Regeling vervallen per 06-04-2023

Wijziging beleidsnotitie spuitcirkels

Geldend van 12-12-2013 t/m 05-04-2023

Intitulé

Wijziging beleidsnotitie spuitcirkels

Burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten hebben bij besluit van 19 november 2013 de gewijzigde beleidsnotitie spuitcirkels vastgesteld.

De wijzigingen ten opzichte van de eerder vastgestelde beleidsnotitie hebben met name betrekking op een betere definiëring van de afstanden (artikel 8, lid D) en de opname van de wettelijke grondslag (artikel 8, lid F).

Notitie spuitcirkels (gewijzigde versie)

Artikel 1 Inleiding

Spuitzones of – cirkels rondom nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met name in en tegen buitengebieden vormt de laatste jaren nadrukkelijker een aangelegenheid, waarmee rekening gehouden moet worden. In geval van beroep worden plannen steevast onderuit gehaald indien geen rekening hiermee is gehouden.

De gemeente Eijsden-Margraten bevat vele kleine kernen, die aansluiten aan de buitengebieden. We krijgen er dan ook veel mee te maken. Denk daarbij niet alleen aan grotere plannen zoals bp Poelveld en bp Heiligerweg, maar ook aan kleine ruimtelijke plannen. De uitvoering van vooral kleine plannen kunnen vaak geen doorgang vinden omdat de ruimtelijke regeling van de spuitcirkel financieel te duur is (denk aan plankosten en planschade/compensatie) ofwel anderszins niet uitvoerbaar (bijv betrokken perceeleigenaar werkt niet mee) is.

Artikel 2 Waarom spuitcirkel/-zone

Contact met chemische bestrijdingsmiddelen is slecht voor de gezondheid van de mens. Dit contact kan plaatsvinden via opname door de huid danwel inademing. Teneinde te voorkomen dat een dergelijk contact kan plaatsvinden is het wenselijk om een zekere afstand in acht te nemen tussen plaats waar chemische bestrijdingsmiddelen worden toegepast (agrarische percelen ) en plaats waar mensen gedurende langere tijd kunnen verblijven (zoals woning of tuin van woning, camping, zwembad).

Het contact vindt veelal plaats door afwaaiende nevel, die vrijkomt bij de toepassing van bestrijdingsmiddelen. Op akkers en weilanden is normaliter nauwelijks sprake van spuitnevel, die de omgeving negatief kan beïnvloeden. Dit heeft te maken met het toegepaste spuitsysteem. Dit is anders in de fruitteelt (open teelt). In die agrarische sector worden in meer of mindere mate de gewassen bespoten. Afhankelijk van de daarbij gebruikte spuitdop ontstaat daarbij een fijne of grove spuitnevel. Naar mate de spuitnevel fijner is , is verwaaiing sneller en over een grotere afstand mogelijk. Bij hoogstambomen dient over een grotere afstand gespoten te worden teneinde de top van de bomen te bereiken. Teneinde deze grotere afstand te kunnen behalen dient doorgaans met een grovere vloeistofdruppel gespoten te worden. Bij laagstambomen wordt veelal met een fijne druppel gespoten omdat het bereik minder groot hoeft te zijn alsook ter voorkoming dat residuevorming ontstaat op de vruchten.

Artikel 3 Juridische inbedding spuitcirkel

Er is geen wetgeving die afstanden voorschrijft, die in acht genomen moeten worden tussen locaties, alwaar gespoten kan worden en hiervoor gevoelige locaties. Evenmin is er een blauwdruk voorhanden, die beleidsmatig bereikt kan worden. Wel is in meerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State aangegeven dat een afstand van 50 m niet onredelijk wordt geacht. Daarbij is overigens niet duidelijk waaraan die afstand ontleend is.

Een “spuitvrije” zone dient planologisch geregeld te worden. Wijk je af van een afstand van 50 m en dienen in dat kader afschermende voorzieningen getroffen te worden dan dient zulks gedetailleerd geregeld te worden. Denk daarbij aan type en situering, instandhouding, alsook in acht te nemen hoogte. Het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst is niet de aangewezen weg (2-wegenleer en handhaafbaarheid). De planologische inbedding is met name voor kleine plannen vaak een dure aangelegenheid (kosten bestemmingsplan, planschade/afkoopbedrag). Daarnaast kunnen plannen geen doorgang vinden omdat de bezitters van de percelen, waar chemische bestrijdingsmiddelen planologisch kunnen worden ingezet, daaraan geen medewerking verlenen.

