Uitvoeringsbeleid externe veiligheid

Geldend van 06-10-2021 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbeleid externe veiligheid

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders

Van de gemeente Eijsden-Margraten d.d.

17-12-2019

1. Management samenvatting

Binnen de gemeente Eijsden-Margraten vinden risicovolle activiteiten zoals het transport en de opslag van gevaarlijke stoffen plaats. Activiteiten met gevaarlijke stoffen in een bepaalde omvang kunnen bij incidenten leiden tot effecten op de omgeving. In een dergelijke situatie zijn de activiteiten in het kader van externe veiligheid relevant.

Het huidige landelijk beleid (NMP4) is erop gericht dat burgers niet onnodig moeten worden blootgesteld aan de gevaren van gevaarlijke stoffen bij incidenten.

Voor de verschillende risicobronnen (bedrijven, wegen, spoorlijnen, binnenvaart en buisleidingen) gelden wettelijke bepalingen met normeringen voor het aspect externe veiligheid. De gemeente voert het beleid externe veiligheid uit met behulp van deze beleidsnota.

Hierin is opgenomen op welke wijze de gemeente invulling geeft aan haar wettelijke taak en legt op hoofdlijnen vast hoe ze omgaat met de verantwoording van het groepsrisico. De voorliggende beleidsnota geeft een invulling over de wijze waarop de verantwoording van het groepsrisico in de besluiten van de gemeente terechtkomt.

Waarom deze nieuwe beleidsnota externe veiligheid voor de gemeente Eijsden-Margraten?

Het huidige Beleid Externe Veiligheid van de gemeente Eijsden-Margraten is vastgesteld voor de periode 2013 tot 2018. Het “oude” beleid is zeer theoretisch en is te weinig toegesneden op de eigen situatie. Het bestaande beleid blijkt lastig toepasbaar in de praktijk, waardoor de vergunningverlening werd bemoeilijkt. Redenen om een geactualiseerd beleid op te stellen dat afgestemd is op de eigen gemeentelijke situatie en beter toepasbaar is. Gekozen is voor een uitvoeringsbeleid.

Het nieuwe beleid geeft per risicobron aan met welke afstanden rekening dient te worden gehouden en geeft een blauwdruk voor de verantwoording groepsrisico vanwege ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicobron.

Het uitvoeringsbeleid dient als uitgangspunt voor het Omgevingsplan van de gemeente.

Onderdeel van de beleidsnota zijn flowschema’s voor de verschillende risicobronnen. De schema’s worden toegepast bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van een risicobron.

Er is sprake van een conserverende situatie. Er doen zich geen complexe externe veiligheidssituaties voor. Er zijn geen “grote” woningbouwprojecten te verwachten.

De voorliggende beleidsnota is afgestemd met RUD-Zuid Limburg en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

De voorliggende beleidsnota heeft een informatief karakter en geeft de burgers inzicht in welke risicobronnen binnen de gemeente zijn gelegen. Het beleid geeft op hoofdlijnen inzicht in de werkwijze van de gemeente bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van een risicobron of de oprichting c.q. wijziging van een risicobron.

Om de beleidsnota beknopt en praktisch te houden worden de wettelijke kaders niet uitvoerig beschreven in de beleidsnota. Externe veiligheid is een beleidsveld met eigen begrippen en definities. Deze zijn in bijlage 1 nader omschreven. Hierbij is voor een aantal begrippen geanticipeerd op de Omgevingswet met bijbehorende AMvB’s (zoals het Besluit kwaliteit leefomgeving).

2. Uitgangspunten uitvoeringsbeleid

2.1 Wat is externe veiligheid?

Gevaarlijke stoffen zijn niet weg te denken uit onze samenleving. Onze samenleving is een groot deel afhankelijk van het gebruik van gevaarlijke stoffen (o.a. ammoniak voor koelingen, waterstof, de grondstoffen voor medicijnen, propaangas, aardgas, lpg en benzine voor het tanken van auto’s). Gevaarlijke stoffen worden dan ook in grote hoeveelheden gewonnen, geproduceerd, opgeslagen, toegepast, verhandeld en getransporteerd. Dat brengt risico’s met zich mee. Het is dan ook niet uit te sluiten dat er incidenten kunnen ontstaan. Grote incidenten die leiden tot een ramp binnen Nederland zijn beperkt. De kans op een ramp is heel klein, maar niet uit te sluiten.

De verschillende activiteiten met gevaarlijke stoffen (in bepaalde omvang) die plaatsvinden binnen de gemeente Eijsden-Margraten (zoals transport, handelingen en opslag) zijn de bronnen die risicorelevant zijn. De verschillende bronnen (o.a. transportroutes, buisleiden en bedrijven) noemen we risicobronnen. De omvang van een activiteit met een gevaarlijke stof is bepalend of er sprake is van een risicorelevantie. Bijvoorbeeld: het vrijkomen uit de transportverpakking van één liter van een gevaarlijke stof heeft een ander effect, dan 80 ton van dezelfde gevaarlijke stof. De effecten van een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stof die vrijkomt bij een incident, kan leiden tot gewonden en zelfs dodelijke slachtoffers.

De gemeente moet in de (ruimtelijke)besluitvorming deze risico’s afwegen en vaststellen (verantwoordingsplicht). Een maatschappelijk lastig aspect is dat de gemeente een afweging maakt over de kans op dodelijke slachtoffers.

In de besluitvorming is minder aandacht voor de kans op gewonden die kunnen vallen tijdens een incident. Hiervoor is er een verplichting opgenomen dat een afweging onder bepaalde omstandigheden samen met de veiligheidsregio wordt opgesteld. Wanneer deze afweging noodzakelijk is wordt in de verschillende hoofdstukken nader toegelicht.

RRGS

Er is op basis van artikel 12.12 van de Wet milieubeheer een openbaar register dat gegevens bevat over de verschillende risicobronnen. De verschillende risicobronnen binnen de gemeente Eijsden-Margraten zijn opgenomen in het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS) en de bijbehorende Risicokaart.

Ev-signaleringkaart

Daarnaast is er een handige tool om toetsingen uit te kunnen voeren; ev-signaleringskaart. De aandachtsgebieden en contouren die nodig zijn voor de toetsing is in de kaartviewer van de gemeente opgenomen. Voor de toepassing van het uitvoeringsbeleid dient de quickscan te worden uitgevoerd. Indien deze quickscan wordt geactiveerd worden de verschillende aandachtsgebieden van de verschillende risicobronnen weergegeven op de topografische kaart.

2.2 Welk beleid wordt gevoerd in Nederland?

We hanteren in Nederland de risicobenadering. Hiervoor is gekozen omdat de kans op een incident zeer klein is. Wat houdt een risicobenadering in? De risicobenadering houdt in dat de kans op een incident mee wordt genomen in de afweging. Dat neemt niet weg dat wanneer een incident zich voordoet, het effect groter is dan de contouren die gelden op basis van de risicobenadering. Dit is een gevolg van het feit dat het hier gaat om een rekenkundige benadering. Gelet op het nationale beleid dient de gemeente deze benadering als uitgangspunt voor het uitvoeringsbeleid toe te passen. Deze berekening ziet er als volgt uit.

Kans x effect = risico

Bij externe veiligheid is het uitgangspunt een kans van één op de miljoen dat iemand komt te overlijden ten gevolge van een activiteit met gevaarlijke stoffen.

Om getalsmatig inzicht te krijgen in de betekenis van een kans van één op een miljoen is hieronder een uiteenzetting van de kans op overlijden per jaar door een bepaalde activiteit.

afbeelding binnen de regeling

Uit het voorgaande blijkt dat de kans op overlijden ten gevolge van een activiteit met gevaarlijke stoffen vele male lager is gelegen dan bijvoorbeeld het rijden in een auto dat velen van ons dagelijks doen.

Het landelijk beleid dat wordt gevoerd is dusdanig dat de kans op overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen zeer klein is ten opzichte van de dagelijkse activiteiten die plaatsvinden. Het risico kan niet tot nul worden teruggebracht. Dat zou namelijk betekenen dat we activiteiten met gevaarlijke stoffen moeten staken. Dat is niet realistisch.

De “externe veiligheid” op de ontwikkelingslocatie moet als aanvaardbaar worden aangemerkt ondanks dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen als zich een incident met gevaarlijke stoffen voordoet. De kans op een incident met gevaarlijke stoffen is namelijk zeer klein. Een voorbeeld van een incident met gevaarlijke stoffen is het ontploffen van een LPG-tankwagen.

In Nederland is tot op heden geen LPG-tankwagen geëxplodeerd. De kans op een dergelijk incident wordt o.a. beschreven in het scenarioboek externe veiligheid. Uit het scenarioboek externe veiligheid blijkt dat de kans op een explosie van een tankwagen 3.0 x 10-10 bedraagd. De kans is dus 1 op 30 miljard ofwel zeer, zeer klein ofwel verwaarloosbaar, maar nog steeds niet uit te sluiten.

Zoals aangegeven zorgt een incident met gevaarlijke stoffen voor een effect op de omgeving. Anders gezegd heeft een incident met gevaarlijke stoffen een effect op een gebied. In het gebied kunnen slachtoffers vallen. Uit het voorgaande blijkt dat externe veiligheid ook een ruimtelijke aspect kent (effectgebied). De wet- en regelgeving hieromtrent bepaald welke ruimtelijke mogelijkheden kunnen worden benut. De regelgeving geeft de gemeente twee afwegingskaders:

  • 1.

    Plaatsgebonden risico

  • 2.

