Regeling vervallen per 15-07-2020

Beleidsregel Standplaatsen Eersel 2018

Geldend van 17-07-2018 t/m 14-07-2020

Intitulé

Beleidsregel Standplaatsen Eersel 2018

Burgemeesters en wethouders van de gemeente Eersel

gelet op afdeling 4 van hoofdstuk 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

besluiten vast te stellen:

Standplaatsenbeleid Eersel 2018

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvrager: de natuurlijke persoon die een vergunning aanvraagt;

    • b.

      APV: Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Eersel;

    • c.

      Branche: verkoopactiviteiten binnen een bepaalde productgroep, zoals groenten en fruit, brood en banket, vis, zuivel en kaas, bloemen en planten, snacks en aanverwante artikelen, maar ook niet-etenswaren als kleding, schoenen en stoffen;

    • d.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Eersel;

    • e.

      Feestdagen: dagen als bedoeld in artikel 1 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet;

    • f.

      Incidentele standplaats: een standplaats voor maximaal 12 dagen per jaar;

    • g.

      Jaarmarkt: een aangewezen jaarmarkt, als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h van de Gemeentewet;

    • h.

      Reguliere standplaats: een standplaats voor het gehele jaar;

    • i.

      Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare weg en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, niet zijnde een standplaats op een weekmarkt, jaarmarkt of evenement;

    • j.

      Tijdelijke standplaats: een standplaats uitsluitend voor het leveren van diensten, waarbij de standplaatshouder niet langer dan 6 maanden per jaar feitelijk wordt ingenomen;

    • k.

      Standplaatshouder: ieder aan wie door het college een standplaatsvergunning is verleend;

  • 2.

    Voor begripsbepalingen die niet in deze beleidsregel zijn voorzien, gelden de bepalingen uit de APV.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is niet van toepassing op standplaatsen op een weekmarkt, een braderie/jaarmarkt, een evenement of op een terras dat onderdeel uitmaakt van een horecagelegenheid.

Hoofdstuk 2 Reguliere standplaatsen

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op reguliere standplaatsen.

Paragraaf 2.1 De aanvraag

Artikel 3 Wijze van aanvragen

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt aangevraagd op een daarvoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvrager overlegt bij het indienen van het aanvraagformulier de daarin opgenomen bijlagen.

Artikel 4 Persoon van de aanvrager

De aanvrager is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1.

    De algemene weigeringsgronden uit artikel 1.8 APV zijn van toepassing:

  • a.

    de openbare orde (zoals het voorkomen of beperken van overlast);

  • b.

    de openbare veiligheid (zoals de verkeersveiligheid en de veiligheid voor personen en goederen);

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu (zoals het voorkomen of beperken van geluidsoverlast).

  • e.

    In het belang van deze weigeringsgronden wordt het maximaal aantal te verlenen reguliere standplaatsvergunningen beperkt.

  • 2.

    Op basis van artikel 5:18 lid 2 APV kan een standplaatsvergunning ook worden geweigerd wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • Een standplaats ingenomen op een terrein met een bestemming gelijk of vergelijkbaar met de bestemmingen “verblijfsdoeleinden”, “verkeersdoeleinden” of “groendoeleinden” wordt geacht conform het bestemmingsplan te zijn, tenzij wordt aangetoond dat de locatie nodig is om te voorzien in de parkeerbehoefte.

  • 3.

    Op basis van artikel 5:18 lid 3 onder a APV kan een standplaatsvergunning eveneens worden geweigerd als de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • Op de aangewezen locaties wordt een standplaats geacht te voldoen aan redelijke eisen van welstand.

  • 4.

    Op basis van artikel 5:18 lid 3 onder b APV kan een standplaatsvergunning eveneens worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

    • Het redelijk verzorgingsniveau kan in het gedrang komen als binnen het verzorgingsgebied nog slechts één winkel gevestigd is in een bepaalde branche en deze winkel dreigt te verdwijnen door verlening van één of meerdere standplaatsvergunning(en). Om die reden wordt geen standplaatsvergunning verleend voor een branche waarvan nog maar 1 winkel is gevestigd in de kernen Duizel, Knegsel, Steensel en Vessem. Voor Eersel is er sprake van een dermate ruim bestedingspotentieel dat winkels in deze kern geen bescherming nodig hebben.

    • Aan weigering mogen geen andere economische motieven of behoefteaspecten ten grondslag liggen.

    • Deze weigeringsgrond geldt niet voor standplaatsen die diensten verlenen, omdat dit door de Europese Dienstenrichtlijn wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrije verkeer van diensten.

