Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Eijsden-Margraten houdende regels omtrent de Nota Bodembeheer Eijsden-Margraten 2017

Geldend van 25-01-2018 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Eijsden-Margraten houdende regels omtrent de Nota Bodembeheer Eijsden-Margraten 2017

Voorwoord:

Voor u ligt de Nota bodembeheer gemeente Eijsden-Margraten 2017-2022 welke een praktische en heldere invulling geeft aan het Besluit bodemkwaliteit en overige bodemgerelateerde wetgevingen.

De gemeente kan vanuit bodemperspectief worden gekarakteriseerd als zeer divers. Enerzijds is er een schone heuvelland met karakteristieke landbouwgronden, anderzijds is het dichter bevolkte maasdal licht tot sterk verontreinigd met vooral zink als gevolg van de aanwezigheid van de Zinkwitfabriek in Eijsden.

Tijdens het ontwikkelingstraject is een regionale bodemkwaliteitskaart (BKK) geëvalueerd, welke als basis heeft gediend voor diverse beleidskeuzes. Daarbij is nadrukkelijk afstemming gezocht met de buurgemeenten Meersen, Gulpen-Wittem, Valkenburg en Vaals.

Op dit moment (2017) zijn de sectorale wetten en besluiten voor wat betreft bodemverontreiniging nog van kracht. Echter binnen enkele jaren zal de wet – en regelgeving ten aanzien van Bodem waarschijnlijk opgaan in de omgevingswet. Voorliggende nota anticipeert met haar modulaire opbouw op de beleidsdocumentenstructuur van de Omgevingswet. Bodem zal als aspect deel uit gaan maken van de integrale afweging met betrekking tot beleidskeuzes ten aanzien van de fysieke leefkwaliteit.

Enkele kenmerkende beleidskeuzes welke in de Nota bodembeheer nader worden toegelicht betreffen:

  • In deze Nota is gestreefd naar een overzicht van procedures voor wat betreft bodem binnen het gemeentelijk grondgebied, waarbij ook het gefaseerd deelsaneringsplan van de kern Eijsden zoveel mogelijk is geïntegreerd.

  • Voor het toepassen van grond en baggerspecie geldt zoveel mogelijk de generieke normstelling uit het Besluit bodemkwaliteit.

  • Hergebruik van grond binnen de regio Heuvelland wordt op basis van deze Nota, inclusief bodemkwaliteitskaart mogelijk gemaakt.

  • In veel voorkomende gevallen geldt voor diverse wettelijke sporen een verminderde onderzoeksinspanning op basis van de regionale BKK wat kan leiden tot kortere procedures en kostenbesparingen.

Kortom, in deze Nota is een nieuwe beleidsrichting uitgewerkt die duurzaam bodemgebruik stimuleert, regionale planvorming niet belemmert en bijdraagt aan een lastenvermindering voor burgers en bedrijfsleven.

Disclaimer

Vigerende wetgeving altijd leidend

De wet- en regelgeving is onderhavig aan aanpassingen/wijzigingen. De vigerende wet- en regelgeving is derhalve altijd leidend.

Bodemonderzoek in het privaatrechtelijke spoor

Voorliggende Nota bodembeheer gaat niet in op het uitvoeren van bodemonderzoek bij private transacties. Of bij private transacties een bodemonderzoek wordt uitgevoerd dan wel gebruik gemaakt wordt van de informatie uit de bodemkwaliteitskaart (BKK) is aan de betrokken partijen.

Bodemonderzoek in het publieksrechtelijke spoor

In het kader van de verlaging van de regeldruk kan op basis van onderliggende Nota bodembeheer in bepaalde situaties worden afgezien van bodemonderzoek bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, in het kader van een Wro-procedure of bij het hergebruik van grond. In plaats van een bodemonderzoek uit te moeten voeren kan gebruik gemaakt worden van de gegevens zoals vastgelegd in de BKK.

De BKK is met de grootste zorgvuldigheid vastgesteld. Deze biedt echter nooit uitsluitsel over onvoorziene omstandigheden op een locatie (bijvoorbeeld de aanwezigheid van puin in de bodem / onbekende dempingen / een niet geregistreerde tank). Daarnaast geeft de BKK geen uitsluitsel over asbest in bodem.

Het is nadrukkelijk de keuze van de initiatiefnemer of hij gebruik maakt van de BKK of dat hij toch een bodemonderzoek laat uitvoeren. Voordat hij deze keuze maakt zal hij zich moeten vergewissen van de voor- en nadelen en de eventuele risico’s.

Indien de initiatiefnemer er voor kiest om gebruik te maken van de BKK kan het zijn dat tijdens de realisatie van de werkzaamheden zaken worden aangetroffen op basis waarvan onderzoek alsnog noodzakelijk is. In dergelijke gevallen is de gemeente niet aansprakelijk voor de onderzoekskosten en/of de gevolg schade.

De eindverantwoordelijkheid voor het toepassen van een partij grond of baggerspecie ligt bij de eigenaar van de locatie waar de grond of baggerspecie wordt toegepast. De gemeente kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortkomt uit onzekerheden in de bodemkwaliteitsdata.

Arbo-wetgeving

Bij het werken in verontreinigde grond kan naast de milieu-gerelateerde regelgeving ook de Arbo-wetgeving van toepassing zijn. Voorliggende Nota Bodembeheer gaat niet in op de eisen die vanuit deze Arbo-wetgeving gesteld (kunnen) worden. De initiatiefnemer en de uitvoerende partij zullen bij het uitvoeren van hun taken zich altijd moeten vergewissen dat conform de geldende Arbo-wetgeving gewerkt wordt.

Relevant hierbij zijn de actuele wet en regelgeving. Thans (onder andere) de CROW publicatie 400 (Werken in of met verontreinigde grond).

1 Inleiding

In deze Nota Bodembeheer heeft de gemeente Eijsden-Margraten haar lokaal bodembeleid vastgelegd. De Nota Bodembeheer beschrijft op welke wijze de gemeente invulling geeft aanhet Besluit bodemkwaliteit voor de droge landbodem. Het Besluit bodemkwaliteit streeft naar een balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu en ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen. Het Besluit is hierin kader stellend, waarbij lokale overheden meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden krijgen voor lokaal bodembeleid.

De aanleiding voor deze Nota bodembeheer is tweeledig. Enerzijds verlopen in 2017 de huidige bodemkwaliteitskaarten met als gevolg een noodzakelijke actualisatie. Anderzijds is voor de openbare ruimte van de kern Eijsden de omgang met grond vastgelegd in een gefaseerd deelsaneringsplan en heeft de gemeente een sterke behoefte om overzicht te creëren in de mogelijkheden ten aanzien van de omgang met grond.

Deze Nota bodembeheer, vanaf nu Nota te noemen, schept een kader waarbinnen de eisen die vanuit de diverse wet- en regelgevingen met betrekking tot bodemkwaliteit zijn vertaald. Via een modulaire beschrijving van beleid en regelgeving, alsmede toezicht en handhaving wordt geanticipeerd op de nieuwe Omgevingswet die in 2019 van kracht gaat worden.

Een belangrijke doelstelling van het Besluit bodemkwaliteit is het zoveel mogelijkhergebruiken van grond/baggerspecie en bouwstoffen, zodat minder primaire grondstoffennodig zijn. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat het hergebruik op een milieuhygiënische verantwoorde wijze plaatsvindt.

Als doelstellingen van deze Nota kan worden gesteld:

  • Optimaal gebruik van de bodem als belangrijk aspect van de fysieke leefkwaliteit;

  • Streven naar een duurzame bodemkwaliteit;

  • Streven naar een lokale verbetering van de bodemkwaliteit.

Een belangrijke doelstelling is daarnaast het bieden van één overzicht van procedures die gelden voor grondwerkzaamheden binnen het grondgebied van de gehele gemeente.

De gemeente Eijsden-Margraten maakt deel uit van het samenwerkingsverband Heuvelland . Dit samenwerkingsverband bestaat uit de gemeenten Eijsden-Margraten, Meerssen, Valkenburg, Gulpen-Wittem en Vaals. Binnen dit samenwerkingsverband trachtten de gemeenten op zo uniform mogelijke wijze het lokale bodembeleid in te vullen.

1.1 Gebiedskarakteristiek

Het heuvelland is gelegen in het zuiden van Limburg en bestaat landschappelijk gezien uit plateau’s en rivierdalen.

De plateaus zijn bezaaid met kleinere dorpen en gehuchten, die in veel gevallen bestaan uit niet meer dan enkele boerderijen. De gemeente Eijsden Margraten wordt in het westelijk deel gekarakteriseerd door het maasdal en het oostelijk deel door een plateaulandschap.