    Groepsrisico

Ad. 1

Het plaatsgebonden risico is een harde norm en wordt als contouren weergegeven.

Het gaat hierbij om een risico op een dodelijk slachtoffer binnen een bepaald gebied waarbij de kans op het incident is verdisconteerd. Afwijken van deze regel is niet mogelijk. De regelgeving bepaald wanneer kan worden afgeweken en onder welke omstandigheden. De gemeente heeft geen eigen beleidsvrijheid om af te wijken van de bepalingen.

Ad. 2

Het groepsrisico is veel gecompliceerder.

Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek met een oriënterende waarde. De oriënterende waarde is geen harde norm. Het is een referentielijn die ervoor moet zorgen dat de gemeente een gemotiveerd besluit zal nemen over de veiligheidssituatie van een groep personen binnen een vastgesteld gebied (invloedsgebied). Dat wil zeggen dat de gemeente een afweging dient te maken waarom eventueel van de oriënterende waarde wordt afgeweken.

In sommige gevallen kent de wetgeving bepalingen die aangeven dat een verantwoording niet noodzakelijk is. Het handelt om bijvoorbeeld kleine projecten (realisatie van één woning). Hierop is de uitzonderingsgrond van toepassing (0,1 maal de oriënterende waarde). Deze uitzonderingsgrond wordt verder in de voorliggende beleidsnota besproken.

De gemeente moet bij een wijziging van het groepsrisico een verantwoording afleggen over het genomen besluit. Hierbij moet in ieder geval aandacht besteedt worden aan mogelijke alternatieven en risicoreducerende maatregelen.

2.3 Landelijke regelgeving

Het landelijke beleid voor externe veiligheid is vastgelegd in verschillende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s):

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi),

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt),

  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Daarnaast gelden voor bepaalde inrichtingen (aanvullende) wettelijke kaders, zoals bijvoorbeeld:

  • Circulaire effectafstanden LPG-tankstations,

  • Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations,

  • Activiteitenbesluit milieubeheer

In tabel 1 is een overzicht opgenomen van de meest voorkomende risicobronnen en het van toepassing zijnde landelijk beleidskaders.

Tabel 1: Overzicht risicobronnen en geldende beleidskaders

Inrichtingen 

Risicobron

Wettelijkkader

Toelichting

Bevi-inrichtingen

Bevi

Indien inrichting behoort tot artikel 2 Bevi

LPG-tankstations

Bevi en circulaire effectafstanden LPG-tankstations 1

Tankstations zonder LPG-verkoop vallen niet onder de werking van het Bevi

LNG-tankstations

Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations 2

Interim beleid

Propaantanks ≤ 13 m3

Activiteitenbesluit

 

Propaantanks > 13 m3

Bevi

 

Windturbines

Activiteitenbesluit

Bij plaatsing op land

Transportroutes 

Risicobron

Wettelijkkader

Toelichting

Wegen

Bevt

 

Waterwegen

Bevt

 

Spoorwegen

Bevt

 

Buisleidingen 

Risicobron

Wettelijkkader

Toelichting

Aardgas

Bevb

Bij diameter ≥ 50 mm én werkdruk ≥ 16 bar

Aardolieproducten

Bevb

Bij diameter ≥ 70 mm én werkdruk ≥ 16 bar

Overige stoffen

Bevb

Bij diameter ≥ 70 mm én werkdruk ≥ 16 bar

2.4 Verantwoording groepsrisico

Een onderdeel bij het nemen van een (ruimtelijk) besluit is de verantwoording van het groepsrisico. Wat het groepsrisico inhoud wordt verderop in de voorliggende beleidsnota beschreven. Voor het vaststellen van ruimtelijke plannen met (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een risicobron (transportas weg, spoorlijn, vaarwater, buisleiding of inrichting) is de verantwoording groepsrisico een wettelijke verplichte taak op basis van:

  • artikel 12 en 13 van het Bevi,

  • artikel 7 en 8 van het Bevt,

  • artikel 12 van het Bevb.

De inhoud van de verantwoording varieert per risicobron en beleidskader, maar vaste onderdelen die vrijwel altijd beschouwd moet worden zijn:

  • inzicht in het aantal aanwezige personen;

  • de hoogte van het groepsrisico;

  • de mogelijke rampincidenten die kunnen optreden;

  • de bestrijdbaarheid van een incident;

  • de zelfredzaamheid van personen bij een incident.

Voor de inhoud van de verantwoording is daarnaast ook bepalend of sprake is van een beperkte of volledige verantwoording. In artikel 8, lid 2 Bevt en artikel 12, lid 3 Bevb is vastgelegd wanneer sprake is van een beperkte verantwoording. Het Bevi biedt geen mogelijkheid voor een beperkte verantwoording.

Een van de onderdelen van de verantwoordingsplicht is de bestrijdbaarheid van een incident en de zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied. Voor deze onderdelen dient de Veiligheidsregio Zuid-Limburg om advies gevraagd te worden.

Geen verantwoording

Wanneer is geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. In de voorliggende beleidsnota worden afstanden (invloedsgebied) genoemd.

Indien een ruimtelijk plan is gelegen buiten de afstanden van het invloedsgebied of aandachtsgebied is een verantwoording niet aan de orde.

In de paragraaf externe veiligheid van een ruimtelijk plan kan worden volstaan met een beschrijving van de relevante risicobronnen en de constatering dat het plan buiten de relevante risicocontouren en/of invloedsgebieden ligt, waardoor een verantwoording groepsrisico niet noodzakelijk is.

Standaard verantwoording

In bepaalde gevallen is een standaard verantwoording van het groepsrisico afdoende. In de voorliggende beleidsnota is aangegeven bij welke afstand een standaard verantwoording voldoende is.

In de paragraaf externe veiligheid van een ruimtelijk plan wordt een beschrijving gegeven van de risicobronnen en relevante contouren en/of het invloedsgebied. Volstaan kan worden met een standaardverantwoording. De standaardverantwoording is per risicobron in de voorliggende beleidsnota opgenomen.

Maatwerk verantwoording

Toepassing van de standaardverantwoording is niet mogelijk. De inhoud van de maatwerkverantwoording is afhankelijk van de betreffende risicobron(nen).

  • Bevi-inrichtingen: een maatwerkverantwoording conform artikel 13 van het Bevi. De ontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied van een bedrijf;

  • Transportroutes (weg, spoor, water): een maatwerkverantwoording conform artikel 8, lid 1 van het Bevt. De nieuwe ontwikkeling is gelegen binnen de 200 meter van een transportroute;

  • Buisleidingen: een maatwerkverantwoording conform artikel 12, lid 1 van het Bevb. De nieuwe ontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied van een buisleiding.

Voor een maatwerk verantwoording (ruimtelijke plannen) kan een adviesverzoek worden aangevraagd bij de RUD Zuid-Limburg. Er is een stroomschema opgesteld om te bepalen of een advies noodzakelijk wordt geacht voor een ruimtelijke ontwikkeling. Het stroomschema is in bijlage E opgenomen.

2.5 Wat is nu het groepsrisico?

Het gaat over een groep personen die komt te overlijden ten gevolge van een incident met gevaarlijke stoffen. De officiële definitie van groepsrisico in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is". Het invloedsgebied is niet gelijk aan het hele effectgebied. Het invloedsgebied wordt afgebakend door de 1% letaliteitsgrens hetgeen (als vuistregel) overeenkomt met de 10-8 contour.

  • Het groepsrisico kent geen harde norm, maar een oriënterende waarde.

  • Er geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

De aspecten die bij de verantwoording moeten worden uitgelegd en afgewogen staan beschreven in de verschillende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Daarbij moet een vergelijking worden gemaakt met een vastgestelde oriëntatiewaarde. De oriënterende waarde is een richtwaarde waar de gemeente zich zoveel mogelijk aan moet houden. De gemeente heeft zoals gezegd de bevoegdheid om goed onderbouwd hiervan af te wijken.

Het groepsrisico wordt weergeven in een fn-curve (grafiek 1).

afbeelding binnen de regeling

Het aantal potentiële slachtoffers binnen het invloedgebied (N) wordt uitgezet tegen het risico op een ongewoon voorval (incident) met gevaarlijke stoffen (F).

Hieronder volgt een korte uitleg over de bovenstaande grafiek. In de grafiek is te zien hoe het risico per jaar (F) en het aantal slachtoffers (N) zich tot elkaar verhouden:

  • hoe hoger het groepsrisico,

  • hoe hoger het risico dat er dodelijke slachtoffers vallen.

  • Hoe verder het groepsrisico naar rechts verplaatst, hoe meer potentiële slachtoffers er aanwezig zijn binnen het invloedsgebied.

De stippellijn geeft de oriëntatiewaarde weer. De oriënterende waarde is dus geen harde norm, maar een richtwaarde waarmee rekening moet worden gehouden bij het nemen van een besluit (omgevingsvergunning of ruimtelijke procedure). Bij het nemen van een besluit dient er een verantwoording van het groeprisico plaats te vinden. Is de “veiligheidssituatie” aanvraadbaar voor de personen die zich in het invloedsgebied van een risicobron bevinden.

Links in de grafiek geldt dat de groepsrisicocurve hoog is vanwege weinig mensen met een hoog risico, naar rechts wordt de groepsrisicocurve steeds lager door veel mensen met een lager risico.

De grafiek is gecompliceerd vanwege de logaritmische schaalverdeling. Dat wil zeggen dat de oriënterende waarde een rechte lijn is omdat de getallen op de x- en y-as zijn omgerekend middels een logaritme. Vereenvoudigd gezegd is de afstand gelijk, de schaalverdeling is verschillend. Er is wiskundig sprake van een macht van 10.