Artikel 6 Volgorde aanvragen

  • 1.

    Aanvragen worden op volgorde van ontvangst behandeld.

  • 2.

    Als dag van ontvangst wordt de dag aangemerkt waarop het bestuursorgaan de aanvraag volgens het post- c.q. zaaksysteem heeft ontvangen.

  • 3.

    Uitzondering hierop wordt gemaakt voor de verkoop van ijs op de locatie hoek Postelseweg en Bredasebaan in Eersel. Bij meer dan 1 aanvraag, welke uiterlijk 30 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de standplaats ingenomen moet gaan worden is ingediend, wordt middels loting bepaald voor welke aanvraag vergunning wordt verleend.

Paragraaf 2.2 De vergunning

Artikel 7 Duur

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt voor 5 jaar verleend.

  • 2.

    Na afloop van de termijn kan de vergunning steeds met 5 jaar worden verlengd.

  • 3.

    Uitzondering hierop wordt gemaakt voor de verkoop van ijs op de locatie hoek Postelseweg en Bredasebaan in Eersel. Hiervoor wordt ook vergunning verleend voor 5 jaar, maar na 5 jaar wordt bij meerdere gegadigden opnieuw een loting gedaan in plaats van de vergunning te verlengen.

Artikel 8 Inhoud vergunning

  • 1.

    In de standplaatsvergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      een omschrijving van de toegewezen standplaats met vermelding van de afmetingen en het kadastraal nummer van de locatie;

    • b.

      een omschrijving van de verkoopinrichting;

    • c.

      de branche waarin door de standplaatshouder op de hem toegewezen standplaats goederen worden verkocht of diensten worden aangeboden;

    • d.

      de dag(en) en de tijden waarop van de standplaats gebruik mag worden gemaakt;

    • e.

      de motivering van het besluit.

  • 2.

    Aan een standplaatsvergunning voor een standplaats worden de voorschriften opgenomen in de artikelen 18 en 19 opgenomen.

Artikel 9 Kosten

  • 1.

    Voor het aanvragen van een vergunning zijn leges verschuldigd. De hoogte hiervan wordt jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke legesverordening en bijbehorende tarieventabel. Wanneer tweemaal een halve dag een standplaats wordt ingenomen, wordt voor de leges uitgegaan van 1 dag.

  • 2.

    Voor het innemen van een standplaats in Eersel is een vergoeding verschuldigd. De hoogte hiervan wordt jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke verordening op de heffing en invordering van precariobelasting.

  • 3.

    Voor het gebruik van gemeentelijke (nuts)voorzieningen moet worden betaald. De kosten voor aansluiten en verbruik worden afzonderlijk in rekening gebracht en zijn bovenop de leges verschuldigde.

Artikel 10 Gebruikelijke vakantieperiode

  • 1.

    Een standplaatshouder mag een standplaats vanwege vakantie éénmaal in de maanden april tot en met september en éénmaal in de maanden oktober tot en met maart een aaneengesloten periode van ten hoogste 4 weken de standplaats niet innemen zonder dat de vergunning wordt ingetrokken.

  • 2.

    Indien een standplaatshouder een langere periode wegens vakantie de standplaats niet in zal nemen, moet de standplaatshouder dit tijdig voorafgaand aan de betreffende vakantieperiode aan het college meedelen.

  • 3.

    Standplaatshouder kan zich bij vakantie laten vervangen. De standplaatshouder deelt de naam van de persoon die vervangt en voor welke periode mee aan het college voordat de standplaats door de vervanger wordt ingenomen.

Artikel 11 Ziekte standplaatshouder

  • 1.

    Een standplaatshouder die wegens ziekte verhinderd is zijn standplaats in te nemen, moet het college binnen één week, vanaf de eerste dag van ziekte, daarvan schriftelijk in kennis stellen.

  • 2.

    Standplaatshouder kan zich bij ziekte laten vervangen. De standplaatshouder deelt de naam van de persoon die vervangt mee aan het college voordat de standplaats door de vervanger wordt ingenomen.

Artikel 12 Overschrijving standplaatsvergunning

  • 1.

    Bij overlijden van standplaatshouder, blijvende arbeidsongeschiktheid of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de standplaatshouder kan de vergunning over worden geschreven op de echtgenoot, samenwonende partner, een persoon die minimaal 3 jaar in loondienst van het bedrijf heeft gewerkt of een persoon die gedurende minimaal 3 jaar als mede-eigenaar van het bedrijf heeft gefunctioneerd. De vergunning wordt uitsluitend overgeschreven als aan alle in dit beleid genoemde voorwaarden wordt voldaan.

