Regeling vervallen per 23-05-2013

Welstandsnota 2009 Gemeente Eersel

Geldend van 16-07-2009 t/m 22-05-2013

Intitulé

Welstandsnota 2009 Gemeente Eersel

Deel 1 Hoofdrapport

Inhoudsopgave

1 Inleiding1.1 De wettelijke basis1.2 Hoofdlijnen van het beleid1.3 Wettelijk kader1.4 Vormvereisten welstandsnota en welstandstoezicht1.5 Organisatorische aspecten welstandstoezicht1.6 Overige wettelijke bepalingen tot het welstandstoezicht1.7 Gemeentelijke beleidsruimte1.8 Bouwverordening

2 De organisatie van het welstandstoezicht2.1 Welstandstoezicht bij aanvragen om lichte bouwvergunning2.2 Welstandstoezicht bij aanvragen om reguliere bouwvergunning2.3 De organisatie van de welstandscommissie2.4 Welstandstoezicht bij overige producten2.5 Procedureschema welstandstoets

3 Motiveringen en bezwaar bij het welstandstoezicht3.1 Inleiding3.2 Afwijken van het advies3.3 Toezicht en handhaving

4 Excessen4.1 Inleiding4.2 Excessenregeling 14.3 Excessenregeling 2

5 Sneltoetscriteria

6 Gebiedsgerichte criteria6.1 Inleiding6.2 De gebiedsindeling6.3 De welstandsniveaus6.4 Toepassing van de welstandsniveaus

7 Algemene criteria (vangnetregeling)7.1 Inleiding7.2 Toepassing7.3 Beoordelingsaspecten en criteria

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1.1 De wettelijke basis

De Woningwet bepaalt dat de gemeente die toezicht wil uitoefenen op de aanvaardbaarheid van het uiterlijk en de plaatsing van afzonderlijke bouwwerken een welstandsnota moet vaststellen. De gemeenteraad van Eersel heeft op 16 december 2008 de ‘Nota van uitgangspunten welstandsnota 2009’ vastgesteld waarin de uitgangspunten van deze welstandsnota zijn geformuleerd. Bij de vaststelling van de nota van uitgangspunten is een amendement aangenomen waarbij met betrekking tot de voor- en achterkanten het volgende uitgangspunt is geformuleerd: Achterkanten en zijkanten die met betrekking op hun invloed op het publieke domein vergelijkbaar zijn met achterkanten, worden welstandsvrij met een excessenregeling, behalve bij monumentale gebouwen en gebouwen gelegen in beschermde dorpsgebieden. Deze welstandsnota is de uitwerking van het hiervoor genoemde raadsbesluit van 16 december 2008.

Artikel 1.2 Hoofdlijnen van het beleid

In de hierboven genoemde nota van uitgangspunten zijn de hoofdlijnen van het beleid dat de gemeente gaat voeren met betrekking tot het welstandstoezicht geformuleerd. De titel van de nota van uitgangspunten ‘Vrijheid waar kan, bescherming waar nodig en ambitie waar gewenst’ is de basis. Samen met het aangenomen amendement waarbij is bepaald dat ‘achterkanten’ welstandsvrij worden met een excessenregeling, zijn dit in het kort de hoofdlijnen van het beleid:- sport-, recreatie- en zorgterreinen worden geheel welstandsvrij;- bos- en natuurgebieden worden welstandsvrij met een excessenregeling;- een licht toetsniveau in ‘gewone’ woonwijken;- een licht toetsniveau en deels welstandsvrij met een excessenregeling voor bedrijventerreinen;- een kritisch toetsniveau voor het buitengebied;- een streng toetsingsniveau voor de historische kernen, lintbebouwingen en monumenten;- ruime sneltoetscriteria voor veel voorkomende bouwwerken.Daarnaast zullen voor de gebieden en/of locaties waarvoor de gemeenteraad een hoog ambitieniveau heeft, beeldkwaliteitplannen worden opgesteld. In deze beeldkwaliteitplannen zal duidelijk de richting worden aangegeven van wat de ambitie van de gemeente is en welke kwaliteiten daarbij horen. De beeldkwaliteitplannen zullen betrekking hebben op zowel de bebouwde als onbebouwde omgeving.

Artikel 1.3 Wettelijk kader

Aanvragen om bouwvergunning worden onder andere getoetst aan redelijke eisen van welstand. Artikel 44 van de Woningwet geeft aan dat het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft niet in strijd mag zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a: de welstandsnota. De artikelen 7b, 12, 12a, 12b en 12c van de Woningwet vormen de wettelijke basis voor deze welstandsnota.Daarnaast bepaalt de Woningwet dat vergunningvrije bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 43 van deze wet, niet aan redelijke eisen hoeven te worden getoetst. Dit zelfde geldt voor tijdelijke bouwwerken waarvoor op grond van artikel 45 van de Woningwet een tijdelijke bouwvergunning wordt verleend. Vergunningvrije bouwwerken worden, zoals al aangegeven, niet vooraf getoetst aan relevante wet- en regelgeving maar mogen niet in ernstige mate strijdig zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria van de nota als bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. In deze nota zijn daarom excessenregelingen opgenomen die onder andere dienen voor de wijze waarop de gemeente Eersel omgaat met vergunningvrije bouwwerken die in ernstige mate strijdig zijn met redelijke eisen van welstand. De wet biedt dus de mogelijkheid in de welstandsnota regels op te nemen om repressief bij excessen bij vergunningvrije bouwwerken in te grijpen.

Artikel 1.4 Vormvereisten welstandsnota en welstandstoezicht

In de wetgeving dient ten behoeve van de toets aan redelijke eisen van welstand beleid door de gemeenteraad te zijn vastgesteld in de vorm van een welstandsnota. Het beleid moet worden geconcretiseerd en geobjectiveerd door het formuleren van criteria. Deze criteria dienen zoveel mogelijk toegesneden te worden op categorieën bouwwerken en standplaatsen. Criteria kunnen ook verschillen naar de plaats waar een bouwwerk of standplaats is gelegen. Dit heeft er toe geleid dat ten behoeve van het op te stellen welstandsbeleid diverse soorten criteria worden onderscheiden, namelijk:- Algemene welstandscriteria;- Gebiedsgerichte criteria (beschrijving van architectonische kenmerken van een gebied);- Objectgebonden criteria (beschrijving van aanwezige architectuur van bebouwingstypen);- Sneltoetscriteria voor specifieke bouwwerken (veel voorkomende bouwwerken).De criteria geven uitsluitsel over:- of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft in strijd is met redelijke eisen van welstand;- of het uiterlijk van een bouwwerk of standplaats zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in ernstige mate strijdig is met redelijke eisen van welstand.In het beleid kan de gemeenteraad besluiten welstandsvrije gebieden en/of welstandsvrije categorieën bouwwerken of standplaatsen aan te wijzen. In de ‘Nota van uitgangspunten welstandsnota 2009’ is de onderbouwing van de keuze voor de gebiedindeling uitgewerkt. De gebiedindeling is in deze nota (deel 2) geconcretiseerd in het kaartmateriaal met de bijbehorende gebiedbeschrijvingen.

Artikel 1.5 Organisatorische aspecten welstandstoezicht

De Woningwet stelt eisen aan de organisatie en procedures van de welstandscommissie. De basis vormen artikel 12b en artikel 48. Artikel 12b geeft de eisen voor de welstandscommissie. Artikel 48 van de Woningwet geeft de regels over de behandeling van aanvragen om bouwvergunning en bepaalt dat burgemeester en wethouders een aanvraag om reguliere bouwvergunning altijd voorleggen aan een onafhankelijk adviesorgaan, tenzij de bouwvergunning reeds op een andere grond moet worden geweigerd dan wegens strijd met redelijke eisen van welstand of indien voor het betreffende bouwwerk of de betreffende standplaats geen redelijke eisen van welstand gelden. Een aanvraag om lichte bouwvergunning kan voor advies aan een onafhankelijk orgaan worden voorgelegd.De gemeente moet dus een keuze maken hoe zij het welstandstoezicht gaat organiseren. Daarbij zal zij een onafhankelijk orgaan om advies moeten vragen. In de Woningwet kan dit adviesorgaan een welstandscommissie of stadsbouwmeester zijn. Belangrijk is dat ten aanzien van dit adviesorgaan diverse onderdelen geregeld moeten worden. Genoemd worden:- De rol en afbakening van de commissie in algemene zin van het adviesorgaan;- De taakomschrijving van de leden;- De samenstelling;- Een sollicitatieregeling;- De benoeming van leden;- Een eventuele mandatering.Aan het functioneren van het adviesorgaan worden bovendien een aantal wettelijke eisen gesteld:- De advisering moet plaatsvinden op basis van deze welstandsnota;- De adviezen moeten openbaar zijn en schriftelijk worden opgesteld;- Een advies waarbij een bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand moet schriftelijk worden uitgebracht en deugdelijk gemotiveerd zijn;- De vergaderingen zijn in principe openbaar;- Éénmaal per jaar moet een verslag worden uitgebracht aan de gemeenteraad van de verrichte werkzaamheden en de wijze waarop toepassing is gegeven aan de criteria bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Woningwet;- De benoeming van leden kan ten hoogste voor een termijn van drie jaar plaatsvinden. Leden zijn eenmaal herbenoembaar in dezelfde commissie voor een termijn van ten hoogste drie jaar.In de Bouwverordening zijn voorschriften omtrent samenstelling, inrichting en werkwijze van het adviesorgaan opgenomen. Ook kan de Bouwverordening voorschriften bevatten over de verslaglegging van de verantwoording betreffende het welstandstoezicht. Niet alleen aan het adviesorgaan verbindt de Woningwet voorschriften, maar ook aan de relatie tussen het welstandstoezicht en burgemeester en wethouders. Al eerder is aangegeven dat burgemeester en wethouders ten aanzien van aanvragen om lichte bouwvergunning de keuze hebben om ze wel of niet voor te leggen aan een adviesorgaan. In deze nota zijn echter ook sneltoetscriteria opgenomen voor bouwwerken welke regulier bouwvergunningplichtig zijn. De beoordeling van aanvragen om reguliere bouwvergunning aan de sneltoetscriteria zal ook plaatsvinden door de medewerkers van het team Vergunningverlening. Bij deze beoordeling zullen de medewerkers fungeren als welstandscommissie, dan wel onder mandaat van de welstandscommissie. Dit sluit aan bij het voornemen van het kabinet om de verplichting van de advisering door de welstandscommissie te laten vervallen (ministerraad 31 oktober 2008). Aanvragen om reguliere bouwvergunning welke niet voldoen aan de sneltoetscriteria, zullen alsnog door de welstandscommissie worden beoordeeld en daarover zal gemotiveerd worden geadviseerd.Bij in-/of uitbreidingswijken kan bij de bestemmingsplan- of ontheffingprocedure (projectbesluit) in de ruimtelijke onderbouwing of het beeldkwaliteitplan worden aangegeven welk gebiedskenmerk en welk toetsingsniveau hieraan wordt verbonden. Het vaststellen van beeldkwaliteitplannen als toetsingskader voor bouwplannen is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Uitwerkingen van beeldkwaliteitplannen zullen dan ook later worden voorgelegd aan de gemeenteraad.