Het landgebruik is divers. Op de hellingen zijn vaak hoogstamboomgaarden en bossages gelegen. De vlakkere plateaus worden gebruikt voor akkerbouw en veeteelt. Het toerisme in dit deel van Limburg is voornaam aanwezig.

De bodem in is een siltrijke Lössbodem op de plateaus en een afwisseling van zandige en kleiige bodem in de rivierdalen. Op een aantal plaatsen dagzoomt mergel. Veel voorkomende grond- en steensoorten zijn naast löss, zand en klei ook stol en silex. De definities van de verschillende specifieke grondsoorten zijn opgenomen in de openingsparagraaf van de module Beleid.

1.2 Vaststelling en geldigheid

De onderhavige Nota, inclusief de bijlagen treedt in werking direct nadat de bestuurlijke vaststelling door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten onherroepelijk is. De geldigheidsduur van deze Nota bodembeheer bedraagt maximaal 10 jaar. Dit is vastgelegd in artikel 53 van het Besluit bodemkwaliteit.

Een bodemkwaliteitskaart moet conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten vernieuwd worden na 5 jaar of als er meer dan 25 % nieuwe onderzoeksgegevens voor handen zijn. Bij het inwerking treden van deze Nota, vervalt het door Burgemeester en Wethouders vastgestelde Bodembeheerplan uit 2012.

1.3 Leeswijzer

In deze Nota Bodembeheer is gekozen voor een modulaire opbouw. De eerste module (Beleid) bestaat uit een onderbouwing van de beleidskeuze die zijn gemaakt door de gemeente. De tweede module (Regelgeving) behandelt de procedures ten aanzien van de omgang met grond binnen de gehele gemeente. Hierin is ook de afstemming met het gefaseerd deelsaneringsplan procedureel uitgewerkt. In de laatste module (Toezicht en handhaving) is de organisatie rondom toezicht en handhaving weergegeven.

2 Module beleid

2.1 Inleiding en definities

In de module beleid zijn de beleidsafwegingen onderbouwd. Hiermee is vastgelegd op welke wijze de gemeente invulling geven aan de wettelijke beleidsruimte die ze hebben bij het toetsen van de (chemische) kwaliteit van de bodem/grond. De invulling heeft plaatsgevonden op basis van een aantal logische stappen. In eerste instantie is het bestaande beleid geëvalueerd. De evaluatie staat aan de basis van een aantal uitgangspunten.

In het licht van de beleidskeuze heeft een afweging plaatsgevonden van functie en kwaliteit voor de verschillende gebiedsdelen. De geactualiseerde bodemkwaliteitskaart en de bestaande bodemfunctieklassenkaart geeft invulling aan deze afweging.

De beleidskeuzes zijn vertaald in een gebiedspecifieke normering.

In onderstaand kader zijn de definities, zoals deze gelden binnen deze Nota bodembeheer.

Grond= Grond is vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, met uitzondering van baggerspecie.

Mergel= Een afzettingsgesteente bestaande uit een mengsel van klei en fijnverdeelde kalk.

Stol= Stol is een mengsel van zand, grind en leem. Dit betreft geen van allen bodemvreemd materiaal. Gelet op uitspraken van de Raad van State wordt een stollaag aangemerkt als bodem (Beleidskader bodem provincie Limburg).

Silex= Tussen de mergel bevinden zich diverse lagen vuursteen (silex), dit is een zeer hard gesteente. Het gesteente wordt vuursteen genoemd.

Kern Eijsden= De kern Eijsden wordt gevormd door de bebouwde kom van het dorp Eijsden, inclusief Mariadorp maar exclusief Poelveld en aanliggend Industrieterrein.

Kernen van de voormalige gemeente Eijsden= De dorpen en gehuchten in het Maas- en Voerdal: Mesch, Withuis, Gronsveld, Oost-Maarland, Rijckholt.

Openbare ruimte= De percelen die in eigendom zijn van overheden.

Particuliere ontgraving=  Een ontgraving uitgevoerd door een particulier waarbij de ontgraven grond met particulier materieel (bijvoorbeeld een aanhangwagen) wordt afgevoerd; de ontgraving is daarmee niet-projectmatig.

2.2 Scope en uitgangspunten

De scope van de Nota ligt op meerdere sporen, waarbij het grondverzetspoor het voornaamste is en de insteek bepaald voor het gebiedspecifiek beleid:

  • Grondverzet / hergebruik;

  • Ruimtelijke ontwikkeling;

  • Bouwen;

  • Bodemsanering (gevallen die niet onder de strekking van de Wbb vallen).

Hiermee wordt invulling gegeven aan het door de BBL ontwikkelde meersporenbeleid. Dit meersporenbeleid ligt aan de basis van een duurzame en efficiënte aanpak van de in de gemeente aanwezige diffuse bodemverontreinigingen.

Bij het opstellen van de Nota zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Het beleid wordt voor zoveel mogelijk sporen uniform opgezet;

  • Streven om zoveel mogelijk de bkk als bewijsmiddel te hanteren (verlichting van de administratieve lasten);

  • De regels dienen handhaafbaar te zijn;

  • Het beleid en regelgeving dient daar waar mogelijk al te anticiperen op de Omgevingswet.

2.3 Alleen voor grond, niet voor grondwater

De Nota doet geen uitspraak over de kwaliteit van het grondwater binnen de Gemeente. Met de generieke kaders van het Besluit bodemkwaliteit is immers voldoende gegarandeerd dat het hergebruiken / toepassen van grond niet zal leiden tot een meer dan marginale beïnvloeding van de kwaliteit van het onderliggende grondwater.

2.4 Niet voor asbest

De bodemkwaliteitskaart doet geen uitspraak over de verwachte asbestconcentraties in de bodem. Asbest neemt een bijzondere positie in. Immers in tegenstelling tot andere stoffen is een bodembelasting met asbest vaak niet te relateren aan historische activiteiten, maar veel meer aan de gebruikte bouwstoffen in een woning / gebouw of aan het voorkomen van asbest in bepaalde ophooglagen en/of erfverhardingen.

Daarnaast biedt de wet- en regelgeving voor asbest, in tegenstelling tot andere bodemverontreinigende stoffen, de gemeenten geen afwegingsruimte. Voor asbest is er maar 1 toetsingsnorm. Dit betreft de zogenaamde restconcentratie norm (= 100 mg/kg d.s.). Bij overschrijding van de norm:

  • Is de grond niet toepasbaar in het kader van het Besluit bodemkwaliteit;

  • Is er ongeacht de omvang (kubieke meters) van de bodemverontreiniging sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarop de Wbb van toepassing is.

2.5 Evaluatie bestaand beleid

In 2012 is het huidige beleid kracht geworden bestaande uit twee bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheernota. Daarnaast is in 2017 een nieuwe bodemkwaliteitskaart vervaardigd als onderlegger van een gefaseerd deelsaneringsplan voor de kern Eijsden. Hiermee is een complex geheel ontstaan van beleidsstukken rondom de omgang met de bodem in de gemeente.

In de praktijk is er veel regeldruk in de vorm van onderzoeken, meldingen en milieukundige begeleiding bij graafwerkzaamheden in de kernen in het Maasdal. Hierdoor worden relatief veel kosten gemaakt en vindt vertraging plaats bij de werkzaamheden. In de overige delen van de gemeente worden geen belemmeringen ervaren.

Op basis van de evaluatie van het bestaande beleid is aanpassing van het beleid gewenst om pragmatische doch verantwoorde oplossingen mogelijk te maken. Daarbij dient de complexiteit en regeldruk voor de burgers en initiatiefnemers worden verminderd.

2.6 Ambitie met betrekking tot de algemene bodemkwaliteit

Overwegend is de bodem/grond in de gemeente schoon en geschikt voor alle mogelijke bodemgebruiksvormen. In enkele dorps- / stadskernen is de grond niet schoon, maar voldoet wel aan de landelijk opgestelde generieke norm voor wonen (Maximale Waarde Wonen). Een uitzondering wordt daarbij gevormd door de kernen in het Maasdal waar sprake is van een diffuse verontreiniging met zware metalen in de grond boven de generieke norm voor wonen.

  • 1.

    De bodemkwaliteitskaart toont aan dat de algemene regionale bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het duurzaam gebruiken van de bodem voor de huidige functies voor het grootste deel van de gemeente. De gemeente ziet dan ook geen toegevoegde waarde voor een actieve verbetering van de gebiedskwaliteit en zet in op het behouden van de huidige situatie.

  • 2.

    Voor een klein deel van de gemeente (kernen in het Maasdal) is de bodemkwaliteit dusdanig dat de niet wordt voldaan aan de landelijke toepassingsnorm. De ambitie van de gemeente is te komen tot een verantwoorde en werkbare omgang met deze verontreinigde grond.

