Verordening re-integratie, participatie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening re-integratie, participatie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

  • -

    Gelet op artikel 6, 7, 8a, 9, 9a, 10, 10a, 10b, 10c, 10d, 10da en 10f van de Participatiewet, alsmede de Algemene Wet Bestuursrecht;

  • -

    Gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders, hierna te noemen het College

  • -

    Overwegende dat:

    • de burger werkt/participeert naar vermogen;

    • de eigen verantwoordelijkheid van mensen daarbij centraal staat en zij vooral op eigen kracht gaan werken en participeren;

    • wanneer het burgers niet lukt om op eigen kracht werk te vinden, de gemeente faciliterend optreedt en na samenspraak met de burger, daartoe integrale dienstverlening aanbiedt, die maatwerk levert gebaseerd op de mogelijkheden van de burger;

    • werk prevaleert boven uitkering en voor jongeren scholing boven werk gaat.

 

Besluiten de Raden van de gemeenten Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Maastricht, Meerssen, Vaals en Valkenburg a/d Geul de verordening re-integratie, participatie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v. vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen over voorzieningen

Artikel 1 Doelgroep voor ondersteuning en evenwichtige verdeling van voorzieningen

  • 1. Het College kan de in deze verordening opgenomen voorzieningen aanbieden aan personen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a Participatiewet.

  • 2. Het College draagt zorg voor een evenwichtige verdeling van de beschikbare voorzieningen over de wettelijke doelgroepen om het beoogde doel, werken/participeren naar vermogen, te bereiken. In beginsel zijn alle voorzieningen inzetbaar voor alle doelgroepen als beschreven in lid 1, tenzij bij de specifieke voorziening in deze verordening of wettelijk anders is bepaald. Op basis van maatwerk wordt de noodzaak en doeltreffendheid van de voorziening beoordeeld.

  • 3. Personen van 27 jaar en ouder, welke in staat zijn om zelfstandig naar werk te zoeken, gaan eerst vier weken op zoek naar werk. Gedurende deze periode worden geen voorzieningen ingezet.

  • 4. In afwijking van artikel 7 lid 3 onder b Participatiewet en in afwijking van artikel 1 lid 3 van deze verordening kan het College in bijzondere omstandigheden en op basis van maatwerk tijdens de zoekperiode van vier weken een voorziening inzetten om de noodzaak van ondersteuning bij het zoeken naar werk of regulier onderwijs te onderzoeken.

Artikel 2 Voorwaarden inzet voorzieningen

  • 1. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van werken cq. participeren naar vermogen van personen als genoemd in artikel 1, lid 1 van deze verordening, door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden of kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie, dan wel door het op andere wijze vergroten van de eigen persoonlijke, economische en maatschappelijke zelfredzaamheid.

  • 2. De voorziening is primair gericht op het trachten te verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3. Het College houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden van een persoon middels het toepassen van maatwerk. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij/zij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk.

  • 4. Conform het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap houdt het College bij inzet van de voorzieningen rekening met de functionele beperkingen van de betreffende persoon middels het toepassen van maatwerk. Dit ter versterking van gelijke kansen van mensen met een beperking.

  • 5. Het College zet conform art 87 lid 1 EG-Verdrag (verboden staatssteun) uitsluitend voorzieningen in als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord beïnvloed worden.

  • 6. Het College zet uitsluitend voorzieningen in als dit niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • 7. Wanneer de bepalingen met betrekking tot een specifieke voorziening zoals opgenomen in deze verordening afwijken van de afspraken die in de arbeidsmarktregio Zuid-Limburg zijn gemaakt, prevaleren de gemaakte afspraken in de arbeidsmarktregio.

Artikel 3 Beëindiging voorziening

  • 1. Het College kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt de verplichting als bedoeld in artikel 9 en 17 Participatiewet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die van de voorziening gebruik maakt niet meer behoort tot de doelgroep als genoemd in art 1 lid 1 van deze verordening;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a, onder 2° Participatiewet;

    • d.

      naar het oordeel van het College de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het College niet meer geschikt is voor de betreffende persoon;

    • f.

      de persoon niet naar behoren gebruik maakt van de voorziening;

    • g.

      de persoon niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 4 Subsidie- en budgetplafonds

Het College kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de in deze verordening genoemde voorzieningen. Het College bepaalt daarbij hoe de beschikbare budgetten evenwichtig worden verdeeld.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen

§ 1 Klantmanagement

Artikel 5 Klantmanagement

  • 1. Het College draagt bij de uitvoering van de Participatiewet zorg voor adequaat klantmanagement.

