Beleidsplan openbare verlichting 2014-2024 gemeente Eersel

Geldend van 01-04-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsplan openbare verlichting 2014-2024 gemeente Eersel

het college van de gemeente Eersel

gelet op het artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsplan openbare verlichting 2014-2024 gemeente Eersel

Samenvatting

Aanleiding:

Het beleidsplan Openbare verlichting is 2 maal in 2012 besproken in de commissie- en raadsvergaderingen. Tevens zijn er enkele amendementen en moties over het onderwerp ingediend. Een en ander heeft geleid tot het enigszins aanpassen van het beleidsplan Openbare Verlichting en het opstellen van een uitvoeringsplan voor het verwijderen van lichtmasten buiten de bebouwde kom.

In het beleidsplan wordt extra aandacht besteed aan de sociale veiligheid in relatie tot openbare verlichting en in relatie tot de uitspraak van de gemeenteraad in 2008 om de verlichting in het buitengebied te beperken ( dit in het kader van “niet verlichten tenzij ..” )

Missie en doelstelling

De gemeente Eersel draagt zorg voor een schone, hele en veilige openbare ruimte. De verlichting hierin moet bijdragen aan een goed leefomgeving voor de burgers en een adequaat vestigingsklimaat voor bedrijven. Het creëren van een duurzame en efficiënte verlichting staat hoog in het vaandel met een gezonde financiële afweging.

Eersel houdt rekening met de landelijke richtlijnen voor wat betreft de na te streven lichtkwaliteit. De verlichting moet goed passen binnen de gewenste beeldkwaliteit per gebied, rekening houden met lichthinder en passen in het buitengebied.

Bestaande verlichting

De huidige verlichting in Eersel bestaat uit 4976 masten en 5196 armaturen.

Hiervan dienen in de komende 10 jaar 1216 lichtmasten en 1564 armaturen planmatig te worden vervangen vanwege het verstrijken van hun levensduur. De installatie is inmiddels overwegend uitgevoerd in wit licht met een goede kleurherkenning in woonwijken, met hierdoor een goede bijdrage aan de sociale veiligheid. Het onderhoud is goed verzorgd, met een redelijke servicegraad en strak georganiseerd. In het kader van de samenwerking voor de vijf Kempen gemeenten is per 1 april 2012 een nieuwe overeenkomst afgesloten voor het onderhoud van de openbare verlichting.

Beleidsvoornemens

De verlichting wordt sober en functioneel ingericht waarbij alleen met beperkte decoratieve aspecten invulling in het totaalbeeld plaats vindt. Bij de keuze voor installaties wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het voorkomen van lichthinder.

Om de bijdrage aan de sociale veiligheid verder te vergroten wil de gemeente Eersel in de woonwijken lampen met een goede kleurherkenning installeren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van dimbare PLL lampen.

In het kader van het vastgestelde klimaatbeleid wil Eersel bij infrastructurele voorzieningen (zoals de openbare verlichting) een energiebesparing van jaarlijks 3% realiseren. Door gebruik te maken van, dimbare elektronische voorschakelapparatuur en naast het dimmen in woonwijken ook dimmen op de gebiedsontsluitingswegen wordt hier invulling aan gegeven.

Daarnaast gaat de gemeente Eersel oude SOX armaturen vervangen door LED armaturen. Hierdoor neemt het energieverbruik nog verder terug en zullen de beheer en onderhoudskosten sterk verminderen.

De gemeente maakt zich sterk voor het programma Duurzaam Inkopen, ingesteld door VROM. Dit houdt in dat zij in de planperiode dimbare PLL en LED armaturen aanschaft, groepsremplace uitvoert, nieuwe installaties plaatst met minimaal energielabel D en eisen aan de reclameverlichting stelt.

1 Inleiding

Doelstelling

In 2003 is de vorige beleidsnota openbare verlichting opgesteld. Het beleid kende de volgende

aandachtspunten:

  • Het toepassen van wit licht in woonwijken en centra;

  • Geel licht op ontsluitingswegen binnen de bebouwde kom;

  • Geel/oranje licht op de ontsluitingswegen buiten de bebouwde kom;

  • Aandacht voor een geplande vervanging van armaturen en masten voor meer efficiënte en meer rendabele typen en materialen.

  • Aandacht voor energiebesparing in de vorm van dimmen in plaats van om en om uitschakelen van lichtmasten.

De verlichting van de gemeente Eersel bestond toen voor 70% uit lagedruk natrium lampen (geel/oranje licht), zowel op verkeerswegen als in woonwijken. Deze lampen zijn energiezuinig maar duur in onderhoud. Voor lampen met lage vermogens zijn goedkopere en net zo efficiënte lampen met wit licht verkrijgbaar. Anno 2012 is het aandeel lagedruk natrium lampen gezakt naar 33 %. Vooral in de woonwijken is inmiddels veel omgebouwd naar wit licht. Ook is de avond/nacht verdeling (om en om uitschakelen) nagenoeg opgeheven. Dimmen wordt toegepast. De in 2003 geformuleerde doelstellingen zijn hiermede gehaald.

De doelstelling voor de komende beleidsperiode betreft het verder creëren van een duurzame en efficiënte openbare verlichting. Deze verlichting moet ook goed passen binnen de gewenste beeldkwaliteit per gebied en rekening houden met lichthinder. Bij het investeren wordt niet alleen gekeken naar de korte termijn, maar vooral ook naar de (middel)lange termijn. Immers, investeringen in de armaturen die we nu doen, zijn voor de komende 20 jaar moeilijk

veranderbaar.

Vraagstelling

Dit hele proces moet het volgende duidelijk maken:

  • Een goed beleid ten aanzien van veiligheid, leefbaarheid, energiebesparing en duurzaamheid in relatie tot openbare verlichting;

  • Een duidelijk beleid aangaande de verlichting buiten de bebouwde kom en in natuurgebieden;

  • Waar moet de installatie en organisatie dan aan voldoen;

  • Welke maatregelen en financiële middelen voor de periode 2014-2024 nodig zijn.

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 behandelt de kaderstelling van de gemeente Eersel met de missie en de visie op de verlichting.

In hoofdstuk 3 staan de externe invloeden op de verlichting van Eersel beschreven. Het betreft de ontwikkelingen in landelijke richtlijnen en trends in de openbare verlichting.

Hoofdstuk 4 gaat in op de toestand van de verlichting in Eersel zelf.

Hoofdstuk 5 beschrijft het basisbeleid en de specifieke aandachtspunten per gebied.

Hoofdstuk 6 beschrijft de kosten die benodigd zijn voor de basis.

2 Kaderstelling openbare verlichting gemeente Eersel

Openbare verlichting heeft tot doel om het openbare leven bij duisternis (circa 4100 uur per jaar = 47% van het jaar) zo goed mogelijk te laten functioneren. Hoewel met de openbare verlichting het niveau van het daglicht niet bereikt kan worden, moet de openbare verlichting wel bijdragen aan een sociaal veilige, verkeersveilige en leefbare situatie. Een goede kwaliteit van de openbare verlichting is dus van groot belang.

Om deze criteria op adequate wijze in te vullen is een doelstelling nodig. Dit is vertaald in een missie en een visie. Dit wordt daarna vertaald in Eerselse randvoorwaarden.

Missie

In het algemeen moet de openbare verlichting bijdragen aan een goede leefomgeving voor de burgers en een adequaat vestigingsklimaat voor bedrijven. Bij de inkoop en toepassing van verlichtingsmaterialen worden, naast kostenoverwegingen, aspecten als energiezuinigheid en duurzaamheid zwaarwegend meegenomen.