  • 3.

    Het bodembeleid ondergaat op dit moment een transitie. Het huidige saneringsgerichte beleid zal plaats maken voor een beleid dat past binnen de toekomstige Omgevingswet. Een beleid dat zich richt op het duurzaam en efficiënt beheren van bodem en ondergrond. Waarbij een duidelijke accent zal worden gelegd op de bewustwording en bescherming van de functionele eigenschappen die de bodem (van nature) heeft. De gemeente heeft de ambitie uitgesproken om initiatiefnemers nu al bewust te maken dat sommige keuzes – die wettelijk wel mogen – minder wenselijke gevolgen kunnen hebben voor de bodem en ondergrond.

Omgevingswet:

De Omgevingswet zal op zijn vroegst medio 2020 in werking treden. In het kader van die nieuwe wet worden de huidige bestemmingsplannen vervangen door omgevingsplannen. In de omgevingsplannen moeten gemeenten zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De Regio verwacht op basis van de bodemkwaliteitskaart dat de algemene regionale bodemkwaliteit (= een maat is voor de chemische kwaliteit van de bodem) geen belemmering zal vormen bij het toekennen van functies aan locaties.

De Omgevingswet gaat uit van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving. Daarbij worden bij de vorming van beleid het nemen van besluiten alle belangen -die spelen bij het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving- in samenhang gewogen. Het niet actief saneren van de regionale aandachtsgebieden past binnen de gedachte van de toekomstige Omgevingswet. We zetten niet meer sectoraal in op het verbeteren van de bodemkwaliteit, maar daar waar nodig op het verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

2.7 Beheergebied: Afstemming regio en provinciaal beleid

De Nota is van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente en is afgebakend door de gemeentegrens.

Bij gebiedspecifiek beleid is, naast schone grond, alleen hergebruik van diffuus verontreinigde grond toegestaan die afkomstig is uit het gebied waarop de Nota bodembeheer betrekking heeft (stand-still). De gemeente accepteert echter ook grond uit de gemeenten die zijn verbonden in het samenwerkingsverband Heuvelland, te weten Eijsden-Margraten, Meerssen, Valkenburg, Gulpen-Wittem en Vaals.

De Nota is uitsluitend van toepassing op hergebruik van grond en baggerspecie op landbodem. Voor hergebruik van grond of baggerspecie in oppervlaktewater is het bevoegd gezag aan de waterkwaliteitsbeheerders. Binnen de gemeente Eijsden-Margraten zijn dat Rijkswaterstaat (Maas) en het waterschap Limburg (Voer). Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor het Besluit voor het beheergebied van de Maas, hiervoor hebben zij geen gebiedspecifiek beleid opgesteld, dit betekent dat voor het stroomgebied van de Maas de regels uit het generieke beleid van toepassing zijn.

Daarnaast wordt expliciet verwezen naar het Beleidskader Bodem 2016 van de provincie Limburg. In deze provinciale beleidsnota is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid en interpretatieruimte van wet- en regelgeving. De basis is een aanpak van bodemverontreiniging langs vier sporen (het meersporenbeleid). Daarnaast is het provinciaal beleid met sterk verontreinigde grond (Wet bodembescherming) omschreven. De gemeente Eijsden-Margraten wil zich conformeren aan de uitgangspunten uit het Beleidskader bodem 2016.

In de uitwerking van het bodembeleid voor het gehele grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten worden beleidskeuzen met betrekking tot de omgang met grond afgestemd met andere regelgeving langs de vier sporen (Wbb, Woningwet/ Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wro en Besluit bodemkwaliteit). Hiermee wordt vanuit een integraal perspectief naar de omgang van grond gekeken, voor zover de gemeente hiervoor bevoegd gezag is. Speciale aandacht is tevens vereist voor een aantal grondwaterbeschermingsgebieden in het Eijsden-Margraten. Binnen deze gebieden is een toepassing van grond met een kwaliteit slechter dan de klasse “wonen” niet mogelijk. Deze restricties zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening van de Provincie Limburg, welke van kracht is sinds 2014.

2.8 Beleidsbeslissingen

Op basis van evaluatie, ambitie en de uitgangspunten voor het beleid kunnen de volgende Beleidsbeslissingen op hooflijnen worden opgesomd. Deze vormen de basis voor de nadere invulling van gebiedspecifiek beleid en de basis voor de regelgeving, zoals opgenomen in desbetreffende module en overzichtelijk weergegeven in een schema in bijlage 5.

Beleidsbeslissing 1: Hergebruik stimuleren binnen de gemeente/Heuvelland via de normale BBK procedure en het gebruik van de Bodemkwaliteitskaart.

Beleidsbeslissing 2: Particulieren in de oude kernen van de voormalige gemeente Eijsden ontlasten voor wat betreft regeldruk omtrent graafwerkzaamheden kleinschalige ontgravingen.

Beleidsbeslissing 3: Heterogene zones: Voor enkele zones in de bodemkwaliteitskaart is de heterogeniteit hoog, met als gevolg dat de kaart niet als bewijsmiddel voor grondverzet kan worden gebruikt.

Beleidsbeslissing 4: Openbare ruimte: Met de Wet Bodembescherming is een regeling afgestemd om regeldruk van projecten de openbare ruimte kern Eijsden te verminderen voor de gemeente, WML en Enexis.

2.9 Besluit bodemkwaliteit en Eijsden-Margraten

Voor wat betreft hergebruik van grond en baggerspecie, zijn in het Besluit bodemkwaliteit de volgende algemene uitgangspunten opgenomen:

  • de kwaliteit van de her te gebruiken grond en baggerspecie, moet geschikt zijn voor de functie (landbouw/natuur, wonen of industrie) van het gebied waarbinnen de grond of baggerspecie wordt toegepast;

  • de kwaliteit van de her te gebruiken grond en baggerspecie, mag niet slechter zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem van het gebied/de locatie waarbinnen de grond of baggerspecie wordt toegepast.

Wat betreft de te hanteren regelgeving voor het hergebruik van grond en baggerspecie, geeft het Besluit de gemeenten de verantwoordelijkheid met de keuze uit twee mogelijkheden:

  • Gebruikmaking van het algemene, landelijke beleid voor het hergebruik van grond en baggerspecie: het zogenaamde generieke beleid. Dit beleid wordt gekarakteriseerd door een hoog beschermingsniveau.

  • Voor de verkrijging van noodzakelijk of gewenst lokaal maatwerk voor het hergebruik van grond en baggerspecie, de vaststelling van zogenaamd gebiedspecifiek beleid. Met behulp van gebiedspecifiek beleid kan met behulp van lokale invulling van de normen de maatschappelijke ontwikkelingen worden gefaciliteerd. Deze normen worden lokale maximale waarden genoemd (LMW’s).

De invulling van het bodembeleid voor de gemeente Eijsden-Margraten houdt verband met enerzijds de maatschappelijke opgaaf (paragraaf 2.11) en anderzijds de kwaliteit en duurzame geschiktheid van de bodem voor de lokale functie (paragraaf 2.12).

In Eijsden is in verband met de aanwezigheid van een zinkwitfabriek de bodem ter plaatse van de terreinen rondom de fabriek licht tot sterk verontreinigd geraakt met zware metalen. Met name binnen de oudere gedeelten van de bebouwde kom zijn zinkslakken toegepast in de bodem. Het Besluit bodemkwaliteit biedt via het gebiedspecifieke beleid ten aanzien van diffuse verontreinigingen de mogelijkheid om lokale invloed uit te oefenen op de normering. De aanwezigheid van diffuus verhoogde gehalten vormt hiertoe de directe aanleiding.

2.10 Afstemming Wet Bodembescherming

In het algemeen geldt dat wanneer sprake is van een ernstig geval bodemverontreiniging gehandeld moet worden volgens de Wet bodembescherming waarbij de vastgestelde normen uit het besluit bodemkwaliteit gehanteerd worden als terugsaneerwaarden.

In de voormalige gemeente Eijsden is in verband met de aanwezigheid van een zinkwitfabriek met name de bovengrond ter plaatse van de terreinen rondom de fabriek en de oude kernen licht tot sterk verontreinigd geraakt met zware metalen. Direct gevolg hiervan is de regellast en kosten die gepaard gaan met relatief kleine ontgravingen, niet zijnde projectmatige ontgravingen. Met name de particulieren hebben ‘last’ van deze regellast en kosten. Om zo veel mogelijk te streven naar bovengenoemde uitgangspunten is in samenspraak met de provincie Limburg en Rijkswaterstaat gezocht naar een goed passende oplossing.

