 Wet op het primair onderwijs, artikelen 96i en 253 Wet op het voortgezet onderwijs)40. het besluiten tot opheffing van scholen wegens wettelijk te laag aantal leerlingen (artikel 148 Wet op de expertisecentra, artikel 263 Wet op het voortgezet onderwijs)41. het splitsen van de gemeente in gebieden met een hoge en lage opheffingsnorm voor scholen (artikel 155 lid 1 Wet op het primair onderwijs)42. het verzoeken aan Minister OCW om gemeente te splitsen in gebieden met een hoge en lage opheffingsnorm (artikel 155 lid 3 Wet op het primair onderwijs)43. het verzoeken aan Minister OCW om te kleine school in stand te houden (artikel 108 lid 5 Wet op het voortgezet onderwijs)44. het verminderen van het aantal openbare scholen in de gemeente (artikel 149 Wet op de expertisecentra, artikel 159 Wet op het primair onderwijs, artikel 264 Wet op het voortgezet onderwijs)45. het vaststellen van het onderwijsachterstandenplan (artikel 153 leden 1, 3, 4 en 7 Wet op de expertisecentra, artikel 166 leden 1, 3, 4 en 7 Wet op het primair onderwijs, artikel 118b leden 1, 3, 4 en 7 en artikel 268 leden 1, 3, 4 en 7 Wet op het voortgezet onderwijs)46. het vaststellen van het subsidieplafond en de wijze van verdeling van beschikbare financiële middelen (artikelen 153 lid 11 en 157 lid 9 Wet op de expertisecentra, artikelen 166 lid 11 en 171 lid 9 Wet op het primair onderwijs, artikelen 118b lid 11, 268 lid 11 en 272 lid 9 Wet op het voortgezet onderwijs)47. de verdeling over de scholen van de van het rijk ontvangen financiële middelen ten behoeve van het onderwijsachterstandenplan (artikel 154 lid 2 Wet op de expertisecentra, artikel 168 lid 2 Wet op het primair onderwijs, artikel 118d lid 2 Wet op het voortgezet onderwijs)48. het houden van toezicht op gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en op onderwijs in allochtone levende talen en het aanwijzen van personen die toezicht daadwerkelijk uitvoeren (artikelen 156 en 161 Wet op de expertisecentra, artikelen 170 en 175 Wet op het primair onderwijs, artikelen 118f , 271 en 276 Wet op het voortgezet onderwijs)49. het vaststellen van een plan inzake onderwijs in allochtone levende talen (artikel 157 lid 1 Wet op de expertisecentra, artikel 171 lid 1 Wet op het primair onderwijs, artikel 272 lid 1 Wet op het voortgezet onderwijs)50. het oordelen of een rechtspersoon niet zijnde een school, betrokken wordt bij het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen (artikel 157 lid 4 Wet op de expertisecentra, artikel 171 lid 4 Wet op het primair onderwijs, artikel 272 lid 4 Wet op het voortgezet onderwijs)51. informatieverschaffing aan Minister OCW in verband met bekostiging (artikel 164 Wet op de expertisecentra, artikel 178 Wet op het primair onderwijs, artikel 279 Wet op het voortgezet onderwijs)52. het instandhouden van een schoolbegeleidingsdienst (artikel 164 lid 1 Wet op de expertisecentra, artikel 179 lid 1 Wet op het primair onderwijs, artikel 280 lid 1 Wet op het voortgezet onderwijs)53. het verstrekken van subsidie ten behoeve van schoolbegeleiding (artikel 166 lid 3 Wet op de expertisecentra, artikel 180 lid 3 Wet op het primair onderwijs, artikel 281 lid 3 Wet op het voortgezet onderwijs)Wet op het specifiek cultuur beleid:54. het vaststellen van contributie voor het lenen van boeken in de openbare bibliotheek als bedoeld in artikel 11a Wet op het specifiek cultuur beleid

  • c.