  • 2.

    Een verzoek tot overschrijving moet binnen 3 maanden na het voordoen van één van bovengenoemde situaties bij het college wordt ingediend. Aanvragen in dit verband die na de voornoemde termijn zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen. Paragraaf 2.2. is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In het geval dat een rechtsopvolger, zoals bedoeld in het eerste lid, al een vergunning heeft voor het innemen van een andere standplaats binnen de gemeente, vervalt de vergunning voor die andere standplaats van rechtswege op het moment van het effectueren van de gewenste overschrijving.

Artikel 13 Intrekken vergunning

  • 1.

    Standplaatshouder kan het college verzoeken de standplaatsvergunning in te trekken. Bij het intrekken van een vergunning moet minimaal 1 maand opzegtermijn in acht worden genomen. De standplaatshouder moet daarom minimaal 1 maand voor het feitelijk niet meer innemen van de standplaats de het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

  • 2.

    Het college kan de standplaatsvergunning in aanvulling op artikel 1:6 APV intrekken vanwege het opheffen van de standplaatslocatie vanwege herinrichting van het geografische gebied waarbinnen de standplaatslocatie zich bevindt.

  • 3.

    Op het moment dat het college het voornemen tot intrekken van de vergunning op basis van het tweede lid kenbaar maakt aan standplaatshouder, treedt het college in overleg met standplaatshouder voor een alternatieve standplaatslocatie.

  • 4.

    Tenzij dit in de vergunning voor het innemen van een standplaats op de alternatieve locatie als expliciete voorwaarde is opgenomen, heeft standplaatshouder geen terugkeergarantie naar de oude standplaatslocatie.

Paragraaf 2.3 Standplaatsen

Artikel 14 Locaties

  • 1.

    Standplaatsen mogen uitsluitend worden ingenomen op de volgende locaties:

  • a.

    Markt in Eersel: het gedeelte tussen de kiosk en de Mariakapel;

  • b.

    10-decemberplein in Eersel: het plein voor het gemeentehuis;

  • c.

    Parkeerplaats supermarkt Nieuwstraat;

  • d.

    Hoek Postelseweg en Bredasebaan in Eersel;

  • e.

    Kerkplein aan Smitseind in Duizel;

  • f.

    Dorpsplein aan de Korte Kerkstraat in Steensel;

  • g.

    Parkeerterrein aan de straat Het Groen in Knegsel: meest oostelijke gelegen parkeerterrein;

  • h.

    “Kermisterrein” op de hoek van de Jan Smuldersstraat en de Servatiusstraat;

  • i.

    Dorpsplein aan de Akkerweg/Den Dries in Wintelre.

Artikel 15 Dagen en tijden

  • 1.

    Een standplaats mag worden ingenomen op de volgende dagen en tijden:

  • a.

    Markt in Eersel:

    • Woensdag en vrijdag tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • b.

    10-decemberplein in Eersel:

    • Zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • c.

    Parkeerplaats supermarkt Nieuwstraat:

    • Elke dag van de week in november en december tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • d.

    Hoek Postelseweg en Bredasebaan in Eersel:

    • Elke dag van de week tussen 10.00 en 22.00 uur.

  • e.

    Kerkplein aan Smitseind in Duizel:

    • Maandag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • f.

    Dorpsplein aan de Korte Kerkstraat in Steensel:

    • Maandag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • g.

    Parkeerterrein aan de straat Het Groen in Knegsel:

    • Maandag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • h.

    “Kermisterrein” op de hoek van de Jan Smuldersstraat en de Servatiusstraat:

    • Maandag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • i.

    Dorpsplein aan de Akkerweg/Den Dries in Wintelre:

    • Maandag tot en met zaterdag tussen 8.00 en 18.00 uur.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing in incidentele gevallen en wanneer sprake is van een bijzondere gelegenheid.

  • 3.

    Onder een bijzondere gelegenheid als bedoeld in het tweede lid worden in ieder geval verstaan: een braderie/jaarmarkt, een evenement ter plaatse, carnaval, kermis en feestdagen.

  • 4.

    Wanneer hoofzakelijk sprake is van het verkopen van etenswaren voor directe consumptie kan voor maximaal 3 dagen in de week een tijdstip tussen 10.00 en 22.00 uur worden verbonden aan de vergunning, ook voor de zondag in de kernen Duizel, Steensel, Het Groen, Vessem en Wintelre.

Artikel 16 Aantal standplaatsen per locatie

  • 1.

    Het aantal standplaatsen per locatie is aan de volgende maxima gebonden:

  • a.

    Markt in Eersel:

    • 2 standplaatsen per dag.