Voor de openbare ruimte van de oude kern Eijsden is het initiatief vanuit de gemeente genomen door een gefaseerd deelsaneringsplan te laten opstellen opdat kosten en procedures worden verminderd. Samen met de provincie Limburg en Rijkswaterstaat is invulling gegeven aan verantwoorde en pragmatische procedures voor de omgang met sterk verontreinigde grond. Per 6 Juli 2017 is het gefaseerd deelsaneringsplan oude kern Eijsden van kracht.

In de module regelgeving is aandacht besteed aan de procedures en afstemming tussen de verschillende regelgevingen.

2.11 Maatschappelijke opgaaf

De maatschappelijke opgaaf binnen de gemeente Eijsden-Margraten wordt gevormd door ontwikkelingen binnen de bebouwde kommen van Eijsden en Margraten. Binnen Eijsden wordt momenteel (2017) de uitbreidingswijk Poelveld ingericht aan de noordzijde van de bebouwde kom van Eijsden. In de oude kern wordt de laatste hand gelegd aan de herinrichting van het centrum. In Margraten is het plan Heiligerweg (Bloesemgaard) in uitvoering.

Daarnaast vinden er binnen de gemeente de komende jaren diverse infrastructurele werken plaats in het kader van het regulier onderhoud, rioleringsrenovatie en de aanleg van gas-, water- en elektraleidingen alsmede glasvezel. Bij deze werkzaamheden vinden tevens graafwerkzaamheden en hergebruik van grond plaats, waarbij rekening moet worden met de eisen uit onderhavige nota.

2.12 Functie en kwaliteit

De interactie tussen bodemkwaliteit en bodemfunctie vormt de rode draad voor het lokale beleid. Indien de kwaliteit van de her te gebruiken gebiedseigen grond voldoet aan de lokale functiegerichte normen voor duurzaam bodemgebruik is er geen belemmering voor hergebruik en kan gebruik worden gemaakt van het generieke kader. Een lokale gebiedspecifieke invulling van het beleid is noodzakelijk indien de kwaliteit van de her te gebruiken grond niet voldoet aan deze normen. Deze lokale invulling is gebaseerd op de ambities van de gemeente Eijsden-Margraten .

De onderleggers voor de bodemfunctie en de bodemkwaliteit zijn respectievelijk de bodemfunctieklassenkaart en de bodemkwaliteitskaart. Deze kaarten vormen de basis voor de invulling van lokaal beleid.

2.12.1 De functies binnen de gemeente

De gemeente Eijsden-Margraten heeft op een bodemfunctieklassenkaart de functies van het gehele grondgebied vastgelegd. De kaart maakt onderscheid tussen de volgende functies:

  • Landbouw/natuur;

  • Wonen;

  • Industrie.

Dit zijn de functies die gelden in het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit. Bij een gebiedspecifieke invulling van het lokale bodembeleid voor het gebied moeten de functies verder gespecificeerd worden. Onderstaand is het verband tussen de generieke functies en de gebiedspecifieke functies weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Omwille van uniformiteit is bij het opstellen van lokaal beleid zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de generieke functie. Echter daar waar het niet anders kon is gebruik gemaakt van de bodemfunctie in het gebiedspecifiek beleid.

In bijlage 1 (bijlage van het rapport LievenseCSO, 2016) is de bodemfunctieklassenkaart van de gemeente Eijsden-Margraten weergegeven.

2.12.2 Kwaliteit van grond

De kwaliteit van de grond is oorspronkelijk vastgelegd in twee bodemkwaliteitskaarten, die beide zijn vervaardigd op basis van de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten (2007). In 2016 heeft evaluatie van de bodemkwaliteitskaarten plaatsgevonden.

  • 1.

    Bodemkwaliteitskaart bebouwde kom voormalige gemeente Eijsden (MWH, 2011, M10B0233);

  • 2.

    Bodemkwaliteitskaart heuvelland (CSO, 2011, 10k145).

  • 3.

    Notitie Evaluatie bodemkwaliteitskaarten Regio Heuvelland en bebouwde kom voormalige gemeente Eijsden (Lievense CSO, 2016, 16M1131.NOT2).

  • 4.

    In 2016 heeft voor de openbare ruimte van de oude kern Eijsden een verdere specificering plaatsgevonden (Sweco, 2016).

In de bijlage 1 zijn de rapportages van de relevante bodemkwaliteitskaarten opgenomen. De uitkomsten van de meest recente kaarten is in de volgende paragraaf samengevat.

Een belangrijk aandachtspunt voor wat betreft de bodemkwaliteitskaart is de heterogeniteit binnen de verschillende bodemkwaliteitszones. Indien sprake is van hoge heterogeniteit, is het gemiddelde minder representatief voor de bodemkwaliteitszone. Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de grond is minder aan te bevelen.

2.13 Samenvatting bodemkwaliteit gemeente Eijsden-Margraten

De meest actuele beschrijving van de bodemkwaliteit van de gemeente Eijsden-Margraten is afkomstig van enerzijds de Notitie evaluatie bodemkwaliteitskaarten Regio Heuvelland en bebouwde kom voormalige gemeente Eijsden (Lievense CSO, 2016, 16M1131.NOT2). Anderzijds is de specificering van de bodemkwaliteitskaart voor de openbare ruimte van de oude kern in Eijsden (Sweco, 2016) kort aangeduid in deze paragraaf. 

Uit de evaluatie blijkt dat ten opzichte van de oorspronkelijke bodemkwaliteitskaarten van MWH en CSO (punt [1]+[2] voorgaande paragraaf):

  • De bodemkwaliteitsklassen van de zones zijn beperkt veranderd; De bodemkwaliteit van ‘Buitengebied Eijsden’ valt nu binnen de klasse Wonen;

  • Voor de meeste bodemkwaliteitszones is voor één of meerdere stoffen een sterke heterogeniteit vastgesteld. De bodemkwaliteitszones bevatten ruim voldoende waarnemingen om de heterogeniteit goed te beschrijven. De bodemkwaliteitskaart is daarmee voldoende betrouwbaar;

  • In de gemeente Eijsden-Margraten zijn de relatief hoge gehalten met zink in de bodemkwaliteitszones van de bovengrond ‘Eijsden kern voor 1970’, ‘Eijsden kern na 1970’, ‘Eijsden wonen overig voor 1970’ en in de bodemkwaliteitszone van de ondergrond ‘Eijsden kern voor 1970’ bevestigd.

  • Er is nog steeds geen noodzaak voor een controle op het saneringscriterium in de overige bodemkwaliteitszones.

Samengevat kan de bodemkwaliteit als volgt worden omschreven:

Tabel overzicht toetsing bodemkwaliteit gemeente Eijsden-Margraten; bron: Notitie evaluatie bodemkwaliteitskaarten Regio Heuvelland en bebouwde kom voormalige gemeente Eijsden (Lievense CSO, 2016, 16M1131.NOT2)

afbeelding binnen de regeling

In de oude kern van Eijsden is voor wat betreft de openbare ruimte de bodemkwaliteit als volgt beschreven. De toetsing van de gemiddelden aan zware metalen leidt tot het resultaat zoals weergegeven in de onderstaande tabel:

Deelgebied

Bovengrond

Ondergrond

1 Voor 1950

Niet toepasbaar

Niet toepasbaar

2 Na 1950

Industrie

Industrie

De klassenbepalende stoffen zijn zink en cadmium.

2.14 Beleidskeuzes (gebiedspecifiek) en onderbouwing

2.14.1 Inleiding

De lokale invulling van het bodembeleid voor de gemeente Eijsden-Margraten is weergegeven in dit hoofdstuk.

De invulling is afhankelijk van een aantal uitgangspunten:

  • 1.

    De evaluatie van het bodembeleid in de gemeente Eijsden-Margraten, aangevuld met de specifieke invulling voor particulieren en de openbare ruimte van de kern Eijsden;

  • 2.

    De omgang met sterk verontreinigde grond is geborgd in de procedures Wbb;

  • 3.

    De bodemkwaliteit en functie en het daaraan verbonden risicoprofiel.

  • 4.

    De wens van de gemeente om procedures met betrekking tot graafwerkzaamheden beter inzichtelijk te maken, efficiënter in te richten en daardoor de handhaafbaarheid te verbeteren en de bestuurlijke lasten te beperken.

Het doel van het gebiedspecifiek beleid is het faciliteren van maatschappelijke ontwikkelingen, zonder dat er risico’s zijn bij het gebruik van de bodem. De maatschappelijke ontwikkelingen in de openbare ruimte behelzen met name wegreconstructies en de aanleg en onderhoud van kabels en leidingen.

In dit hoofdstuk is op basis van de genoemde uitgangspunten invulling gegeven aan bodembeleid waarbij een onderscheid is gemaakt tussen de bebouwde kommen van de voormalige gemeente Eijsden en de overige delen van de gemeente. Dit houdt verband met het verschil in verontreinigingsprofiel, zoals eerder besproken.