Wiskundig betekent dat het getal 10 een 1 wordt (log 10 = 1 ofwel 101). Een toename van enkele personen binnen het invloedsgebied heeft dan ook geen signifikante invloed op het groepsrisico. De log van 1 (persoon) is namelijk 0. Een toename van 4 personen heeft nauwelijks invloed op het groepsrisico.

Bijvoorbeeld de logaritme van 14 is 1,15. Ofwel de toename van één gezinswoning leidt niet tot een significante toename van het grepsrisico.

Enkele voorbeelden (bron: infomil):

  • Er worden nieuwe woningen in het invloedsgebied gebouwd: het potentiële aantal slachtoffers (N) neemt toe en de groepsrisicocurve verschuift naar rechts. Zo kan een overschrijding van de oriëntatiewaarde ontstaan.

  • Er worden veiligheidsmaatregelen bij een bedrijf (met opslag gevaarlijke stoffen) genomen: als hierdoor de kans op vrijkomen van gevaarlijke stoffen door een calamiteit (F) kleiner wordt, verschuift de groepsrisicocurve omlaag.

  • Herinrichting invloedsgebied : het verplaatsen van personen binnen het invloedsgebied kan ook gevolgen hebben voor het groepsrisico. Bijvoorbeeld als nieuwe appartementen die beoogd zijn binnen het invloedsgebied in de planfase worden verplaatst verder bij de risicobron vandaan. Dan zal de groepsrisico-curve lager beginnen, omdat er minder mensen zijn met een hoog risico. Wel zal de groepsrisicocurve dan verder naar rechts verschuiven, doordat een groter aantal personen aan weinig risico worden blootgesteld.

Uit de verschillende inventarisaties blijkt dat in vele gevallen wordt voldaan aan de uitzonderingsvoorwaarden op grond van de verschillende AMvB’s, waardoor een standaard verantwoording van het groepsrisico voor een ontwikkeling van een enkele woning voldoende wordt geacht. Het aantal personen binnen het invloedsgebied neemt met de realisatie van één woning niet significant toe.

In de voorliggende beleidsnota is per risicobron aangegeven wanneer een verantwoording noodzakelijk wordt geacht.

De voorliggende beleidsnota geeft het kader voor het bepalen of volstaan kan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico. Het beleid voorziet in teksten die opgenomen dienen te worden voor een standaard verantwoording groepsrisico.

Er liggen binnen de gemeentegrenzen geen zeer grote chemische bedrijven die leiden tot beperkingen voor de realisatie van ruimtelijke projecten. Voor de overige risicobronnen zijn de aandachtsgebieden dan wel het invloedsgebied meerdendeel beperkt.

Op basis van onderzoeken die binnen de gemeente zijn uitgevoerd blijkt dat de externe veiligheidssituatie voor wat betreft het plaatsgebonden- en oriënterende waarde nergens wordt overschreden, noch zijn er knelpunten.

2.6 Afweging Veiligheidsregio Zuid-Limburg

De wetgeving bepaalt dat bij ontwikkelingen binnen een vastgelegde afstand tot een risicobron of de oprichting, wijziging van een risicobron, de Veiligheidsregio Zuid- Limburg voor advies gevraagd moet worden.

Het advies van de Veiligheidsregio zal een toelichting geven op welke wijze de hulpdiensten zijn voorbereid op het incident, de hulpverlening die hierbij noodzakelijk wordt geacht en geeft maatregelen om het aantal slachtoffers te beperken. Hierbij spelen de omvang van een ramp en de mogelijkheid dat mensen in een plangebied zich zelf kunnen redden een belangrijke rol.

In het advies van de Veiligheidsregio kunnen naast de ruimtelijke beperkingen tevens maatrelen en voorzieningen worden voorgeschreven die kunnen worden getroffen om het aantal slachtoffers te beperken. Het voorschrijven van voorzieningen en maatregelen is bij ruimtelijke ontwikkeling niet afdwingbaar is, vanwege het ontbreken van een wettelijke instrumentarium.

De gemeente tracht de Veiligheidsregio in een vroeg stadium te informeren over ontwikkelingen binnen de gemeente.

Verkort geeft de Veiligheidsregio in het afgegeven advies inzicht in de de volgende aspecten:

  • mogelijkheid de personen binnen het plangebied te alarmeren,

  • de omvang van een ramp,

  • de voorbereiding van de bestrijding, het incident kunnen bestrijden (o.a. bluswatervoorziening), de bereikbaarheid van de locatie en

  • de zelfredzaamheid van de personen in het plangebied.

Deze aspecten dient de gemeente mee te nemen bij de besluitvorming.

2.7 Omgevingswet

Op 1 januari 2019 zal de Omgevingswet in werking treden. In deze beleidsnota is met een aantal uitgangspunten van de Omgevingswet met betrekking tot omgevingsveiligheid reeds rekening gehouden. Deze nota dient tevens als beleidskader voor het omgevingsplan dat in de toekomst door de gemeente wordt opgesteld. In het laatste hoofdstuk van deze visie is de systematiek van de Omgevingswet uitgewerkt.

3. Risicobronnen

Binnen de gemeente Eijsden-Margraten kunnen we de volgende risicobronnen onderscheiden:

  • I.

    Transport van gevaarlijke stoffen over de weg (A2, proviciale wegen)

  • II.

    Transport van gevaarlijke stoffen per spoor (Maastricht-Visé)

  • III.

    Transport van gevaarlijke stoffen over het water (Maas en Albertkanaal)

  • IV.

    Transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding (hogedruk aardgasleiding, aardolieproducten)

  • V.

    Bedrijven met gevaarlijke stoffen (o.a. Bevi-inrichtingen)

  • VI.

    Overige risicovolle bronnen om rekening mee te houden

  • VII.

    Risicocolle bronnen buiten de gemeentegrenzen

In de voorliggende beleidsnota wordt per risicobron weergegeven met welke afwegingen rekening dient te worden gehouden.

3.1 Scenario’s

Zoals reeds opgemerkt leiden incidenten met gevaarlijke stoffen tot effecten op de omgeving. Deze worden in de regel bepaald door een drietal scenario’s en/of een combinatie van onderstaande:

  • Brand (warmtestraling en gifwolk);

  • Explosie (BLEVE, drukgolf en warmtestraling);

  • Gifwolk (toxische wolk).

Afhankelijk van de omstandigheden, waarin het incident plaatsvindt leidt dit tot effecten voor de omgeving. Dat wordt het effectgebied genoemd. Binnen het effectgebied kunnen slachtoffers vallen.

3.2 Toekomstige ontwikkelingen Eijsden-Margraten

De gemeente Eijsden-Margraten heeft een Lokale woonvisie 2019-2025 vastgesteld. Deze woonvisie geeft een doorkijk in de bouwmogelijkheden voor de komende jaren. Er zijn de komende decenia geen grote woningbouwprojecten te verwachten. De verwachting is dat er nog enkele woningen worden toegevoegd en er enkele inbreidingslocaties worden ontwikkeld. Het uitvoeringsbeleid is dan ook grotendeels gebaseerd op kleine ruimtelijke ontwikkelingen.

Gelet op het voorgaande zal in de meeste gevallen deze kleine ruimtelijke ontwikkelingen geen signifikante bijdrage leveren voor wat betreft het groepsrisico. In specifieke situaties blijft maatwerk noodzakelijk.

4. Risicobron I: Transport over de weg

In de gemeente Eijsden-Margraten vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over verschillende transportassen:

  • de Rijksweg A2 (Maastricht- België);

  • de N278 (Maastricht-Vaals);

  • overige wegen (gemeentelijke transportroutes).

Voor wat betreft de “externe veiligheid” zijn niet alle wegen relevant. Over de derde groep, de overige wegen vinden zodanig weinig transport met gevaarlijke stoffen plaats dat deze niet relevant zijn in het kader van externe veiligheid.

4.1 Rijksweg A2

De Rijksweg A2 is opgenomen in het Basisnet en is opgedeeld in verschillende wegvakken. Voor gemeente Eijsden-Margraten zijn de wegvakken L48 (knooppunt Europaplein – afrit 58 (Eijsden)) en L92 (afrit 58 (Eijsden) – Grens België) relevant.

Plaatsgebonden risico

In het Basisnet is opgenomen dat voor de Rijksweg A2 ter hoogte van de gemeente Eijsden-Margraten geen PR 10-6 bestaat.

Plasbrandaandachtsgebied

Er is sprake van een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter (gemeten vanaf de buitenste kantstrepen van de weg). Binnen deze afstand gelden verplichtingen ten aanzien van het toepassen van voorgeschreven voorzieningen op basis van het Bouwbesluit.

Tabel 2: Wegvakken Basisnet A2 nabij gemeente Eijsden-Margraten

afbeelding binnen de regeling

Uit de telgegevens van Rijkswaterstaat blijkt dat over het wegvak L48 en L92 transporten met LF1, LF2, LT1, LT2, GF2, GF3, GT3 en GT4 plaatsvinden. Het transport van een stof die is ingedeeld in de klasse GT4 (toxisch gas) heeft hierbij de grootste 1% letaliteitsafstand (invloedsgebied), meer dan 4.000 meter.

LF1 is een brandbare vloeistof

LF2 is een licht ontvlambare vloeistof

LT1-2 is een toxische vloeistof

GF3 is een brandbaar gas

GT3-4 is een toxisch gas

4.2 Provinciale weg N278

De N278 is een provinciale weg, die Maastricht via Cadier en Keer en Margraten met Aken verbindt. Over deze weg vindt op kleine schaal transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze weg maakt geen deel uit van het Basisnet.