  • b.

    10-decemberplein in Eersel:

    • 6 standplaatsen per dag, met dien verstande dat als een extra standplaats wordt gevraagd voor een nog niet aanwezige branche dat daar een positieve grondhouding wordt gehanteerd.

  • c.

    Parkeerplaats supermarkt Nieuwstraat:

    • 1 standplaats per dag per jaar.

  • d.

    Hoek Postelseweg en Bredasebaan in Eersel:

    • 1 standplaats per dag.

  • e.

    Kerkplein aan Smitseind in Duizel:

    • 6 standplaatsen per dag.

  • f.

    Dorpsplein aan de Korte Kerkstraat in Steensel:

    • 6 standplaatsen per dag.

  • g.

    Parkeerterrein aan de straat Het Groen in Knegsel:

    • 6 standplaatsen per dag.

  • h.

    “Kermisterrein” op de hoek van de Jan Smuldersstraat en de Servatiusstraat:

    • 1 standplaats per dag.

  • i.

    Dorpsplein aan de Akkerweg/Den Dries in Wintelre:

    • 1 standplaats per dag.

Artikel 17 Branches

  • 1.

    Op een standplaatslocatie mag per dag gezien maximaal één aanbieder per branche tegelijkertijd standplaats houden.

  • 2.

    De standplaats op de parkeerplaats bij de supermarkt aan de Nieuwstraat in Eersel mag uitsluitend worden ingenomen voor de verkoop van seizoensgebonden producten.

  • 3.

    De standplaats op de hoek van de Postelseweg en de Bredasebaan in Eersel mag uitsluitend worden ingenomen voor de verkoop van ijs.

  • 4.

    In Knegsel wordt geen standplaatsvergunning verleend voor de verkoop van brood en banket.

  • 5.

    In Vessem wordt uitsluitend standplaatsvergunning verleend voor de verkoop van vis en aanverwante producten en niet-etenswaren.

  • 6.

    In Wintelre wordt uitsluitend standplaatsvergunning verleend voor de verkoop van vis en aanverwante producten, frituur en snacks en niet-etenswaren.

Artikel 18 Innemen standplaats

  • 1.

    Voordat de standplaats voor de eerste keer fysiek wordt ingenomen moet vooraf contact op worden genomen met de Buitendienst van de afdeling Dienstverlening om de exacte plaats van de standplaats te bepalen.

  • 2.

    De standplaatsinrichting mag een frontbreedte van maximaal 10 meter hebben en een diepte van maximaal 3 meter.

  • 3.

    Er mag geen terras worden ingericht op de standplaats. Maximaal 2 statafels mogen tot de standplaatsinrichting behoren.

  • 4.

    De standplaatsinrichting mag maximaal een uur voor aanvang van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestart mag worden met de activiteiten, worden geplaatst. Maximaal een uur na afloop van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestopt moet worden met de activiteiten, moet de standplaatsinrichting zijn verwijderd.

  • 5.

    Standplaatshouder is verplicht zijn standplaats voor zonsopgang en vanaf zonsondergang voorzien te hebben van een verlichting, welke geen hinder toebrengt aan omwonenden en waarmee de uitgestalde goederen helder verlicht zijn.

  • 6.

    De standplaats mag niet worden ingenomen op feestdagen. Dit geldt niet voor standplaatsen op de locaties hoek Postelseweg/Bredasebaan en de parkeerplaats supermarkt Nieuwstraat.

  • 7.

    Het college heeft het recht om tijdelijk een andere plaats toe te wijzigen in geval van bijvoorbeeld onderhoudswerkzaamheden of evenementen.

  • 8.

    De standplaats moet zo worden ingericht dat zo min mogelijk parkeergelegenheid verloren gaat.

  • 9.

    Het is niet toegestaan wagens te parkeren op de plaats waarop deze standplaatsvergunning betrekking heeft, tenzij onlosmakelijk verbonden met het innemen van de standplaats.

  • 10.

    De standplaats moet zo worden ingenomen dat geen overlast wordt veroorzaakt en dat de verkeersvrijheid en -veiligheid niet in het gedrang komen.

  • 11.

    Er mag geen gebruik worden gemaakt van luidsprekers en versterkers.

  • 12.

    Standplaatshouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

  • 13.

    Voor het inzamelen van afval moeten voldoende voorzieningen worden getroffen.

  • 14.

    Bij het ontruimen moet de standplaatshouder zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon opleveren.

  • 15.

    Afvalwater mag alleen worden afgevoerd via een rioolput in de omgeving van de ingenomen standplaats.