2.14.2 Bebouwde kommen voormalige gemeente Eijsden

Gebiedspecifiek beleid is noodzakelijk omdat de bodemkwaliteit niet voldoet aan de functie. Binnen de bebouwde kom geldt dit voor gemiddelden van stoffen voor een aantal zones uit de bodemkwaliteitskaart bebouwde kommen Eijsden:

Bovengrond

Eijsden vóór 1970;

Eijsden na 1970;

Wonen overig vóór 1970;

Ondergrond

Eijsden vóór 1970;

Als voor deze zones het generieke kader wordt gevolgd betekent dit dat hergebruik van gebiedseigen grond niet mogelijk is. Door Lokale Maximale Waarden te definiëren wordt hergebruik van gebiedseigen grond wel mogelijk gemaakt.

Voor bovengrond van de zones “Eijsden vóór 1970 “, “Eijsden na 1970”, “wonen overig voor 1970” en de ondergrond van de zone “Eijsden voor 1970” voldoet het gemiddelde niet aan de maximale waarde voor ‘Wonen’. Voor voornoemde zones voldoet het 50percentiel van de stoffen over het algemeen wel of nagenoeg aan de maximale waarden voor de klasse “wonen”, behalve voor zink.

Gezien de lage dynamiek van deze zones is er voor gekozen om de LMW’s op het generieke functienormniveau te leggen, in dit geval de maximale waarde voor de functieklasse “Wonen”. In 50 % van de gevallen is hergebruik binnen de zone mogelijk. Hiermee wordt een verbetering van de bodemkwaliteit naar een kwaliteit die hoort bij het gebruik van de functie. De uitzondering wordt gevormd door de stof zink, waarvoor de maximale waarde voor de functieklasse “Industrie” geldt.

Ter onderbouwing van de lokale maximale waarden is een risico-onderbouwing noodzakelijk voor die stoffen die afwijken van het generieke functienormniveau. In dit geval is het zink waarvoor de maximale waarde voor de functieklasse “Industrie” geldt als Lokale maximale waarde. In bijlage 2 is een rapport van de Risicotoolboxbodem opgenomen waarin de risico’s met betrekking tot zink in Eijsden worden beschouwd. Voor zink is het gemiddelde van de zone Eijsden kern voor 1970 ingevoerd.

Bij het bodemgebruik wonen met tuin is er geen sprake van humane risico’s voor de gemiddelden en wordt uitgegaan van een matig ecologisch beschermingsniveau.

In de onderstaande tabel is de relatie weergegeven tussen de bodemfunctie en het humaan en ecologisch beschermingsniveau.

Tabel 3: Humaan en ecologische beschermingsniveau per bodemfunctie

Bodemfunctie

Humaan

Mate bodemcontact

Humaan

Mate gewasconsumptie

Ecologisch Beschermingsniveau

wonen met tuin

Veel

Beperkt

Gemiddeld

plaatsen waar kinderen spelen

Veel

Geen

i) met een gemiddelde ecologisch waarde

Gemiddeld

ii) weinig ecologische waarde

Matig

moestuin en volkstuinen:

Veel

Gemiddeld

i) grote moestuinen

Veel

ii) kleine moestuinen

Gemiddeld

landbouw

Veel

Beperkt

Gemiddeld

natuur

Weinig

Geen

Hoog

groen en natuurwaarden

Weinig

Geen

Gemiddeld

ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie

Weinig

Geen

Matig

i) nagenoeg geheel verhard

ii) niet nagenoeg geheel verhard

De afwijking van het ecologisch niveau van gemiddeld naar matig kan worden onderbouwd door te veronderstellen dat het grootste deel van de bebouwde kom bebouwd is en er bijvoorbeeld geen sprake is van een villawijk met veel groen. Er wordt geaccepteerd dat het maximale ecologische beschermingsniveau niet wordt gehaald, omdat door herontwikkeling van het deelgebied absoluut gezien de ecologie verbeterd wordt ten opzichte van de huidige situatie.

Op basis van voornoemde argumenten is gekozen voor de industrienorm voor zink. De industrienorm, 720 mg/kg ds. voor zink, ligt net boven het 50 percentiel voor de zone. Zo blijft minimaal circa 50% van de hergebruikmogelijkheden gehandhaafd.

De gemeente kan er voor kiezen om het beheergebied, zijnde het gebied waar de grond van afkomstig is, te beperken tot de gemeentegrens van Heuvelland. Hiermee wordt voorkomen dat er een aanrijking van verontreiniging plaats vindt binnen dit gebied. Indien grond van elders wordt aangevoerd, dient deze te voldoen aan de functienorm, zijnde “wonen”. Hiermee wordt op den duur een bodemkwaliteit bereikt die past bij het duurzaam bodemgebruik. Dit geldt dus ook voor de kwaliteit van de aanvulgrond bij saneringen.

2.14.3 Particuliere ontgravingen in de oude kernen van de gemeente Eijsden

Om particuliere kleinschalige ontgravingen te faciliteren is binnen het beleid invulling aan regelgeving gegeven om de regellast te verminderen. Deze regellast was onevenredig groot, omdat de particulieren geconfronteerd worden met eisen rondom het graven in verontreinigde grond. Omdat in deze situaties geen saneringsdoel wordt nagestreefd, is met een uitzonderingsregel voor kleine particuliere ontgravingen een vereenvoudiging van de meldingssystematiek ontwikkeld. In de module regelgeving is deze vereenvoudiging weergegeven.

2.14.4 Openbare ruimte Kern Eijsden

Voor de openbare ruimte van de kern Eijsden hebben de gemeente, WML en Enexis het initiatief genomen om de procedurele last te verminderen. Hiervoor is een gefaseerd deelsaneringsplan opgesteld. Voor de openbare ruimte geldt dezelfde beleidsnormering als de niet-openbare ruimte, echter de regelgeving is specifieke ingevuld.

2.14.5 Overige delen gemeente Eijsden-Margraten

Voor de overige delen van de gemeente Eijsden-Margraten, gelegen buiten de bebouwde kommen van de voormalige gemeente Eijsden zijn de bodemfunctie en bodemkwaliteit met elkaar vergeleken.

Uit deze vergelijking is de statistische bodemkwaliteit van de zone bovengrond Buitengebied Eijsden niet duurzaam geschikt voor het lokale gebruik, omdat de bodemkwaliteitsklasse Wonen niet voldoet aan de bodemfunctieklasse Landbouw/Natuur.

De aanleiding om geen gebiedspecifieke norm te definiëren houdt verband met de lage dynamiek (maatschappelijke opgaaf) binnen dit gebied. Daarnaast is op basis van de statistiek en hoge heterogeniteit gebleken dat er een kans bestaat op incidenteel verhoogde waarnemingen boven de Interventiewaarde. Concreet betekent dit dat hergebruik van grond binnen deze zone vergezeld moet gaan van een partijkeuring.

Hiermee wordt het beschermingsniveau van de zone gehandhaafd en vindt uiteindelijk bodemverbetering plaats, passende bij de functie.

Voor de bovengrond van de zone Bebouwing overige kernen is een bodemklasse bepaald die voldoet aan de achtergrondwaarden. Echter gezien de statistiek van deze zone, waarbij er een kans van circa 25% bestaat dat er sprake is van grond die niet voldoet aan de zonekwaliteit en een verhoogde heterogeniteit, wordt gekozen voor een lokale norm. De hoogte van deze norm ligt op het generiek functieniveau, zijnde Wonen voor zowel de boven- als ondergrond.

Daarbij geldt het beheergebied van Heuvelland als potentieel ontgravingsgebied. Hiermee wordt voldaan aan het stand-still beginsel op regionaal niveau.

Bij de overige zones (Overig buitengebied voor de bovengrond en Buitengebied voor de ondergrond) sluit de bodemkwaliteit aan bij het bodemgebruik. Hiervoor biedt het generieke kader voldoende uitkomst. Een aanvullende risico-afweging is niet noodzakelijk.

2.14.6 Grondwaterbeschermingsgebieden

Binnen de gemeente Eijsden-Margraten zijn drie grondwaterbeschermingsgebieden met waterwingebieden aanwezig:

  • De Tombe;

  • Heer-Vroendaal;

  • De Dommel.

Met betrekking tot de toepassing van grond geldt binnen de grenzen van de waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden dat de kwaliteit moet voldoen aan voorgeschreven maximale waarden. Hierbij wordt verwijzen naar de Omgevingsverordening zoals deze is vastgesteld door GS van de provincie Limburg in 2014.