  • 2. Middels klantmanagement wordt invulling gegeven aan de uitgangspunten zoals geformuleerd in de overwegingen van deze verordening en in het beleidsplan.

  • 3. De klantmanager beoordeelt de noodzaak van de inzet van een voorziening en onderbouwt de in te zetten voorziening op basis van de effectiviteit en de (kosten)efficiëntie.

§ 2 Voorzieningen gericht op diagnose

Artikel 6 Diagnose

  • 1. Om personen behorend tot de doelgroep als benoemd in artikel 1, lid 1 van deze verordening te kunnen laten werken cq participeren naar vermogen, brengt het College, middels inzet van diagnostische voorzieningen, het arbeidsvermogen, de zelfredzaamheid en de begeleidingsbehoefte in beeld. Op basis van de resultaten van de diagnose wordt adequate inzet van voorzieningen beoordeeld en worden de beschikbare middelen efficiënt ingezet.

  • 2. Wanneer uit de diagnose blijkt dat de persoon geen ondersteuning nodig heeft vanwege het feit dat hij/zij direct bemiddelbaar is, worden geen voorzieningen ingezet.

  • 3. Personen worden ingedeeld in de volgende categorieën arbeidsvermogen:

    • a.

      80 t/m 100% arbeidsvermogen

    • b.

      50 tot 80% arbeidsvermogen

    • c.

      30 tot 50% arbeidsvermogen

    • d.

      1 tot 30% arbeidsvermogen

    • e.

      Geen arbeidsvermogen

  • 4. Voor de bepaling van het arbeidsvermogen en de vaststelling van de loonwaarde in het kader van de loonkostensubsidie wordt aansluiting gezocht bij de methodiek die in de arbeidsmarktregio Zuid-Limburg wordt gekozen.

  • 5. Het College heeft de beschikking over de volgende diagnostische voorzieningen:

    • a.

      quickscan;

    • b.

      praktijkdiagnose, welke in een reële werkomgeving plaatsvindt;

    • c.

      medische en arbeidsdeskundige diagnostiek;

    • d.

      aanvullende diagnostiek;

    • e.

      indicaties voor specifieke voorzieningen;

    • f.

      loonwaardebepaling ten behoeve van de loonkostensubsidie middels het in de arbeidsmarktregio Zuid-Limburg gekozen instrument/methodiek.

§ 3 Voorzieningen gericht op plaatsing

Artikel 7 Werkgeversservicepunt

Het College biedt werkgevers en potentiële werknemers een werkgeversservicepunt waarin vraag en aanbod op de arbeidsmarkt verbonden worden. Het College is bevoegd, met de mogelijkheid van ondermandaat, om de voorwaarden aangaande het werkgeversservicepunt nader vorm te geven.

Artikel 8 Uitstroomsubsidie

  • 1. Het College kan een uitstroomsubsidie verstrekken aan werkgevers die personen in dienst nemen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a, 1º, 2 º, 3e, 5º en 6º Participatiewet.

  • 2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien sprake is van een arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden. Wanneer deze arbeidsovereenkomst wordt verlengd met minimaal 6 maanden wordt een tweede keer subsidie verstrekt.

  • 3. Het College stelt het bedrag van de maximale subsidie vast.

  • 4. Wanneer er sprake is van een uitzendovereenkomst/detacheringsovereenkomst, dient er voldaan te worden aan de WW referte-eis. De hoogte van de subsidie wordt gebaseerd op het gemiddelde aantal werkuren per week.

  • 5. De subsidieaanvraag dient binnen 1 maand na de aanvang van het dienstverband ingediend te zijn.

  • 6. De subsidie wordt achteraf (naar rato) verstrekt, na overlegging van de noodzakelijke bewijsstukken. Het beoordelen en betalen van deze subsidie geschiedt via de uitvoeringsorganisatie. Het College is bevoegd, met de mogelijkheid van ondermandaat, om voorwaarden te stellen hoe de beoordeling geschiedt.