    FINANCIËN Wet op het consumentenkrediet: 1. het instellen of opheffen van een gemeentelijke kredietbank ingevolge artikel 6 Wet op het consumentenkrediet2. het vaststellen van het bedrijfsvoeringreglement ten behoeve van de gemeentelijke kredietbank als bedoeld in artikel 7 lid 1 Wet op het consumentenkrediet

  • d.

    VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Experimentenwet Stad en Milieu: 1. het nemen van een besluit in het belang van een zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van een optimale leefkwaliteit in het stedelijk gebied als bedoeld in artikel 3 lid 1 Experimentenwet Stad en MilieuHuisvestingswet:2. het ingevolge artikel 79 Huisvestingswet opleggen van de verplichting tot verslaglegging aan toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 lid 1 van de Woningwet en andere eigenaren van in de gemeente gelegen woonruimteWet bodembescherming: 3. het verzoeken aan Minister VROM om vrijstelling van een financiële verplichting als bedoeld in artikel 80 lid 1 Wet bodembeschermingWet geluidhinder:4. het vaststellen van een geluidsniveaukaart als bedoeld in artikel 74 Wet geluidhinder5. het bepalen welke maatregelen nodig zijn om te hoge geluidsbelasting van bepaalde wegen te voorkomen als bedoeld in artikel 81 lid 1 Wet geluidhinder6. het nemen van een besluit tot de reconstructie van een weg die in een (toekomstige) geluidsgevoelige zone is gelegen als bedoeld in artikel 99 lid 1 Wet geluidhinder7. het bevorderen van maatregelen die voorkomen dat de geluidsbelasting in woningen niet een bepaalde waarde overschrijdt ingevolge artikelen 111, 111a en 112 Wet geluidhinderWet milieubeheer:8. het vaststellen van een gemeentelijk milieuprogramma als bedoeld in artikel 4.20 Wet milieubeheer 9. het vaststellen van een gemeentelijk rioleringsplan als bedoeld in artikel 4.22 Wet milieubeheerWet op de stads- en dorpsvernieuwing:10. het geven van voorschriften inzake het aanvragen en overdragen van sloopvergunningen als bedoeld in artikel 24 Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.11. het treffen van tijdelijke voorzieningen met het oog op de verbetering van de woon- en werkomstandigheden in of het uiterlijk aanzien van een gebied waar een leefmilieuverordening geldt (artikel 29 lid 1 Wet op de stads- en dorpsvernieuwing)Woningwet:12. het vaststellen van een plan tot geleidelijke ontruiming van onbewoonbare woningen of woonwagens als bedoeld in artikel 29 lid 3 Woningwet13. het (in verband met het naar behoren uitvoeren van de Woningwet van gemeentewege) treffen van voorzieningen in het belang van de volkshuisvesting als bedoeld in artikelen 75 lid 1 en 80 lid 1 Woningwet14. de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 19, lid 1, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te delegeren aan burgemeester en wethouders, voor zover de initiatieven, waarop het verlenen van de vrijstelling betrekking heeft: passen binnen de kaders van de door zijn raad op 18 december 2002 vastgestelde StructuurvisiePlus en in ontwikkeling worden gebracht binnen de looptijd van 15 jaar van de onder 1 genoemde StructuurvisiePlus.15. de bevoegdheid tot het nemen van een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 lid 1 van de Wro te delegeren aan Burgemeester en Wethouders, voor zover de initiatieven, waarop het nemen van het projectbesluit betrekking heeft:1. passen binnen de kaders van de door de raad vastgestelde StructuurvisiePlus;2. passen binnen de kaders van de door de raad vastgestelde nota van Uitgangspunten bestemmingsplan “Buitengebied” en3. niet gelegen zijn op de volgende locaties, tenzij er een door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan is:A. Duizela) Smitseind en Groenstraatb) ontwikkeling Meerheide III, inclusief landelijke inpassing en ontwikkeling omgeving E3 als projectlocatie recreatieB. Eersela) Nieuwstraat, Markt-Hint, Dijk, Kerkstraat, Carquefouplein, Willibrorduslaan, Voortseweg en Kapelwegb) Herontwikkeling entree Eersel voormalige benzinestation (BP) en voormalige Gamma, buurtwinkelcentrum Lindestraat, herontwikkeling, aannemersbedrijf Voortseweg, ontwikkeling woonzorgcomplex Wiekenborg en ontwikkeling Eersel WestC. Knegsela) Het Groen, Steenselseweg, Veldhovenseweg en Oerleseweg en de buurtschappen Snijdershoek, Hoekdries en Wolfshoekb) herontwikkeling voormalige RabobankD. Steensela) Eindhovenseweg, Riethovenseweg en Joseph Schulteweg en de buurtschappen De Hees en Stevertb) Herontwikkeling Eindhovenseweg, o.a. locatie meubelmakerE. Vessema) Jan Smuldersstraat, Servatiusstraat, Kerkberg, Mr de la Courstraat, Wilhelminalaan Putterstraat, Heike, Kuilenhurk en Flinkert en de Buurtschappen Donk, Maaskant e.o., Meerven en Driehuizenb) Locatie Ford garagebedrijf WilhelminalaanF. Wintelrea) Willibrordusstraat, Kekkeneind, Kerkstraat en Slikdijkb) Herontwikkeling voormalige discotheek ’t Centrum16. de bevoegdheid tot het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 en 2 van de Wet ruimtelijke ordening dat hoort bij de wijziging van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders, de bevoegdheid tot het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, lid 1 en 2 van de Wet ruimtelijke ordening dat hoort bij een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders.17. De toepassing van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (tekst geldend op 01-10-2010) in die gevallen waarin geen afzonderlijke verklaring van geen bedenkingen is vereist, te delegeren aan burgemeester en wethouders