De volgende artikelen zijn relevant:

Artikel 4.2.1 lid 2: Het is verboden in een waterwingebied grond of baggerspecie toe te passen met een lagere kwaliteit dan de achtergrondwaarden als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.

Artikel 4.3.1 lid 3: Het is verboden in grondwaterbeschermingsgebieden grond of baggerspecie toe te passen indien de kwaliteit van de grond of de baggerspecie de maximale waarde van de kwaliteitsklasse wonen bij toepassing op de bodem of de kwaliteitsklasse A bij toepassing in oppervlaktewater overschrijdt of de kwaliteit van de ontvangende bodem of waterbodem beter is dan de genoemde kwaliteitsklassen. Onder die kwaliteitsklassen wordt verstaan wat het Besluit bodemkwaliteit daaronder verstaat. Op de bodemkwaliteitskaart zijn de grenzen van de grondwaterbeschermingsgebieden en de waterwingebieden aangegeven.

2.14.7 Overzicht lokale normstelling

Het resultaat van de voornoemde uitgangspunten resulteert in de uiteindelijke lokale normstelling. Deze normstelling is deels gebaseerd op het generieke normkader en is deels gebiedspecifiek ingevuld middels Lokale Maximale Waarden (LMW’s). Daarbij is uitgegaan van de bodemkwaliteitszones uit de bodemkwaliteitskaarten.

In de navolgende tabel is de lokale normstelling weergegeven. Daarbij is tevens aangeven welk herkomstgebied van toepassing is per zone. Zo wordt voldaan aan het stand-still beginsel op regionaal niveau.

Bkk

Bodemkwaliteitszone

Norm 1 bodemkwaliteitszone

Definitie herkomstgebied grond

Toelichting

Bovengrond

Eijsden vóór 1970 2

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv de aanwezige bodemkwaliteit.

Eijsden na 19702

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv de aanwezige bodemkwaliteit.

Wonen overig vóór 19702

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv de aanwezige bodemkwaliteit.

Wonen overig na 1970 en industrie2

Landbouw/natuur

Overal

Generiek kader

Buitengebied Eijsden (Maasdal)

Wonen, Landbouw/natuur voor externe grond

Heuvelland

Generiek kader, bodemfunctieklasse is bepalend, toepassing gebiedseigen is mogelijk: LMW Wonen

Overig buitengebied

Landbouw/natuur

Overal

Generiek kader

Bebouwing overige kernen

Wonen

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend

Ondergrond

Eijsden vóór 19702

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv de aanwezige bodemkwaliteit.

Eijsden wonen overig, industrie en na 19702

Wonen, voor Zn Industrie

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend, met voor zink een aanpassing agv uniformering van de norm voor de kern Eijsden

Buitengebied

Landbouw/natuur

Overal

Generiek kader, bodemkwaliteitsklasse is bepalend

Bebouwing

Wonen

Heuvelland

Generiek functienormniveau is bepalend

3 Module Regelgeving

3.1 Inleiding

In deze module Regelgeving van de Nota Bodembeheer Eijsden-Margraten (hierna: Nota) is beschreven binnen welke spelregels het in module Beleid geschetste beleid uitgevoerd kan worden. Het beleid is daarbij uitgewerkt met betrekking tot procedures en onderzoek. Een hoofdrol hierin vormt de Bodemkwaliteitskaart (hierna: BKK) als bewijsmiddel voor de lokale bodemkwaliteit.

De regelgeving rondom grondverzet is in de navolgende alinea’s weergegeven. Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart voor de andere sporen van het meersporenbeleid (Beleidskader Bodem provincie Limburg 2016) is eveneens behandeld in deze module.

De uitwerking van de regelgeving binnen de gemeente Eijsden-Margraten is complex. Zo is er een uitzonderingsregel voor particuliere, niet projectmatige ontgravingen in de oude kernen van de voormalige gemeente Eijsden uitgewerkt (par. 3.3). Daarnaast is er voor de openbare ruimte van de oude kern Eijsden invulling gegeven aan regelgeving met aansluiting aan een gefaseerd deelsaneringsplan (Wbb). Deze invulling, die alleen geldt voor een beperkt aantal rechtsgeldige partijen, is opgenomen in bijlage 4.

Ter verduidelijking van de regelgeving is een schema ontworpen dat is toegevoegd als bijlage 5. In het schema is afhankelijk van de ingreep en de plaats van de ingreep richting gegeven aan de benodigde procedure met verwijzingen naar uitleg in de betreffende alinea’s en bijlagen.

3.2 Grondverzet

3.2.1 Inleiding

Grondverzet vindt plaats conform de regelgeving van het Besluit bodemkwaliteit. In deze nota is via het gebiedspecifiek beleid invulling gegeven aan de lokale normering. De te volgen procedures en onderzoeksverplichtingen zijn plaatsafhankelijk en in de navolgende paragrafen toegelicht. In eerste instantie zijn de diverse randvoorwaarden kort toegelicht.

3.2.2 Milieuhygiënische kwaliteit

Met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit is een toetsing noodzakelijk aan de Lokale Maximale Waarden die gelden voor betreffend terreindeel. Voor de Lokale maximale waarden wordt verwezen naar de toepassingskaarten in bijlage 3.

Een bodemonderzoek is maximaal 5 jaar geldig (bij een ongewijzigde situatie). Voor een onderzoek tussen de 5 en 10 jaar oud moet een historisch onderzoek worden uitgevoerd. Onderzoeken ouder dan 10 jaar kunnen niet als bewijsmiddel dienen. In een volgende paragraaf (3.2.7) zijn de specifieke onderzoekseisen voor Eijsden-Margraten uitgewerkt.

In een grondstromenmatrix zijn de mogelijkheden van grondverzet binnen Heuvelland weergegeven.

3.2.3 Het tijdelijk verplaatsen en op of nabij de dezelfde plaats toepassen

Op grond van artikel 36 lid 3 van Besluit bodemkwaliteit is het tijdelijk verplaatsen of uit de toepassing wegnemen en op of nabij dezelfde plaats onder dezelfde condities toepassen van de grond mogelijk.

  • Voor een nadere invulling van ‘tijdelijke uitname’ wordt aangesloten bij het beleid uitzonderingsbepalingen van het Beleidskader Bodem van de Provincie Limburg 2016 (paragraaf 5.4). Ook wordt aangesloten bij het Handvat tijdelijke uitname van grond en baggerspecie van het Agentschap NL, van 7 juli 2010.

De gemeente ziet toe op een correcte naleving, waarbij het niet verslechteren van de lokale milieubelasting als leidend principe wordt gehanteerd. Gezien de heterogeniteit van de grond is het voor de initiatiefnemer tevens van belang zich te realiseren dat moet worden voldaan aan het zorgplichtbeginsel en de ARBO-regelgeving. Vanuit dat oogpunt is onderzoek altijd onontbeerlijk.

Specifieke onderzoekseisen bij tijdelijke uitname gelden voor ontgravingen in de zones “Eijsden vóór 1970 “, “Eijsden na 1970”, “wonen overig voor 1970” en ondergrond Eijsden vóór 1970” omdat hier de kans groter is dat er sprake is van sterk verontreinigde grond. Indien dat vermoeden bestaat is een onderzoek vanuit de eise van de Wet Bodembescherming noodzakelijk.

3.2.4 Bijmenging anders dan grond- of grondmateriaal

Er mag in de toe te passen partij grond niet meer dan 20 % [m/m] bijmenging zitten die niet bestaat uit grond.

3.2.5 Toepassing van grond dient nuttig te zijn

Partijen grond mogen binnen de kaders van het Besluit bodemkwaliteit alleen worden toegepast als sprake is van een nuttige toepassing. Is dit niet het geval, dan wordt de toepassing gezien als een middel om zich te ontdoen van afvalstoffen en gelden op grond van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen strengere regels. Nuttig toepassen betekent ook dat niet meer materiaal mag worden toegepast dan nuttig en functioneel is.

Nuttige toepassingen zijn gedefinieerd in artikel 35 van het Besluit bodemkwaliteit:

  • a)

    Toepassing in bouw- en wegconstructies, waaronder wegen, spoorwegen en geluidswallen.

  • b)

    Toepassing in ophogingen van industrieterreinen, woningbouwlocaties en landbouw- en natuurgronden, met het oog op het verbeteren van de bodemgesteldheid.

  • c)

    Toepassing voor het afdekken van een saneringslocatie of als bovenafdichting voor een stortplaats, met het oog op het voorkomen van nadelige gevolgen voor mens, plant of dier als gevolg van contact met het onderliggende materiaal.

  • d)

    Toepassing in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen

    van de Kaderrichtlijn water, bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart;

  • e)

    Toepassing in aanvullingen, waaronder de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel van de toepassingen bedoeld in a tot en met d.

  • f)

    Verspreiding van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen, met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang aangrenzende percelen.