Artikel 1.6 Overige wettelijke bepalingen met betrekking tot het welstandstoezicht

Om zwaarwegende redenen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het advies van de welstandscommissie. Dit moet bij het besluit schriftelijk worden gemotiveerd.Eenmaal per jaar wordt door burgemeester en wethouders een verslag aan de gemeenteraad uitgebracht waarin tenminste zijn opgenomen:- Op welke wijze is omgegaan met de adviezen van de welstandscommissie;- Welke aanvragen om bouwvergunning niet aan de welstandscommissie zijn voorgelegd en op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing hebben gegeven aan de criteria;- In welke situaties zij tot aanschrijving op grond van artikel 13a van de Woningwet zijn overgegaan, of daarbij gebruik is gemaakt van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom.

Artikel 1.7

Gemeentelijke beleidsruimte.

Artikel 1.7.1 Het hoofdrapport (deel 1)

Binnen de uitgangspunten van het welstandstoezicht en de voorschriften genoemd in de Woningwet moet de gemeente vorm en inhoud geven aan het welstandstoezicht. Hoe de gemeente Eersel met de invulling van de welstandssystematiek om gaat is vastgelegd in de welstandsnota, die uit een aantal verschillende onderdelen bestaat. In dit deel (deel 1: het hoofdrapport) worden de contouren van het nieuwe welstandstoezicht gepresenteerd. De op 16 december 2008 vastgestelde ‘Nota van uitgangspunten welstandsnota 2009’ dient als toelichting te worden beschouwd op dit deel.In de hoofdstukken 2 en 3 wordt ingegaan op de organisatorische aspecten van het welstandstoezicht. Hoofdstuk 2 bespreekt de aanvragen om bouwvergunning, zowel licht als regulier en het welstandstoezicht bij overige producten. Hoofdstuk 3 gaat in op de organisatorische aspecten en over het afwijken van dan wel bezwaar hebben tegen een welstandsbeoordeling.In hoofdstuk 4 zijn de excessenregelingen uitgewerkt. Hoofdstuk 5 vormt de basis voor de sneltoetscriteria. Hoofdstuk 6 behandelt de gebiedsgerichte criteria waarbij de systematiek wordt uitgelegd. Hoofdstuk 7 bespreekt de algemene welstandscriteria. In bijzondere situaties wanneer de overige welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria. Deze criteria kunnen in uitzonderlijke gevallen ook gezien worden als een zogenaamde vangnetregeling. Deze criteria zijn daarom aan het einde van het inhoudelijke deel opgenomen.

Artikel 1.7.2 De gebiedsindeling (deel 2) en sneltoetscriteria (deel 3)

Naast dit hoofdrapport zijn een tweetal delen aanwezig, die een verdere uitwerking van dit hoofdrapport en de ‘Nota van uitgangspunten welstandsnota 2009’ zijn. In deel 2 zijn de gebiedsgerichte criteria uitgewerkt. In deel 3 zijn de sneltoetscriteria beschreven. De sneltoetscriteria hebben alleen betrekking op het uiterlijk van bouwwerken. In de criteria zijn geen aanvullende stedenbouwkundige of andere aspecten verwerkt. Beide deelnota's bevatten de concrete toetsingscriteria voor aanvragen om bouwvergunning. Er is gekozen om deze criteria in afzonderlijke delen op te nemen, omdat deze criteria het meest zullen worden geraadpleegd bij bijvoorbeeld het informeren van klanten en het beoordelen van aanvragen.

Artikel 1.8 Bouwverordening

Hoofdstuk 9 van de Bouwverordening sluit aan op deze welstandsnota. Bij de eerstvolgende wijziging van de Bouwverordening zal nog verder aandacht worden geschonken aan de organisatorische aspecten van de welstandsadvisering.

Hoofdstuk 2 De organisatie van het welstandstoezicht

Artikel 2.1

Welstandstoezicht bij aanvragen om lichte bouwvergunning

Artikel 2.1.1 Inleiding

In artikel 48 van de Woningwet is bepaald dat burgemeester en wethouders een aanvraag om lichte bouwvergunning voor advies aan een onafhankelijk orgaan kunnen voorleggen. De wijze waarop de gemeente met deze beleidsruimte omgaat wordt in dit hoofdstuk uiteengezet.

Artikel 2.1.2 Beleidsbepalende factoren

Het invullen van de beleidsruimte wordt bepaald door een combinatie van een aantal factoren. Een eerste factor heeft te maken met de landelijke keuze voor de invoering van de lichte bouwvergunning. De achtergrond voor het instellen van deze categorie kan als volgt worden omschreven: voor een reeks eenvoudige(re) plannen moeten beslissingen op aanvragen om bouwvergunning sneller worden genomen zodat de klant direct weet wanneer een bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Bepalend bij de beantwoording van de vraag of een type bouwwerk vergunningvrij dan wel licht-bouwvergunningplichtig wordt, is met name:- of in redelijkheid onaanvaardbare risico's ten aanzien van de constructieve veiligheid van een type bouwwerk te verwachten zijn (zo nee, dan kan het vergunningvrij worden), en- of in redelijkheid onaanvaardbare effecten zijn te verwachten op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving van zo'n bouwwerk (met name de openbare ruimte), die niet tot aanvaardbare proporties kunnen worden teruggebracht door in een Algemene maatregel van Bestuur ruimtelijke randvoorwaarden te stellen (zo nee, dan kan het vergunningvrij worden).Op een aanvraag om lichte bouwvergunning moet binnen 6 weken een beslissing worden genomen.Een tweede factor resulteert uit de ervaringen van de eerdere welstandsnota’s van 2004 en 2007. De ervaringen laten zien dat:- de medewerkers bij aanvragen om lichte bouwvergunning (te) vaak toch het advies van de welstandscommissie moeten vragen, omdat de sneltoetscriteria zich tegen het bouwplan verzetten;- het aanvragen van advies aan de welstandscommissie voor plannen (te)veel doorlooptijd en capaciteit vergt;- in veel van de voorgelegde aanvragen om lichte bouwvergunning alsnog een positief welstandsadvies volgt.Een derde factor is de op 28 juni 2007 door de gemeenteraad van Eersel geformuleerde opdracht aan het college van burgemeester en wethouders: bereid een voorstel voor waarbij het welstandstoezicht tot het hoogst noodzakelijke wordt teruggebracht. De uitwerking van deze opdracht heeft geresulteerd in de op 16 december 2008 vastgestelde ‘Nota van uitgangspunten welstandsnota 2009’ inclusief het aangenomen amendement waarbij, in het kort gesteld, ‘achterkanten’ welstandsvrij worden met een excessenregeling. Een verdere vermindering en verruiming van de regels is in deze nota doorgevoerd.Wanneer de voornoemde factoren worden gecombineerd leidt dit tot het gemeentelijk standpunt dat aanvragen om bouwvergunning voor de toets aan redelijke eisen van welstand in beginsel niet worden voorgelegd aan een onafhankelijk adviesorgaan in de vorm van een welstandscommissie. Er kan worden volstaan met een ambtelijke toetsing aan de hand van vastgesteld beleid (de sneltoetscriteria). Als een bouwplan niet ambtelijk kan worden afgehandeld kan of zal alsnog advies worden gevraagd aan de onafhankelijk deskundige commissie.De meerwaarde voor een toetsing door een onafhankelijke deskundigencommissie is niet concreet aanwezig, terwijl het voorleggen aan een dergelijk orgaan wel relatief veel (doorloop)tijd en energie vergt. Zonder toezicht van een onafhankelijk adviesorgaan kunnen de risico's ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit goed worden beheerst door het stellen van zo duidelijk mogelijke sneltoetscriteria.

Artikel 2.1.3 Uitgangspunten welstandstoezicht

Het welstandstoezicht voor aanvragen om lichte bouwvergunning wordt als volgt georganiseerd.

  • 1.

    De toets aan redelijke eisen van welstand wordt uitgevoerd door een technisch medewerker van het team Vergunningverlening.

  • 2.

    Bij "Niet Akkoord" in een vooroverleg, wordt de aanvrager meerdere malen in de gelegenheid gesteld zijn plan in overeenstemming te brengen met de sneltoetscriteria. Er zijn nog geen termijnen en de aanvrager kan meerdere malen een plan indienen dat wel voldoet.

  • 3.

