Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling bezoldiging ambtenaren gemeente Eijsden-Margraten 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2019

Intitulé

Regeling bezoldiging ambtenaren gemeente Eijsden-Margraten 2011

Bezoldigings regeling ambtenaren

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    Werkgever: het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten. Bevoegdheden kunnen gemandateerd of gedelegeerd zijn op grond van het delegatie- en mandaatbesluit van de gemeente Eijsden-Margraten.

  • b

    Medewerker: de ambtenaar bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder a CAR-UWO.

  • c

    Bezoldiging:de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, lid 2, onderdeel c CAR-UWO, zijnde het salaris vermeerderd met de aan de betreffende medewerker toegekende emolumenten en toelagen voor zover deze van structurele aard zijn, alsmede de waarnemingtoelage en functioneringstoelage. Er is sprake van structurele toelagen en/of emolumenten wanneer deze voor onbepaalde tijd zijn toegekend of wanneer deze gedurende langere periode in een bepaald patroon zijn te herkennen. De toelagen en/of emolumenten kunnen betrekking hebben op onder meer een toelage voor onregelmatige dienst, wachtdienst, inconveniënten en kledinggeld.

  • d

    Salaris: het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR-UWO.

  • e

    Salarisschaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a en bijlage II en IIa van de CAR-UWO.

  • f

    Functieschaal: de salarisschaal zoals die volgens de regeling functiewaardering is vastgesteld.

  • g

    Conversietabel: de vertaling van de gevonden rangorde, volgens de regeling functiewaardering, naar salarisschalen.

  • h

    Aanloopschaal: de salarisschaal, die één schaal ligt onder de functieschaal.

  • i

    Periodiek: de stappen waaruit een salarisschaal is opgebouwd, waarbij de salarisopbouw tussen het minimum- en maximumbedrag behorend bij de betreffende salarisschaal in bijlage II en IIa van de CAR-UWO is opgenomen.

  • j

    Toelagen: de in deze regeling genoemde toelagen waarop aanspraak bestaat.

  • k

    Maximumsalaris: het hoogste bedrag van de salarisschaal behorend bij een functie.

  • l

    Volledige betrekking:de betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR-UWO.

  • m

    Functie:het samenstel van werkzaamheden door de medewerker te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen. Deze functie is opgenomen in het functieboek van de gemeente Eijsden-Margraten.

  • n

    Personeelsbeoordeling: de eindbeoordeling voortvloeiende uit de jaarlijkse gesprekscyclus van POP-, functionerings- en/of beoordelingsgesprekken.

Artikel 2 Recht op salaris

Een medewerker heeft recht op salaris vanaf de dag waarop de aanstelling van de medewerker ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen ingangsdatum is opgenomen, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden.

Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de arbeidsduur per week en uitbetaald per maand.

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de betreffende kalendermaand.

Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij er sprake is van een uitzonderingssituatie. Een dergelijke situatie wordt altijd voorgelegd aan het college, waarbij er sprake is van onderbouwing van redenen die deze uitzondering rechtvaardigen.

Artikel 3 Salaris bij deeltijd

Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige werktijd.

Artikel 4 Bepalen salarisschaal

Het salaris van de medewerkers, waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, wordt afgeleid van de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II of bijlage IIa van de CAR-UWO.

De toepassing van bijlage II of bijlage IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR-UWO.

De werkgever bepaalt de voor de betreffende functie geldende salarisschaal. Dit vindt plaats aan de hand van functiebeschrijving, functiewaarderingsonderzoek en de vastgestelde conversietabel.

De werkgever kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

Indien de medewerker (nog) niet volledig voldoet aan de eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden op de aanloopschaal, welke één schaal lager ligt dan de schaal, behorend bij de functie die de medeweker uitoefent.

Zonder voorafgaand ontslag kan voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris, dan het salaris van de reeds voor hem geldende salarisschaal. Een verlaging kan wel plaatsvinden bij definitieve herplaatsing van een zieke medewerker als bedoeld in artikel 7:16 lid 2 CAR-UWO, herplaatsing na ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de eigen functie als bedoeld in artikel 8:6 CAR-UWO en bij het toekennen van een disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR-UWO.

Voor arbeidsgehandicapten en langdurig werklozen kan loonkostensubsidie of korting op de afdracht van sociale premies aangevraagd worden bij het uitvoeringsinstituut voor werknemersverzekeringen.

Artikel 5 Salaris bij indiensttreding

Bij indiensttreding kent de werkgever aan de medewerker het salaris toe, dat in de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal is vermeld bij periodiek 0.

Ingeval daartoe naar het oordeel van de werkgever aanleiding bestaat, kan van het bepaalde in het vorige lid worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van de betreffende salarisschaal. Argumenten hiervoor kunnen zijn gelegen in:

  • a

    het hebben van aantoonbare relevante werkervaring;

  • b

    de aansluiting van het aangetoonde salaris van de vorige dienstbetrekking ten opzichte van de huidige dienstbetrekking.