Artikel 19 Verplichtingen rondom het gebruik van de standplaats

  • 1.

    Voor noodgevallen of andere zaken is de in de vergunning aangewezen contactpersoon telefonisch bereikbaar. Als de contactpersoon (tijdelijk) wijzigt, wordt de naam en het telefoonnummer van de nieuwe contactpersoon zo snel mogelijk aan het college doorgegeven.

  • 2.

    De standplaats moet door de standplaatshouder persoonlijk worden ingenomen, tenzij sprake is van een uitzondering als genoemd in de artikelen 10 tot en met 12.

  • 3.

    De standplaatshouder moet zich kunnen legitimeren door middel van een officieel identiteitsbewijs. De standplaatshouder moet dit identiteitsbewijs op eerste aanvraag aan de toezichthouder tonen.

  • 4.

    Eventuele aanwijzingen van met opsporing en/of toezicht belaste personen moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd.

  • 5.

    Verkoop van eet- en drinkwaren moet voldoen aan het gestelde in de Warenwet.

  • 6.

    Alle mogelijke maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat de gemeente Eersel of derden, als gevolg van het gebruik van maken van de standplaats, schade lijden.

  • 7.

    De standplaatshouder moet voldoende verzekerd zijn en blijven tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als gebruiker van een standplaats krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

  • 8.

    De gemeente Eersel is niet aansprakelijk voor eventuele ongevallen en schade.

Hoofdstuk 3 Tijdelijke en incidentele standplaatsen

Paragraaf 3.1 De aanvraag

Artikel 20 Wijze van aanvragen

  • 1.

    Een standplaatsvergunning wordt aangevraagd op een daarvoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvrager overlegt bij het indienen van het aanvraagformulier de daarin opgenomen bijlagen.

Artikel 21 Weigeringsgronden

  • 1.

    De algemene weigeringsgronden uit artikel 1.8 APV zijn van toepassing.

  • 2.

    Op basis van artikel 5:18 lid 2 APV kan een standplaatsvergunning ook worden geweigerd wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

    • Een standplaats ingenomen op een terrein met een bestemming gelijk of vergelijkbaar met de bestemmingen “verblijfsdoeleinden”, “verkeersdoeleinden” of “groendoeleinden” wordt geacht conform het bestemmingsplan te zijn, tenzij wordt aangetoond dat de locatie nodig is om te voorzien in de parkeerbehoefte.

  • 3.

    Op basis van artikel 5:18 lid 3 onder a APV kan een standplaatsvergunning eveneens worden geweigerd als de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • Op de aangewezen locaties wordt een standplaats geacht te voldoen aan redelijke eisen van welstand. Incidentele standplaatsen worden gelet op de beperkte duur geacht te voldoen aan redelijke eisen van welstand. Bij tijdelijke standplaatsen op niet aangewezen locaties moet aan de hand van een advies van de Welstandscommissie worden geoordeeld of sprake is van redelijke eisen van welstand en er dus geen sprake is van een ernstige verstoring van het straatbeeld.

  • 4.

    Op basis van artikel 5:18 lid 3 onder b APV kan een standplaatsvergunning eveneens worden geweigerd indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • Bij een incidentele standplaats komt het redelijk verzorgingsniveau niet in gevaar, omdat het slechts om een beperkte duur gaat.

  • Aan weigering mogen geen economische motieven of behoefteaspecten ten grondslag liggen. Deze weigeringsgrond geldt niet voor standplaatsen die diensten verlenen, omdat dit door de Europese Dienstenrichtlijn wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrije verkeer van diensten. Bij een tijdelijke standplaats kan dan ook geen sprake zijn van een standplaats die een redelijk verzorgingsniveau in gevaar brengt.

Artikel 22 Volgorde aanvragen

  • 1.

    Aanvragen worden op volgorde van ontvangst behandeld.

  • 2.

    Als dag van ontvangst wordt de dag aangemerkt waarop het bestuursorgaan de aanvraag volgens het post- c.q. zaaksysteem heeft ontvangen.

Paragraaf 3.2 De vergunning

Artikel 23 Duur

  • 1.

    Een tijdelijke standplaatsvergunning wordt verleend voor maximaal een jaar, waarbij de standplaats feitelijk maximaal 6 maanden per jaar ingenomen mag worden. Indien het een jaarlijks terugkerende tijdelijke standplaats betreft wordt de vergunning verleend voor 5 jaar. Per vergunning wordt bekeken welke duur wordt toegestaan.

  • 2.

    Een incidentele standplaatsvergunning wordt verleend voor maximaal 12 dagen per jaar. Indien het een jaarlijks terugkerende incidentele standplaats betreft wordt de vergunning verleend voor 5 jaar.