    Bij "Niet Akkoord" in een formele aanvraag om bouwvergunning, wordt de aanvrager uitsluitend in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te passen indien er nog voldoende tijd is de aanvraag opnieuw te behandelen binnen de wettelijke termijnen. Indien het plan niet wordt gewijzigd en het plan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand (niet voldoet aan de sneltoetscriteria) wordt de bouwvergunning niet verleend. De technisch medewerker is vrij het plan alsnog voor te leggen aan de onafhankelijke deskundigencommissie indien hij van mening is dat het plan toch kan voldoen aan redelijke eisen van welstand.

  • 4.

    De toets aan redelijke eisen van welstand vindt plaats op basis van een volledige aanvraag om bouwvergunning of een volledige ingediend schetsontwerp (ten behoeve van vooroverleg). Voor de behandeling eventueel noodzakelijke aanvullende gegevens kunnen worden opgevraagd door een technisch medewerker van het team Vergunningverlening.

  • 5.

    De toets aan redelijke eisen van welstand wordt uitgevoerd aan de hand van sneltoetscriteria.

  • 6.

    De beoordeling van bouwplannen aan achterzijden, niet zichtbaar vanaf het publiek domein, wordt door een technisch medewerker van het team Vergunningverlening uitgevoerd door middel van een toetsing aan ‘Excessenregeling 2’ zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van deze nota.

  • 7.

    De welstandsnota is voor een ieder bij de gemeentebalie in het gemeentehuis beschikbaar. Bij de informatievoorziening aan de balie zal actief op deze criteria worden gewezen. De volledige welstandsnota en de sneltoetscriteria zijn vanzelfsprekend ook digitaal via de website van de gemeente Eersel beschikbaar.

In de Bouwverordening is aan de procedurele aspecten van deze hoofdlijnen vorm en inhoud gegeven.

Artikel 2.1.4 Sneltoetscriteria

De opzet van de sneltoetscriteria voor het beoordelen van lichte aanvragen bouwvergunning is in hoofdstuk 5 terug te vinden. De criteria zelf zijn terug te vinden in deel 3: "sneltoetscriteria".

Artikel 2.2 Welstandstoezicht bij aanvragen om reguliere bouwvergunning

Onder de aanvraag om reguliere bouwvergunning vallen aanvragen voor bouwwerken, die niet in de AMvB bouwvergunningvrije en licht vergunningplichtige bouwwerken worden genoemd. Het zijn voornamelijk grotere verbouw- en nieuwbouwplannen.

Artikel 48 van de Woningwet bepaalt dat aanvragen om reguliere bouwvergunning door burgemeester en wethouders ten aanzien van de toets aan redelijkheid van welstand moeten worden voorgelegd aan een onafhankelijk adviesorgaan. In tegenstelling tot bij de aanvraag om lichte bouwvergunning is er voor de gemeente in dit opzicht in beginsel geen beleidsruimte. In deze nota zijn echter ook sneltoetscriteria opgenomen voor bouwwerken welke regulier bouwvergunningplichtig kunnen zijn. De beoordeling van aanvragen om reguliere bouwvergunning aan de sneltoetscriteria zal ook plaatsvinden door de medewerkers van het team Vergunningverlening. Bij deze beoordeling zullen de medewerkers fungeren als welstandscommissie, dan wel onder het mandaat van de welstandscommissie. Dit sluit aan bij het voornemen van het kabinet om de verplichting van de advisering door de welstandscommissie te laten vervallen (ministerraad 31 oktober 2008). Aanvragen om reguliere bouwvergunning welke niet voldoen aan de sneltoetscriteria, zullen alsnog door de welstandscommissie worden beoordeeld en daarover zal gemotiveerd worden geadviseerd.

Meer beleidsruimte is er ten aanzien van de deskundige die wordt ingeschakeld voor de welstandsadvisering. De gemeente kan de welstandsadvisering plaats laten vinden door een welstandscommissie of een stadsbouwmeester. Het college van burgemeester en wethouders wordt verantwoordelijk gesteld voor de organisatie van het welstandstoezicht.

Het college heeft het voornemen om voorlopig de huidige werkwijze voort te zetten. Dat wil zeggen dat Welstandszorg Noord-Brabant als adviesorgaan blijft/wordt aangewezen. De gemeenteraad heeft met de vaststelling van de Gemeenschappelijke Regeling Welstandszorg Noord-Brabant in het verleden hieraan al vorm en inhoud gegeven. Voor de advisering van bouwplannen bij of aan monumenten vindt op dit moment de welstandsadvisering plaats door de welstandscommissie. Voor werkzaamheden bij en aan monumenten is (bijna) altijd, naast een bouwvergunning, ook een monumentenvergunning vereist. De advisering van bouwplannen in het kader van de aanvraag om monumentenvergunning vindt plaats door de monumentencommissie. Er worden dus twee adviezen uitgebracht, voor hetzelfde werk met deels dezelfde competenties. In de klankbordgroep welke is opgericht voor de totstandkoming van deze nota is duidelijk naar voren gekomen dat een gecombineerde welstands- en monumentencommissie wenselijk wordt geacht. Het college zal een gecombineerde welstand/monumenten advisering inrichten.

De organisatie van het welstandstoezicht zal, zoals hierboven vermeld, in beginsel door Welstandszorg Noord-Brabant plaatsvinden. In de volgende paragrafen wordt de organisatie kort samengevat. Hierbij zal voor zover mogelijk steeds de relatie worden gelegd naar de voorschriften, die de grondslag vormen voor de methodiek. Bij de welstandsadvisering door de welstandscommissie zal met name gebruik gemaakt worden van de gebiedsgerichte criteria. De opzet hiervan is terug te vinden in hoofdstuk 7 van deze nota. In de Bouwverordening van de gemeente Eersel zijn de procedurele aspecten verder uitgewerkt. Hierbij wordt nog wel opgemerkt dat de commissie die wordt aangewezen voor de gecombineerde advisering bij welstand/monumenten, op dezelfde wijze als de ‘reguliere’ welstandscommissie zal moeten functioneren.

Artikel 2.2.1 Uitgangspunten welstandstoezicht

Het welstandstoezicht voor aanvragen om reguliere bouwvergunning wordt als volgt georganiseerd.De toets aan redelijke eisen van welstand wordt in eerste aanleg uitgevoerd door de technisch medewerker van het team Vergunningverlening, die de aanvraag om reguliere bouwvergunning in behandeling heeft. De eerste toets vindt plaats aan de hand van de sneltoetscriteria. Indien geen sneltoetscriteria voor het betreffende bouwwerk aanwezig zijn of bij niet voldoen aan de sneltoetscriteria, wordt de welstandstoets door de welstandscommissie uitgevoerd aan de hand van de gebiedsgerichte criteria van deze nota of een beeldkwaliteitplan. Bij "Niet Akkoord" in een vooroverleg, wordt de aanvrager meerdere malen in de gelegenheid gesteld zijn plan aan te passen. Er zijn nog geen termijnen en de aanvrager kan meerdere malen een plan indienen dat wel voldoet. Bij "Niet Akkoord" in een formele aanvraag om bouwvergunning, wordt de aanvrager uitsluitend in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te passen indien er nog voldoende tijd is de aanvraag opnieuw te behandelen binnen de wettelijke termijnen. Indien het plan niet wordt gewijzigd en het plan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt de bouwvergunning niet verleend. De toets aan redelijke eisen van welstand vindt plaats op basis van een volledige aanvraag om bouwvergunning of een volledige ingediend schetsontwerp (ten behoeve van vooroverleg). Voor de behandeling eventueel noodzakelijke aanvullende gegevens kunnen worden opgevraagd door de technisch medewerker van het team Vergunningverlening. De beoordeling van bouwplannen aan achterzijden, niet zichtbaar vanaf het publiek domein, wordt door een technisch medewerker van het team Vergunningverlening uitgevoerd aan de hand van ‘Excessenregeling 2’ zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van deze nota. De welstandsnota is voor een ieder bij de gemeentebalie in het gemeentehuis beschikbaar. Bij de informatievoorziening aan de balie zal actief op deze criteria worden gewezen. De volledige welstandsnota en de sneltoetscriteria zijn vanzelfsprekend ook digitaal via de website van de gemeente Eersel beschikbaar. In de Bouwverordening is aan de procedurele aspecten van deze hoofdlijnen vorm en inhoud gegeven.

Artikel 2.3 De organisatie van de welstandscommissie

Welstandszorg Noord-Brabant adviseert vooralsnog over bouwplannen binnen bijna alle gemeenten in deze provincie. De welstandscommissies kunnen plaatsvinden in elke individuele gemeente of in combinatie met meerdere gemeenten. Bij de advisering wordt in beginsel direct advies uitgebracht. De systematiek van de voormalige kleine en grote commissie is per 1 januari 2008 vervallen.

Artikel 2.3.1 De rayonarchitect

De rayonarchitect heeft een belangrijke functie bij het verwerken van de adviesaanvragen uit de gemeente. Hij/zij voert als lid van de welstandscommissie de eerste gesprekken met de gemeente, planindieners, ontwerpers en andere belanghebbenden. De rayonarchitect werkt de adviezen gemotiveerd uit.

Artikel 2.3.2 Externe deskundige

In de welstandscommissie heeft tenminste één externe deskundige op het gebied van de architectuur en stedenbouw zitting. De deskundige geeft vanuit zijn of haar ervaring en inzicht in het vakgebied een onafhankelijke visie op de adviesaanvragen. Op het moment dat een extern commissielid op de een of andere wijze een zakelijke binding heeft met een bepaald bouwplan meldt hij dit aan de rayonarchitect en onthoudt hij zich van advisering over dit plan.

Artikel 2.3.3 Burgerleden in de commissie

De Woningwet biedt de mogelijkheid om burgerleden aan de welstandscommissie toe te voegen. De mogelijkheid wordt door de vaststelling van deze nota opengehouden. Het college kan bij de benoeming van de commissieleden van deze mogelijkheid gebruik maken.