Er heeft in het verleden een proviciaal onderzoek plaatsgevonden naar de externe veiligheidssituatie van de provinciale wegen binnen de provincie Limburg. Op 21 september 2010 is een rapport uitgebracht waarin deze externe veiligheidssituatie voor de provinciale wegen binnen Limburg is beschreven (“Externe veiligheid provinciale wegen”, kenmerk D01011.000093). In het rapport zijn de risicorelevante provinciale wegen nader onderzocht. Uit het rapport blijkt dat de provinciale wegen binnen het grondgebied Eijsden-Margraten geen plaatsgebonden risico kennen.

Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico voor de risicorelevante wegen binnen Limburg, op enkele uitzonderingen na (noord-Limburg), niet meer dan 0,1 maal van de oriënterende waarde bedraagt.

Onderzoek RUD Zuid-Limburg

Als onderbouwing voor het uitvoeringsbeleid is door de RUD Zuid-Limburg een onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de N278.

Middels het voorgeschreven rekenpakket RBM II zijn de omgevingsveiligheidsrisico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N278 berekend. Berekeningen zijn uitgevoerd voor de huidige en de toekomstige situatie.

Uit onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s over de N278 in het kader van het Uitvoeringsbeleid externe veiligheid Eijsden-Margraten volgt dat:

  • geen sprake is van een plaatsgebonden risico PR 10-6;

  • geen plasbrandaandachtsgebieden (PAG) geldt;

  • het groepsrisico in de huidige situatie lager is dan de oriëntatiewaarde, maar iets hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;

  • het groepsrisico in de toekomstige situatie lager is dan de oriëntatiewaarde, zelfs lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

In de bijlage E (pagina 60) van het uitvoeringsbeleid is de conclusie van het onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s van de N278 opgenomen.

4.3 Overige wegen (transportroutes, niet relevant)

Ter bevoorrading van inrichtingen die gevaarlijke stoffen opslaan en bewerken, worden lokale wegen gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Gelet op het zeer beperkt aantal transporten met gevaarlijke stoffen zijn deze wegen in het kader van externe veiligheid niet relevant en hoeven bij een ruimtelijk ontwikkeling niet te worden meegenomen.

4.4 Wettelijk kader weg

Voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de bijbehorende Regeling Basisnet. Het Bevt schrijft voor welke externe veiligheidsrisico’s gelden voor transportroutes en de omgeving. Hierin worden de normen genoemd die de gemeente in acht dient te nemen. In het Besluit wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico (10-6 contour), het groepsrisico (grafiek 1 met de oriënterende waarde, pag. 8) en de verplichting tot de verantwoordingsplicht. In de bijbehorende Regeling Basisnet staan de risicoplafonds langs de relevante transportroutes, de hoogte van deze risico’s en welke regels moeten worden gevolgt bij (ruimtelijke) ontwikkelingen.

Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen). In de Regeling Basisnet staat een tabel met afstanden voor plaatsgebonden risico die gelden voor transportroutes van het Basisnet. Deze afstanden gelden per trajectdeel. Ook is per trajectdeel aangegeven of er sprake is van een plasbrandaandachtsgebied. De zone van het plasbrandaandachtsgebied is berekend vanaf de buitenste kantstreep.

Bij een bestemmingsplan (of omgevingsvergunning) dat geheel of gedeeltelijk ligt binnen de afstand van 200 meter vanaf infrastructuur, die tot het Basisnet behoort, dient de initiatiefnemer het groepsrisico te bepalen.

Indien dit groepsrisico als gevolg van het toelaten van een nieuwe bestemming hoger is dan 0,1 maal de oriënterende waarde of met meer dan 10% toeneemt, is de gemeente verplicht een verantwoording van het groepsrisico op te stellen. Ofwel indien het groepsrisico lager is dan 0,1 maal de oriënterende waarde of minder dan 10% toeneemt ofwel de uitbreiding met één enkele woning (de oriënterende waarde mag niet worden overschreden) dan is een standaard verantwoording afdoende.

Als binnen een afstand van 200 meter van de provinciale weg N278 wordt gebouwd, moet een berekening van de hoogte van het groepsrisico en het betrekken van mogelijke ruimtelijke maatregelen in het besluit worden meegenomen.

Hierop geldt de uitzondering als het groepsrisico niet meer dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt óf met niet meer dan 10% toeneemt én de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Gelet op het feit dat voor de provinciale weg het groepsrisico kleiner is dan 0,1 van de oriënterende waarde is een standaard verantwoording afdoende.

4.5 Systematiek op hoofdlijnen Besluit externe veiligheid transport

  • Binnen PR 10-6 contour/veiligheidszone zijn geen kwetsbare objecten toegestaan (harde norm, grenswaarde).

  • Binnen PR 10-6 contour/veiligheidszone zijn beperkt kwetsbare objecten alleen toegestaan onder zwaarwegende belangen (zachte norm, streefwaarde).

  • Binnen de afstand van 200 meter tot de weg is bij toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde een verantwoording van het groepsrisico verplicht.

  • Binnen het invloedsgebied (toxische wolk), buiten de 200 meter, kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.

  • Binnen het plasbrandaandachtsgebied worden extra bouwkundige eisen gesteld.

Binnen de gemeentengrenzen zijn er geen grote woningbouwprojecten te verwachten direct langs de hoofdinfrastructuur (Rijksweg A2) of de provinciale wegen. De meeste ontwikkelingen in de directe omgeving van de wegen zullen inbreidingslocaties of de woningbouw van een enkele woning betreffen.

4.6 Uitgevoerde onderzoeken transport weg

In verband met het vaststellen van een aantal bestemmingsplannen binnen het grondgebied hebben onderzoeken plaatsgevonden naar de externe veiligheidssituatie. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan “ALDI/Hotel Gronsveld” in 11-09-2012 is het groepsrisico voor de Rijksweg A2 ter plaatse van het plangebied vastgesteld op minder dan 0,1 van de oriënterende waarde (0,035 x oriënterende waarde). Onder bijlage A is de paragraaf over het groepsrisico uit de toelichting op het bestemmingsplan toegevoegd.

Uit het bestemmingsplannen “Gronsveld en Rijckholt” (vastgesteld 13-07-2010), “Eijsden” (vastgesteld 23-04-2013) en “Oost-Maarland” (vastgesteld 13-07-2010) blijkt dat het groepsrisico lager dan 0,1 van de oriënterende waarde is. Onder bijlage B zijn de paragrafen over het groepsrisico uit de verschillende toelichtingen op de bestemmingsplannen toegevoegd.

Op 26-6-2007 is het bestemmingsplan Poelveld vastgesteld. Uit de toelichting blijkt te zijn dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 van de oriënterende waarde. Onder bijlage C is de paragraaf over het groepsrisico uit de toelichting op het bestemmingsplan toegevoegd.

4.7 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen (weg)

Enkele woning

Uit de verschillende toelichtingen op de bestemingsplannen binnen de gemeente blijkt dat het groepsrisico langs de wegen (beduidend) lager is dan 0,1 van de oriënterende waarde.

Dat heeft tot gevolg dat bij ruimtelijke ontwikkelingen (enkele woning) de uitzonderingsregel van het Bevt (artikel 8 lid 2) geldt. Indien een enkele woning binnen het invloedsgebied van een weg wordt gerealiseerd is:

een standaard verantwoording van het groepsrisico voldoende

 

vanwege het feit dat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt én de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

In de vergunning of de toelichting op het bestemmingsplan wordt ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg (artikel 7 Bevt).

In een derglijke situatie kan volstaan worden met een verkorte verantwoording van het groepsrisico.

Volgens artikel 8 lid 3 Bevt bevat de toelichting bij het besluit de onderbouwing dat de realisatie van een enkele woning geen significante invloed heeft op de hoogte groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico).

Meerdere (Beperkt) kwetsbare objecten

Indien er meerdere (zeer) kwestbare objecten of verblijfsruimten voor meerdere personen (o.a. bedrijfspand waar meerdere werknemers aanwezig kunnen zijn zoals een kantoor, winkels, hotels) worden gebouwd binnen 200 meter van de weg A2 of N278 is het mogelijk dat het groepsrisico met meer dan 10% van de oriënterende waarde toeneemt.

De initiatiefnemer zal middels berekening het groepsrisico moeten aantonen.

Bij een toename van meer dan 10% van het groepsrisico is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico verplicht. De Veiligheidsregio Zuid-Limburg wordt in de gelegenheid te worden gesteld een advies uit te brengen naar aanleiding van de ruimtelijke ontwikkeling.

4.8 Toetsing weg

Indien een initiatiefnemer, een ruimtelijk ontwikkeling wil realiseren kan hiervoor een aanvraag dan wel ruimtelijke onderbouwing worden ingediend bij het bevoegd gezag. De plantoetser zoekt de planlocatie op in de kaartviewer van de gemeente. Wanneer de ligging van de planlocatie bekend is, vinkt de plantoetser de optie weg aan. Daarnaast wordt de optie quickscan aangevinkt. Hierbij wordt de 200 meter zone van de weg geprojecteerd op de kaart. Het aandachtsgebied wordt blauwgearceerd weergegeven. Indien het plan binnen de 200 meter is gelegen dient een maatwerkverantwoording te worden opgesteld. De uitzondering hierop is de realisatie van een enkele woning. Vervolgens meet de plantoetser de afstand van de planlocatie tot de risicobron. Indien deze afstand binnen het invloedsgebied valt, maar buiten de 200 meter is gelegen kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.