Artikel 24 Inhoud vergunning

  • 1.

    In de standplaatsvergunning wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    een omschrijving van de toegewezen standplaats met vermelding van de afmetingen en het kadastraal nummer van de locatie;

  • b.

    een omschrijving van de verkoopinrichting;

  • c.

    de branche waarin door de standplaatshouder op de hem toegewezen standplaats goederen worden verkocht of diensten worden aangeboden;

  • d.

    de dag(en) en de tijden waarop van de standplaats gebruik mag worden gemaakt;

  • e.

    de motivering van het besluit.

  • 2.

    Aan een standplaatsvergunning voor een tijdelijke of incidentele standplaats worden de voorschriften opgenomen in de artikelen 28 en 29 opgenomen.

Artikel 25 Kosten

  • 1.

    Voor het aanvragen van een vergunning zijn leges verschuldigd. De hoogte hiervan wordt jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke legesverordening.

  • 2.

    Voor het innemen van een standplaats in Eersel is een vergoeding verschuldigd. De hoogte hiervan wordt jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke verordening op de heffing en invordering van precariobelasting.

  • 3.

    Voor het gebruik van gemeentelijke (nuts)voorzieningen moet worden betaald. De kosten voor aansluiten en verbruik worden afzonderlijk in rekening gebracht en zijn bovenop de leges verschuldigde.

Paragraaf 3.3 Standplaatsen

Artikel 26 Locaties

  • 1.

    Tijdelijke en incidentele standplaatsen zijn niet gebonden aan de in artikel 14 van hoofdstuk 2 bedoelde standplaatslocaties.

  • 2.

    Een tijdelijke standplaats mag niet worden ingenomen op de Markt in Eersel.

Artikel 27 Dagen en tijden

  • 1.

    Aan tijdelijke en incidentele standplaatsen kunnen tijden worden verbonden gelegen op maandag tot en met zaterdag tussen 8.00 uur en 18.00 uur en op zondag tussen 09.00 uur en 18.00 uur, waarbinnen vanaf de locatie activiteiten mogen worden uitgeoefend.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing wanneer sprake is van een bijzondere gelegenheid.

  • 3.

    Onder een bijzondere gelegenheid als bedoeld in het tweede lid worden in ieder geval verstaan: een braderie/jaarmarkt, een evenement ter plaatse, carnaval, kermis en feestdagen.

  • 4.

    In de uren van 18.00 uur tot 8.00 respectievelijk 09.00 uur, wordt uitsluitend een incidentele standplaatsvergunning ten behoeve van een bijzondere gelegenheid, als bedoeld in het derde lid, verleend.

Artikel 28 Innemen standplaats

  • 1.

    Voordat de standplaats fysiek wordt ingenomen moet vooraf contact op worden genomen met de Buitendienst van de afdeling Dienstverlening de exacte plaats van de standplaats te bepalen.

  • 2.

    De standplaatsinrichting mag een frontbreedte van maximaal 10 meter hebben en een diepte van maximaal 3 meter.

  • 3.

    Er mag geen terras worden ingericht op de standplaats. Maximaal 2 statafels mogen tot de standplaatsinrichting behoren.

  • 4.

    De standplaatsinrichting mag maximaal een uur voor aanvang van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestart mag worden met de activiteiten, worden geplaatst. Maximaal een uur na afloop van het tijdstip, waarop volgens de vergunning gestopt moet worden met de activiteiten, moet de standplaatsinrichting zijn verwijderd.

  • 5.

    Standplaatshouder is verplicht zijn standplaats voor zonsopgang en vanaf zonsondergang voorzien te hebben van een verlichting, welke geen hinder toebrengt aan omwonenden en waarmee de uitgestalde goederen helder verlicht zijn.

  • 6.

    De standplaats moet zo worden ingericht dat zo min mogelijk parkeergelegenheid verloren gaat.

  • 7.

    Het is niet toegestaan wagens te parkeren op de plaats waarop deze standplaatsvergunning betrekking heeft, tenzij onlosmakelijk verbonden met het innemen van de standplaats.

  • 8.

    De standplaats moet zo worden ingenomen dat geen overlast wordt veroorzaakt en dat de verkeersvrijheid en -veiligheid niet in het gedrang komen.

  • 9.

    Er mag geen gebruik worden gemaakt van luidsprekers en versterkers.

  • 10.

    Standplaatshouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt.

  • 11.

    Voor het inzamelen van afval moeten voldoende voorzieningen worden getroffen.

  • 12.