Artikel 9 Loonkostensubsidie

  • 1. Het College kan een loonkostensubsidie conform artikel 10d Participatiewet verstrekken aan werkgevers die personen als genoemd in artikel 1, lid 1 van deze verordening in dienst nemen, wanneer deze personen voldoen aan de criteria zoals genoemd in artikel 6, lid 1, onder e Participatiewet.

  • 2. Het College stelt conform artikel 10c Participatiewet vast of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in de arbeidsmarktregio Zuid-Limburg vastgestelde diagnosemethodiek.

  • 3. De persoon behoort niet tot de doelgroep loonkostensubsidie wanneer deze een arbeidsvermogen heeft van meer dan 80%, tenzij deze persoon is opgenomen in het doelgroepregister garantiebanen van het UWV, dan wel behoort tot de doelgroep beschut werk Maastricht Heuvelland.

  • 4. De loonwaarde, welke de grondslag vormt voor de hoogte van de subsidie, wordt bepaald middels de methodiek als genoemd in artikel 6 lid 5 onder f van deze verordening.

  • 5. De werkgever dient de subsidieaanvraag in voorafgaand aan de ingangsdatum van het dienstverband.

Artikel 10 Werken met behoud van uitkering

  • 1. Het College kan de volgende vormen van werken met behoud van uitkering aanbieden:

    • a.

      Proefplaatsing

      • De doelgroep voor deze voorziening bestaat uit personen met arbeidsvermogen. De proefplaatsing dient gericht te zijn op een reguliere plaatsing.

      • De duur van de proefplaatsing wordt, op basis van maatwerk, door het College zo kort mogelijk gehouden. Voor de voorwaarden die verbonden zijn aan de proefplaatsing wordt door het College aansluiting gezocht bij de afspraken die hierover in de arbeidsmarktregio Zuid-Limburg worden gemaakt.

      • Het aantal werkuren per week van het aansluitende reguliere werk is groter dan wel gelijk aan het aantal werkuren per week gedurende de proefplaatsing.

      • De contractduur van de arbeidsovereenkomst die volgt op een proefplaatsing, bedraagt minimaal 2 maal de duur van de proefplaatsingsperiode.

    • b.

      Proefplaatsing gericht op het bepalen van de loonwaarde

      De doelgroep voor deze voorziening wordt beschreven in artikel 10d lid 3 Participatiewet.

    • c.

      Participatieplaats

      • De doelgroep voor deze voorziening wordt beschreven in artikel 10a lid 1 Participatiewet. De doelgroep beperkt zich tot personen met een arbeidsvermogen tot 80%.

      • De premie, bedoeld in artikel 10a, lid 6 Participatiewet wordt halfjaarlijks achteraf uitgekeerd, mits in die 6 maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. Het College stelt het bedrag van de premie vast.

      • Gedurende de periode van de participatieplaats betaalt de werkgever een inleenvergoeding in natura in de vorm van begeleiding, instructie/training, scholing.

    • d.

      Stage

      Stage kan worden ingezet voor personen met arbeidsvermogen in artikel 1, lid 1 van deze verordening.

  • 2. Wanneer er sprake is van een stage of een participatieplaats, moet het gaan om additionele werkzaamheden. Het betreft dan werkzaamheden die naast of in aanvulling op regulier werk worden verricht en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • 3. Het is niet mogelijk om de verschillende vormen van werken met behoud van uitkering te cumuleren bij dezelfde werkgever, wanneer er sprake is van voortzetting van vergelijkbare werkzaamheden.

  • 4. Het College verwacht van de werkgever dat deze zich gedraagt zoals een goed werkgever betaamt. Dat betekent onder andere dat de werkgever zorg draagt voor een deugdelijke verzekering van de werknemer voor zowel aansprakelijkheid als ongevallen.

  • 5. De afspraken die gemaakt worden in het kader van de voorzieningen als genoemd in lid 1, onder a, b, c, d, worden vastgelegd in een trajectcontract.