Artikel 2.3.4 Benoeming commissieleden

De welstandscommissie is volgens de Woningwet een door de gemeenteraad benoemde commissie van onafhankelijke deskundigen. De gemeenteraad heeft met de vaststelling van de Gemeenschappelijke regeling welstandszorg Noord-Brabant deze bevoegdheid gedelegeerd naar het dagelijks bestuur van Welstandszorg Noord-Brabant. De externe leden van de welstandscommissie worden benoemd voor een periode van drie jaar, met de mogelijkheid van verlenging van nog eens drie jaar. Plaatsvervangende leden worden voor onbepaalde tijd benoemd. Bij de benoeming van een plaatsvervangend lid tot vast commissielid gaat de eerste benoemingstermijn van drie jaar in.

Artikel 2.3.5 Het aanvragen van een advies

De welstandscommissie zal een advies uitbrengen op verzoek van de gemeente. De gemeente zal hiervoor het benodigde materiaal aanleveren. Ten aanzien van de indieningsvereisten voor aanvragen bouwvergunning zijn landelijke richtlijnen, in de vorm van de AMvB indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning, vastgesteld. Het uitgangspunt is dat met de in deze AMvB genoemde bescheiden het welstandstoezicht kan plaatsvinden. Met andere woorden, als er op basis van de AMvB sprake is van een volledige aanvraag kan voor het welstandstoezicht niet om extra aanvullende gegevens worden gevraagd, wel om specifieke toelichtingen.

Artikel 2.3.6 Het advies

Het advies van de welstandscommissie wordt aan burgemeester en wethouders altijd schriftelijk

uitgebracht. Het geeft aan of 'het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel

op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan' niet is strijd is

met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen

in deze welstandsnota. Alle adviezen, behoudens het positieve advies, moeten voldoende gemotiveerd worden. Positieve adviezen kunnen, eventueel op verzoek van het college, gemotiveerd worden of indien daar vanuit andere overwegingen aanleiding toe is.De adviezen worden door de rayonarchitect ondertekend en met de geaccordeerde tekeningen aan de gemeente verstrekt. De rayonarchitect draagt zorg voor een snelle administratieve afhandeling van de adviezen. Ontwerpers, opdrachtgevers en andere belanghebbenden worden voor de uitslag doorverwezen naar het team Vergunningverlening. Zij kunnen de welstandscommissie ook om een toelichting op een uitgebracht advies vragen. Na hoor en wederhoor kan de welstandscommissie als zij daartoe aanleiding ziet, het advies herzien. Deze herziening wordt in het advies gemotiveerd.

Artikel 2.3.7 Openbaarheid

Openbaarheid en transparantie zijn de basis voor de legitimiteit van het welstandstoezicht en worden als volgt uitgevoerd.De commissievergaderingen (beraadslagingen en beoordeling) vinden in volledige openbaarheid plaats, tenzij op verzoek van de aanvrager en de gemeente hier om redenen die in de Wet openbaarheid van bestuur staan vermeld, van moet worden afgeweken. Indien de openbare behandeling van een plan niet gewenst is, dan wordt dit gelijktijdig met de aanbieding van de overige plangegevens en tekeningen bekend gemaakt aan de rayonarchitect. Belanghebbenden (opdrachtgever, architect, etc.) worden op verzoek in de gelegenheid gesteld om in de commissie een toelichting te geven op hun plan of een toelichting te verkrijgen op het advies.Zij kunnen hiertoe een afspraak maken via het team Vergunningverlening. Voor zover er in de agenda ruimte is voor dit overleg zullen deze afspraken worden gehonoreerd. In het andere geval worden zij naar de eerstvolgende vergadering doorgeschoven. Belangstellenden kunnen de vergadering van de welstandscommissie bijwonen. Zij hoeven daarvoor geen afspraak te maken, dit is echter wel gewenst. Belangstellenden mogen vanzelfsprekend vragen stellen. De welstandscommissie wordt gevraagd om een onafhankelijk en deskundig advies aan burgemeester en wethouders uit te brengen, binnen het vastgestelde kader van de welstandsnota. Belangstellenden worden zonodig extra geïnformeerd over een uitgebracht advies. In zeer bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethouders de welstandscommissie vragen om belangstellenden te horen, voorafgaand aan de planbeoordeling. De agenda voor de welstandscommissie kan voor de vergadering worden ingezien bij het team Vergunningverlening. Dat deze agenda beschikbaar is, wordt gepubliceerd. De faciliteiten waarvan de welstandscommissie gebruik maakt, zullen waar mogelijk, worden geoptimaliseerd om de openbaarheid zoals voorgesteld in deze paragraaf verder te ondersteunen.

Artikel 2.3.8 Aanvullende verwachtingen/verplichtingen van de welstandscommissie

De gemeente Eersel hecht grote waarde aan een grote mate van klantvriendelijkheid. Oplossingsgericht, transparantie en legitimiteit zijn een aantal sleutelwoorden. Van de welstandscommissie wordt verwacht dat hiernaar wordt gehandeld. Meer concreet worden de volgende aandachtspunten en competenties bedoeld:- duidelijke begrijpelijke adviezen;- bij afwijzingen een uitgebreide motivatie;- oplossingsgericht (alternatieve mogelijkheden benoemen/schetsen, al dan niet op verzoek van de opdrachtgever, architect of technisch medewerker van het team Vergunningverlening);- daadkrachtige en consequente besluitvorming;- openheid en transparantie van de vergaderingen en de besluitvorming.

Artikel 2.3.9 Verantwoording

De welstandscommissie legt conform de wettelijke verplichting de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden. In het verslag zet de commissie tenminste uiteen op welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan de uitvoering van het welstandsbeleid. Naar aanleiding van de jaarlijkse verslaglegging, kan een overleg plaats vinden tussen de commissie en de verantwoordelijke portefeuillehouder over het jaarverslag, een evaluatie en de eventuele aanvullingen en aanpassingen van het beleid op de wijze van advisering.

Artikel 2.4 Welstandstoezicht bij overige producten

Het welstandstoezicht kan ook bij een aantal andere producten aan de orde komen. In het bijzonder moeten worden genoemd het schetsplan, bouwplannen bij en aan monumenten en het welstandstoezicht bij vergunningvrije bouwwerken. Ook al hebben de vergunningvrije bouwwerken geen directe betrekking op gemeentelijke producten, heeft het welstandstoezicht hierin wel een rol.

Artikel 2.4.1 Het schetsplan

Bij een schetsplan is sprake van een niet wettelijk product. Schetsplannen kunnen bij de gemeente voorafgaand aan een officiële aanvraag worden ingediend om de haalbaarheid op planologische en esthetische gronden te onderzoeken. Bij een positief advies op het schetsplan kan de verdere uitwerking van het plan plaats vinden. Het schetsplan is dus een product waarbij klant en gemeente met elkaar in overleg treden om zonder druk van fatale termijnen het plan vooral op de ruimtelijke aspecten te beoordelen. De aanvrager kan tussentijdse aanpassingen doorvoeren en opnieuw aan de gemeente voorleggen. Deze werkwijze kan de aanvrager veel geld besparen, omdat een formele weigering wordt voorkomen en de uitwerking van de tekeningen op een iets lager niveau kan zijn. Ten aanzien van het welstandstoezicht biedt de gemeente ontwerpers en planindieners via het schetsplan dus de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele aanvraag om bouwvergunning, vooroverleg te plegen met de welstandscommissie over de interpretatie van toetsingscriteria uit de welstandsnota in het concrete geval van hun bouwplan. Het vooroverleg met de welstandscommissie kan pas starten nadat duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van het plan. In beginsel betekent dit dat alleen plannen worden beoordeeld die voldoen aan de bestemmingsplanregels. Ook een collegebesluit waarin is besloten dat in principe meegewerkt wordt aan een concreet plan, een (voor)ontwerp bestemmingsplan, of een vastgesteld beeldkwaliteitplan kan dienen als basis voor de advisering. Tijdens het vooroverleg moet de kwaliteit van het aangeleverde materiaal een goed beeld geven van het plan en de relatie met de omgeving.

Van het vooroverleg wordt middels een advies verslag gemaakt. In het advies zullen eventuele bezwaren of waarderingen een rol spelen. Indien in het vooroverleg een plan ter sprake komt dat afwijkt van de gebiedsgerichte criteria maar niettemin voldoet aan redelijke eisen van welstand volgens de algemene criteria, dan zal dit expliciet in het advies worden vermeld, zodat het college zich daar een zelfstandig oordeel over kan vormen. Met opgaaf van redenen kan een opdrachtgever verzoeken het overleg achter gesloten deuren te laten plaatsvinden. De opdrachtgever dient deze wens bij het team Vergunningverlening kenbaar te maken. Zij zullen, indien nodig, het college informeren en adviseren over het verzoek.

Artikel 2.4.2 Monumenten/ beschermd dorpsgezicht

Voor de advisering van bouwplannen bij of aan monumenten vindt op dit moment de welstandsadvisering plaats door de welstandscommissie. Voor werkzaamheden bij en aan monumenten is (bijna) altijd, naast een bouwvergunning, ook een monumentenvergunning vereist. De advisering van bouwplannen in het kader van de aanvraag om monumentenvergunning vindt plaats door de monumentencommissie. Er worden dus twee adviezen uitgebracht, voor hetzelfde werk met deels dezelfde competenties. In de klankbordgroep welke is opgericht voor de totstandkoming van deze nota is duidelijk naar voren gekomen dat een gecombineerde welstands- en monumentencommissie wenselijk wordt geacht. Het college zal een gecombineerde welstand/monumenten advisering inrichten.Bij de inrichting wordt ook nog geacht aan de advisering van bouwplannen gelegen in het beschermd dorpsgezicht waarbij het geen gemeentelijk- of rijksmonument betreft. Deze aanvragen om bouwvergunning worden op dit moment getoetst door de welstandscommissie. Het toetsingsniveau voor dit gebied is streng. Alleen indien in het bestemmingplan bepaald is dat het bouwplan geen afbreuk mag doen aan de cultuurhistorische waarde van het beschermd dorpsgezicht wordt voor deze afweging advies gevraagd aan de gemeentelijke monumentencommissie. Onderzocht zal worden of het wenselijk is een gecombineerde advisering voor de monumentale als de welstandsaspecten voor alle plannen in het beschermd dorpsgezicht plaats te laten vinden door de gecombineerde welstands/monumentencommissie.Indien sprake is van een rijksmonument wordt naast de welstandscommissie/monumentencommissie advies gevraagd aan de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten.