  • g)

    Verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater, uitgezonderd uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden en platen, met het oog op de duurzame vervulling van de ecologische en morfologische functies van het sediment.

  • h)

    Tijdelijke opslag van grond en baggerspecie, bestemd voor de toepassingen bedoeld in onderdeel a tot en met e, gedurende maximaal drie jaar op landbodems of gedurende maximaal 10 jaar in oppervlaktewater.

  • i)

    Tijdelijke opslag van baggerspecie, bestemd voor toepassingen bedoeld in a tot en met f, gedurende maximaal drie jaar op percelen gelegen naast de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is.

Onder bepaalde voorwaarden, is voor de tijdelijke opslag van grond geen vergunning op grond van de WABO of Waterwet nodig. In onderstaande tabel zijn de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit stelt aan de verschillende vormen van tijdelijke opslag opgenomen.

Indien grond tijdelijk wordt opgeslagen dient dit minimaal vijf dagen van te voren gemeld te worden. Opgemerkt wordt dat de tijdelijke opslag niet strijdig mag zijn met andere wet- en regelgeving zoals de WABO. Tevens blijft de zorgplicht van toepassing. Aanbevolen wordt om alvorens een tijdelijke opslag te realiseren contact op te nemen met de gemeente Eijsden-Margraten.

Tabel 5: Overzicht vormen van opslag en bijbehorende eisen

Vorm van tijdelijke opslag

Voorwaarden van het Besluit

Maximale duur opslag

Kwaliteitseisen

Meldingsplicht

Kortdurende opslag

6 maanden

Geen1)

Ja

Tijdelijke opslag op landbodem

3 jaar

Kwaliteit moet voldoen aan de kwaliteit v.d. ontvangende bodem

Ja, met voorziene duur van opslag en eindbestemming

Opslag bij tijdelijke uitname

Looptijd werkzaamheden

Geen

Nee

1) Kwaliteit mag de maximale waarde klasse industrie niet overschrijden

3.2.6 Procedures

Meldingen hergebruik/toepassingen vrijkomende grond

De meldingsplicht geldt voor alle toepassingen van grond en baggerspecie, met uitzondering van:

  • -

    toepassing van grond of baggerspecie door particulieren mits door particulieren zelf uitgevoerd;

  • -

    toepassing van grond of baggerspecie binnen een landbouwbedrijf als de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel grond waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel grond waar de grond of baggerspecie wordt toegepast;

  • -

    verspreiden van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen;

  • -

    toepassing van schone grond en baggerspecie in hoeveelheden kleiner dan 50 m3. Voor hoeveelheden vanaf 50 m3 schone grond moet eenmalig de toepassingslocatie worden gemeld.

  • -

    tijdelijke uitname (zoals besproken in de voorgaande paragraaf).

Degene die grond of baggerspecie gaat toepassen moet dit ten minste vijf werkdagen van te voren melden via het Meldpunt bodemkwaliteit (http://www.meldpuntbodemkwaliteit.nl). Hier vindt u ook nadere informatie over het melden. Iedere melding wordt direct (elektronisch) doorgezonden aan het bevoegd gezag en aan degene die belast zijn met het toezicht op de naleving. Het bevoegd gezag controleert de meldingen.

Aanvullend op deze meldingsplicht worden particulieren verzocht om kleinschalig grondverzet binnen de oude kernen van Eijsden te melden aan de gemeente. In bijlage 6 is dit formulier opgenomen. Dit formulier is geen verplichting vanuit het Besluit bodemkwaliteit.

3.2.7 Onderzoek

Onderzoek bij grondverzet

Het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel bij grondverzet is mogelijk onder voorwaarden:

  • 1.

    Het moet aantoonbaar zijn dat de grond die wordt toegepast afkomstig is uit een van de bodemkwaliteitszones van de bodemkwaliteitskaart, waarbij de bovengrondzones “Eijsden vóór 1970 “, “Eijsden na 1970”, “wonen overig vóór 1970”, “Buitengebied Eijsden” en de ondergrondzone “Eijsden vóór 1970 “zijn uitgezonderd, vanwege het niet voldoen aan de functienorm van het gemiddelde en/of de hoge mate van heterogeniteit.

  • 2.

    Het moet aantoonbaar zijn dat de toe te passen partij grond afkomstig is uit een bodemlaag die is gedefinieerd in de bodemkwaliteitskaart;

  • 3.

    Op de locatie mogen geen bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden (onverdachte locatie);

  • 4.

    Als de partij ook is voorzien van een ander geldig bewijsmiddel (partijkeuring of erkende kwaliteitsverklaring) dan geldt het andere bewijsmiddel als milieuhygiënische verklaring, omdat deze een directere uitspraak doet over de kwaliteit van de betreffende partij grond of baggerspecie.

Om aan voorwaarde 3 te voldoen dient een vooronderzoek, conform NEN5725/NEN5707 te worden uitgevoerd. Dit onderzoek dient te voorkomen dat grond afkomstig van verdachte locaties zonder onderzoek elders wordt toegepast. Op basis van dit vooronderzoek dient ook bepaald te worden of de locatie asbestverdacht is. Indien uit het vooronderzoek volgt dat sprake is van een verdachte locatie, dan dient minimaal een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Indien de gemeten gehalten voldoen aan de toepassingsnorm, kan aan voorwaarde 3 worden voldaan.

Ter plaatse van de verschillende zones is sprake van een verhoogde heterogeniteit. De gemeente acht desondanks het gevaar gering dat er sprake is van het toevallig toepassen van sterk verontreinigde grond. Derhalve is het gebruik van de bodemkwaliteitskaart toegestaan, uitgezonderd de zones bij voorwaarde 1.

3.2.8 Grondstromenmatrix

In een grondstromenmatrix zijn de mogelijkheden van grondverzet binnen de gemeente Eijsden-Margraten weergegeven. Daarbij is uit gegaan van de resultaten van de verwachte ontgravingsklasse (tabel 2.2 van de bodemkwaliteitskaart LievenseCSO 2016, zie bijlage 1). Naast de mogelijkheden voor grondverzet binnen de gemeente op basis van de bodemkwaliteitskaart zijn er eveneens mogelijkheden voor hergebruik vanuit de gelijknamige zones voor de andere gemeenten in Heuvelland. Daarbij zijn geen mogelijkheden op basis van de kaart voor de zones “Bebouwing dalkernen” en de zones “Geuldal” (boven- en ondergrond).

afbeelding binnen de regeling

3.2.9 Asbestonderzoek

Indien uit het vooronderzoek conform NEN5725 volgt dat de locatie mogelijk asbestverdacht is, dan dient een asbestonderzoek conform NEN5707 uitgevoerd te worden. De gemeente Eijsden-Margraten sluit hierbij aan op het landelijke asbestbeleid. Indien er onduidelijkheden bestaan over de te volgen onderzoeksopzet, dient contact opgenomen te worden met de gemeente Eijsden-Margraten.

3.2.10 Gebruik bodemkwaliteitskaart bij overige sporen

Zowel binnen het gemeentelijke beleid als het landelijke beleid is er voor gekozen om de aanpak van de bodemverontreiniging te combineren met de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. De bodemkwaliteit dient bepaald te worden bij bouwaanvragen, grondverzet, bestemmingswijzigingen en in situaties waarbij gesaneerd moet worden. Door bij al deze procedures dezelfde bodemkwaliteitseisen te stellen, wordt invulling gegeven aan het meersporenbeleid.

De Bodemkwaliteitskaart kan worden ingezet voor de volgende sporen:

  • Omgevingsvergunning ten behoeve van bouwen (WABO);

  • Bestemmingsplanwijziging Wro;

In artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht is opgenomen dat een bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden door een persoon of instelling die daartoe is erkend op grond van het Besluit bodemkwaliteit. In enkele gevallen kan op basis van de bouwverordening geheel of gedeeltelijk worden afgeweken van de plicht tot het indienen van een bodemonderzoeksrapport voor het uitvoeren van een volledig bodemonderzoek, omdat wordt voldaan aan ten minste één van onderstaande voorwaarden:

  • het bouwen heeft betrekking op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht (Bor), artikelen 2 en 3 van bijlage II;

  • er zijn voldoende (bruikbare) recente gegevens met betrekking tot de bodemgesteldheid aanwezig;

  • het bouwen heeft betrekking op een bouwwerk, waarin niet voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;

  • het bouwoppervlak is kleiner dan 50 m2;

  • het desbetreffende bouwwerk raakt de grond niet of het bestaande, niet wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.