De gemeente zal slagvaardig en klantgericht zorgdragen voor een schone, technisch goed onderhouden, leefbare en sociaal veilige openbare ruimte.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2.1 relatie doel en kwaliteit OVL

Visie

De fysieke kwaliteit van de openbare verlichting zal door het bijhouden van vervangingsprogramma’s zodanig in stand worden gehouden dat de veiligheid gegarandeerd wordt.

Als eigenaar van de openbare verlichtingsinstallatie geeft de gemeente Eersel een goed voorbeeld aan haar burgers door de installatie schoon, goed onderhouden en veilig te houden. De openbare verlichting wordt ontworpen volgens de ROVL-2011. Door standaardisatie van materialen worden de kosten beter beheerst. Het serviceniveau naar de burger zal verbeteren door nog sneller in te spelen op meldingen van defecte openbare verlichting.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2.2 Afwegingen kosten, milieu en leefbaarheid/veiligheid

Eersels kader

Het verlichten van het openbaar gebied is niet vanzelfsprekend, maar is een afgewogen beslissing

waarbij het uitgangspunt is: niet verlichten, tenzij….

Om economische, landschappelijke en milieuredenen wordt de openbare ruimte alleen verlicht wanneer verlichting onmisbaar is voor een veilig gebruik van die ruimte. Soort en aantal weggebruikers, functie, inrichting en complexiteit van de ruimte zijn belangrijke criteria in deze afweging. Openbare verlichting vervult een noodzakelijke functie ten aanzien van de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de leefbaarheid en dient het algemeen belang. Ten aanzien van de verkeersveiligheid en de persoonlijke veiligheid moet de straatverlichting er voor zorgen dat de weginrichting, medeweggebruikers en eventuele obstakels in het donker voldoende en tijdig herkenbaar zijn, om een goede inschatting te kunnen maken van mogelijke gevaren. Sociale veiligheid heeft te maken met gevoelens van angst voor mogelijke criminaliteit. De inrichting van de ruimte en de gebruiksintensiteit zijn essentiële onderdelen voor de mate van veiligheid. Toezicht door aanwonenden en/of andere weggebruikers is onontbeerlijk voor sociale veiligheid, omdat zij in geval van dreiging of gevaar hulp kunnen bieden of hulp kunnen inroepen. Een goede verlichting schept vervolgens de mogelijkheid personen en hun bedoelingen binnen redelijke afstand te herkennen, of ongewenste (criminele) activiteiten te signaleren.

Eersel kent een aantal historische dorpslinten die voor de beeldkwaliteit van groot belang zijn. Hier mag de verlichting rekening mee houden. Verder kent Eersel een groot buitengebied met veel natuurschoon. Een terughoudend beleid met het verlichten van deze natuurgebieden is gewenst.

3 Externe analyse

3.1 Landelijke wet- en regelgeving

In bijlage 3 zijn deze onderwerpen uitgebreid toegelicht.

3.1.1 Aansprakelijkheid van de wegbeheerder

In 1992 is de laatste versie van het Burgerlijk Wetboek verschenen. Hierin staat onder meer, dat de wegbeheerder aansprakelijk is voor optredende schade aan personen of zaken. Dit geldt echter alleen, wanneer de weg, inclusief de openbare verlichting, niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.

Wettelijk is niet vastgelegd aan welke kwaliteit de openbare verlichting moet voldoen. Wanneer echter de weg overdag geen gevaar oplevert, maar ‘s nachts wel door ondeugdelijke verlichting, kan de gemeente aansprakelijk gesteld worden.

Wanneer eenmaal is vastgesteld dat de schade het gevolg is van een gebrek aan de weg of de weguitrusting, loopt de wegbeheerder een hoog risico.

Voor Eersel geldt dat wanneer de wegbeheerder kan aantonen dat de weg in goede staat van onderhoud verkeert, de weg veilig gebruikt kan worden en het risico om aansprakelijk gesteld te worden minimaal is.

3.1.2 Verlichtingskwaliteit

Er zijn geen wettelijke bepalingen over de verlichtingskwaliteit. De NSVV heeft echter wel richtlijnen opgesteld die door veel gemeenten als norm wordt gehanteerd. Deze zijn verwoord in de Richtlijn voor Openbare Verlichting ROVL-2011.

De richtlijnen richten zich op de kwaliteit van de verlichting. De kwaliteitseisen hebben onder andere betrekking op de verlichtingssterkte en de gelijkmatigheid van de verlichting. De gemeente is verantwoordelijk voor de verlichting van de openbare ruimten.

Voor de woongebieden is het Politiekeurmerk Veilig Wonen een steeds belangrijker handvat bij de inrichting van nieuwbouwlocaties. Voor bestaande bouw kan hantering van deze norm verregaande (financiële) consequenties hebben indien het Keurmerk tot beleid wordt verheven.

De ROVL- 2011 en het Politie Keurmerk Veilig Wonen hebben op zich geen wettelijke status, maar Justitie hanteert op dit moment als enig houvast de ROVL-2011 bij de toetsing van de aansprakelijkheidsstelling van de wegbeheerder. De landelijke tendens is dan ook om deze richtlijnen tot norm te verklaren voor het ontwerpen, beheren en onderhouden van de openbare verlichtingsinstallatie.

Inmiddels doet ook het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) opgang. Hierin zijn geen richtlijnen

voor de verlichting vastgesteld. Veiligheid en leefbaarheid hebben wel een duidelijke plaats; verlichting kan daaraan bijdragen, zie bijlage 2 functionaliteiten.

Aangezien de ROVL-2011 als standaard geldt binnen Nederland en hier ook in geval van calamiteiten naar gekeken wordt, zie bijlage 2, kan alleen onderbouwd daarvan afgeweken worden. Hiervoor is een beleidsnota uitermate geschikt.

3.1.3 Verlichtingsmiddelen

Voor de lichtmasten geldt de Europese norm NEN-EN 40 waarin ondermeer afspraken voor de maststerkte per gebied staan. Eersel bevindt zich in windgebied III waardoor volstaan kan worden met een minder zwaar gedimensioneerde lichtmast.

3.1.4 Flora- en Faunawet

Sinds 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. In het kader van de Europese verplichtingen heeft Nederland de Europese Vogel en Habitatrichtlijn geïmplementeerd in haar wetgeving. Deze wet voorziet in de bescherming van planten en diersoorten en heeft daarmee uiteenlopende gevolgen voor de gemeente. Leefgebieden die zijn aangewezen als vogel- dan wel habitat richtlijngebied, genieten speciale bescherming. Plannen, projecten en andere handelingen met gevolgen voor het gebied en de aanwezige soorten worden getoetst aan bepaalde eisen. Indien aangetoond wordt dat verlichting verstorend is voor bepaalde soorten kan op basis van deze wet worden besloten dat de lichtbron aangepast of zelfs verwijderd moet worden. Eersel kent een aantal beschermde natuurgebieden waardoor rekening gehouden moet worden met deze wet. De gemeente Eersel sluit hiermee ook aan bij het Provinciaal Milieu Plan 2012-2015.

3.1.5 Taskforce Verlichting.

De Taskforce Verlichting is ingesteld om de minister van VROM te adviseren over de mogelijkheden om energie-efficiëntie in Nederland gemeengoed te laten worden. De openbare verlichting in gemeenten is de grootste energieverbruiker. Besparing op de energie voor de openbare verlichting geeft een versnelling in de energiebesparing bij de gemeenten.

3.1.6 Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten

Bedrijven die graafwerkzaamheden verrichten moeten voortaan informatie over de ligging van kabels en leidingen opvragen en zorgvuldig werken bij het graven. Dit houdt verband met de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION), kortweg de Grondroerdersregeling. Het wetsvoorstel hiertoe is in februari 2008 aangenomen door de Eerste Kamer. Doel van de nieuwe wet is vooral om graafincidenten te voorkomen. Dit stelt ook eisen aan de wijze waarop informatie over kabels en leidingen door de gemeente wordt bijgehouden. Dit is van belang mocht Eersel overwegen over te gaan op een eigen net. Dit is niet het geval. Beheerder/eigenaar van het openbare verlichtingsnet is Enexis B.V.