Artikel 2.4.3 Vergunningvrije bouwwerken

Vergunningvrije bouwwerken worden niet vooraf getoetst aan relevante wet- en regelgeving. In het beleid moet echter conform artikel 12a van de Woningwet aandacht worden geschonken aan een excessenregeling: de wijze waarop de gemeente omgaat met vergunningvrije bouwwerken die in ernstige mate strijdig zijn met redelijke eisen van welstand. De wet biedt dus de mogelijkheid om repressief bij vergunningvrije bouwwerken in te grijpen. De excessenregeling van de gemeente is gebaseerd op de algemene welstandscriteria genoemd in hoofdstuk 7, en is uitgewerkt in hoofdstuk 4 van deze nota. Door de gemeente geconstateerde vermeende excessen zullen aan de welstandscommissie worden voorgelegd. De welstandscommissie zal daarbij gevraagd worden het vermeende exces op basis van de excessenregeling en de algemene criteria en de uitgangspunten van het welstandstoezicht te beoordelen en hierover aan het college van burgemeester en wethouders advies over uit te brengen.

Artikel 2.4.4 Reclame

Reclame bepaalt in belangrijke mate de verschijningsvorm van een pand en kan veel invloed hebben op een volledig straatbeeld. Reclame komt in diverse gebieden voor. In deze gebieden kan onderscheid gemaakt worden naar functies die in de gebouwen en op de terreinen zijn ondergebracht. Aan deze verschillende functies in een diversiteit van gebieden is geen duidelijke verdeling te maken van criteria voor reclame. Door deze afwijkende systematiek is gekozen om reclame en uitstallingen in een aparte nota op te nemen. Voor de criteria voor reclame en uitstallingen verwijst deze nota naar de laatste versie van het “Reclame en uitstallingenbeleid” van de gemeente Eersel. Dit “Reclame en uitstallingenbeleid” maakt dus deel uit van deze welstandsnota, voor zover betrekking op bouwvergunningplichtige reclameaanduidingen. Mogelijke permanente bouwvergunningvrije reclamevoeringen kunnen bij excessen aan de hand van de excessenregeling worden beoordeeld.

Artikel 2.5 Procedureschema welstandstoets (informatief)

De welstandsbeoordeling van bouwplannen vindt op de volgende wijze plaats.

Beoordeling gebied (ambtelijk) Welstandsvrij?

JA

nee

Beoordeling ‘Excessenregeling 2’ (ambtelijk)Is er sprake van een exces?

NEE

ja

Voortgang procedure

Beoordeling sneltoetscriteria (ambtelijk)Voldoet?

JA

nee

Beoordeling gebiedsgerichte criteria (welstandscommissie)Voldoet?

JA

Hoofdstuk 3 Motiveringen en bezwaar bij het welstandstoezicht

Artikel 3.1 Inleiding

In een aantal gevallen kan de situatie ontstaan dat moet worden afgeweken van het advies van de onafhankelijke adviescommissie of dat tegen dit advies bezwaar bestaat. Deze zaken worden in dit hoofdstuk behandeld. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van vergunningen ligt bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. Het advies van de onafhankelijke en deskundige welstandscommissie speelt daarbij een belangrijke rol. Burgemeester en wethouders kunnen echter in bepaalde situaties afwijken van het welstandsadvies. In de volgende paragraaf wordt hierop ingegaan. Niet alleen burgemeester en wethouders kunnen het niet eens zijn met een welstandsadvies. Hetzelfde geldt voor opdrachtgevers, architecten en direct belanghebbenden. Het welstandsadvies maakt onderdeel uit van het proces van bouwvergunningverlening. Na afgifte van de bouwvergunning zullen werkzaamheden tot uitvoering worden gebracht. Controle zal moeten plaatsvinden om na te gaan of conform de bouwvergunning wordt gebouwd. Bij afwijkingen zal moeten worden opgetreden. Optreden is ook nodig als bouwwerken zonder vergunning zijn geplaatst en zich op die manier aan het welstandstoezicht hebben onttrokken. Paragraaf 3.3 gaat op deze onderwerpen in.

Artikel 3.2 Afwijken van het advies

Burgemeester en wethouders nemen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie over. Daarop zijn de volgende uitzonderingsmogelijkheden.

Artikel 3.2.1 Afwijken van het advies op inhoudelijke grond /second-opinion

Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast. Indien burgemeester en wethouders bij een aanvraag om bouwvergunning op inhoudelijke grond tot een ander oordeel komen dan de welstandscommissie, dan vragen zij voordat het besluit op de aanvraag wordt genomen, maar binnen de daarvoor geldende afhandelingstermijn, een second-opinion aan bij één van de andere adviescommissies van Welstandszorg Noord-Brabant of een andere welstandscommissie. Ook opdrachtgevers kunnen het college verzoeken een second-opinion aan te vragen bij een andere commissie. Het college zal per individueel verzoek beoordelen of een second-opinion wordt gevraagd.Het advies van deze andere commissie speelt een zware rol bij de verdere oordeelsvorming van burgemeester en wethouders. Indien het advies van de ‘reguliere’ welstandscommissie en de second-opinion van de andere commissie tegengesteld zijn en burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de ‘reguliere’ welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De ‘reguliere’ welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 3.2.2 Afwijken van het advies om andere redenen

Burgemeester en wethouders krijgen volgens artikel 44, lid 1 van de Woningwet de mogelijkheid om bij het in strijd zijn van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch de bouwvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 3.2.3 Afwijken van de criteria (hardheidsclausule)

Burgemeester en wethouders kunnen op advies van de welstandscommissie afwijken van het welstandsbeleid zelf. Dit kan gebeuren op basis van een gemotiveerd positief welstandsadvies bij plannen die weliswaar niet voldoen aan de gebiedsgerichte of objectgerichte welstandscriteria maar wel voldoen aan redelijke eisen van welstand, dit te beoordelen aan de hand van de algemene welstandscriteria. Afwijkingen van het beleid vragen om een bestuurlijk draagvlak. Wanneer de welstandscommissie voor een bepaald plan aanleiding ziet tot afwijken van het beleid, zal zij het college van burgemeester en wethouders in haar advies daarover informeren.

Artikel 3.2.4 Bezwarenprocedure

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van de beschikking een bezwaarschrift indienen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag voor een vergunning. Belanghebbenden zijn in de regel de aanvrager van de vergunning en de direct omwonenden. In de bezwaarprocedure heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit, na advies van de `Commissie van advies voor de bezwaarschriften gemeente Eersel’. Belanghebbenden worden uitgenodigd om tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toe te lichten. De belanghebbenden die het met de heroverweging niet eens zijn kunnen hiertegen in beroep gaan. Indien een vergunning wordt voorbereid met de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, kunnen vooruitlopend op de beslissing van burgemeester en wethouders, zienswijzen worden ingediend. Na de beslissing op de aanvraag staat beroep open bij de rechtbank.Als een bezwaar of de zienswijze te maken heeft met het welstandsoordeel richt de belanghebbende zich dus nadrukkelijk op het oordeel van burgemeester en wethouders en niet op het advies van de welstandscommissie. Dat is immers alleen een advies aan burgemeester en wethouders. De welstandscommissie zelf kent daarom geen bezwaarprocedure. Het college kan, indien daartoe aanleiding is, ook nog om een nadere motivering van de welstandscommissie vragen.