    Bij het ontruimen moet de standplaatshouder zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon opleveren.

  • 13.

    Afvalwater mag alleen worden afgevoerd via een rioolput in de omgeving van de ingenomen standplaats.

Artikel 29 Verplichtingen rondom het gebruik van de standplaats

  • 1.

    Voor noodgevallen of andere zaken is de in de vergunning aangewezen contactpersoon telefonisch bereikbaar. Als de contactpersoon (tijdelijk) wijzigt, wordt de naam en het telefoonnummer van de nieuwe contactpersoon zo snel mogelijk aan het college doorgegeven.

  • 2.

    Eventuele aanwijzingen van met opsporing en/of toezicht belaste personen moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd.

  • 3.

    Verkoop van eet- en drinkwaren moet voldoen aan het gestelde in de Warenwet.

  • 4.

    Alle mogelijke maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat de gemeente Eersel of derden, als gevolg van het gebruik van maken van de standplaats, schade lijden.

  • 5.

    De standplaatshouder moet voldoende verzekerd zijn en blijven tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als gebruiker van een standplaats krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

  • 6.

    De gemeente Eersel is niet aansprakelijk voor eventuele ongevallen en schade.

Paragraaf 3.4 Omgevingsvergunning

Artikel 30 Aanvraag omgevingsvergunning

Bij een tijdelijke standplaatsvergunning kan sprake zijn van een bouwwerk waarvoor ook een omgevingsvergunning is vereist. Er is sprake van een bouwwerk wanneer:

  • a.

    er sprake is van een driedimensionaal gebouwd object (constructie);

  • b.

    er sprake is van een omvang van minimaal 2 m² (enige omvang);

  • c.

    het bouwwerk direct of indirect steun vindt in of op de grond (direct of indirect steun in of op de grond);

  • d.

    het bouwwerk bedoeld is om ter plaatse te functioneren (ter plaatse functioneren).

De objecten op standplaatsen voldoen aan deze criteria, maar zijn daarmee niet direct omgevingsvergunningplichtig. Vooral criterium d is hierbij van belang. Over het algemeen is een object bedoeld om ter plaatse te functioneren als het object langer dan 31 dagen op dezelfde plaats staat. Er moet dan wel sprake zijn van een permanent karakter. Bij een onderzoekswagen e.d. is wel sprake van een periode langer dan 31 dagen, maar niet van een permanent karakter. Daarvoor is dus geen omgevingsvergunning vereist.

Of sprake is van een omgevingsvergunningplicht moet per geval worden beoordeeld. Is een omgevingsvergunning vereist dan blijft ook een tijdelijke standplaatsvergunning vereist.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 31 Ruimer dan de beleidsregel

Het college blijft bevoegd om af te wijken van deze beleidsregel. Het college heeft de bevoegdheid om af te wijken van de beleidsregel, binnen de mogelijkheden van de APV. Afwijken van de beleidsregel is mogelijk wanneer deze onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 32 Inperken van de beleidsregel

Het college heeft de mogelijkheid om de beleidsregel in te perken in specifieke situaties, vooral in onderstaande situaties:

  • 1.

    Het woon- en leefmilieu van de omgeving aangetast wordt;

  • 2.

    De verkeersveiligheid onevenredig wordt aangetast;

  • 3.

    Belangen van derden onevenredig worden geschaad;

  • 4.

    De economische uitvoerbaarheid voor de gemeente niet is aangetoond.

Artikel 33 Intrekking eerdere beleidsregel en inwerkingtreding

  • 1.

    De “Beleidsnotitie met betrekking tot de afgifte van standplaatsvergunningen in de gemeente Eersel”, vastgesteld bij besluit van 5 augustus 2014, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking daags na bekendmaking.

Artikel 34 Overgangsregeling

De “Beleidsnotitie met betrekking tot de afgifte van standplaatsvergunningen in de gemeente Eersel”, vastgesteld 5 augustus 2014, blijft van toepassing op aanvragen waarop nog niet is beslist op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Voor reguliere standplaatsvergunningen verleend onder het regime van de “Beleidsnotitie met betrekking tot de afgifte van standplaatsvergunningen in de gemeente Eersel” wordt een uitsterfbeleid gehanteerd. Dit betekent dat bestaande rechten worden gerespecteerd, zolang er geen intrekkingsgronden van toepassing zijn.

Artikel 35 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Standplaatsenbeleid Eersel 2018’.

Ondertekening

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Eersel op 10 juli 2018.

de secretaris, H.M.L. Offermans

de burgemeester (wnd), J.A.M. Vos.