Let op: denk aan het plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Deze staat niet op de kaart en moet zelf worden opgemeten!

afbeelding binnen de regeling

4.9 Beslissingsschema groepsrisico weg

afbeelding binnen de regeling

4.10 Standaard verantwoording ontwikkelingen, gelegen tussen 1500 meter en 200 meter van de weg, binnen invloedsgebied (toxische wolk)

(Opgemerkt wordt ten aanzien van de afstand geanticipeerd wordt op de Omgevingswet. De feitelijke afstand onder de huidige regelgeving bedraagt namelijk 4000 meter)

Tekstblok 1

(binnen invloedsgebied toxische wolk)

De ruimtelijke ontwikkeling ligt buiten de afstand van 200 meter van de wegas, maar binnen het invloedsgebied vanwege een toxische wolk tot 1.500 meter. Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over de weg wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving. Het scenario betreft een toxische wolk.

In het geval van een calamiteit zullen de aanwezige personen in eerste instantie worden gewaarschuwd met de instructie schuilen waarbij het advies luidt ramen en deuren gesloten houden en de ventilatie afschakelen. Nieuwe bouwwerken zijn veelal goed geisoleerd, waardoor deze woningen voor ten minste 4 uur na het incident, een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas.

De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen.

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd.

Het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings-en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied

Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarmmiddel.

Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid transport over de weg geen belemmeringen voor de besluitvorming.

4.11 Standaard verantwoording weg binnen 200 meter

(<0,1 Oriënterende waarde en <10 % toename)

Het plangebied, de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op x aantal meter van de (N 278 / A2). Deze ruimtelijke ontwikkeling valt buiten de contour voor het plaatsgebonden risico.

Tekstblok 2

Binnen de 30 meter van de Rijksweg A2

Gelet op de afstand valt de ontwikkeling @binnen / buiten@ het plasbrandaandachtsgebied van 30 meter van de Rijksweg A2. Vanwege het feit dat de ontwikkeling binnen het PAG valt gelden rechtstreeks de voorwaarden hieromtrent vanuit het Bouwbesluit. De zone van het plasbrandaandachtsgebied is berekend vanaf de buitenste kantstreep.

De ruimtelijke ontwikkeling ligt binnen 200 meter van de weg. Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over de weg wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving. Er is een belangrijk scenario vanwege het transport over de weg. Dat is het scenario explosie van een tankwagen met een brandbaar gas (BLEVE).

Bij een BLEVE komt de lading van de tankwagen vrij en komt tot ontbranding, hetgeen tot een enorme explosie met vuurbal leidt. Bij een explosie ontstaat er overdruk (luchtdruk, piekbelasting) die ervoor zorgt dat het gebouw ernstig wordt beschadigd. Daarnaast onstaat er een vuurbelasting op de omgeving.

Het gebouw wordt matig tot zwaar beschadigd vanwege het incident met een brandbaar gas. Ten gevolge van een incident kunnen dodelijke slachtoffers vallen.

De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen.

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd.

Het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied.

Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarmmiddel.

Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid transport over de weg geen belemmeringen voor de besluitvorming.

5. Risicobron II: Transport per spoorlijn

5.1 Spoorlijn Maastricht – Visé (B)

De spoorlijn Maastricht – Visé (B) is opgenomen in het Basisnet en is opgedeeld in verschillende trajectnummers.

Voor gemeente Eijsden-Margraten zijn de trajectnummers P, Q en R van belang. In het Basisnet is opgenomen dat voor de spoorlijn ter hoogte van de gemeente Eijsden-Margraten geen PR 10-6 geldt. Uit het document ‘Basisnet Spoor’ d.d. 20-9-2011 van de werkgroep Basisnet spoor blijkt dat geen Plasbrandaandachtsgebied (PAG) geldt voor de spoorlijn Maastricht- Visé.

Tabel 3: Trajectnummers Basisnet route 100, Lutterade-Visé (B) nabij gemeente Eijsden-Margraten

afbeelding binnen de regeling

Over het spoor binnen de gemeente vindt het transport plaats van de volgende stoffen:

  • brandbare gassen (A)

  • toxische gassen (B2)

  • brandbare vloeistoffen (C3)

Informatie: Basisnet en monitoringsrapportages.

Het invloedsgebied wordt bepaald door de 1% letaliteitsgrens. Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden in het geval van een ramp. Voor het spoor Maasricht – Visé is het invloedsgebied bepaald door het transport van de toxische gassen, en is het invloedsgebied 995 meter.

Stofcategorie

Toelichting

Invloedsgebied in meters

C3

Brandbare vloeistoffen

35

D3

(Licht) toxische vloeistoffen

375

A

Brandbare gassen

460

B2

Toxische gassen

995

5.2 Wettelijk kader Spoorlijn

Voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de bijbehorende Regeling Basisnet spoor.

Het Bevt schrijft voor welke externe veiligheidsrisico’s gelden voor transportroutes en de omgeving. Hierin worden de normen genoemd die de gemeente in acht dient te nemen. In het Besluit wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico (10-6 contour), het groepsrisico (grafiek 1 met de oriënterende waarde) en de verplichting tot de verantwoordingsplicht.

In de bijbehorende Regeling Basisnet spoor staan de risicoplafonds langs de relevante transportroutes, de hoogte van deze risico’s en welke regels moeten worden gevolgt bij (ruimtelijke) ontwikkelingen.

In de Regeling Basisnet spoor wordt per spoorlijn een ‘risicoplafond’ vastgelegd. De vervoerstromen en de bijbehorende aannamen over treinsamenstellingen, zijn de waarden die tezamen de risicoplafonds en dus ook de vervoersruimte in het Basisnet spoor bepaald. Volgens de tabel afstanden en vervoerscijfers Basisnet spoor is er sprake van een “warme BLEVE vrij” transport, waardoor de kans op het scenario BLEVE wordt uitgesloten en dus het risico kleiner wordt. Er geldt dan ook geen plaatsgebonden risicocontour voor dit gedeelte van het spoor.

5.3 Systematiek Besluit externe veiligheid transport (spoor) op hoofdlijnen

  • Binnen PR 10-6 contour/veiligheidszone zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

  • Binnen PR 10-6 contour/veiligheidszone zijn beperkt kwetsbare objecten alleen toegestaan onder zwaarwegende belangen.

  • Binnen de afstand van 200 meter van het spoor en binnen het invloedsgebied is een standaard verantwoording van het groepsrisico verplicht bij de realisatie van één enkele woning,

  • Binnen de afstand van 200 meter van het spoor is een verantwoording van het groepsrisico verplicht bij de realisatie van meerdere woningen of verblijfsruimten voor meerdere personen.

  • Binnen het plasbrandaandachtsgebied worden extra bouwkundige eisen gesteld.

5.4 Onderzoeken naar transport over spoor binnen gemeente

Op basis van het Basisnet spoor blijkt dat het groepsrisico voor het spoor Maastricht-Visé kleiner is dan 0,3 x de oriënterende waarde. Hieruit volgt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan “Eijsden” (vastgesteld d.d. 23-04-2013) is berekend dat het groepsrisico 0,138 x oriënterende waarde bedraagd.

5.5 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen (spoor)

Enkele woning

Het groepsrisico langs het spoor binnen het grondgebied van Eijsden-Margraten is volgens Basisnet spoor 0,3 maal de oriënterende waarde. Voor wat betreft de kern Eijsden bedraagt het groepsrisico 0,138 maal de oriënterende waarde.

Binnen de kern Eijsden zijn er geen grootschalige woningbouwpojecten te verwachten. Er is sprake van een beheerste situatie. Mogelijk vinden in de toekomst ontwikkelingen plaats van een inbreidingslocatie of de ontwikkeling van één enkele woning. De ontwikkeling van een enkele woning heeft geen signifikante invloed op het groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico, pagina 6).

Dat heeft tot gevolg dat de uitzonderingsregel van het Bevt (artikel 8 lid 2) geldt. Een standaard verantwoording van het groepsrisico is voldoende bij de realisatie van een enkele woning langs het spoor. Volgens artikel 8 lid 3 Bevt bevat de toelichting bij het besluit de onderbouwing dat de realisatie van een enkele woning geen significante invloed heeft op de hoogte groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico).

(Beperkt) kwetsbare objecten of locaties

Indien er meerdere woningen of verblijfruimten voor personen (oa bedrijfspand waar meerdere werknemers aanwezig zijn zoals een kantoor, winkels, hotels, verzorgingstehuizen) worden ontwikkeld binnen 200 meter van de spoor is het mogelijk dat het groepsrisico met meer dan 10% van de orienterende waarde toeneemt.

De initiatiefnemer zal middels berekening moeten aantonen of er sprake is van een toename van meer dan 10 % van het groepsrisico (oriënterende waarde).

Daarnaast is bij een toename een verantwoording van het groepsrisico verplicht. De Veiligheidsregio Zuid-Limburg dient in een dergelijke situatie in de gelegenheid worden gesteld een advies uit te brengen.