3.2 Ontwikkelingen

De openbare verlichting ontwikkelt zich continu. Door onderzoek en nieuwe inzichten tekenen zich diverse ontwikkelingen af.

Energiebezuiniging in relatie tot verkeersintensiteiten

In Nederland zijn een aantal projecten uitgevoerd waarin de verkeersintensiteit gekoppeld wordt aan de openbare verlichting. Is er weinig verkeer dan mag het licht uit of op een laag niveau branden. Bij veel verkeer gaat het lichtniveau omhoog. Het gebruik van dynamische markering (met led-armaturen in de weg-as) wordt daarmee gecombineerd.

Dynamische markering

Het markeren van het wegverloop van verkeerswegen in buitengebieden is een echte trend. Een aantal projecten zijn hiermee al uitgevoerd (Noord-Holland, Houten en Ede). Hiervoor worden in de weg as of aan de wegkanten led-armaturen aangebracht. Dit komt ten goede aan de verkeersveiligheid vanwege de zichtbaarheid van het wegverloop, de natuur is erbij gebaat en er wordt een grote bezuiniging op energieverbruik bereikt. In de Eerselse natuurgebieden is het mogelijk dergelijke markeringen toe te passen in plaats van openbare verlichting.

Conventionele lampen met langere levensduur

Er zijn lampen in de handel die veel langer mee gaan dan dat de bestaande lampen.

Voorbeeld hiervan is de compacte fluorescentielamp van Aura de UNIQuE-L long Life.

Deze lamp heeft een brandgarantie van 48.000 uur. De prijzen van deze lampen zijn afgestemd

op de langere levensduur. Het wordt daarom aangeraden een prijsvergelijk te maken met

bestaande lampen. De meerkosten kunnen dan tegen het milieubelang worden afgewogen.

LED-armaturen

Deze armaturen zijn uitgerust met “power led’s”. Deze kleine halfgeleiderlichtbronnen hebben een extreem lange levensduur. Dit is een goede technologie om energie te besparen. De LEDS worden steeds efficiënter. Door hun kleine afmetingen is het uitgestraalde licht goed te sturen en concurreren ze met de PLL, en SON 50W armaturen. Ten opzichte van deze conventionele armaturen is er weinig strooilicht. Dat is een voordeel, omdat dit de lichthinder tegen gaat maar kan ook een nadeel zijn omdat het gebied achter de mast minder licht krijgt dan gebruikelijk. Tegenwoordig zijn er speciale LED modules die los van het armatuur vervangen worden.

Dimmen

Lokaal dimmen is een goede mogelijkheid om energie te besparen. Met een vrij lage investering kan gedurende enkele uren in de nacht het lichtniveau gedimd worden. Om deze dimmers te laten werken dient het armatuur voorzien te zijn van een elektronisch en dimbaar elektronisch voorschakelapparaat (EVSA). Alle nieuwe armaturen met voor dimmen geschikte lampen kunnen voorzien worden van een dergelijk EVSA. Binnen de ROVL-2011 en het PKM zijn er

mogelijkheden om dit toe te staan. Dit is voor Eersel een goede optie en wordt vanaf 2004 toegepast.

Kleurherkenning en mesopisch zien

Diverse Amerikaanse en Nederlandse (Philips) onderzoeken hebben aangetoond dat wit licht met een grote mate van kleurherkenning bijdraagt aan het beter waarnemen van de omgeving bij een lager lichtniveau. De proefpersonen gaven hierbij aan zich bij een betere waarneembaarheid ook veiliger te voelen. De huidige ROVL-2011 houdt hier nog geen rekening mee. Er zijn ook armaturen met groen licht (LED ) op de markt. Deze geven bij lage lichtniveaus een betere waarneembaarheid in het perifere gezichtveld (het waarnemingsgedeelte buiten het directe gezichtsveld). Groen licht blijkt ook een niet verstorend effect op de vogeltrek te hebben. Echter groen en wit licht zijn niet vleermuisvriendelijk. De vanaf voorjaar 2012 beschikbare amberkleurige LED’s zijn dit wel.

Taskforce verlichting

Eind november 2011 is het eindrapport van de “Taskforce Verlichting” verschenen. Daarin worden diverse mogelijkheden aangedragen om energiezuinige verlichting gemeengoed te laten worden en lichtvervuiling te beperken. Voor openbare verlichting zijn een aantal acties beschreven zoals: gemeenten uitnodigen om een voortrekkersrol te spelen voor wat betreft maatregelen, het uitfaseren van hoge druk kwik lampen, opstellen van inkoopcriteria, kennisontwikkeling en bevordering, pragmatisch omgaan met richtlijnen, donkertebeleid, LED ontwikkeling en het opstellen van labels voor energieverbruik.

Voor Eersel betekent dit dat:

  • zij kennis neemt van nieuwe technieken;

  • actief zoekt naar energie besparingsmogelijkheden;

  • een praktische omgang ten aanzien van de ROVL-2011 waar deze beleidsnota een rol in speelt;

  • duurzaam OVL materialen gaat inkopen.

Handleiding duurzaam inkopen en energielabel

De handleiding uit januari 2011 van het Agentschap NL heeft vooral tot taak te ondersteunen bij het project duurzaam inkopen. Een van de duurzaamheidscriteria voor het inkopen van openbare verlichting is het energielabel. Om hiermee om te gaan is er een handleiding geschreven voor het labelen van openbare verlichtingsinstallaties. Indien Eersel duurzaam inkoopt, zal een nieuwe OVL-installatie aan label D moeten voldoen.

Andere criteria zijn:

  • Lampen moeten dimbaar zijn, wat betekent dat lage druk natrium lampen niet meer worden toegepast;

  • Het uitvoeren van groepsremplace omdat dit een flinke besparing op het gebruik van diesel voor de serviceauto’s betekent.

Nederlands klimaatbeleid ten aanzien van de openbare verlichting

Nederland dient in 2020 één van de schoonste en energiezuinigste landen in Europa te zijn. Dit is vastgelegd in het werkprogramma “Nieuwe energie voor het klimaat van het project Schoon en Zuinig”. Dit programma is uitgegeven door het Ministerie van VROM. Het kabinet wil dit bereiken door bestaande maatregelen via de inzet van beleidsinstrumenten te effectueren en via het maken van afspraken met sectoren. Verder bevorderd ze innovaties en zal op Europees niveau zoveel mogelijk invloed uitoefenen.

De in het programma beschreven doelen zijn:

  • CO2 reductie 30% in 2020 t.o.v. 1990;

  • Tempo energiereductie van 1% naar 2% per jaar;

  • Aandeel duurzame energie in 2020 20% t.o.v. 2% nu;

  • Principe: “de vervuiler betaalt”.

Ten aanzien van materiaalgebruik richt het beleid zich op

  • Grondstoffen en materialen langer en efficiënter gebruiken (dematerialisatie);

  • Verminderen van uitstoot (bijvoorbeeld schadelijke gassen en afval) bij de productie en consumptie van grondstoffen;

  • Beschermen van ecosystemen.

In Europees verband is gewerkt aan richtlijnen voor “ecodesign” van verlichtingsmiddelen. Hieruit volgen een aantal voorwaarden voor nieuwe verlichtingsmiddelen:

  • Oplopende rendementseisen voor fluorescentie- en gasontladingslampen (lumen/watt verhouding) en voor voorschakelapparaten

  • Kleurweergave-index (Ra) fluorescentielampen minimaal 80;

  • Lichtterugval fluorescentielampen maximaal 10% en hogedruk natriumlampen: maximaal 15% bij 16.000 branduren (4 jaar);

  • Uitval maximaal 10% bij 16.000 branduren bovenstaande lampen;

  • Metaaldamplampen (CDO, CPO, CDM) maximaal 20% uitval en 20% lichtterugval bij 12.000 branduren (3 jaar).