Artikel 4 Opties

In principe staan er drie opties open.

  • a.

    We gaan safe zitten en houden, daar waar relevant, rekening met een spuitcirkel van 50 m. Daar waar zulks niet haalbaar is wordt geen medewerking aan een gevoelige ruimtelijke ontwikkeling verleend. Gevolg: vele plannen kunnen geen doorgang vinden in en aan de rand van buitengebieden kunnen geen doorgang vinden.

  • b.

    Daar waar inachtname van een zone/cirkel van 50 m niet mogelijk is wordt gekeken of we af kunnen afwijken. Verkleining van de in de rechtspraak geaccepteerde afstand wordt mogelijk geacht mits een zorgvuldig onderzoek daartoe aanleiding geeft. Alle betrokken belangen dienen daarbij aan de orde te komen. In geval van beroep is er het risico dat de rechter de afwijking niet accepteert en wordt er alsnog een streep door het plan gehaald.

  • c.

    We houden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geen rekening met relevant zijnde spuitcirkels. Gevolg: In geval van beroep zal de rechter steevast een streep door het plan halen.

Dat het komt tot een rechterlijke toetsing is afhankelijk van de vraag of beroep ingesteld wordt. Immers het goedkeuringsrecht van GS is vervallen terwijl een aanwijzing c.q. beroep door het provinciaal bestuur slechts te verwachten is indien er strijdigheid bestaat met een provinciaal belang. Het getuigt echter niet van een goed ruimtelijk beleid door als gemeentelijke overheid overheidsregels –het realiseren van een goed woon- en leefklimaat- structureel aan de kant te zetten

Artikel 5 Juriprudentie

Onderstaand is mbt spuitcirkels een aantal uitspraken weergegeven van de ABRvSt , waarin een aantal steekwoorden zijn opgenomen die van belang waren voor de onderbouwing van de uitspraak.

RvSt 200905405/1/R1

Gemeente Beuningen

-Spuitzone heeft niet alleen betrekking op boomgaarden, die bedrijfsmatig geëxploiteerd worden.

-Er is geen onderzoek gedaan naar de wijze en frequentie van het feitelijk bespuiten en andere specifieke omstandigheden.

RvSt 201007803/1/R1

Gemeente Eijsden

-Niet aangetoond waarom een geringere afstand dan 50 m kan worden aangehouden.

-Niet is inzichtelijk gemaakt wat de effecten van de geringere zone voor de bedrijfsvoering van de agrariër zijn.

RvSt 200605022/1

GS Gelderland

-Niet alleen de woning dient beschermd te worden maar ook de tuinen.

-Het spuiten met chemische bestrijdingsmiddelen dient planologisch geregeld te worden; niet via overeenkomst.

-Afwijking van 50 m dient gebaseerd te zijn op een zorgvuldig onderzoek.

RvSt 200401868/1

GS Noord-Holland

-Heersende windrichting heft afstand niet op.

-Het toestaan van bestrijdingsmiddelen op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet betekent nog niet dat deze middelen ook veilig zijn voor gebruiker, omgeving en consumptie.

RvSt 200900570/1/R2

-Van belang is niet alleen de feitelijke situatie maar ook de situatie, zoals deze ingevolge het bestemmingsplan mogelijk is.

RvSt 201001510/1/R3

Gemeente Eijsden-Margraten

-Afwijking van 50 m heeft niet deugdelijk onderbouwd plaatsgevonden

RvSt 200504921/1

GS Gelderland

-Onvoldoende is onderzocht welke bestrijdingsmiddelen gebruikt worden in welke frequentie en welke effecten optreden voor de mens.

RvSt 200305192/1

GS Utrecht

-Geen deugdelijke motivering v oor de afwijking van 50m.

RvSt 200604539/1

GS Gelderland

-De aanwezigheid van reeds bestaande woningen op een afstand van minder dan 50 m rechtvaardigt een afwijking van de 50 m voor nieuwe ontwikkelingen niet.