5.5 Toetsing spoorlijn

Indien een initiatiefnemer, een ruimtelijk ontwikkeling wil realiseren, kan hiervoor een aanvraag dan wel ruimtelijke onderbouwing worden ingediend. De plantoetser zoekt de planlocatie van de ruimtelijke ontwikkeling op in de kaartviewer van de gemeente. Indien de planlocatie is vastgesteld, vinkt de plantoetser de optie spoorlijn aan. Daarnaast wordt de optie quickscan geactiveerd. Hierbij wordt de 200 meter zone van de spoorlijn geprojecteerd op de kaart. Het aandachtsgebied wordt blauwgearceerd weergegeven. Indien het plan binnen de 200 meter is gelegen dient een maatwerkverantwoording te worden opgesteld. De uitzondering hierop is de realisatie van een enkele woning. Vervolgens meet de plantoetser de afstand van de planlocatie tot de risicobron. Indien deze afstand binnen het invloedsgebied valt, maar buiten de 200 meter is gelegen kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.

afbeelding binnen de regeling

5.6 Beslissingsschema groepsrisico spoor

afbeelding binnen de regeling

5.7 Opnemen bij een afstand van 200 meter tot 1500 meter tot het spoor (toxische wolk)

Binnen de 30 meter van de spoorweg

Gelet op de afstand valt de ontwikkeling @binnen / buiten@ het plasbrandaandachtsgebied van 30 meter van de spoorweg. Vanwege het feit dat de ontwikkeling binnen het PAG valt gelden rechtstreeks de voorwaarden hieromtrent vanuit het Bouwbesluit. De zone van het plasbrandaandachtsgebied is berekend vanaf de buitenste spoorrail.

Tekstblok 1

De ruimtelijke ontwikkeling ligt buiten 200 meter van het spoor, maar binnen het invloedsgebied van 1.500 meter. Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over het spoor wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving. Een belangrijk scenario vanwege het transport over het spoor is de toxische wolk.

In het geval van een calamiteit zullen de aanwezige personen in eerste instantie worden gewaarschuwd met de instructie schuilen waarbij het advies luidt ramen en deuren gesloten houden en de ventilatie afschakelen.

De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen.

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd.

Een groot deel van het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings-en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied.

Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarmmiddel.

Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid transport over het spoor geen belemmeringen voor de besluitvorming.

5.8 Standaard verantwoording spoor

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op x aantal meter van de spoorlijn Maastricht-Visé. Deze ruimtelijke ontwikkeling valt buiten de contour voor het plaatsgebonden risico.

Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over het spoor wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving.

Opnemen binnen een afstand van 200 meter tot het spoor

Tekstblok 2

De ruimtelijke ontwikkeling ligt binnen 200 meter van het spoor. Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over het spoor wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving. Er is een belangrijke scenario vanwege het transport over het spoor. Dat is het scenario explosie van een tankwagen met een brandbaar gas (BLEVE).

Bij een BLEVE komt de lading van de ketelwagon vrij en komt tot ontbranding, hetgeen tot een enorme explosie met vuurbal leidt. Bij een explosie ontstaat er overdruk (luchtdruk, piekbelasting) die ervoor zorgt dat het gebouw ernstig wordt beschadigd. Daarnaast onstaat er een vuurbelasting op de omgeving.

Het gebouw wordt matig tot zwaar beschadigd vanwege het incident met een brandbaar gas. Ten gevolge van een incident kunnen dodelijke slachtoffers vallen.

Er zijn voldoende blusvoorzieningen voor de brandbestrijding in de directe omgeving van het plangebied aanwezig.

De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen.

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd.

Een groot deel van het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings-en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied.

Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarmmiddel.

Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid transport over het spoor geen belemmeringen voor de besluitvorming.

6. Risicobron III: Transport over vaarwateren

6.1 Maascorridor

De Maas maakt onderdeel uit van de Maascorridor, waarover structureel transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Uit de Regeling basisnet, blijkt dat de Maas is gecategoriseerd als vaarroute met een CEMT(bevaarbaarheids)-klasse 5. De vaarweg heeft geen PR 10-6 contour die buiten de oever ligt.

Ter hoogte van Eijsden gaat de scheepvaart over het westelijk gelegen Albertkanaal, op Belgisch grondgebied. Het Albertkanaal is gecategoriseerd als vaarroute CEMT (bevaarbaarheids)-klasse 6.

Voor een vaarweg CEMT-klasse 6 geldt conform de Handleiding risicoanalyse transport dat de

PR 10-6 contour niet buiten de oever zal liggen. Conform deze handleiding geldt de drempelwaarde van 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico alleen wordt overschreden indien er sprake is van hoge vervoersaantallen en extreem hoge populatiedichtheden. Dit is in de directe omgeving van het Albertkanaal ter hoogte Eijsden niet het geval.

Tabel 4: Maascorridor nabij gemeente Eijsden-Margraten

afbeelding binnen de regeling

Bovenstaande getallen zijn het aantal transportbewegingen

LF1 is een brandbare vloeistof

LF2 is een licht ontvlambare vloeistof

LT1 is een toxische vloeistof

GF3 is een brandbaar gas

GT3 is een toxisch gas

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: Ligging Maascorridor

6.2 Onderzoek naar de vaarwatergangen binnen de gemeente

Uit Basisnet, blijkt dat de Maas is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). De vaarweg heeft geen PR 10-6 contour die buiten de oever ligt. De Maas door Eijsden is echter niet aangewezen en heeft daarom ook geen invloedsgebied. De scheepvaart gaat ter hoogte van Eijsden over het westelijker gelegen Albertkanaal. Het Albertkanaal is gelegen op circa 1 kilometer vanaf de bebouwing in Eijsden. Het invloedsgebied van het Albertkanaal reikt tot het grondgebied van Eijsden. Op circa 750 meter ligt het recreatiegebied Fun Valley. De bebouwing van het kerkdorp Eijsden is gelegen op circa 900 meter van het kanaal.

Bij het water is het plaatsgebonden risico overal 0 meter vanaf de in artikel 5 Bevt genoemde begrenzingslijnen. Deze begrenzingslijnen vloeien voor de verschillende vaarwegen in elkaar over en zijn in leggers aangegeven. Een legger bestaat onder meer uit verschillende kaarten, waarop de ligging van waterstaatswerken en daaraan grenzende beschermingszones zijn aangegeven. Rijkswaterstaat stelt de legger voor de wateren in beheer bij het Rijk vast.

De stofcategorie die het meest bepalend is voor het invloedsgebied is een toxisch gas (GT3, bijvoorbeeld ammoniak). De grens van het invloedsgebied ligt op 1070 meter van de vaarroute.

Voor wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied (1070 meter) kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.

Een groepsrisicoberekening is niet relevant vanwege de lage bevolkingsdichtheid in Eijsden.

6.3 Wettelijk kader vaarwater

Voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over het water geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet.

Het Bevt schrijft voor welke externe veiligheidsrisico’s gelden voor transportroutes en de omgeving. In het Besluit wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de bijbehorende Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog deze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Systematiek Besluit externe veiligheid transport op hoofdlijnen

  • Binnen PR 10-6 contour/veiligheidszone zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

  • Binnen PR 10-6 contour/veiligheidszone zijn beperkt kwetsbare objecten alleen toegestaan onder zwaarwegende belangen.

  • Bij de ontwikkeling van één enkele woning binnen het invloedsgebied kan volstaan een standaard verantwoording.

  • Bij de ontwikkeling van meerdere woning of objecten waar mensen verblijven binnen het invloedsgebied waarbij er een toename van het groepsrisico plaatsvindt is een verantwoording van het groepsrisico verplicht.

  • Binnen het plasbrandaandachtsgebied worden extra bouwkundige eisen gesteld.

6.4 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen (vaarwater)

In de regel is een groepsrisicoberekening ten aanzien van een dergelijke risicobron slechts relevant wanneer de bevolkingsdichtheid in de omgeving van de risicobron hoger is dan 2.250 personen per ha. (enkelzijdig) of 1.500 personen per ha. (dubbelzijdig). Een gemiddelde drukke stadswijk kent een personendichtheid van circa 120 personen per ha.

Hieruit kan worden afgeleid dat het aantal personen per ha. in het plangebied het aantal van 2.250 niet zal benaderen.

Het groepsrisico zal de oriëntatiewaarde derhalve niet overschrijden. Het groepsrisico ligt ver beneden de 0,1 van de oriënterende waarde.

Gelet op het voorgaande vormt het transport over water in het kader van externe veiligheid transport over het water geen belemmeringen voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Eijsden-Margraten.

6.5 Toetsing vaarwater

De plantoetser zoekt de planlocatie van de ruimtelijke ontwikkeling op in de kaartviewer van de gemeente. Indien de planlocatie is vastgesteld, vinkt de plantoetser de optie vaarwater aan. Daarnaast wordt de optie quickscan geactiveerd. Hierbij wordt de 200 meter zone van het vaarwater geprojecteerd op de kaart. Het aandachtsgebied wordt blauwgearceerd weergegeven. Een plan binnen de twee honderd meter is niet mogelijk.

De uitzondering hierop is de realisatie van een enkele woning. Vervolgens meet de plantoetser de afstand van de planlocatie tot de risicobron. Indien deze afstand binnen het invloedsgebied valt, maar buiten de 200 meter is gelegen kan volstaan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.

afbeelding binnen de regeling

Vervolgens wordt de hierboven beschreven toetsing uitgevoerd en vervolgstappen uitgeoefend.

6.6 Standaard verantwoording binnen 1070 meter

Standaard tekstblok

De ruimtelijke ontwikkeling ligt buiten 200 meter van het vaarwater (Maas), maar binnen het invloedsgebied van 1070 meter. Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen over het water wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving. Een belangrijk scenario vanwege het transport over het water is de toxische wolk.

In het geval van een calamiteit zullen de aanwezige personen in eerste instantie worden gewaarschuwd met de instructie schuilen waarbij het advies luidt ramen en deuren gesloten houden en de ventilatie afschakelen.