Artikel 11 Jobcoaching

  • 1. Het College kan de voorziening jobcoaching inzetten voor personen zoals beschreven in artikel 1, lid 1 van deze verordening, die vanwege ziekte of gebrek zonder deze ondersteuning niet in staat zijn om opgedragen taken bij een werkgever uit te voeren.

  • 2. De noodzaak van de voorziening wordt ten minste ieder half jaar beoordeeld door een arbeidsdeskundige en, indien wenselijk, een verzekeringsarts van de uitvoeringsorganisatie. Hierbij worden tevens de duur en de omvang van de voorziening bepaald zoals beschreven in artikel 6, lid 5, onder d en artikel 6, lid 6 van deze verordening.

  • 3. Deze vorm van ondersteuning wordt maximaal 3 jaar ingezet.

  • 4. De omvang bedraagt in het eerste jaar maximaal 10% van de werktijd, het tweede jaar maximaal 5% en het derde jaar maximaal 3%.

  • 5. Voor de verdere voorwaarden met betrekking tot de voorziening jobcoaching worden dezelfde regels gehanteerd zoals beschreven door het UWV.

  • 6. Wanneer er sprake is van een externe jobcoach, dient de jobcoachorganisatie als zodanig erkend te zijn door het UWV.

  • 7. Toekenning van de voorziening jobcoaching vindt plaats op aanvraag van de betreffende werknemer èn werkgever.

Artikel 12 Werkplekaanpassing

  • 1. Het College kan de voorziening werkplekaanpassing inzetten voor:

    • a.

      personen zoals beschreven in artikel 1, lid 1 van deze verordening,

    • b.

      die vanwege ziekte of gebrek zonder de aanpassing/hulpmiddel niet in staat zijn om opgedragen taken bij een werkgever uit te voeren.

  • 2. De noodzaak van de voorziening wordt beoordeeld door een arbeidsdeskundige en, indien gewenst, een verzekeringsarts van de uitvoeringsorganisatie. Hierbij wordt tevens de aard en de omvang van de voorziening bepaald zoals beschreven in artikel 6, lid 5, onder d en artikel 6, lid 6 van deze verordening.

  • 3. De omvang van de werkplekaanpassing dient afgewogen te worden tegen de economische en maatschappelijke opbrengst. De kosten moeten opwegen tegen de baten.

  • 4. Daar waar mogelijk wordt gekozen voor een verhuisbare aanpassing.

  • 5. Er dient sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden.

  • 6. Toekenning van de voorziening werkplekaanpassing vindt uitsluitend plaats op aanvraag door de betreffende werknemer.

Artikel 13 Detacheringsfaciliteit

  • 1. Het College biedt werkgevers de mogelijkheid om personen als bedoeld in artikel 1, lid 1 van deze verordening in dienst te nemen middels een uitzend- of detacheringsovereenkomst.

  • 2. Een bijzondere vorm van de detacheringsfaciltiteit is de groeibaan conform het Uitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid Maastricht-Heuvelland 2015.

  • 3. Het College maakt hierbij gebruik van de uitvoeringsorganisatie of een marktpartij die deze dienst aanbiedt.

Artikel 14 Beschut werk

Het College kan de voorziening beschut werk aanbieden aan personen als bedoeld in artikel 1, lid 1 van deze verordening, die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze personen in dienst neemt.

§ 4 Voorzieningen gericht op ontwikkeling

Artikel 15 Scholing

  • 1. Het College kan personen als bedoeld in artikel 1 lid 1 scholing aanbieden gericht op het behalen van een startkwalificatie, of indien dat niet haalbaar is, het behalen van een arbeidsmarktkwalificatie. De inzet van scholing dient gericht te zijn op bemiddeling en/of aanbodversterking met als doel verbetering van het arbeidsmarktperspectief.

  • 2. Personen jonger dan 27 jaar dienen bij een aanvraag Participatiewet documenten te overleggen waaruit blijkt wat zijn of haar benutbare scholingsmogelijkheden zijn.

  • 3. Het College stelt het bedrag van de maximale scholingskosten vast.

Artikel 16 Begeleiding ter verwerving, aanvaarding en behoud van algemeen geaccepteerde arbeid

Het College kan personen als bedoeld in artikel 1, lid 1 van deze verordening begeleiding en ondersteuning bieden die noodzakelijk is om algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven, te aanvaarden en te behouden.