Artikel 6 Onderzoek en afwijkingen

Blijkens uitspraken van de Afdeling moet bij het onderzoek, waarbij sprake is van een bestaande fruitaanplant, onder meer rekening gehouden worden met

  • .

    welke gewasbeschermingsmiddelen worden aangewend;

  • .

    welke effecten gaan uit van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen;

  • .

    de overheersende windrichting;

  • .

    gebruikte spuittechniek

Zou men een dergelijk onderzoek moeten uitbesteden aan een extern bureau dan zou de initiatiefnemer voor een klein plan met onevenredig hoge kosten geconfronteerd worden. Men dient zich dan ook af te vragen in hoeverre een soort leidraad opgesteld kan worden, waarin wordt aangegeven in hoeverre op basis van bovenstaande criteria afgeweken kan worden de algemeen gehanteerde afstand van 50 m. Kan daarbij ook gebruik gemaakt worden van bestaande onderzoeken? De Universiteit Wageningen heeft een op april 2012 gedateerd rapport opgesteld, waarin de resultaten zijn weergegeven van een onderzoek naar driftblootstelling van recreatieterrein Rutjensland door boomgaardbespuitingen. Daarin zijn een aantal opties bekeken met betrekking tot de mogelijkheden om van de 50 m af te wijken. Afhankelijk van de toegepaste spuittechniek of de vraag of een afschermende (groenblijvende) haag aanwezig is, kan de afstand in principe aanzienlijk teruggebracht kunnen worden.

Eind 2012 werd van gemeentewege aan de heer van de Zande, verbonden aan de Plant Research International te Wageningen , opdracht verstrekt om een rapportage op te stellen, waarin wordt beschreven op welke wijze afstanden optimaal teruggebracht kunnen worden.

In juni 2013 werd de definitieve versie van de rapportage ontvangen. In het rapport wordt aangegeven dat er diverse wijzen zijn, waarop personen in aanraking kunnen komen met chemische bestrijdingsmiddelen via drift. Genoemd worden huidblootstelling (dermaal), inhalatieblootstelling en indirect contact. De dermale blootstelling blijkt voor de in acht te nemen afstanden maatstafgevend te zijn.

In het rapport wordt ingegaan op afstanden in relatie tot spuitsystemen (conventioneel/dwarsstroom), spuitdoppen (conventioneel/driftarm) het aanbrengen van windhagen en bepalende chemische bestrijdingsmiddelen.

Uit het rapport kunnen in relatie met ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden nabij bestaande fruitaanplanten danwel locaties waar op basis van bestemmingsplan fruitaanplant mogelijk is, bouwstoffen gegenereerd worden die bruikbaar zijn om gemotiveerd af te wijken van de algemeen gehanteerde afstand van 50 m, die in principe in acht genomen dient te worden. Bij een verkleining dient rekening gehouden te worden met een handhaafbare situatie. Zo is de toepassing van bepaalde spuittechnieken of spuitdoppen nauwelijks handhaafbaar. Een bladhoudende windhaag (bijv haagbeuk) houdt uiteraard meer drift tegen dan een windhaag, die in de winter kaal is (bijv. elzen). In de tijd van het jaar zal er sprake zijn van situaties dat er in de fruitaanplant chemische bestrijdingsmiddelen toegepast dienen te worden terwijl een aanwezige windhaag nog geen bladeren bevat. Bij de toepassing van chemische bestrijdingmiddelen kunnen chemische bestrijdingsmiddelen worden toegepast die sterk en minder sterk toxisch zijn voormens en dier. In relatie met handhaafbaarheid betekent zulks dat uitgegaan dient te worden van een worst case-scenario.

1.Middel

Voor de bepaling van het toxisch karakter van het toe te passen middel handelt het op basis van de huidige inzichten om captan. Nieuwe ontwikkelingen in de middelen volgen elkaar echter snel op.

2.Spuitsysteem

Voor de bepaling van het spuitsysteem wordt uitgegaan van een conventioneel systeem met conventionele doppen.

3.Afscherming

Er wordt in eerste instantie uitgegaan van een kale windhaag (niet bladhoudend) omdat deze uit landschappelijk oogpunt de voorkeur verdient boven een bladhoudende windhaag omdat deze veelal bestaat uit coniferen.

Rekening houdend met bovenstaande benaderingen kan op basis van de rapportage van Plant Research International afgeweken worden van de afstand van 50 m.

Op basis van de rapportage is het mogelijk om zonder het aanbrengen van afschermende voorzieningen de afstand terug te brengen tot 40 m buitenste bomenrij zonder dat daarbij sprake is van een overschrijding van de dermale blootstellingsrisico’s.