De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen.

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd.

Een groot deel van het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings-en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied.

Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarmmiddel.

Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid transport over het spoor geen belemmeringen voor de besluitvorming.

7. Risicobron IV: Transport buisleidingen

7.1 Wettelijk kader transport buisleidingen

Binnen het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten lopen een aantal buisleidingen. Door de buisleidingen vindt het transport van gevaarlijke stoffen zoals aardgas en brandbare vloeistoffen, plaats. Buisleidingen die gebruikt worden voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn relevant in het kader van de externe veiligheid. Bij incidenten met een buisleidingen kunnen slachtoffers vallen. Om een minimumveiligheidsniveau vast te leggen is er regelgeving voor wat betreft de externe veiligheidssituatie rondom buisleidingen.

De volgende algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling is opgesteld voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en de gemeenten.

In de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn de volgende zaken opgenomen:

  • de aanwijzing van buisleidingen,

  • de risicoafstanden,

  • en de vastgestelde rekenmethodiek.

7.2 Systematiek Besluit externe veiligheid buisleidingen op hoofdlijnen

  • Binnen belemmeringen strook is geen bebouwing toegestaan.

  • Binnen PR 10-6 contour zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

  • Binnen PR 10-6 contour zijn beperkt kwetsbare objecten alleen toegestaan onder zwaarwegende belangen.

  • Binnen invloedsgebied (1% letaliteitsgrens) is een groepsrisicoverantwoording verplicht bij ieder ruimtelijk besluit (let op: er gelden uitzonderingen op deze regel).

Het groepsrisico dient binnen de 1% letaliteitsgrens (invloedsgebied) van de buisleiding te worden verantwoord. Een deel van de verantwoording groepsrisico (i.c. onderzoek naar maatregelen ter beperking van het groepsrisico) kan achterwege worden gelaten indien:

  • -

    het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, of;

  • -

    de toename van het groepsrisico bij verwezenlijking van het bestemmingsplan niet hoger is dan 10% en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Volstaan kan in deze situatie worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico.

In een situatie waarbij het plangebied is gelegen binnen de 1% letaliteitsgrens (invloedsgebied), maar buiten de 100 % letaliteitsgrens kan tevens volstaan worden met een standaard verantwoording. Hierbij is een onderzoek naar maatregelen ter beperking van het groepsrisico niet aan de orde.

Indien echter het plangebied binnen de 100% letaliteitsgrens is gelegen dient een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. In de verantwoording dient o.a. de zelfredzaamheid, ontvluchting, alarmering en het handelingsperspectief bij bestrijding aan de orde te komen. Uit de verantwoording dient te blijken dat de voornoemde aspecten aan de maat zijn. Tevens dient een onderzoek te worden gedaan naar maatregelen ter beperking van het groepsrisico.

7.3 Buisleidingen binnen Eijsden-Margraten

Door de gemeente Eijsden-Margraten lopen meerdere hogedrukaardgastransportleidingen. De omvang van het invloedsgebied verschilt per leiding(deel). Dit is onder meer afhankelijk van de druk in de leiding en de diameter van de leiding. Verder loopt er een defensieleiding binnen het grondgebied.

7.4 Onderzoeken buisleidingen binnen gemeente

Er zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd naar de externe veiligheidssituatie binnen de gemeentegrenzen. De resultaten van de onderzoeken en de daarbij behorende contouren of gegevens zijn hieronder weergegeven. Deze kunnen worden toegepast voor ontwikkelingen in de omgeving van een buisleiding.

Aardgasleiding

In onderstaande overzicht is aangegeven welke verschillende leidingen binnen de gemeente aanwezig zijn.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Luchtfoto 2: overzicht met o.a. de buisleidingen

Voor alle hogedrukaardgastransportleidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijde van de leiding waar geen objecten zijn toegestaan. Deze strook is conform het Bevb opgenomen in de bestemmingsplannen.

Er zijn geen knelpunten ten aanzien van het plaatsgebonden risico ten gevolge van het transport van aardgas door de gasleidingen.

In het kader van het vaststellen van mogelijke groepsrisicoaandachtspunten nabij de gasleidingen heeft Gasunie in 2012 met behulp van bevolkingsinformatie een onderzoek uitgevoerd. De conclusie is dat op basis van het populatiebestand, lijst van evenementen en ruimtelijke plannen in voorbereiding, er geen groepsrisico aandachtspunten in de gemeente zijn.

(zie bijlage D, Oplossen voormalige knelpunten Gasunie).

Bovendien blijkt uit de informatie van de Gasunie dat bouwprojecten met minder dan 10 woningen geen gevolg heeft op de hoogte van het groepsrisico.

Vloeistofleiding (DPO-leiding)

Door de gemeente loopt ook een vloeistofleiding van defensie. De Defensie Pijpleiding Organisatie pijpleiding (defensiepijpleiding, DPO-leiding) valt ook onder het Bevb. Uit de informatie van defensie blijkt dat het gaat om een 10 inch vloeistofleiding, waardoor brandbare vloeistoffen getransporteerd worden. Hoofdzakelijk wordt kerosine door de buisleiding getransporteerd. Incidenteel vindt het transport van gasolie door de leiding plaats.

Het betreft de volgende twee leidingen:

  • P22 leiding (komende uit gemeente Gulpen-Wittem), een 10 inch leiding (circa 25 centimeter) waardoor K2 of K3 producten vervoerd worden. Hoofdzakelijk K2 producten (kerosine) en incidenteel K3 producten.

  • P25 leiding (vanuit Noorbeek omhoog naar Margraten) eveneens een 10 inch leiding die geschikt is voor het vervoer van K2 en K3 producten. Deze leiding staat momenteel op een lichts stikstof druk (0,5 bar). Defensie wil deze leiding in de toekomst niet meer gebruiken.

De plaatsgebondenrisicocontour ligt op de leiding.

In de brief van 19-8-2011 van het Ministerie van Defensie (kenmerk corsa 2011024820, ingekomen 22-8-2011) is aangegeven dat er geen knelpunten binnen de gemeente zijn ten aanzien van het groepsrisico. (zie bijlage D, DPO Leiding)

De leiding heeft een belemmeringenstrook van 5 meter, binnen deze strook mag niet gebouwd worden. In het verleden gold voor deze strook een afstand van 3 tot 4 meter. Deze strook moest worden vrijgehouden aan weerszijden van de buisleiding voor onderhoudswerkzaamheden.

7.5 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen (buisleidingen)

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, wordt tevens het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding verantwoord.

Enkele woning

Aardgasbuisleidingen

Binnen de gemeente zijn er geen grootschalige woningbouwprojecten te verwachten. Er is sprake van een beheerste situatie. Mogelijk vinden in de toekomst ontwikkelingen plaats van een inbreidingslocatie of de ontwikkeling van één enkele woning. De ontwikkeling van een enkele woning heeft geen significante invloed op het groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico, pagina 6).

Volstaan kan worden met een standaard verantwoording van het groepsrisico bij de realisatie van een enkele woning buiten de 100%-letaliteitsgrens een aardgasleiding, maar binnen de 1% letaliteitsgrens (het invloedsgebied). Deze 1%-letaliteitsgrens (invloedsgebied) en 100% letaliteitsgrens is geprojecteerd op de kaartviewer van de gemeente.

Vloeistofbuisleiding

Binnen de gemeente zijn er geen grootschalige woningbouwprojecten te verwachten. Er is sprake van een beheerste situatie. Mogelijk vinden in de toekomst ontwikkelingen plaats van een inbreidingslocatie of de ontwikkeling van één enkele woning. De ontwikkeling van een enkele woning heeft geen significante invloed op het groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico).

Meerdere (Beperkt) kwetsbare objecten

Indien er meerdere (zeer) kwetsbare objecten of verblijfsruimten voor meerdere personen (o.a. bedrijfspand waar meerdere werknemers aanwezig kunnen zijn zoals een kantoor, winkels, hotels) worden gebouwd buiten de 100%-letaliteitsgrens van een aardgasleiding, maar binnen de 1%-letaliteitsgrens (invloedsgebied), kan het groepsrisico met meer dan 10% van de oriënterende waarde toenemen. In een dergelijke situatie dient een berekening te worden overlegd.

De initiatiefnemer zal middels berekening het groepsrisico moeten aantonen.

Bij een toename van meer dan 10% van het groepsrisico is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico verplicht. Bij een uitgebreide verantwoording dient De Veiligheidsregio Zuid-Limburg in de gelegenheid te worden gesteld een advies uit te brengen naar aanleiding van de ruimtelijke ontwikkeling. Tevens dient een onderzoek te worden gedaan naar maatregelen ter beperking van het groepsrisico.

7.6 Toetsing buisleiding

Indien een initiatiefnemer een ruimtelijk ontwikkeling wil realiseren, dient hiervoor een aanvraag dan wel een ruimtelijke onderbouwing te worden ingediend. De toetser van de ruimtelijke ontwikkeling zoekt de planlocatie van de ruimtelijke ontwikkeling op in de kaartviewer van de gemeente. Hiervoor vinkt de toetser de optie buisleiding aan. Daarnaast wordt de optie quickscan aangevinkt. Hierbij wordt de contour van 1% letaliteit (invloedsgebied) en 100% letaliteit van de buisleiding geprojecteerd op de kaart.

afbeelding binnen de regeling

Vervolgens wordt de hierboven beschreven toetsing uitgevoerd en vervolgstappen geïnitieerd.