  • e.

    VERKEER EN WATERSTAAT Ontgrondingenwet: 1. het aan Gedeputeerde Staten, ten behoeve van het streekplan, meedelen of een beoogde winplaats in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan en, indien dit niet het geval is, of het gemeentebestuur bereid is planologische medewerking te verlenen (artikelen 7c en 7d Ontgrondingenwet)Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994):2. het nemen van verkeersbesluiten als bedoeld in artikel 18 lid 1 onder d WVW 19943. het vaststellen en aanduiden van de grenzen van de bebouwde kom(men) van de gemeente als bedoeld in artikelen 20a lid 1 en 156 a WVW 19944. het verlenen van ontheffingen ingevolge artikel 149 lid 1 onder d WVW 1994Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW):5. het verstrekken van gehandicaptenparkeerkaarten als bedoeld in artikel 49 van het BABWWegenwet:6. het goedkeuren van de overeenkomst tot overdracht van de verplichting (van een grondeigenaar) om een weg te onderhouden (artikel 26 lid 1 Wegenwet)Wet vervoer gevaarlijke stoffen:7. het aanwijzen van wegen of weggedeelten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 18 Wet vervoer gevaarlijke stoffen

  • f.

    ECONOMISCHE ZAKEN Winkeltijdenwet: 1. het verlenen van vrijstelling van het verbod om op zondag en andere wettelijk vastgelegde dagen open te zijn als bedoeld in artikel 3 van de Winkeltijdenwet

  • g.

    LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ Boswet: 1. het vaststellen van de grenzen van de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de BoswetNatuurbeschermingswet 1998: 2. het uitbrengen van advies aan Gedeputeerde Staten inzake ontwerp-besluit tot aanwijzing van beschermd landschapsgezicht als bedoeld in artikel 25 lid 1 Natuurbeschermingswet 1998 Wet agrarisch verkeer grondverkeer:3. het verklaren dat in een bepaald gebied gelegen onroerende zaken duurzaam voor andere dan landbouwkundige doeleinden worden gebruikt en die niet als natuurterrein dienen te worden aangemerkt ingevolge artikel3 lid 1 Wet agrarisch grondverkeer Wet op de openluchtrecreatie:4. het beslissen op een verzoek om en het toekennen van schadevergoeding aan een houder van een kampeerterrein ingeval van wijziging van de vergunning (artikel 31 lid 1 Wet op de openluchtrecreatie).