  • a.

    Bij realisering van een windhaag of soortgelijke voorziening, die in de winter kaal is, met een hoogte van tenminste 3 m, in de perceelsgrens kan de afstand teruggebracht worden tot 25 meter vanuit de perceelsgrens.

  • b.

    Bij realisering van een windhaag of soortgelijke voorziening, die ook in de winter bladhoudend is, met een hoogte van tenminste 3 m, in de perceelsgrens, kan de afstand teruggebracht worden tot 20 meter vanuit de perceelsgrens.

  • c.

    Indien er sprake is van een dubbele windhaag, met een hoogte van tenminste 3 m, op een afstand van 4 meter van elkaar, kan vanaf de buitenste windhaag een afstand van 10 m aangehouden worden.

Artikel 7 Afbreukrisico

Omdat niet beschikt wordt over rechterlijke uitspraken, waaruit blijkt dat deze afstanden in de gegeven situaties geaccepteerd worden, moet gewezen worden op het bestaande afbreukrisico. Zulks dient de planindiener duidelijk vooraf meegedeeld te worden. Dit risico zal hij zelf dienen te dragen en kan niet afgewenteld worden op de gemeente.

Artikel 8 Voorstel

Op basis van bovenstaande wordt het volgende voorgesteld:

  • A.

    Voor ogen staat het planologisch waarborgen van een goed leef- en woonklimaat, dat handhaafbaar is.

  • B.

    Kijk of het bestemmingsplan aanknopingspunten biedt voor gebruiksbeperkingen van een agrarisch terrein, gelegen binnen een straal van 50 m van het terrein waar een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling met een gevoelige functie is gepland. Doorgaans is zulks niet het geval.

  • C.

    Uitgangspunt is 50 m tussen gevoelige objecten, zoals (recreatie)woning, tuin, terras, camping) en waar het planologisch mogelijk is om open teelten te realiseren, hetgeen planologisch verankerd wordt.

  • D.

    Indien de afstand van 50 m aantoonbaar niet mogelijk is, kan op basis van het rapport van Plant Research International (v.d. Zande) de afstand als volgt verkleind worden. Daarbij wordt belanghebbende gewezen op het afbreukrisico, dat bestaat en dat niet afgewenteld mag worden op de gemeente:

    • -

      zonder afschermende voorziening wordt de afstand teruggebracht tot 40 m van de buitenste bomenrij;

    • -

      indien dit geen soelaas biedt wordt de afstand teruggebracht tot tenminste 30 m vanaf de buitenste bomenrij, mits een niet-bladhoudende windhaag (haag die in winter blad verliest) of soortgelijke voorziening, niet zijnde een conifeer, met een hoogte van ten minste 3 meter op de rand van het perceel wordt gerealiseerd, hetgeen planologisch gewaarborgd wordt;

    • -

      indien dit geen soelaas biedt wordt de afstand teruggebracht tot tenminste 20 m vanaf de buitenste bomenrij, mits een bladhoudende windhaag (haag die in winter blad behoudt, zoals haagbeuk) of soortgelijke voorziening met een hoogte van ten minste 3 meter op de rand van het perceel wordt gerealiseerd, hetgeen planologisch gewaarborgd wordt;

    • -

      voor het geval een afstand van tenminste 20 meter nog steeds geen soelaas biedt kan een dubbele, niet bladhoudende, windhaag met een hoogte van tenminste 3 meter worden aangebracht op een afstand van 4 m van elkaar, waarvan de eerste windhaag op de rand van het perceel wordt gerealiseerd, in welk geval de afstand verder worden teruggebracht tot tenminste 10 m, gemeten vanaf de buitenste windhaag.

  • E.

    De spuitzone wordt planologisch geregeld. Indien in dat kader voorzieningen aangebracht en beheerd dienen te worden dient in de planologische regeling aandacht besteed te worden aan type, hoogte en beheer van de afschermende voorziening.

  • F.

    De wettelijke basis voor deze notitie ligt in artikel 108 Gemeentewet. In geval van bestuurlijke instemming kan deze worden aangemerkt als een beleidsregel op grond van de Algemene wet bestuursrecht en kan deze na bekendmaking worden toegepast.

Eijsden-Margraten, oktober 2013.