Artikel 3.3 Toezicht en handhaving

De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving ervan. Zij heeft hiertoe twee instrumenten tot haar beschikking: toezicht en handhaving. Toezicht op de uitvoering van bouwvergunning wordt uitgevoerd door het team Vergunningverlening. Bij overtredingen wordt het team Handhaving ingeschakeld. Het effect dat wordt nagestreefd kan worden omschreven als het realiseren, instandhouden en slopen van bouwwerken conform de wettelijke kaders. Onder deze kaders valt ook het welstandstoezicht. Tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden zal de gemeente dan ook toezicht houden op het feit of wordt gebouwd conform de bouwvergunning en de eventueel daarin gestelde nadere voorschriften. Zonder controle heeft het welstandstoezicht geen zin: een advies op papier dat niet wordt gerealiseerd, kan net zo goed niet worden uitgebracht. Het welstandstoezicht is er namelijk op gericht de esthetische kwaliteit van de bebouwde omgeving te regelen.Bij bouwen in afwijking van de vergunning zal als volgt te werk worden gegaan.- Kleine wijzigingen gedurende het werk worden door de technisch medewerker van het team Vergunningverlening op tekening aangegeven of laat de technisch medewerker door de vergunninghouder en/of de uitvoerders op tekening zetten. Onder kleine aanpassingen worden verstaan aanpassingen die vallen binnen de richtlijnen, met andere woorden: bij opnieuw aanvragen zouden de aanpassingen niet leiden tot problemen. Uitbreiding van de bebouwde oppervlakte of inhoud wordt niet als kleine wijziging aangemerkt;- Onder voorwaarden kan sprake zijn van de legalisering van de afwijking door het indienen van gewijzigde tekeningen of het indienen van een gewijzigde aanvraag bouwvergunning. Een gewijzigd bouwplan kan alleen worden ingediend als de wijzigingen ondergeschikt zijn (niet wezenlijk anders van uiterlijk). Om dit vast te stellen kan advies worden gevraagd aan de welstandscommissie. Wanneer niet wordt voldaan aan de zojuist genoemde eisen zal de aanvrager een nieuwe vergunning moeten aanvragen. Als deze bouwvergunning moet worden geweigerd wegens strijd met redelijke eisen van welstand zal de situatie moeten worden verandert;- In alle andere gevallen, namelijk wanneer gedurende het werk het aanzien van het bouwwerk wezenlijk verandert dan waarvoor bouwvergunning is verleend, zullen afwijkingen leiden tot het stilleggen van de bouwwerkzaamheden. De stillegging blijft van kracht tot een nieuwe bouwvergunning is verleend dan wel tot de bouw in overeenstemming is/wordt gebracht met de verleende bouwvergunning.Op het gebied van toezicht en handhaving zal de gemeente geen actief beleid gaan voeren ten aanzien van de excessenregeling voor wat betreft de vergunningvrije bouwwerken. Het standpunt is: 'vergunningvrij = vergunningvrij' en dit betekent een minimale bemoeienis door de overheid. Alleen bij klachten of toevallige constateringen zal de situatie volgens de geldende procedures worden behandeld. Ten aanzien van het opsporen en aanpakken van illegale bouwwerken en strijdig gebruik in relatie tot deze nota zal worden aangesloten bij de huidige werkwijze ten aanzien van toezicht en handhaving. Het door de gemeente vastgestelde handhavingsbeleid is leidend. Deze nota is geen aanleiding om hierin wijzigingen door te voeren.Als voor een bouwvergunningplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd dan wel het bouw­werk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouw­vergun­ning werd afgegeven, krijgt de eigenaar/overtreder de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) bouwvergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze bouw­vergun­ning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstands­advies gebaseerd op de criteria in deze nota, dan zal de situatie moeten worden verandert. Burgemeester en wethouders kunnen dan degene die tot het opheffen van de (illegale) situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen. De toetsingsgrond voor bouwvergunningplichtige bouwwerken blijft artikel 12a van de Woningwet (welstandscriteria m.b.t. redelijke eisen van welstand), of het plan met, zonder of in afwijking van een bouwvergunning is uitgevoerd. Artikel 12 van de Woningwet, ernstige strijd met redelijke eisen van welstand, is hierbij niet van toepassing.Veel kleine bouwplannen zijn bouw­vergunningvrij wanneer ze voldoen aan de criteria in het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Dat betekent dat zo’n specifiek bouwplan niet vooraf wordt getoetst aan redelijke eisen van welstand. Wel kan door de gemeente achter­af worden ingegrepen, als een dergelijk klein bouwplan op zichzelf, maar vooral ook in relatie tot de omgeving, ernstig in strijd is met redelijke eisen van welstand, als bedoeld in artikel 12 Woningwet en beoordeeld naar de criteria bedoeld in artikel 12a van de Woningwet. Wanneer sprake is van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand, zoals nader om­schreven in de excessenregelingen van hoofdstuk 4, kunnen burgemeester en wethouders aan­schrijven tot het (doen) opheffen van die ernstige strijd met redelijke eisen van welstand. Een derge­lijke aanschrijving tot het (doen) opheffen van de ernstige strijd met redelijke eisen van welstand zal in beginsel niet inhouden het weer afbreken van het gerealiseerde kleine bouwplan, maar slechts het opheffen van de ernstige strijd met redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 4 Excessen

Artikel 4.1 Inleiding

De gemeente Eersel hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen duidelijk is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Het gaat hierbij dus om zaken die aantoonbaar ondeugdelijk van uitvoering zijn, verloedering van de omgeving van het bouwwerk in de hand werken of anderszins aanstootgevend zijn. In deze nota zijn een tweetal excessenregelingen uitgewerkt. ‘Excessenregeling 1’ is de regeling die wordt toegepast bij de gebieden die in de nota zijn aangegeven als welstandsvrij, met excessenregeling. Dit zijn de gebieden met de aanduiding ‘Bos- en natuurgebied’ en een gedeelte van het gebied ‘Bedrijventerreinen’ (voor het gedeelte meer dan 15meter achter het hoofdgebouw). De objecten in deze gebieden worden geacht te voldoen aan redelijke eisen van welstand, mits geen sprake is van een exces zoals beschreven in deze excessenregeling. Daarnaast kan op grond van artikel 13a van de Woningwet het college de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Criteria hiervoor moeten in de welstandsnota zijn opgenomen, ‘Excessenregeling 1’ wordt voor deze toetsing gebruikt.

‘Excessenregeling 2’ is de regeling die wordt toegepast bij de achterkanten en de zijkanten die met betrekking tot hun invloed op het publieke domein vergelijkbaar zijn met achterkanten. Conform het aangenomen amendement bij de vastgestelde ‘Nota van uitgangspunten welstandsnota 2009’ zijn deze bouwwerken welstandsvrij, met dus een excessenregeling. De invloed op het publieke domein en de bescherming van de buren zijn de leidraad geweest voor de formulering van deze excessenregeling.

Een excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. De excessenregeling geldt voor zowel bestaande bouwwerken en standplaatsen als vergunningsvrije bouwwerken. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat voor een gebied dat is aangeduid als welstandsvrij (zonder excessenregeling) dus geen regeling wordt opgenomen. Dit betreft de gebieden met de aanduiding ‘Sport-, recreatie-, en zorgterrein’. In deze gebieden vindt totaal geen welstandstoets plaats en hier is wat de welstandsaspecten betreft, alles mogelijk.

Voor bebouwing van, bij en aan monumenten en in het door de minister aangewezen beschermd dorpsgezicht te Eersel, zijn deze excessenregelingen niet van toepassing. Bebouwing wordt hier altijd door een deskundige commissie getoetst aan de algemene gebiedsgerichte criteria.

Artikel 4.2 EXCESSENREGELING 1

Voor de gemeente geldt het criterium dat bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen duidelijk is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. Vaak heeft dit betrekking op het onbruikbaar maken van bouwwerken, ernstig verval van bouwwerken, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is zoals omschreven in de algemene gebiedsgerichte criteria. De welstandscommissie zal op verzoek van het college adviseren.Van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand zal in elk geval sprake zijn bij:het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving; toepassing van felle of sterk contrasterende kleuren, waar daar geen redelijke aanleiding voor is; afmeting, uitvoering, kleur of materialisatie die algemeen als storend worden ervaren, waardoor sprake is van een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is; armoedig materiaalgebruik, waaronder ook materialen waarvan bekend is dat die onevenredig “lelijk” verouderen en/of die een groot contrast vormen met de kwalitatief betere materialen van de bestaande bebouwing, zoals, niet uitputtend, de toepassing van golfplaten, damwand, (kunststof) schrootjes en dergelijke; te opdringerige of te veelvuldig herhaalde reclames; elke ingreep waardoor een wijziging van een gevelbeeld het uiterlijk van een bouwwerk zodanig beïnvloedt dat dit als gevolg daarvan in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand; een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie de gebiedsgerichte criteria) indien afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische omgevingskwaliteiten De beoordeling of een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kan op verzoek van de aanvrager vrijwillig of op verzoek van de technisch medewerker Vergunningverlening plaatsvinden. De beoordeling wordt uitgevoerd door de technisch medewerker van het team Vergunningverlening. Bij twijfel over een juiste de toepassing of interpretatie van de excessenregeling kan advies worden gevraagd aan de welstandscommissie. Nadat een bouwvergunning onherroepelijk is, is er juridisch geen mogelijkheid achteraf te corrigeren. Vergunningvrije bouwwerken kunnen wel altijd achteraf worden beoordeeld.

Artikel 4.3 EXCESSENREGELING 2

De achterkanten en de zijkanten die met betrekking tot hun invloed op het publieke domein vergelijkbaar zijn met achterkanten worden geacht te voldoen aan redelijke eisen van welstand, mits geen sprake is van een exces zoals beschreven in deze excessenregeling. Deze excessenregeling is niet van toepassing bij een monument, bij in het geldende bestemmingsplan aangeduide ‘cultuurhistorische waardevolle bebouwing’ of ‘beeldbepalend pand’ of is gelegen in het door de minister aangewezen beschermd dorpsgezicht ‘Markt-Hint-Vlierbos’. De welstandsvrije achterkanten zijn de delen van de percelen gelegen op tenminste 3 meter achter de voorgevellijn. In de gebieden ‘Historische kernen en bebouwingslinten’ en ‘Gemengde bebouwing’ geldt dat de bebouwing werkelijk achter het hoofdgebouw moet zijn gelegen. Verder mag de hoogte van de welstandsvrije bouwwerken niet meer bedragen dan 5 meter. Voor een nadere toelichting en de voorbeelden van de interpretatie van de welstandsvrije achterkanten zie de toelichting en de afbeeldingen op de volgende bladzijden. Is de bebouwing niet gelegen in het hiervoor bedoeld gebied en/of is hoger dan 5 meter, wordt het bouwplan getoetst aan de sneltoetscriteria dan wel de gebiedsgerichte criteria uit deze welstandsnota. Anderszins is er sprake van ernstige strijd met redelijke eisen van welstand bij:het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving; toepassing van felle of sterk contrasterende kleuren, waar daar geen redelijke aanleiding voor is; afmeting, uitvoering, kleur of materialisatie die algemeen als storend worden ervaren, waardoor sprake is van een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is; armoedig materiaalgebruik, waaronder ook materialen waarvan bekend is dat die onevenredig “lelijk” verouderen en/of die een groot contrast vormen met de kwalitatief betere materialen van de bestaande bebouwing, zoals, niet uitputtend, de toepassing van golfplaten, damwand, schrootjes en dergelijke; te opdringerige of te veelvuldig herhaalde reclames; elke ingreep waardoor een wijziging van een gevelbeeld het uiterlijk van een bouwwerk zodanig beïnvloedt dat dit als gevolg daarvan in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand; een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie de gebiedsgerichte criteria); De beoordeling of een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kan op verzoek van de aanvrager vrijwillig of op verzoek van de technisch medewerker Vergunningverlening plaatsvinden. De beoordeling wordt uitgevoerd door de technisch medewerker van het team Vergunningverlening. Bij twijfel over een juiste de toepassing of interpretatie van de excessenregeling kan advies worden gevraagd aan de welstandscommissie. Nadat een bouwvergunning onherroepelijk is, is er juridisch geen mogelijkheid achteraf te corrigeren.