Indien de medewerker bij indiensttreding naar verwachting nog niet volledig voldoet aan de eisen die de functie stelt, wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Over het algemeen is de aanloopschaal gekoppeld aan de aanstelling voor bepaalde tijd, bij wijze van proef.

De medewerker blijft in de aanloopschaal ingeschaald tot hij aan de voorwaarden voldoet, waarbij recht ontstaat op inschaling in de functieschaal. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst. Bij bevordering naar de functieschaal zijn de bepalingen uit artikel 9 van deze regeling van toepassing.

Artikel 6 Toekenning periodieke verhoging

Het salaris van de medewerker, die het maximum salaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, wordt bij gebleken voldoende functioneren binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Gebleken voldoende functioneren wordt bepaald aan de hand van de jaarlijkse personeelsbeoordeling.

De periodieke salarisverhoging als bedoeld in het eerste lid wordt voor de eerste maal toegekend met ingang van 1 januari na de datum indiensttreding en daarna telkens na een jaar.

De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een vaste aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Als er in een jaar niet meer dan zes maanden arbeid is verricht, kan de werkgever bepalen, dat niet kan worden vastgesteld of sprake is van voldoende functioneren in de zin van lid 1. De volgende tijd kan aangemerkt worden als het niet verrichten van arbeid:

  • a

    tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de medewerker, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de diensttijd;

  • b

    tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een half jaar te boven gaat;

  • c

    tijd gedurende welke de medewerker in de uitoefening van zijn functie is geschorst:

    • I

      bij wijze van disciplinaire straf;

    • II

      van rechtswege, behoudens in geval van plaatsing of in bewaringstelling in een instelling voor psychiatrie of een daarmee gelijk te stellen inrichting;

    • III

      op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging terzake een misdrijf tegen hem is ingesteld, of hem het voornemen tot oplegging van de straf is aangezegd, dan wel hem die straf is opgelegd;

    • IV

      omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde, tenzij het tot schorsen bevoegd gezag het tegendeel bepaald.

Indien vaststaat, dat een schorsing als bedoeld in lid 6 sub c van deze regeling niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mee voor de vaststelling van de diensttijd.

In afwijking van het bepaalde in lid 4 sub b van dit artikel kan, indien de medewerker in het algemeen belang verlof zonder bezoldiging geniet voor een tijdvak van langer dan een half jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de diensttijd.

Artikel 7 Niet toekennen periodieke verhoging

Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of inzet van de medewerker, zoals blijkt uit de jaarlijkse personeelsbeoordeling, kunnen salarisverhogingen als bedoeld in artikel 6 niet worden toegekend of worden opgeschort.

Zolang ten aanzien van de medewerker het vorige lid toepassing vindt, wordt jaarlijks of tussentijds opnieuw bekeken in hoeverre er aanleiding bestaat deze toepassing voort te zetten.

Nadien kan worden bepaald, dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend.

Als er een besluit wordt genomen over het toepassen van het eerste, tweede of derde lid van dit artikel wordt de medewerker daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld. Het informeren van de medewerker vindt in elk geval plaats voor de datum waarop de salarisverhoging zou zijn ingegaan. Deze schriftelijke informatie bevat tevens de redenen voor het betreffende besluit.

Artikel 8 Periodieke salarisverhoging bij ziekte

Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR-UWO is niet van invloed op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen.

Artikel 9 Salarisverhoging bij bevordering naar een hogere schaal

Wanneer voor een medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris dan de salarisschaal waarin hij reeds is ingepast (hierna: de oude salarisschaal), wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de medewerker in de oude salarisschaal zou hebben genoten. Indien deze bevordering tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging wordt eerst de periodieke verhoging toegepast en vindt vervolgens de inschaling vanwege de bevordering plaats.

Wanneer het salarisverschil tussen het naast hogere bedrag in de nieuwe salarisschaal en het salaris, dat de medewerker zou hebben genoten in de oude salarisschaal, minder bedraagt dan 75% van een periodieke salarisverhoging in de oude salarisschaal, wordt de medewerker in de nieuwe salarisschaal ingeschaald op het bedrag, dat volgt op het naast hogere bedrag.

Artikel 10 Gedifferentieerd belonen

De werkgever ontwerpt in samenhang met een systeem van methodische personeelsbeoordeling nadere regels met betrekking tot het gedifferentieerd belonen van de medewerkers. Hierbij kan aandacht worden geschonken aan het toekennen van extra periodieke salarisverhogingen, persoonlijke toelagen, arbeidsmarkttoelagen, bindingspremies, individuele en groepsgratificaties en overige instrumenten op het gebied van gedifferentieerd belonen.

Artikel 11 Toelage in verband met minimumloon

Indien het salaris van een medewerker buiten zijn toedoen minder bedraagt dan het maandbedrag van het minimumloon, dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag (WML) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de medewerker, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

Voor de medewerker die in deeltijd werkt, wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd.