Artikel 17 Ondersteuning bij leer-werktrajecten

Het College kan ondersteuning aanbieden aan personen bij een leer-werktraject als bedoeld in artikel 10f Participatiewet.

Artikel 18 Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1. Aan een persoon met arbeidsvermogen uit de doelgroep beschreven in artikel 1 lid 1 biedt het College de mogelijkheid om met een persoonsgebonden re-integratiebudget (PRB) zijn of haar re-integratietraject zelf vorm te geven. Toekenning van een PRB vindt uitsluitend plaats op aanvraag van deze persoon.

  • 2. Een PRB wordt ingezet voor een re-integratietraject met als doel het duurzaam verwerven van voldoende inkomsten om zelfstandig in het bestaan te kunnen voorzien, hetzij middels een algemeen geaccepteerde arbeid, hetzij middels zelfstandig ondernemerschap.

  • 3. Voor personen als genoemd in artikel 17 van deze verordening kan een PRB worden ingezet ter bekostiging van noodzakelijke ondersteuning bij leer-werktrajecten met als doel het voorkomen van schooluitval en het behalen van een startkwalificatie.

  • 4. Het College beoordeelt de aanvraag voor een PRB aan de hand van een door de aanvrager en de uitvoerder van het traject ondertekend re-integratieplan en stelt de maximale hoogte van het PRB jaarlijks vast.

  • 5. Financiering van het PRB gebeurt op basis van het principe no cure-less pay en betaling vindt rechtstreeks plaats aan de uitvoerder van het re-integratietraject.

  • 6. Het college stelt de maximale hoogte van een PRB vast.

Artikel 19 Sociale activering

  • 1. Het College kan personen zoals genoemd in artikel 1, lid 1 van deze verordening, conform artikel 6, lid 1, onder c Participatiewet, activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Het College stemt de duur van deze activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

§ 5 Overige ondersteunende voorzieningen

Artikel 20 Vrijwilligerswerk

  • 1. Het College kan personen zoals genoemd in artikel 1, lid 1 van deze verordening toestemming verlenen tot het verrichten van vrijwilligerswerk.

  • 2. Het doel van vrijwilligerswerk is maatschappelijke participatie, waarbij het gaat om maatschappelijk zinvolle activiteiten. Vrijwilligerswerk mag niet in de weg staan van het verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3. Vrijwilligerswerk is niet beperkt in duur en omvang.

  • 4. Het College verwacht van de werkgever/vrijwilligersorganisatie dat deze zich gedraagt zoals een goed werkgever betaamt.

Artikel 21 Onkostenvergoeding

  • 1. Het College kan een onkostenvergoeding verstrekken aan personen als bedoeld in artikel 1, lid 1 van deze verordening, wanneer deze kosten gemaakt zijn bij het naleven van de re-integratie- en/of het verkrijgen en aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Betaling van de onkostenvergoeding vindt achteraf plaats na overlegging van een betalingsbewijs.

  • 3. Wanneer aanspraak kan worden gemaakt op vergoeding van de onkosten door derden, dan prevaleert de vergoeding door derden.

Artikel 22 Belendende beleidsvelden

Het College kan personen zoals genoemd in art 1, lid 1 van deze verordening voorzieningen aanbieden vanuit belendende beleidsvelden.

Hoofdstuk 3 Tegenprestatie

Artikel 23 Tegenprestatie

  • 1. Het College kan personen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a, 1º, 5º, 6º Participatiewet op basis van artikel 9, lid 1, onder c Participatiewet verplichten tot het verrichten van een tegenprestatie.

  • 2. Het College kan personen als bedoeld in artikel 9, lid 2, 5 en 7 Participatiewet vrijstellen van het verrichten van een tegenprestatie. Daarnaast kan het College vrijstelling van tegenprestatie verlenen aan:

    • a.

      personen die mantelzorg verrichten;

    • b.

      personen die een deeltijdbaan vervullen, welke qua omvang groter of gelijk is aan de omvang van de tegenprestatie;

    • c.

      personen die een re-integratietraject/inburgeringstraject volgen en waarbij het aantal trajecturen qua omvang groter of gelijk is aan de omvang van de tegenprestatie.