Deze eisen zijn alleen te behalen met elektronische voorschakelapparatuur en met armaturen die voldoende stof- en waterdicht zijn.

Dit zal tot gevolg hebben dat de nieuwste lampen en armaturen energiezuiniger zijn en langer meegaan. Overigens is het zo dat de meeste in Nederland verkochte moderne lampen en elektronische voorschakelapparatuur al aan deze eisen voldoen. Bepaalde lamptypen voor decoratieve doeleinden voldoen hier niet aan en zullen of worden aangepast of verdwijnen.

Voor Eersel houdt dit in dat als zij gaat werken aan de doelstellingen van de Taskforce verlichting en afhankelijk van het energie besparingspotentieel en aanwezig budget, zeer zeker flink kan bijdragen aan het Nederlandse klimaatbeleid.

Eersels klimaatbeleid

In het kader van het vastgestelde klimaatbeleid wil Eersel bij infrastructurele voorzieningen (zoals de openbare verlichting) een energiebesparing van jaarlijks 3% realiseren en in 2025 energieneutraal zijn. Door het steeds meer toepassen van dimbare verlichting, LED verlichting en elektronische voorschakelapparatuur etc. kan deze doelstelling worden gehaald.

Lagedruknatriumlampen (SOX)

De verwachting is dat net als de gloeilampen de lagedruknatrium lampen (SOX) op termijn gaan verdwijnen. Ze hebben weliswaar een goede lichtopbrengst maar in verhouding een korte levensduur. Een SOX lamp heeft een levensduur van circa 12:000 branduren. LED kan wel 50.000 en meer branduren mee en verbruikt ook minder energie.

4 Interne analyse

4.1 Algemeen

Met behulp van het werkboek “kengetallen openbare verlichting” van de NSvV is de huidige installatie en de organisatie in kaart gebracht. In figuur 4.1 is een zogenaamd webdiagram afgebeeld waarin een cijfer is gegeven aan de sturende kengetallen.

De sturende kengetallen zijn: lampsysteemrendement, vervangingswaarde, exploitatiekosten, lichttechnische kwaliteit en kwaliteitsniveau van het OV-werkproces. Hiermee wordt vastgesteld op welk niveau het hele OV-proces functioneert.

Om de getallen in het juiste verband te zien met andere typen gemeenten zijn de oppervlakten bebouwd en verhard in het diagram opgenomen. Deze oppervlakten worden grotendeels verlicht door de openbare verlichting. Meer verharding betekent meer verlichting. Het kengetal verharding bevestigt dat Eersel een landelijke gemeente is omdat veel van de oppervlakte buiten de bebouwde kommen niet is verhard.

In het schema is een grafiek afgebeeld met de huidige toestand van de openbare verlichting (het rode vlak). Deze kan vergeleken worden met de mediaan dat het gemiddelde voorstelt van een twintigtal pilotgemeenten. Daarnaast is het mogelijk te vergelijken met een grotere landelijke gemeente (gemeente A).

De gemeenten blijven hun openbare verlichtingsproces verder verbeteren. Om hun prestaties en vorderingen goed te kunnen vergelijken zijn deze kengetallen opgezet en worden momenteel verder ontwikkeld.

Uit het diagram kunnen voorzichtig conclusies getrokken worden:

  • Uit het diagram blijkt dat Eersel een redelijk lampsysteemrendement heeft. Dit betekent een matig presterende verlichtingsinstallatie.

  • De vervangingswaarde is op landelijk niveau.

  • De kwaliteit van het OV-proces (de organisatie) is goed.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.1 Diagram kengetallen openbare verlichting

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.2 Overzicht en indeling veel voorkomende armaturen in Eersel

4.2 Huidige situatie per gebied

4.2.1 Lichttechnisch

Met behulp van de vuistregels openbare verlichting zijn op basis van het bestand openbare verlichting de lichtniveaus van de straten binnen de bebouwde kom berekend. De verlichting in de woonstraten voldoet nagenoeg aan de laagste verlichtingsklasse P6 (2 lux) volgens de ROVL-2011. Dit is een gevolg van het gevoerde beleid in de periode 2004-2010 waarbij veel installaties met SOX 18W lampen (oranje geel licht) zijn vervangen door installaties met wit licht. Er zijn nog wel veel installaties met SOX35W die op termijn vervangen gaan worden door PLL 36W/LED (wit licht). Het streven is om in de komende jaren te voldoen aan de verlichtingsklasse P5 (3 lux). De lichtklassen P6 en P5 komen overeen met respectievelijk de lichtbeelden 1 en 2 van tabel 4.1.

4.2.2 Mechanisch

22% van de 4976 lichtmasten zijn ouder dan 40 jaar. 22% van de 5196 armaturen zijn ouder dan

20 jaar. Deze masten en armaturen bevinden zich in de gevarenzone.

afbeelding binnen de regeling

Tabel 4.1 Lichtbeelden

4.2.3 Onderhoud

Momenteel voert de gemeente haar onderhoud op basisniveau uit. Armaturen worden vrijgehouden van bladeren en takken, zo nodig worden lichtmasten verplaatst. Klachten van bewoners worden onderzocht. Iedere twee weken worden de defecte lampen gerepareerd en lampen remplace vindt plaats op een efficiënt schema.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4.7 uitspraak duurzaamheid. Bron:IBOR bulletin augustus 2005-CR

5 Beleid (basismodel)

5.1 Beleidsaspecten

De functies van de openbare verlichting zijn te onderscheiden in verkeersveiligheid, sociale veiligheid en leefbaarheid. Dit is in hoofdstuk 2 al beschreven. Veiligheid en leefbaarheid zijn deels te waarborgen met een goede verlichtingskwaliteit. Zoals al vermeld in paragraaf 3.1.2. zijn er geen wettelijke bepalingen over de verlichtingskwaliteit. De richtlijnen voor een goede verlichting zijn verwoord in de Richtlijn voor Openbare Verlichting 2011. Het politiekeurmerk Veilig Wonen is ook een richtlijn waarmee in samenhang met andere maatregelen de verlichting aan bepaalde waarden moet voldoen. Het keurmerk is gezien de hoge kosten voor de gemeente Eersel vooralsnog geen richtpunt voor het te voeren beleid.

5.1.0 Sociale veiligheid

Een sociaal veilige omgeving is een omgeving waarin men zich vrij van dreiging of gevaar voor confrontatie met geweld kan bewegen. Aan het begrip sociale veiligheid zijn twee aspecten te onderscheiden, namelijk de ‘objectieve onveiligheid’ (de criminaliteit die werkelijk plaats vindt) en de ‘subjectieve onveiligheid’ (de gevoelens van angst voor mogelijke criminaliteit). Dit veiligheidsgevoel is van belang voor die onderdelen van de openbare ruimte waar voetgangers en fietsers gebruik van maken. Woonstraten, fietspaden, voetgangersgebieden, winkelstraten, parkeerterreinen etc. zijn ruimtes waar het aspect ‘sociale veiligheid’ voorop staat.

De inrichting van de ruimte en de gebruiksintensiteit zijn van essentieel belang voor de mate van veiligheid. Een sociaal veilige ruimte is open, overzichtelijk, zonder hoeken / nissen of objecten waarachter iemand zich kan verschuilen, er zijn keuzemogelijkheden (vluchtwegen) en er is toezicht.