Toelichting bij Standplaatsenbeleid Eersel 2018

1.1. Aanleiding

Op 5 augustus 2014 is de “Beleidsnotitie met betrekking tot de afgifte van standplaatsvergunningen in de gemeente Eersel” vastgesteld. Deze beleidsregel is op 15 september 2014 in werking getreden. Deze beleidsregel is gebaseerd op de toen geldende Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Per 11 juli 2017 geldt de APV 2017. Naar aanleiding van onduidelijkheid over het standplaatsenbeleid wordt het beleid voor standplaatsen aangepast. Het “Standplaatsenbeleid Eersel 2018” vervangt de “Beleidsnotitie met betrekking tot de afgifte van standplaatsvergunningen in de gemeente Eersel”.

1.2. Doel

De beleidsregel is opgesteld om te komen tot een rechtmatige en doelmatige uitoefening van de afdeling 4 uit hoofdstuk 5 van de APV. Hierdoor zijn burgers en bedrijven door de beleidsregel vooraf beter op de hoogte van de criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling van aanvragen om standplaatsvergunning. Toepassing van de beleidsregel maakt dat in gelijke gevallen, gelijk gehandeld wordt. Ten aanzien van een transparante en efficiënte dienstverlening worden met de beleidsregels twee doelen bereikt:

  • 1.

    Er is vooraf duidelijkheid over de haalbaarheid van aanvragen in relatie tot de APV;

  • 2.

    De procedure om tot een besluit op een aanvraag te komen wordt bespoedigd.

Daarnaast biedt in juridische zin het instrument van de beleidsregel de volgende voordelen voor

zowel het college als voor burgers en bedrijven:

  • 1.

    Rechtszekerheid: de beleidsregel informeert burgers en bedrijven wanneer het college wel en wanneer het niet gebruik zal maken van een bevoegdheid om een bepaald besluit te nemen (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht).

  • 2.

    Motivering: het hanteren van beleidsregels zorgt ervoor dat het bestuur een goede invulling geeft aan het motiveringsbeginsel (artikel 4:82 van de Algemene wet bestuursrecht).

  • 3.

    Flexibiliteit: de beleidsregel biedt het bestuur meer flexibiliteit dan het instrument van de verordening (wettelijk voorschrift). Het is eenvoudiger om een beleidsregel aan te passen dan een verordening.

  • 4.

    Afwijkingsmogelijkheid: In artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat het college overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Uit deze bepaling vloeit voort dat voor het college de mogelijkheid bestaat om van de beleidsregel af te wijken (dit wordt de inherente afwijkingsmogelijkheid genoemd). De mogelijkheid om van de beleidsregel af te wijken kan slechts in bijzondere omstandigheden gehanteerd worden. Afwijken is mogelijk en geboden, als de strikte naleving van de beleidsregel, gelet op de strekking van de beleidsregel en de onderliggende wettelijke regeling, in het concrete geval niet nodig is en bovendien een onevenredig nadeel voor de belanghebbenden zou opleveren. Soms kan dit op voorhand duidelijk zijn, maar soms kan dit ook pas blijken als de beoordelingsprocedure van een vergunningaanvraag al is gestart (bijvoorbeeld als gevolg van zienswijzen die worden ingediend). In het algemeen valt niet aan te geven wanneer sprake is van een onevenredig nadeel. Dit zal per situatie moeten worden beoordeeld.

1.3. Wettelijke bepalingen

In afdeling 4 (artikel 5:17 tot en met 5:20) van hoofdstuk 5 van de APV zijn artikelen opgenomen over het innemen van standplaatsen.

Artikel 1:3, lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Awb bepalen dat beleidsregels vastgesteld kunnen worden.

1.4. Toepassing

1.4.1. Afwijkingsbevoegdheid

In deze beleidsregel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat als aan de beleidsregel wordt voldaan, maar er een onevenredig nadeel is voor mogelijke belanghebbenden het college kan besluiten geen medewerking te verlenen. Het voldoen aan de beleidsregel is dan ook geen garantie dat ook daadwerkelijk gecollecteerd mag worden, gevent mag worden of een standplaats ingenomen mag worden. In de beleidsregel is ook opgenomen dat het college de bevoegdheid heeft om de beleidsregel in een specifieke situatie te beperken.

1.4.2. Procedurele vereisten

De aanvragen worden afgehandeld conform de procedure opgenomen in hoofdstuk 1 van de APV.

Als er sprake is van het geheel of gedeeltelijk afwijzen van een aanvraag moet de aanvrager op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht vooraf in de gelegenheid worden gesteld zienswijzen naar voren te brengen.