Toelichting ‘Excessenregeling 2’ betreffende de welstandsvrije benadering van achterkantenGebleken is dat ingrepen en toevoegingen aan gebouwen welke plaats vinden op een grotere hoogte dan 5 meter en/of op een kleinere afstand dan 3 meter achter de voorgevellijn, in de bebouwde omgeving een grote invloed kunnen hebben op de directe omgeving (de buren) en (vrijwel) altijd zichtbaar zijn van en invloed hebben op het publieke domein. Voor bebouwing aan achterkanten met een grotere hoogte dan 5 meter en bebouwing op een afstand van minder dan 3 meter achter de voorgevellijn zijn daarom ruime sneltoetscriteria opgesteld. In de situatietekeningen op de volgende pagina’s (afbeelding 4.2.1 en 4.2.2) zijn deze uitgangspunten ter verduidelijking aangegeven. Deze benadering geldt niet indien wordt gebouwd bij of aan een monument, bij of aan in het geldende bestemmingsplan aangeduide ‘cultuurhistorische waardevolle bebouwing’ of ‘beeldbepalend pand’ of is gelegen in het door de minister aangewezen beschermd dorpsgezicht ‘Markt-Hint-Vlierbos’ en/of is gelegen in gebieden met de aanduiding ‘Historische kernen en bebouwingslinten’ of ‘Gemengde bebouwing’. Voor deze laatstgenoemde gebieden heeft de gemeenteraad bij de vaststelling van de ‘Nota van uitgangspunten Welstandsnota 2009’ bepaald dat de ruimtelijke kwaliteit, waaronder de beeldkwaliteit van de bebouwing, moet worden behouden en versterkt. Voor deze gebieden zullen in de toekomst beeldkwaliteitplannen worden opgesteld. Indien voor de bebouwing in deze gebieden dezelfde welstandsvrije benadering voor de achterkanten zou worden gehanteerd als in het overige gebieden in de gemeente, zou dit afbreuk doen aan de door de gemeenteraad aangegeven ambitie met betrekking tot het versterken van de beeldkwaliteit.. Aan de historische dorpslinten zijn veel cultuurhistorisch waardevolle of beeldbepalende panden gelegen. Deze panden zijn potentiële toekomstige monumenten. De kans is groot dat bij ondeskundige bebouwingsingrepen de cultuurhistorische waarden van het pand aangetast worden of verloren gaan. Daarnaast is de relatie tussen publieke en private ruimte in een historisch dorpslint groot. Dit komt omdat de panden vaak vrij waarneembaar op grote erven staan. Verrommeling door ondeskundige bebouwingsvormen levert gezien vanuit de openbare ruimte een negatieve ruimtelijke kwaliteit op. Bebouwing op het erf van monumenten en/of cultuurhistorisch waardevolle of beeldbepalende panden krijgt daarom een welstandstoets passend in de lijn van de nieuw op te stellen beeldkwaliteitplannen. Bij panden, niet zijnde monumenten en/of cultuurhistorisch waardevolle of beeldbepalende panden, gelegen in de gebieden ‘Historische kernen en bebouwingslinten’ en ‘Gemengde bebouwing’ worden de achterkanten die niet zichtbaar zijn van de openbare ruimte welstandsvrij volgens een vergelijkbare benadering als bij bebouwing in de overige gebieden. Hierbij is alleen de zichtbaarheid vanaf het publieke domein anders gedefinieerd. Achterkanten worden hier welstandsvrij in het gebied dat werkelijk gelegen is aan de achterzijde van hoofdgebouwen. De zijstroken naast de hoofdgebouwen worden niet welstandsvrij. Het argument hiervoor is dat de bebouwing in de zijstroken in deze gebieden gelegen tussen monumenten en cultuurhistorische bebouwing afbreuk kan doen aan de beeldkwaliteit van de monumenten en de cultuurhistorische bebouwing. Ook zijn de zijstroken van deze percelen veel ruimer dan in ‘reguliere’ woonwijken waardoor de bebouwing op deze zijstroken veel meer invloed heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het publiek domein.In de afbeeldingen 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 is de welstandsvrije benadering van de achterkanten visueel gemaakt.Tenslotte wordt nog opgemerkt dat indien bij de beoordeling van een plan blijkt dat volgens deze regeling sprake is van een exces, het bouwplan zal worden getoetst aan de sneltoetscriteria dan wel de gebiedsgerichte criteria uit deze welstandsnota.

AFBEELDING 4.2.1 EXCESSENREGELING 2, VOORBEELD INTERPRETATIE (inclusief hoeksituaties)AFBEELDING 4.2.2 EXCESSENREGELING 2, VOORBEELD INTERPRETATIE (inclusief hoeksituaties)AFBEELDING 4.2.3 EXCESSENREGELING 2, VOORBEELD INTERPRETATIE IN DE GEBIEDEN ‘HISTORISCHE KERNEN EN BEBOUWINGSLINTEN’ EN ‘GEMENGDE BEBOUWING’

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 5 Sneltoetscriteria

Ten aanzien van de welstandsbeoordeling van aanvragen om lichte bouwvergunning is in hoofdstuk 2 aangegeven dat sneltoetscriteria hiervoor vereist zijn. Verder kunnen de sneltoetscriteria ook gebruikt worden voor de toetsing van een deel van de aanvragen om reguliere bouwvergunning. In dit hoofdstuk wordt hiervoor de opzet gepresenteerd. In deelnota 3 zijn de daadwerkelijke sneltoetscriteria terug te vinden. Er vindt, zoals al eerder aangegeven, geen differentiatie naar gebied plaats. De sneltoetscriteria hebben alleen betrekking op het uiterlijk van bouwwerken. In de criteria zijn geen aanvullende stedenbouwkundige of andere aspecten verwerkt. Deze zijn terug te vinden in bestemmingsplannen, voorschriften van de Bouwverordening en andere beleidsnota's.Op 16 december 2008 heeft de gemeenteraad de ‘Nota van uitgangspunten welstandsnota 2009’ vastgesteld. Bij de vaststelling van de nota van uitgangspunten is een amendement aangenomen waarbij met betrekking tot de voor- en achterkant benadering het volgende uitgangspunt is geformuleerd: Achterkanten en zijkanten die met betrekking op hun invloed op het publieke domein vergelijkbaar zijn met achterkanten, worden welstandsvrij met een excessenregeling, behalve bij monumentale gebouwen en gebouwen gelegen in beschermde dorpsgebieden. De voor deze categorie bouwwerken opgestelde excessenregeling is in hoofdstuk 4 uitgewerkt als ‘Excessenregeling 2’. Het amendement maakt geen onderscheid tussen aanvragen om lichte of reguliere bouwvergunning, aanpassingen aan bestaande of volledig nieuwe bouwwerken. De sneltoetscriteria zijn daarom ook uitsluitend van toepassing op de categorieën van bouwwerken die niet zijn aangemerkt als welstandsvrij, dus voor bouwwerken wel zichtbaar vanaf het publieke domein. Voor de volgende groepen bouwwerken zijn sneltoetscriteria opgesteld:- Aan- en uitbouwen (niet zijnde erkers) - Bijgebouwen en overkappingen- Veranderen kozijnen of gevelpanelen- Erkers en/of luifels- Dakkapellen- Dakopbouwen- Erfafscheidingen- Spriet-, staaf- en schotelantennes- Rolhek, luik of rolluiken- Mestplaten en sleufsilo’s- Agrarische bedrijfsgebouwenPer groep bouwwerken worden in deelnota 3 de sneltoetscriteria genoemd. Deze criteria zijn opgesteld met als doel de kwaliteit en uitstraling voor zover zichtbaar vanaf het publieke domein te waarborgen. De criteria zeggen vrijwel niets meer over de kwaliteit van de uiterlijke verschijningsvorm op het eigen erf. Dit is hiermee een verantwoordelijkheid van de eigenaar zelf geworden. De gemeente gaat er daarbij van uit dat eigenaren zich bewust zijn van de waardevermindering van het onroerend goed wanneer zij onvoldoende aandacht besteden aan het uiterlijk.

Hoofdstuk 6 Gebiedsgerichte criteria

Artikel 6.1 Inleiding

Voor aanvragen om bouwvergunning die niet met de sneltoetscriteria kunnen worden afgedaan, is het toetsingsinstrumentarium ten aanzien van het welstandstoezicht gekoppeld aan de zogenaamde gebiedsgerichte criteria. Het uitgangspunt bij deze criteria is dat de toetsing aan redelijke eisen van welstand afhankelijk wordt gesteld van waar een bouwwerk binnen de gemeente is gelegen. Met andere woorden, vergunningaanvragen in een bepaald gebied worden met behulp van een beschreven gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen van een gebied, en op basis van een bij een gebied vastgestelde toetsingstabel beoordeeld. Indien door het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan of wijziging van een bestemming, de gebiedsbeschrijving niet overeenkomt met de toelichting van een bestemmingsplan, het beeldkwaliteitplan of de ruimtelijke onderbouwing, is de gebiedsbeschrijving in de welstandsnota hieraan ondergeschikt. Bij een eerstvolgende herziening van de welstandsnota zullen deze gebieden worden opgenomen, waarbij de beeldkwaliteitplannen als toetsingskader zullen blijven dienen. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de gemeente omgaat met de verschillende gebieden. Deelnota 2 "gebiedsindeling" bevat de verdere uitwerking.De systematiek van de gebiedscriteria is als volgt opgebouwd:

  • 1.