Toezicht door aanwonenden en/of andere weggebruikers is onontbeerlijk. Zij kunnen in geval van dreiging of gevaar hulp bieden of hulp inroepen. Een goede, gelijkmatige verlichting schept de mogelijkheid bij duisternis personen en hun bedoelingen binnen redelijke afstand te herkennen, of ongewenste (criminele) activiteiten te signaleren. Dit vermindert de kans op vandalisme, vernieling, inbraak, bedreiging en geweldpleging.

Echter bij gebrek aan voldoende toezicht schept verlichting slechts schijnveiligheid. Men waant zich veilig, maar is dit objectief gezien niet. Daarnaast kan iemand binnen het verlichte gebied ongemerkt worden geobserveerd door iemand buiten het verlichte gebied.

Omdat toezicht van essentieel belang is voor sociale veiligheid, kunnen situaties buiten de

bebouwde kom veelal niet voldoen aan de voorwaarden voor een sociaal veilige omgeving.

5.1.1 Ambitie veiligheid

Zoals berekend in hoofdstuk 4 bevindt de openbare verlichtingsinstallatie van de gemeente zich op een basisniveau voor wat betreft de verlichtingsniveaus. Zoals de externe ontwikkelingen (hoofdstuk 3) al aangeven kan het lichtniveau in de rustige uren en op relatief sociaal veilige plaatsen lager zijn. Het niveau wijkt dan in die uren ook af van het geadviseerde lichtniveau door de ROVL-2011. Leidend zijn de specifieke verkeers- en sociale veiligheidseisen per gebied.

lichtniveau verkeer (basisniveau)

  • Binnen de bebouwde kom voldoet minimaal 90% van de verlichting op erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen aan 90% van de ROVL-2011. De verkeerssituatie is in de meeste straten overzichtelijk.

  • Buiten de bebouwde kom staat indien nodig oriëntatieverlichting op punten met een verhoogd risico zoals kruisingen en bochten in de weg. De ontsluitingswegen zijn altijd verlicht.

  • Dimmen is mogelijk op verkeersluwe uren.

Lichtniveau sociaal (basisniveau)

  • Binnen de bebouwde kom voldoet minimaal 90% van de straten aan 90% ROVL-2011 niveau. Gedurende de avond is er sprake van een prettige omgeving. ’s Nachts mag de verlichting een lager niveau hebben (dimmen).

  • Fietspaden buiten de bebouwde kom zijn in principe niet verlicht.

  • Parken zijn in principe niet verlicht.

  • Gemeentelijke achterpaden zijn in principe niet verlicht.

  • Buiten de bebouwde kom oriëntatieverlichting in de nabijheid van woningen.

5.1.2 Ambitie aantrekkelijkheid

De aantrekkelijkheid en daardoor ook de leefbaarheid van de leefomgeving wordt voor wat betreft de verlichting gedeeltelijk door de richtlijnen geborgd. Veiligheid, een goede lichtkleur en voldoende licht verhogen ook het welbehagen ten aanzien van de omgeving. Het esthetische aspect van de verlichting speelt hier ook een rol in. De gemeente vindt het belangrijk dat de beeldkwaliteit meer in samenhang is met de gebiedsstructuren. Het totaalbeeld is belangrijk. De verlichting wordt sober en functioneel ingericht waarbij met beperkte decoratieve aspecten invulling in het totaalbeeld plaats vindt. Op enkele plaatsen is aanlichten mogelijk van bijzondere gebouwen of objecten.

Op wijkniveau zijn variaties mogelijk in de toe te passen decoratieve/functionele armaturen, mits ondersteunend bij het totaalbeeld. Een moderne inrichting van de wijk vereist bijvoorbeeld een modern vormgegeven armatuur. In de karakteristieke historische dorpslinten passen karakteristieke en wellicht meer nostalgische armaturen.

Esthetica (basisniveau)

Voor de woonwijken een eigen functioneel-decoratief armatuur binnen een door de gemeente gedefinieerd palet; Gebiedsontsluitingswegen een functioneel armatuur. Op bijzondere plekken een decoratief armatuur.

Aanlichten (basisniveau)

Alleen bijzondere plekken aanlichten, onder voorwaarden en bij voorkeur met LED.

5.1.3 Ambitie donkerte

In het huidige beleid wordt hier nog te weinig rekening mee gehouden. Wel wordt, om lichthinder en lichtvervuiling te voorkomen, armaturen toegepast die rekening houden met, of voorzieningen hebben ter voorkoming van lichthinder. Veel van de tegenwoordige armaturen hebben al deze voorzieningen.

In 2008 heeft er een themabijeenkomst plaatsgevonden voor de gemeenteraad over de openbare verlichting in de gemeente Eersel. Door middel van een presentatie zijn een aantal scenario’s nader toegelicht. Doelstelling hiervan was om een beleidskeuze vast te stellen die zou worden uitgewerkt in het op te stellen nieuwe beleidsplan. Op deze avond ging de voorkeur voor het buitengebied uit naar de variant “Niet verlichten tenzij….”.

Voor het beleid betekent dit dat:

In eerste instantie wordt gekeken of er wel verlichting noodzakelijk is op basis van de ROVL 2011. Dit geldt vooral in de buitengebieden waar de gemeente bewust donkerte kan creëren.

Mocht toch enige vorm van attentie of geleideverlichting noodzakelijk zijn, dan kan men kiezen

om gewoon te verlichten of een andere maatregel in het kader van de verkeersveiligheid te nemen.( maatwerk)

5.2 Beleid openbare verlichting per gebied

5.2.1 Structuurelementen

De gemeente Eersel heeft haar gemeente ingedeeld in een aantal structuurelementen. De

volgende elementen zijn gedefinieerd:

Binnen de bebouwde kom:

  • Gebiedsontsluitingsweg;

  • Erftoegangsweg;

  • Centrum, winkelstraat, historisch dorpslint;

  • Fietspaden en -tunnels;

  • Industrieterreinen;

  • Parken.

Buiten de bebouwde kom:

  • Woonbossen;

  • Beschermd natuurgebied

  • Gebiedsontsluitingsweg (GOW);

  • Erftoegangsweg type I, hoge verkeersintensiteit;

  • Erftoegangsweg type II, lage verkeersintensiteit;

afbeelding binnen de regeling

Figuur 5.2 afweging ambitie en belang

5.2.2 Algemeen

Element*

Gebied

Sociaal

verkeer

aantrek-kelijk

donkerte

Functioneel/ Deco-ratief

Lamptype

Mast-hoogte

Onderhoudsniveau

Binnen bebouwde kom

Centra, historisch dorpslint

H

M

H

M

F/D

PL/SON/

CDM/LED

4-8 m

I

Ontsluitingswegen

M

H

L

M

F

SON/CPO/

LED

6, 8, 10m

B

Erftoegangsweg

H

M

M

M

F/D

PL/SON/LED

4, 6 m

B

Fietspaden/tunnels

H

M

M

M

F/D

PL/SON/LED

4, 6 m

I

Bedrijventerreinen

H

H

L

M

F

PL/SON/LED

6, 8 m

B

Parken

M

L

H

H

D

PL/LED

4 m

B

Buitengebieden

GOW,

M

H

L

H

F

SON/LED

6-8 m

B

ETW type I

M

H

M

H

F

geleiding

4,6 m

B

ETW type II

M

M

M

H

F

geleiding

4, 6 m

B

Natuur

L

L

L

H

F

Niet

verlicht

woonbos

M

L

M

H

F

PL/LED

4,6 m

B

Tabel 5.4 Aspecten per gebied: H = hoog belang, M = matig belang, L = laag belang I = Intensief, B = basis

In tabel 5.4 is per gebied aangegeven in hoeverre de aspecten: sociale veiligheid, verkeersveiligheid, aantrekkelijkheid en donkerte van belang zijn. Deze mate van belang is vertaald naar randvoorwaarden in de vorm van de ROVL-2011. Als bijvoorbeeld de sociale veiligheid van groot belang is dan dient de wijk voor 90% te voldoen aan de ROVL-2011 conform de gewenste ambitie. Als de verkeersveiligheid van groot belang is dan is de ROVL-2011 geheel van toepassing. Een hulpmiddel hierbij is de ongevallenlijst die punten aangeeft waar meer licht kan helpen het aantal ongevallen te verminderen.