Artikel 12 Waarnemingstoelage

De medewerker die tijdelijk een functie waarneemt, waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het bepaalde in artikel 3:1:2 van de CAR-UWO.

Artikel 13 Overwerk

Onder overwerk wordt verstaan hetgeen in artikel 1:1 lid 1 sub l van de CAR-UWO is bepaald.

De medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan schaal 11 ontvangt voor overwerk een vergoeding conform artikel 3:2:1 van de CAR-UWO.

Artikel 14 Inconveniëntentoelage

Aan de medewerker, die naar het oordeel van de werkgever onder bezwarende omstandigheden lichamelijke aard arbeid verricht, verleent de werkgever een compensatie in de vorm van een toelage op het salaris, tenzij compensatie voor de bedoelde bezwarende omstandigheden aantoonbaar is verdisconteerd in de bezoldiging van de medewerker.

De werkgever kan nader bepalen wat onder ´bezwarende omstandigheden van lichamelijke aard´ moet worden verstaan.

Artikel 15 Toelage onregelmatige dienst

Behoudens de uitzondering in artikel 3:3 lid 2 CAR-UWO, wordt aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan het maximum van schaal 11 en die, anders dan bij wijze van overwerk, volgens een werkrooster geregeld of naar de aard van zijn functie vrij geregeld arbeid verricht op andere dan binnen de gemeentelijke organisatie of organisatie-onderdeel gebruikelijke werktijden, een toelage toegekend.

De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt een nader vast te stellen bedrag en kan worden verdisconteerd in de in artikel 14 vermelde inconveniëntentoelage.

De medewerker voor wie naar het oordeel van de werkgever bij de vaststelling van de bezoldiging of bij de regeling van de overige rechtstoestand rekening is gehouden met onregelmatige diensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.

In bijzondere gevallen kan de werkgever een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in de voorgaande leden.

Artikel 16 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

Behoudens de uitzondering in artikel 3:3:1 tweede volzin CAR-UWO wordt aan de medewerker die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR-UWO ingevolge een schriftelijke aanwijzing van de werkgever zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten, een toelage toegekend.

De toelage zoals bedoeld in het eerste lid wordt berekend conform de bepalingen van de rijksregeling met betrekking tot bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten en wordt – afgerond op vijf euro naar boven - gebaseerd op het maximum salaris van salarisschaal 7*. De toelage wordt telkens geïndexeerd met het percentage van de generieke salarisverhogingen binnen de sector Gemeenten.

De uren tijdens de bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst waarop de medewerker daadwerkelijk werkzaamheden moet verrichten voor de werkgever, worden aangemerkt als overuren, zoals bedoeld in artikel 13 van deze regeling.

De medewerker voor wie naar het oordeel van de werkgever bij de vaststelling van de bezoldiging of bij de regeling van de overige rechtstoestand rekening is gehouden met bereikbaarheids- of beschikbaarheidsdiensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.

Medewerkers, die ten behoeve van de gladheidsbestrijding op basis van (kalender)weekroosters zijn ingeroosterd voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten, ontvangen jaarlijks achteraf hiervoor een vergoeding. Deze vergoeding is gelijk aan de in lid 2 vermelde vergoeding.

In bijzondere gevallen kan de werkgever een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in voorgaande leden.

Artikel 17 Garantieregelingen

De medewerker die een garantietoelage ontvangt, die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen.

De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen, zoals deze worden voorgesteld voor het gemeentelijk personeel.

Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de garantietoelage.

In bijzondere gevallen kan de werkgever een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in voorgaande leden.

Artikel 18 Afbouwtoelage

Aan de medewerker wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat van tenminste 3% van de som van het salaris en de toelage, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 16, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij de betreffende toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering daarvan, gedurende tenminste 2 jaren zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

De hoogte van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage is het bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie maanden, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand is toegekend aan de betreffende vergoeding of toelage.

De in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage wordt als volgt afgebouwd:

  • a

    Het eerste jaar ontvangt de medewerker 100% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

  • b

    Het tweede jaar ontvangt de medewerker 75% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

  • c

    Het derde jaar ontvangt de medewerker 50% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging;

  • d

    Het vierde jaar ontvangt de medewerker 25% van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlaging.

De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden.

Artikel 19 Algemene salariswijzigingen

Indien in het overleg tussen het College voor Arbeidszaken en de centrales van overheidspersoneel een salariswijziging met een algemeen karakter voor de sector gemeenten wordt overeengekomen, wordt door de werkgever met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de in bijlagen II en IIa opgenomen salarisschalen.

Artikel 20 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling bezoldiging ambtenaren gemeente Eijsden-Margraten 2011”.

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011 in werking.


Noot
*

Per peildatum 1 januari 2011: € 150,-- bruto per week waarin de dienst volgens rooster wordt uitgeoefend