    Het onderverdelen van het grondgebied van de gemeente in een aantal logisch samenhangende gebieden en het vervolgens beschrijven van de karakteristieken van deze gebieden.

  • 2.

    Het bepalen van het ambitieniveau dat de gemeente nastreeft binnen een gebied ten aanzien van het welstandstoezicht.

De onderverdeling van het grondgebied heeft geresulteerd in het kaartmateriaal zoals opgenomen in deelnota 2 ‘gebiedsindeling’. Het ambitieniveau per gebied is reeds bepaald bij de vaststelling van de ‘Nota van uitgangspunten welstandsnota 2009’

Artikel 6.2 De gebiedsindeling

Het werken met gebiedsgerichte criteria veronderstelt allereerst dat de gemeente in een aantal logisch te onderscheiden geografische eenheden kan worden onderverdeeld. In de deelnota 2 "gebiedsindeling" zijn deze hoofdgebieden uitgewerkt tot concrete beschrijvingen. Aan deze beschrijvingen zijn toetsingstabellen gekoppeld. Deze tabellen geven aan op welk niveau moet worden beoordeeld. De deelgebieden zijn daarbij onderscheiden op basis van- Ontstaansgeschiedenis.- Ruimtelijke verschijningsvorm.- Bouwperiode.- Functie.- Invloed van bebouwing op het openbaar gebiedDe volgende deelgebieden zijn onderscheiden: H Historische kernen en bebouwingslintenG Gemengde bebouwingW Woonwijk BT BedrijventerreinenSR Sport-, recreatie- en zorgterreinBU Boerenerven (agrarisch buitengebied)BN Bos- en natuurgebied

Artikel 6.3 De welstandsniveaus

Bij de toetsingstabel, genoemd in de vorige paragraaf, zijn de kenmerkende waarden van de gemeente vertaald naar het ambitieniveau voor specifieke gebieden (het zogenaamde welstandsniveau). Dit ambitieniveau bepaalt de aard en de intensiteit waarmee de bouwplannen zullen worden getoetst. Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien vanaf de openbare ruimte is voor dat gebied een streng, kritisch, licht, welstandsvrij met een excessenregeling of een geheel welstandsvrij niveau vastgesteld. In het algemeen geldt: hoe waardevoller de gebiedskarakteristiek, hoe hoger het niveau. Per toetsniveau volgt een korte toelichting.WelstandsvrijGeen toets aan welstand. Niet achteraf, geen vangnet, geen excessenregeling.Welstandsvrij met excessenregelingGeen toets aan welstand. Op verzoek van aanvrager vrijwillig of op verzoek van de technisch medewerker Vergunningverlening kan vooraf advies aan de welstandscommissie worden gevraagd door toetsing aan ‘Excessenregeling 1’ zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van deze nota. Nadat een bouwvergunning onherroepelijk is, is er juridisch geen mogelijkheid achteraf te corrigeren.Welstandstoets lichtEen marginale toets op diverse aspecten aan de uitgangspunten. Er wordt een basiskwaliteit gevraagd. Afwijkingen van de criteria zijn mogelijk wanneer deze in dienst staan van de kwaliteit van het plan.Welstandstoets kritischEen inhoudelijke toets, met een zorgvuldige afweging. Afwijkingen van de criteria zijn slechts mogelijk indien goed gemotiveerd en geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de omgeving.Welstandstoets streng Een volledige toets met uitgebreide beoordeling tot op detailniveau. Afwijkingen van de criteria zijn slechts mogelijk wanneer een plan een overduidelijke meerwaarde voor de omgeving krijgt. Een afwijking behoeft een zorgvuldige motivering. Voor individuele monumenten wordt ook dit niveau gehanteerd, ongeacht het niveau van het gebied waarin ze liggen. Dit niveau wordt ook toegekend aan nieuw te ontwikkelen gebieden waarvoor een hoog ambitieniveau is vastgelegd in het stedenbouwkundig plan of het beeldkwaliteitplan. Onderstaand de voorbeeldtabel. Per gebied is in deelnota 2 het geldende niveau aangegeven. De beoordeling van alle aspecten zoals hierboven beschreven, vindt plaats aan de hand van het vastgestelde niveau.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 6.4 Toepassing van de welstandsniveaus

Om de welstandsniveaus in praktijk te kunnen toepassen is het noodzakelijk de welstandsniveaus te koppelen aan beoordelingsaspecten. Er is daarbij een onderscheid gemaakt tussen hoofdaspecten, deelaspecten en detailaspecten. Hoofdaspecten Plaatsing / situering- afstemming van de plaats van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de plaats van het object op die van de belendingen;- overeenstemming van de plaats van het object op de kavel met de ruimtelijk-functionele en architectonische opzet van het object;- wanneer sprake is van meerdere bouwdelen: overeenstemming van de situering van de bouwdelen onderling met de ruimtelijk-functionele en architectonische opzet van het object.Massavorm- afstemming van de massavorm van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de massavorm van het object op die van de belendingen;- een evenwichtige compositie van de massavorm van het object;- wanneer sprake is van meerdere bouwdelen: een evenwichtige en samenhangende compositie van de bouwdelen onderling (aandachtspunten: schaal en maatverhoudingen (bijv. tussen gevelvlak en dakvlak), horizontaliteit-verticaliteit, nokrichting en oriëntatie, kapvorm en dakhellingshoek, profielvorm).Gevelopbouw- afstemming van de gevelopbouw van het object op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de gevelopbouw van het object op die van de belendingen;- een evenwichtige compositie van de gevelopbouw. Aandachtspunten: verhouding tussen verschillende gevelvlakken, open-dicht-verhouding.Materialen en kleuren hoofdvlakken- afstemming van de materialen en kleuren van de hoofdvlakken op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de materialen en kleuren van de hoofdvlakken op die van de belendingen;- consistente toepassing van materialen en kleuren van de hoofdvlakken in dienst van de architectonische expressie van massavorm en gevelopbouw;- evenwicht en samenhang in de materiaal- en kleurtoepassing op zich.Deelaspecten Compositie massaonderdelen (geledingen)- afstemming van de compositie van de massaonderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de compositie van de massa-onderdelen op de belendingen;- evenwichtige verhouding van massa-onderdelen tot de hoofdmassavorm(en);- evenwicht en samenhang in de compositie van de massa-onderdelen op zich, aandachtspunten: structurele verwantschap (kenmerkende massaverhoudingen en hiërarchie), schaal en maat.Gevelindeling- afstemming van de gevelindeling op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de gevelindeling op de belendingen;- evenwicht en samenhang in de gevelindeling op zich (aandachtspunten: plaatsing gevelelementen in het vlak, open-dicht verhouding, verticaliteit - horizontaliteit hiërarchische verhoudingen tussen gevelelementen onderling).Vormgeving gevelelementen- afstemming van de vormgeving van de gevelelementen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de vormgeving van de gevelelementen op de belendingen;- vormgeving van de gevelelementen in dienst van de architectonische expressie van het gevelvlak;- evenwicht en samenhang in de vormgeving van de gevelelementen op zich.en Materialen onderdelen- afstemming van de materiaalkeuze voor onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de materiaalkeuze voor onderdelen op die van de belendingen;- consistente materiaalkeuze voor onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object;- evenwicht en samenhang in de materiaalkeuze voor onderdelen op zich.Kleuren onderdelen- afstemming van de kleurkeuze voor onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de kleurkeuze voor onderdelen op die van de belendingen;- consistente kleurkeuze voor onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object;- evenwicht en samenhang in de kleurkeuze voor onderdelen op zich.Detaillering onderdelen- afstemming van de detaillering van onderdelen op de gebiedskarakteristiek of de beeldkwaliteitseisen;- afstemming van de detaillering van onderdelen op die van de belendingen;- consistente detaillering van onderdelen in dienst van de architectonische expressie van het object;- evenwicht en samenhang in de detaillering van onderdelen op zich.

Hoofdstuk 7 Algemene criteria (vangnetregeling)

Artikel 7.1 Inleiding

De algemene welstandscriteria die in dit hoofdstuk worden genoemd, richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij universele kwaliteitsprincipes. De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling.De algemene criteria bestaan uit een uiteenzetting van algemene architectonische begrippen en aspecten waarmee kwaliteit (of het gebrek aan kwaliteit) kan worden omschreven. De algemene architectonische begrippen komen voort uit de notitie die de toenmalige rijksbouwmeester, dhr. Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel "Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid". Ze vormen het begrippenkader en zijn als het ware het gereedschap van de welstandscommissie bij de argumentatie van het welstandsadvies.

Artikel 7.2 Toepassing

In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan de gebiedsgerichte beschrijvingen en gebiedsgerichte welstandscriteria volgt zonder daar enige inspiratie aan te ontlenen. Een dergelijk bouwplan voegt weinig toe aan die omgeving. Het is alleen meer van hetzelfde en het bouwwerk zelf blijft zo onder de maat dat het zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van 'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

Artikel 7.3

Beoordelingsaspecten en criteria

Artikel 7.3.1 Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

Artikel 7.3.2 Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.

Artikel 7.3.3 Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verdraaid of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

Artikel 7.3.4 Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.

Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie.

Artikel 7.3.5 Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken.

De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, naar vorm de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.

Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.

De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

Artikel 7.3.6 Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, Kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is.

Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.