De tabel laat zien wat per gebied meer of minder van belang is. Het belang per gebied van de elementen sociaal, verkeer, aantrekkelijk en donkerte wordt aangeduid met L(aag), M(atig) en H(oog). In de woonwijken is het sociale aspect van groot belang. Het element functioneel/decoratief geeft aan of er decoratieve armaturen en/of lichtmasten toegepast mogen worden. De masthoogten zijn per gebied gestandaardiseerd. In de tabel is aangegeven welk onderhoudsniveau bij het gebied hoort.

5.2.3 Lichtklasse

Per toepassingsgebied beveelt de ROVL-2011 een bepaalde lichtklasse aan met bijbehorend lichtniveau en gelijkmatigheid, zie tabel 5.5. De lichtklasse heeft consequenties voor de toe te passen masten, armaturen en lampen. Deze moeten bij een bepaald belang voldoen aan aspecten als lichtkleur, functionaliteit en dergelijke. Als er sprake moet zijn van kleurherkenning dienen alle armaturen met lage druk natriumlampen (SOX) in het betreffende gebied te worden vervangen door lampen met een hogere Ra (getal voor kleurherkenning). Bij een hoge verkeersveiligheid is het van belang dat de masten botsvriendelijk zijn om de kans op zwaar letsel te verkleinen.

Lichtklasse

Toepassing

Eh (horizontale verlichtingssterkte)

Uh (gelijkmatigheid:Ehmin/Ehgem)

P2, M4

Ontsluitingswegen, industriegebied

10 lux

0,2

P3, M5

Ontsluitingswegen, Centrum, Industriegebied

7,5 lux

0,2

P4

Centrum

5 lux

0,2

P5

Erftoegangswegen, fietspaden

3 lux

0,2

P6

Erftoegangswegen

2 lux

0,3

Buitengebieden

oriëntatieverlichting

Tabel 5.5 Lichtklassen en toepassingsgebieden

5.3 Duurzaam beheer

De laatste jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor duurzaamheid, onder andere onder invloed van de klimaatverandering. Internationaal worden er steeds meer afspraken gemaakt over duurzaamheid. De Europese Unie steunt duurzame initiatieven en is bezig met het maken en vernieuwen van wetgeving op dit punt. Ook in Nederland is het de ambitie om steeds duurzamer te zijn en de overheden hebben hier een voorbeeldfunctie in. Voor het Rijk, de provincies en de gemeentes zijn ambities opgesteld om duurzaam te werken, zie hoofdstuk 2. Omdat deze overheidsinstanties veel producten en diensten inkopen, kan er veel duurzaamheidwinst op worden behaald.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 5.3 Duurzaamheidspijlers

Duurzaamheid voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Vaak wordt als maatstaf voor duurzaamheid de drie P’s genomen: people, planet en profit, zie figuur 5.3 . De 3 P’s dienen goed in balans te zijn. Een te grote nadruk op het ene aspect heeft negatieve gevolgen voor de andere aspecten.

Om de openbare verlichtingsinstallatie in goede staat te houden en een goede balans te vinden tussen people, planet en profit, zijn duurzame maatregelen en materialen nodig. Hiermee wordt bedoeld dat de materialen en de organisatie geschikt moeten zijn voor hun doel en een zodanige kwaliteit moeten hebben waardoor deze lang kunnen functioneren.

De door het toenmalig ministerie van VROM ingestelde Taskforce Verlichting, onderstreept de wil om (openbare) verlichting duurzamer te maken. In de beleidsvoornemens is rekening gehouden met de voorstellen van de Taskforce.

De gemeente Eersel maakt zich sterk voor het programma ‘Duurzaam Inkopen OVL’ van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Dit heeft tot gevolg dat de gemeente rekening houdt met de verlichtingscriteria die zijn opgesteld voor de openbare verlichting.

In de volgende paragrafen is de nagestreefde duurzaamheid vastgelegd in de diverse beleidsaspecten van de openbare verlichting.

5.3.1 Aansprakelijkheid

Gesteld mag worden, dat wanneer de wegbeheerder kan aantonen dat de weg in goede staat van onderhoud verkeert, er sprake is van een duurzaam geborgd aansprakelijkheidsrisico. In de praktijk betekent dit onder andere een goede registratie van de OV-installatie, een duidelijke uiteenzetting van het onderhoudsbeleid en een goede storingsregistratie, inclusief acceptabele afspraken voor tijdig verhelpen van storingen. Een geautomatiseerd beheersysteem is een noodzakelijk hulpmiddel, zie ook 3.3.7 Organisatie. De gemeente beschikt over een adequaat beheerssysteem.

5.3.2 LED

De gemeente Eersel wil zich conformeren aan de ontwikkelingen die voordeel opleveren. Eén hiervan is LED-verlichting. LED ontwikkelt zich snel en wordt steeds meer betaalbaar. Nieuwe technieken zoals lampen die langer meegaan en de LED technologie worden op de voet gevolgd. In 2011 is een business case opgesteld voor de ombouw van het volledig SOX areaal naar LED. De belangrijkste voordelen van LED lampen zijn:

  • Een lager energieverbruik;

  • Lagere exploitatiekosten;

  • Minder CO2 uitstoot;

  • Minder storingen/meldingen door vernieuwde technologie;

  • Sluit aan bij de klimaatdoelstellingen uit het vastgestelde klimaatbeleid.

5.3.3 Uitgangspunten bij renovatie

Uitgangspunten bij investeringen zijn het te behalen klimaatvoordeel en de meest gunstige TCO (Total Cost of Ownership). De gemeente zoekt de meest optimale balans tussen investeringen en gebruikskosten met als gevolg lage integrale kosten. Dit houdt in dat waar mogelijk duurzame materialen en lichtpuntopstellingen worden gebruikt met de beste prijs/kwaliteitsverhouding.

Bij de afweging of bijvoorbeeld een innovatieve LED-verlichtingsinstallatie in aanmerking komt voor het vervangen van een bestaande installatie of een installatie met conventionele armaturen, wordt een berekening gemaakt over een gelijke reële exploitatieperiode. De kosten voor investeringen, onderhoud en energieverbruik worden opgeteld en vergeleken met die van de andere installatie. Mocht een TCO van een energiebesparende installatie, door bijvoorbeeld een hogere investering1 met rente, hoger uitkomen dan een conventioneel armatuur dan bekijkt de gemeente per geval wat de bijbehorende CO2 reductie extra mag “kosten”.

Op deze manier kan ook berekend worden of vervroegd afschrijven van een installatie interessant is. De restwaarde van de oude installatie wordt dan meegenomen in de TCO berekening. Extra energie- en onderhoudsbesparingen kunnen voldoende zijn om deze restwaarde te nivelleren. Hogere kosten worden door de gemeente beoordeeld op klimaatwaarde. Na deze afwegingen kijkt de ontwerper of een innovatieve installatie zoals LED, toepasbaar is op basis van TCO. Is de terugverdientijd te lang of de restwaarde van de oude installatie nog te hoog dan kan nog berekend worden wat de extra investeringen zijn. Dit zijn dan kosten die extra gemaakt worden ten behoeve van het klimaat. Met andere woorden, wat mag een CO2 reductie extra kosten. Vallen deze kosten te hoog uit na overweging dan komt een dimbare installatie in aanmerking. Deze diminstallatie wordt ook beoordeeld op mogelijke besparing. De terugverdientijd van de extra investeringen in dimapparatuur zal lager moeten zijn dan de levensduur van de toegepaste dimapparatuur (dimunit en dimbaar EVSA), dit is gemiddeld 15 jaar.