  • 3. Het College hanteert bij de inzet van de tegenprestatie de volgende criteria:

    • a.

      de werkzaamheden zijn maatschappelijk nuttig en onbeloond;

    • b.

      de tegenprestatie is niet gericht op re-integratie;

    • c.

      de werkzaamheden zijn additioneel;

    • d.

      de werkzaamheden moeten afgestemd zijn op het vermogen van de belanghebbende;

    • e.

      de tegenprestatie duurt maximaal 6 maanden;

    • f.

      de omvang van de tegenprestatie is niet groter dan 20 uur/week;

  • 4. De tegenprestatie mag het accepteren van algemeen geaccepteerde arbeid of het verrichten van re-integratie-inspanningen niet belemmeren.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 24 Toezicht,  informatieplicht en bewaarplicht

  • 1. Het College kan personen aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving én de verplichtingen genoemd in de Algemene Wet Bestuursrecht.

  • 2. Aan subsidies op grond van deze verordening en de daarop gebaseerde besluiten is de verplichting verbonden, dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent, die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3. De subsidieontvanger bewaart alle bewijsstukken, die aan de subsidieverstrekking ten grondslag liggen, gedurende de in de toekenningsbeschikking bepaalde termijn. De bewijsstukken dienen tenminste gedurende drie jaar na de vaststelling van de subsidie te worden bewaard. Alle bewijsstukken dienen op verzoek voor controledoeleinden ter beschikking te worden gesteld.

Artikel 25 Meldingsplicht bij gewijzigde omstandigheden

De subsidieontvanger doet onmiddellijk schriftelijk mededeling aan het College van alle feiten en omstandigheden, die van belang zijn voor de beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

Artikel 26 Hardheidsclausule en zaken waarin de verordening niet voorziet

  • 1. Het College kan in gevallen van onbillijkheid of klaarblijkelijke hardheid afwijken van de in deze verordening opgenomen bepalingen.

  • 2. In alle gevallen waarin deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving niet voorziet, beslist het College.

Artikel 27 Nadere regelgeving

Het College is bevoegd, met de mogelijkheid van ondermandaat, nadere regels te stellen aangaande de voorzieningen genoemd in deze verordening.

Artikel 28 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2015 en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten worden ingetrokken, met uitzondering van het uitvoeringsbesluit beschut werk Maastricht-Heuvelland 2016-2018 en het Uitvoeringsbesluit gesubsidieerde arbeid Maastricht-Heuvelland 2015 voor wat betreft het onderdeel groeibanen.

  • 2. Op voorzieningen en subsidies die zijn verstrekt voor de inwerkingtredingsdatum van deze verordening en die zijn gebaseerd op de Verordening re-integratie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2015, blijft die verordening van toepassing. In uitzonderlijke gevallen kan het College hiervan afwijken.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2016 en geldt voor alle situaties waarin vanaf die datum voorzieningen worden aangeboden.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening re-integratie, participatie en tegenprestatie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2016 e.v.

Ondertekening

Aldus besloten door:
de Raad van de gemeente Eijsden-Margraten in de openbare vergadering van 24 mei 2016
de griffier, de voorzitter,
mr. G.A.J.T. Verbeet D.A.M. Akkermans
de Raad van de gemeente Gulpen-Wittem in de openbare vergadering van 23 juni 2016
de griffier, de voorzitter,
A.F.M. Askamp (waarnemend) J.G.M.T. Ubachs (waarnemend)
de Raad van de gemeente Maastricht in de openbare vergadering van 17 mei 2016
de griffier, de voorzitter,
J.L.L. Goossens J.M. Penn-te Strake
de Raad van de gemeente Meerssen in de openbare vergadering van 25 mei 2016
de griffier, de voorzitter,
J.J.M. Willems M.A.H. Clermonts-Aretz
de Raad van de gemeente Vaals in de openbare vergadering van 23 mei 2016
de griffier, de voorzitter,
mr. B.G.P. Hoevenagel drs. R.L.T. van Loo
de Raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul in de openbare vergadering van 30 mei 2016
de griffier, de voorzitter,
mr. J.W.L. Pluijmen drs. M.J.A. Eurlings

TOELICHTING

Toelichting