Vanaf 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht. Gelijktijdig met de Wet ruimtelijke ordening is eveneens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van kracht geworden. In het Besluit ruimtelijke ordening blijft de verplichting bestaan voor onderzoek naar de bestaande toestand en de gewenste kwaliteit van de bodem. Daarnaast moet de uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk worden gemaakt. In het Besluit ruimtelijke ordening is niet vastgelegd hoe de bodem onderzocht moet worden.

Op basis van bovenstaande wordt gesteld dat de bodemkwaliteitskaart in combinatie met een vooronderzoek conform NEN5725 als bewijsmiddel mag dienen voor een bodemgeschiktheid voor een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een bestemmingsplanwijziging.

In het onderstaand schema is aangegeven wanneer en op welke wijze de bodemkwaliteitskaart kan worden ingezet voor een aanvraag omgevingsvergunning bouwen of een aanpassing van het bestemmingsplan.

afbeelding binnen de regeling

De Bodemkwaliteitskaart kan niet worden ingezet voor de volgende sporen:

  • Makelaar/Taxateur;

  • Grondaankoop en –verkoop;

  • Nulsituatie Wm vergunning;

In deze gevallen is lokaal bodemonderzoek noodzakelijk.

Een belangrijke voorwaarde voor het gebruik van de Bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel is het vooronderzoek. Indien uit het vooronderzoek blijkt dat sprake is van een verdachte locatie, met beïnvloeding van een lokale puntbron, kan de kaart niet als bewijsmiddel worden toegepast.

Het Wet bodembeschermingsspoor (Wbb) is primair van toepassing op saneringswerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op het aanbrengen van aanvulgrond op een ernstig verontreinigde locatie is de Wbb en het Bbk van toepassing. De kwaliteit van de toe te passen grond, die afkomstig is van buiten de ontgravingslocatie, dient vast te zijn gesteld met behulp van een partijkeuring, inclusief vooronderzoek. Een uitzondering kan worden gemaakt voor grond die afkomstig is van andere delen van Heuvelland. Conform de mogelijkheden zoals weergegeven in de paragraafe “grondstromenmatrix” kan de bodemkwaliteitskaart mogelijk worden aangewend als bewijsmiddel in plaats van de partijkeuring.

Binnen de gemeentegrenzen wordt de toepassingskaart gebruikt om te bepalen wat de kwaliteit van de leeflaag dient te zijn. Uitzonderingen hierop zijn de moes- en volkstuinen, plaatsen waar kinderen spelen en grondwaterwingebieden.

3.3 Regelgeving niet-projectmatige ontgravingen in de kernen van de voormalige gemeente Eijsden

Voor wat betreft de kernen van de voormalige gemeente Eijsden is in verband met de aanwezigheid van een diffuus ernstige verontreiniging naast het Besluit bodemkwaliteit ook artikel 28 van de Wet bodembescherming (handelingen om de bodem te saneren dan wel de verontreiniging te verminderen of te verplaatsen) van kracht, waarbij de bevoegdheid bij de provincie is gelegen.

De diffuse verontreinigingen, binnen gebieden van de bebouwde kommen van de voormalige gemeente Eijsden gerealiseerd voor 1970, passen eigenlijk niet binnen de gevalsdefinitie zoals deze in de Wbb is opgenomen. Het gaat om een diffuse situatie, die meer een beheersbenadering vraagt.

Deze benadering wordt in de navolgende paragrafen vastgelegd voor kleine (particuliere) ontgravingen (tot 25 m3) waarbij de keten van ontgraving en verwerking van de verontreinigde grond is beschreven.

Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • Voor de kleinschalige ontgravingen is geen sprake van een saneringsdoel;

  • De onderzoeksverplichtingen gelden voor de bovengrondzones “Eijsden vóór 1970 “, “Wonen overig voor 1970” en de ondergrondzone “Eijsden vóór 1970“.

  • Het minimale onderzoeksplichtig (ten aanzien van de Wbb of Bbk) graafvolume is 25 m3. Vanuit de ARBO kan echter onderzoek verplicht worden gesteld bij kleinere graafvolumes.

  • Een vrijstelling voor de verplichting van milieukundige begeleiding, analoog aan de randvoorwaarden voor BUS “Tijdelijk uitplaatsen”;

  • Een vrijstelling voor de aannemer voor wat betreft de certificering BRL7000;

  • De kenbaarheid in het kader van de Wkpb is verankerd in de meldingsprocedure;

3.3.1 Particuliere projectmatige ontgravingen tot 25 m3

In de gebieden van de bebouwde kommen van de voormalige gemeente Eijsden, gerealiseerd voor 1970, worden de particuliere initiatieven waarbij projectmatig ontgravingen tot 25 m3 plaatsvinden onevenredig belemmert door de aanwezigheid van sterk verontreinigde grond en de kosten die hieraan verbonden zijn. Voor deze activiteiten is in principe de Provincie bevoegd gezag, aangezien er ontgravingen plaatsvinden van ernstig verontreinigde grond. Om de burgers zo veel mogelijk te faciliteren is er in samenspraak met de afdeling Handhaving en Monitoring van de provincie Limburg en Agentschap NL een voorwaardenpakket opgesteld voor projectmatige ontgravingen tot 25 m3. Deze zijn hieronder opgenomen.

Voorwaarden voor particuliere ontgravingen:

  • Er geldt geen onderzoeksplicht;

  • Er dient minimaal vijf dagen voor aanvang van de graafwerkzaamheden bij de gemeente een melding ingediend te worden. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van het in bijlage 6 opgenomen meldingsformulier;

  • De locatie waar de grond vrijkomt dient vermeld te worden;

  • Wanneer de ontgraving gaat plaatsvinden dient vermeld te worden;

  • Er dient aangegeven te worden hoeveel grond ontgraven wordt;

  • Er dient aangegeven te worden of de grond op de locatie wordt herschikt dan wel naar welke erkende verwerker de grond wordt afgevoerd;

  • Een bewijs van afvoer (begeleidingsbrief of afvoerbonnen) dient uiterlijk twee weken na afvoer aan de gemeente overlegd te worden;

  • Een keer per jaar wordt door de gemeente een evaluatieverslag opgesteld voor de provincie Limburg waarin alle gegevens van de particuliere projectmatige ontgravingen vermeld staan.

Indien de burgers gebruik willen maken van de regeling voor particuliere projectmatige ontgravingen tot 25m3, zijn zij verplicht middels het als bijlage 6 toegevoegde meldingsformulier grondverzet te melden.

3.3.2 Particulier projectmatige ontgravingen groter dan 25 m3

Bij projectmatige ontgravingen en ontgravingen groter dan 25 m3 dient altijd de Wet bodembescherming gevolgd te worden. Dit betekent concreet dat er een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN5740 moet worden uitgevoerd met daarbij een BUS-melding of saneringsplan dat ter goedkeuring bij de provincie Limburg ingediend moet worden.

4 Module toezicht en handhaving

De gemeente Eijsden-Margraten is bevoegd gezag in het kader van het Besluit bodemkwaliteit voor de toepassing van grond en baggerspecie binnen haar grond- en bevoegdhedengebied.

De HandhavingsUitvoeringsMethode (HUM) Besluit bodemkwaliteit is onder regie van Bodem+ ontwikkeld in 2010. Deze HUM geldt als basis en als naslagwerk bij toezicht en handhaving binnen de gemeente Eijsden-Margraten, waarbij de toezicht en handhavingstaken zijn ondergebracht bij de RUD Zuid-Limburg.

De HUM Bbk bestaat uit 2 delen:

  • 1.

    Hoofddocument

    het hoofddocument behandelt per situatie aan aantal aspecten, zoals wet- en regelgeving, de mogelijke risico’s en op welke wijze een toezichthouder kan handelen. Tevens wordt vanuit het oogpunt van ketenhandhaving aangegeven welke handhavingspartners er bij betrokken kunnen worden. Het hoofddocument kan zowel bij de voorbereiding van het toezicht worden gebruikt, maar is ook als naslagwerk bruikbaar.

  • 2.

    Velduitgave

    De velduitgave is bedoeld als zakboek dat tijdens de werkzaamheden buiten geraadpleegd kan worden. Deze velduitgave is door de schema’s en tabellen toegankelijk en werkbaar in de dagelijkse praktijk.

Indien blijkt dat de betrokken initiatiefnemer zich niet conformeert aan het gestelde in deze nota bodembeheer is sprake van een overtreding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In de voornoemde HUM is ingegaan op de mogelijkheden tot bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van het besluit.

Gezien het feit dat iedere toepassing moet worden gemeld, wordt bij een geconstateerde overtreding of afwezigheid van de melding, de toepasser hierop aangesproken.


Noot
1

De norm is de toepassingsnorm ivm grondverzet. Deze norm is weergegeven in een toepassingskaart in bijlage 3.

Noot
2

De normstelling geldt ook voor de openbare ruimte.