1 Een hogere investering kan ontstaan door een duurder armatuur bij het 1 op 1 vervangen van armaturen bij renovaties. Het kan ook ontstaan door het dichter bij elkaar plaatsen van lichtmasten omdat de lichtverdeling van de energiezuinige armaturen minder goed is. Belangrijk bij het ontwerpen van installaties is dan altijd het bepalen en vergelijken van de totale hoeveelheid opgenomen energie. Dit kan uitgedrukt worden in een energielabel.

5.3.4 Milieu

Om kostentechnische redenen worden masten vanaf 2004 niet meer geschilderd.

Nieuwe masten zijn thermisch verzinkt. Nadeel hierbij is dat zink uitloogt en bijdraagt aan vervuiling van het grondwater. Ingeschat wordt dat het hierbij om een marginale milieubelasting gaat die niet opweegt tegen de kosten. Door het jaarlijks schilderen van lichtmasten nemen de exploitatielasten toe met gemiddeld € 24.060.

De meest energiezuinige lampen worden gebruikt binnen de kaders die aan een bepaald gebied gesteld worden. Lampen met een langere levensduur worden gebruikt mits de exploitatiekosten plus investeringen (TCO) vergelijkbaar of beter zijn met de conventionele lamptypen.

5.3.5 Beheer en onderhoud op basisniveau

Het onderhoud gebeurt op basisniveau. Dit is de meest gunstige balans tussen servicegraad en

kosten. De volgende aspecten zijn eveneens van belang:

  • Er vindt standaardisatie plaats van de materialen;

  • Naast kosten spelen ook milieu, het decoratief aspect en veiligheidsfactoren mee in de keuze van materialen;

  • Onder voorwaarden en op bescheiden schaal worden objecten (reclameborden) aan lichtmasten toegestaan.

5.3.6 Groepsremplace

Het vervangen van lampen, net voordat de geschatte uitval plaats vindt, wordt remplace genoemd. Dit gebeurt om een hoge lampuitval (met veel en langdurige donkere plekken) met hoge incidentele vervangingskosten en grote terugval van lichtniveau te voorkomen. Positief gevolg is dat veel minder lampen en voorschakelapparatuur tussentijds defect raken, de gemeente hierdoor een hoger serviceniveau kan bereiken met bijbehorend lichtniveau en er minder serviceauto’s gaan rijden.

De basisambitie gaat uit van remplacering, momenteel gebeurt dit al op basis van branduren. De lampen kunnen steeds later worden vervangen gezien de toenemende levensduur van de lampen.

5.3.7 Organisatie

De vijf Kempen gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-de Mierden hebben

besloten op basis van een inkoopstrategie gezamenlijk het onderhoud van de openbare verlichting

aan te besteden.

Er is gekozen voor een model waarbij sprake is van:

  • een aannemer voor het onderhoud van lichtmasten;

  • een beheerder voor de data (SSC de Kempen);

  • een (tijdelijke) regisseur voor o.a. de controle buiten, controle facturen en de aansturing van de aannemer.

Het gezamenlijke databestand van de vijf Kempen gemeenten wordt ondergebracht in het GBI SOL (Geïntegreerd beheer systeem SOL= Storingen on line).

Het onderhoudsbestek is in 2011 op de markt gezet. Op basis van prijs- kwaliteit is het werk gegund aan een partij. Een tijdelijke een regisseur is aangetrokken in april 2012.

In het GBI SOL zijn de beheergegevens ondergebracht en worden via meldingen van de aannemer door het SSC de Kempen gemuteerd. De regisseur verzorgt de storingsmeldingsprocedure en het monitoren van netwerkstoringen. Storingen worden rechtstreeks gemeld bij de aannemer waarna deze ze registreert in het beheerpakket GBI SOL. Uiteraard behoud de gemeente de totale verantwoording van de openbare verlichting (beleidsadviezen, financiën etc.)

5.3.8 Normen voor materialen

Functionele armaturen moeten minimaal voldoen aan de dichtheidsklasse IP-65. Decoratieve armaturen moeten minimaal voldoen aan IP-klasse 54. Voor de lichtmasten is de norm NEN-EN 40 van toepassing.

5.3.9 Standaardisatie

De gemeente kent al een redelijk gestandaardiseerd openbare verlichtingsbestand. Standaardisatie heeft als voordeel dat het onderhoud eenvoudiger wordt en bij aanbestedingen bezuinigd kan worden doordat minder voorraad nodig is en betere afspraken met fabrikanten mogelijk zijn. Dit houdt echter ook in dat nieuwe middelen binnen een pakket moeten passen en het aantal verschillende middelen niet te groot wordt. Een beheertoets voor nieuwe middelen en ontwerpen is dan altijd noodzakelijk. De gemeente wil een standaardpakket invoeren en een beheertoets voor toevoeging aan deze lijst. Voorwaarden zijn onder andere uniformiteit en dichtheidsklasse.

Het standaardpakket wordt afgestemd op de diverse structuurelementen in de gemeente. Voor centrum gebieden en bijzondere plekken zijn extra mogelijkheden aanwezig.

5.3.10 Relatie met groenbeheer

De gemeente gaat uit van een 5-jarig snoeischema. Ingroei problemen worden ad hoc aangepast waarbij de waarde van de boom meegenomen wordt in de afweging. Bij monumentale bomen laat de gemeente de lichtmast verplaatsen. Bij ontwerpen houden de vakdisciplines zoveel mogelijk rekening met elkaar. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Nieuwe Aanbeveling Herziening deel 3: Ontwerpen. Hierin staat uitgebreid beschreven hoe om te gaan met soort en type bomen in het verlichtingsplan. De gemeente houdt rekening met de ontwerp aanbevelingen.

5.3.11 Duurzaam inkopen

De gemeente Eersel streeft ernaar om het beleid Duurzaam Inkopen vast te stellen. Voor de

inkoop van openbare verlichtingsinstallaties gelden de volgende minimumeisen:

  • Energielabel D;

  • Dimbare verlichting;

  • Toepassen groepsremplace;

  • Energiezuinige reclame verlichting.

Bij het aanbesteden van projecten, dient de gemeente naast deze eisen te kijken naar het energieverbruik, de mate van lichtvervuiling, de duurzaamheid van het ontwerp (recycling mogelijkheden) en het meewegen van technisch realisme, sterkte, levensduur en het te verwachte onderhoud.

5.3.12 Energiebezuiniging

Om een sterke impuls te geven aan energiebezuiniging bij bestaande installaties en het voor nieuw installaties geldende duurzaam inkoopbeleid, streeft Eersel de volgende beleidsdoelstellingen na:

  • De inzetbaarheid van innovatieve technieken;

  • Installeren van dimbare en zo mogelijk verkeersintensiteit afhankelijke verlichting;

  • Vervangen hoge druk kwiklampen (HPL) en de 18 watt lage druk natrium (SOX 18W) lampen met conventioneel voorschakelapparaat (VSA). Het systeemvermogen van deze SOX 18W lampen is hoger dan dat van een 24 watt PLL lamp met elektronisch VSA;

  • installeren dimbare elektronische PLL-armaturen;

  • Installeren dimbare elektronische voorschakelapparatuur;

  • Aanschaffen van LED armaturen als vervanging van oude SOX armaturen;

  • Eersel zal bij de renovatie bij voldoende besparing lokale dimmers gaan inzetten;

  • De gemeente streeft het vervangen van geel licht door wit, groen of amber (LED) licht na, Wit licht zal vooral in centra en woonwijken worden toegepast. Groen en amber licht meer in natuurgebieden, parken en in overgangsgebieden.

5.4 Participatie

De wens van het college en de raad is om inwoners en adviesorganen zoals dorpsraden en leefbaarheidsgroepen nadrukkelijker te betrekken bij beleidsontwikkeling en uitvoering.

Om deze reden zijn, voor het opstellen van het uitvoeringplan Te verwijderen lichtmasten projectnummer EE – 12 – 06, de dorpsraden en leefbaarheidsgroepen benaderd. Er is op 15 augustus 2013 uitleg gegeven aan de dorpsraden en leefbaarheidsgroepen over het niet verlichten tenzij en het donkerte beleid en de werkwijze hoe men te werk is gegaan voor de opstelling van de lijst met te verwijderen lichtmasten. Daarna hebben ze de gelegenheid gekregen om op het uitvoeringsplan te reageren, waarvan ook gebruik is gemaakt.

De ingebrachte zienswijzen en reacties op het uitvoeringplan te verwijderen lichtmasten hebben ertoe geleid dat het plan voor een deel daarop is aangepast.

6 Beschrijving basismodel

6.1 Areaal

Het areaal van de gemeente Eersel bestaat op dit moment uit 4976 masten, 5196 armaturen en 5206 lampen inclusief grondspots, wandarmaturen en schijnwerpers.

In 2003 bestond het areaal uit 4131 masten en 4211 armaturen. De toename is een gevolg van in-en uitbreiding, en een inventarisatie uit de periode 2005 t/m 2007 omdat het databestand veel hiaten vertoonde. Het onderhoud en beheer is uitbesteed.

Totalen OV-bestand

Huidige aantallen

Uitbreiding areaalvergroting in 10 jaar

Aantallen 2024 (stuks)

Totaal aantal masten

4976

250

5226

Totaal aantal armaturen

5196

250

5446

Totaal aantal lampen

5206

250

5456

VERVANGINGSWERKZAAMHEDEN

Onderwerp

Categorie

Aantallen (stuks)

Armaturen vervangen vanwege:

- achterstallig onderhoud

Vervanging

1131

- reguliere vervanging

Vervanging

433

Totaal armaturen

1564

Lichtmasten vervanging

- masten 3-5 m1

Vervanging

793

- masten 6-12 m1 na inspectie

Vervanging

423

Totaal masten

1216

Tabel 6.1 overzicht maatregelen en areaaluitbreiding komende 10 jaar bij basis

6.2 Prioriteiten

In volgorde van belangrijkheid is aangegeven waar de komende jaren op ingezet wordt:

  • 1.

    Planmatige vervanging van lichtmasten en armaturen;

  • 2.

    Planmatig onderhoud (groepsremplace, storingen etc.)

  • 3.

    Aanpassen naar wit licht;

  • 4.

    Energiereductie door toepassen van zuinige voorschakelapparatuur en LED-lampen;

  • 5.

    Vermindering lichtvervuiling en –hinder;

  • 6.

    Standaardisatie verlichtingsmiddelen;

  • 7.

    Incidenteel bijplaatsen of verplaatsen van verlichting.

De verlichting van de gemeente Eersel voldoet binnen de haar gestelde bandbreedte aan de Richtlijn voor Openbare Verlichting (ROVL-2011). Deze richtlijn geeft de keus tussen wel of niet verlichten. Als er wordt gekozen voor wel verlichten dan adviseert de richtlijn een verlichtingsklasse voor gemotoriseerd verkeer (M klasse), conflictgebied (C klasse) en voor verblijfsgebieden (P klasse).

De prioriteiten zijn hierna verder uitgewerkt:

  • 1.

    Een gestructureerde vervangingsplanning

  • Kerntaak voor de beheerorganisatie van de openbare verlichting is het schoon, heel en veilig houden van het verlichtingsareaal. Op basis van objectief bepaalde maximale levensduur worden de komende tien jaar afgerond 1564 armaturen, en na inspectie 1216 masten vervangen.

  • 2.

    Het onderhoud vraagt om een planmatige aanpak. Naast het contract met een onderhoudsaannemer die zorgt dat storingen verholpen worden, gaat het daarbij ook om het vervangen van lampen (groepsremplace).

  • 3.

    Aanpassen naar wit licht

  • Veel straten zijn nog voorzien van oranje gele lage druk natrium verlichting (SOX) waarmee geen kleurherkenning mogelijk is. Het beleidsvoornemen is om deze lampen, mits voorkomend binnen de bebouwde kom, te vervangen door wit licht. Getracht wordt om zoveel mogelijk op basis van de bestaande lichtpunten te voldoen aan de gestelde criteria.

  • 4.

    Energiebesparing / CO2 reductie/ milieu

  • Sinds 2000 zijn de energieprijzen fors gestegen en de verwachting is dat ook in de toekomst de prijzen voor energie verder stijgen. Dit betekent dat besparingen in het energieverbruik een steeds groter kostenverlagend effect gaan krijgen. Energievermindering betekent dan ook minder CO2 uitstoot. Energiecentrales die fossiele brandstoffen gebruiken, hebben een CO2-uitstoot van 592 gram per geproduceerde kWh. Ter vergelijking: per opgewekte kWh door windturbines komt er circa dertien gram CO2 vrij. Vanuit het streven naar energiezuinigheid en vermindering van onderhoudskosten worden de komende jaren uitsluitend energiezuinige lampen in combinatie met elektronische voorschakelapparatuur (EVA’s) en dimbare armaturen toegepast. In de periode 2004-2010 zijn veel SOX 18 watt armaturen omgebouwd naar dimbare PLL 36 watt armaturen. Door het ombouwen van SOX verlichting naar LED verlichting zal de energiebesparing en CO2 reductie een extra impuls krijgen.

  • 5.

    Ten aanzien van lichthinder en lichtvervuiling neemt de gemeente maatregelen. Mogelijkheden voor lichthinderbeperking ontstaan door bij de aankoop van nieuwe armaturen rekening te houden met afschermingmogelijkheden naar boven en naar de ramen van woonhuizen. Andere mogelijkheden zijn dimmen en het in tijd beperken van het aanstralen van gebouwen. Dit laatste dient ook plaats te vinden met moderne zo min mogelijk lichtvervuilende hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld LED verlichting. Het aanstralen dient ook zoveel mogelijk beperkt te blijven tot de in overleg vast te stellen beeldbepalende elementen in de gemeente. Dit voorkomt licht- en daardoor horizonvervuiling.

  • 6.

    Standaardisering helpt het onderhoud goedkoper en sneller te laten plaatsvinden. Een lijst of handboek met standaardarmaturen en lichtmasten kan hierbij behulpzaam zijn. Aanbevolen wordt om dit samen te stellen.

  • 7.

    Op basis van klachten c.q. meldingen is het mogelijk jaarlijks 5 lichtmasten bij te plaatsen. Hiervoor is een budget van € 5.000,-- beschikbaar.

6.3 Groei van het bestand

In de komende jaren vindt areaaluitbreiding plaats door in- en uitbreiding van de gemeente. In de periode 2014 – 2024 wordt rekening gehouden met een jaarlijkse uitbreiding van het areaal van gemiddeld 25 á 30 lichtpunten (inclusief incidentele bijplaatsing).

Intrekking oude beleidsregel

De beleidsplan Openbare verlichting Gemeente Eersel 2003 wordt ingetrokken.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 april 2014.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsplan openbare verlichting 2014-2024 gemeente Eersel.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Eersel

van 27 februari 2014

De raad voornoemd

de griffier, de heer H.J. Broekman

de voorzitter, mevrouw J.A.M. Thijs-Rademakers