7.7 Beslissingschema groepsrisico buisleidingen

afbeelding binnen de regeling

7.8 Standaard verantwoording buisleidingen

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op X aantal meter van de risicobron. Deze ruimtelijke ontwikkeling valt buiten de contour voor het plaatsgebonden risico en de contour van 100% letaliteit.

Vanwege het transport met gevaarlijke stoffen door een buisleiding wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving. Er is één belangrijk scenario vanwege incidenten die ontstaan bij het transport door buisleidingen.

Het scenario is een fakkelbrand met warmtestraling. De omgeving wordt vanwege de ligging ten opzichte van de buisleiding belast met warmte waardoor er secundaire branden kunnen ontstaan.

De ontwikkeling kan matig tot zwaar beschadigd worden vanwege het incident. Ten gevolge van een incident kunnen er dodelijke slachtoffers vallen.

Aanvullende maatregelen zijn niet rechtstreeks afdwingbaar op basis van wettelijke bepalingen.

In het geval van een calamiteit zullen de aanwezige personen in eerste instantie worden gewaarschuwd met de instructie “schuilen” waarbij het advies luidt: “ramen en deuren gesloten houden en de ventilatie afschakelen”.

De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen.

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd.

Er zijn voldoende blusvoorzieningen voor de brandbestrijding in de directe omgeving van het plangebied aanwezig.

Een groot deel van het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings-en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied.

Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarmmiddel.

Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid buisleidingen geen belemmeringen voor de besluitvorming.

8. Risocbron V: Risicovolle inrichtingen

8.1 Wettelijk kader inrichtingen

Binnen de gemeente Eijsden-Margraten liggen inrichtingen met gevaarlijke stoffen die bij incidenten kunnen leiden tot effecten voor de omgeving met als gevolg (dodelijke) slachtoffers.

Sinds 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het Bevi verplicht de gemeente afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi beperkt ook het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf (groepsrisico).

De gemeente moet de normen uit het Bevi toepassen bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De Veiligheidsregio adviseert over de bestrijding en beperking van een ramp.

De normen zijn zoals reeds vermeld gebaseerd op een kansbenadering. Daarmee wordt bedoeld de kans om te overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Gezondheidsschade, de kans op verwonding of materiële schade worden niet meegenomen bij de besluitvorming.

Naast het Bevi geldt de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In de Revi zijn de afstanden afstanden opgenomen die gelden tussen Bevi-inrichtingen en (beperkt) kwetsbare objecten. Deze afstanden zijn afgeleid van de grens- en richtwaarden uit het Bevi (respectievelijk de contouren voor het plaatsgebonden risico 10-5 en 10-6).

8.2 Systematiek Besluit externe veiligheid inrichtingen op hoofdlijnen

  • Binnen PR 10-6 contour zijn geen kwetsbare objecten toegestaan.

  • Binnen PR 10-6 contour zijn beperkt kwetsbare objecten alleen toegestaan onder zwaarwegende belangen.

  • Binnen invloedsgebied is een groepsrisicoverantwoording verplicht bij verlenen omgevingsvergunningen en ieder ruimtelijk besluit.

8.3 Inrichtingen binnen de gemeente Eijsden-Margraten

Bevi-inrichtingen

Binnen het grondgebied liggen een aantal bedrijven waar handelingen met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. De onderstaande inrichtingen zijn als risicorelevant aangewezen op basis van de regelgeving (Bevi). Het bedrijf EverZinc Nederland B.V. is aangemerkt als een bedrijf dat onder de werkingssfeer van het Besluit risico zware ongevallen 2015 valt.

Naam

PR (10-6)

Invloedsgebied

Veiling Margraten, Aan de Fremme 33, Margraten

Nvt PR < 10-6

nvt Revi

Gasexportstation Gasunie, Libeek ong. Sint Geertruid

25

nvt

EverZinc Nederland B.V. Muggenweg 2, Eijsden

nvt

nvt

LPG Oostweg (A2 Eijsden)

40

150

LPG Rijksweg 231-b (A2 Eijsden)

40

150

LPG Brandwegske 4-6, Rijckholt

25

150

LPG Stationstraat 75, Gronsveld

25

150

Aftstanden in meters

Geen Bevi-inrichtingen

Naast de Bevi-inrichtingen liggen binnen het grondgebied nog enkele risicovolle inrichtingen die niet onder het Bevi vallen, maar waar wel aandacht is voor effecten die tot buiten de inrichtingsgrens kunnen reiken.

Onderstaande tabel geeft de risicovolle inrichtingen (Bevi niet van toepassing) weer.

GeenBevi, risicovolleinrichtingen

Omschrijving

Gasdrukregel- en meetstation Z250

Aardgasstation Ingenieur Rocourstraat 28, Eijsden

Gasdrukregel- en meetstation Z284

Aardgasstation Bellefleur, Eijsden

Gasdrukregel- en meetstation ZZ053

Aardgasstation Rekoutweg, Gronsveld

Gasdrukregel- en meetstation

Gasverdeelstation Reutjesweg 1, Bemelen

Thomassen gewasbescherming

Oude Akerstraat 33, Bemelen

Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen

Agerland BV

Aan de Fremme 28, Margraten

Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen

Bedrijventerrein Aan de Fremme

Huntjens BV

Veilingweg 23, Gronsveld

Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen, Bedrijventerrein Gronsveld

Vuurwerk A2 Campeercentrum, Veilingweg 13, Gronsveld

Opslag van vuurwerk (alleen opslag gedurende de wettelijke verkoopdagen)

PQ Silicas, Ir. Rocourstraat 28, Eijsden

Opslag gevaarlijke stoffen < 10 ton

Tankstation Eijkerstraat 129a Margraten

Brandstoffen zonder LPG

Tankstation Burgemeester Wolfsstraat 6 Sint Geertruid

Brandstoffen zonder LPG

Tankstation Aan de Fremme 34 Margraten

Brandstoffen zonder LPG

Bij ontwikkelingen in de directe nabijheid van een van deze objecten zal bij de besluitvorming rekening worden gehouden met afstandeisen op basis van de wettelijke bepalingen van onder andere het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit.

Propaantanks

Binnen de gemeente Eijsden-Margraten is sprake van een groot aantal propaanopslagtanks. Dit betreft veelal kleinere hoeveelheden die niet onder het Bevi vallen. Op deze tanks is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing.

De propaantanks zijn weergegeven op de kaartviewer van de gemeente. Voor de visualisatie van de verschillende inrichtingen moet de optie inrichtingen worden aangevinkt.

Er gelden vanuit het Activiteitenbesluit milieubeheer afstandseisen tot (beperkt) kwetsbare objecten. Voldaan moet worden aan deze afstandseis als opgenomen in het Activiteitenbesluit. Bij ontwikkelingen in de omgeving van een propaantank dienen de afstandseisen van het Activiteitenbesluit in acht te worden genomen. Er zijn geen knelpunten ten aanzien van de opslag van propaan in bovengrondse tanks. Onderstaande lijst geeft de propaantanks met een inhoud van 3 m3 en meer, weer.

Propaantanks

Omvanginsluitsysteem

Plantaz Voerstraat 6, Eijsden

Bovengrondse tank tot 3 m3

Beijers, Heiweg 3, Sint Geetruid

Bovengrondse tank tot 3 m3

Camping de Bosrand, Moerslag 4 Sint Geertruid

Bovengrondse tank tot 8 m3

Maatschap J. en R. Lemlijn

Heiweg 11, Sint Geertruid

Bovengrondse tank tot 5 m3

Riva Recreatie

Heiweg 6 Sint Geertruid

Bovengrondse tank tot 5 m3

Maatschap Kempener

Sint Jozefstraat 91, Eijsden

Bovengrondse tank tot 8 m3

Gasthuis 2, Bemelen

Bovengrondse tank tot 8 m3

Bovengrondse tank tot 8 m3

Gasthuis 17, Bemelen

Bovengrondse tank tot 5 m3

Einderweg 17, Cadier en Keer

Bovengrondse tank tot 12,6 m3

In Gen Bauwerkoel 8, Margraten

Bovengrondse tank tot 5 m3

Termaar 104, Margraten

Bovengrondse tank tot 9 m3

Bovengrondse tank tot 9 m3

Regionale Brandweer Zuid-Limburg, Holstraat 35, Margraten

Bovengrondse tank tot 12 m3

8.4 Onderzoeken naar risicovolle bedrijven binnen gemeente

De vaste afstanden voor LPG-tankstations zoals deze zijn vastgelegd in het Revi zijn een aantal keren aangepast. De veiligheidsafstanden in de “Revi” zijn voor alle LPG-tankstations verkleind door het totaalpakket aan maatregelen. Het totaalpakket aan maatregelen bestaat uit:

  • de wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, verkleinen van afstanden voor LPG-tankstations (Stcrt. 2016, nr. 31451)

  • de Safety Deal hittewerende bekleding op LPG-autogastankwagens (Stcrt. 2016, nr. 31448)

  • de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten van een ongeval (Stcrt. 2016, 31453).

Gelet op de aanpassingen van de afstanden in de Revi kan het bestemmingsplan ter hoogte van het LPG tankstation Brandwegske worden geactualiseerd. Let wel: voor wat betreft het groepsrisico dient de toelichting van een bestemmingsplan voor de locatie te worden voorzien van een verantwoording van het groepsrisico.

Binnen de gemeente Eijsden-Margraten is voor wat betreft de inrichtingen geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

8.5 Gevolgen ruimtelijke ontwikkelingen

Enkele woning

De oprichting van een enkele woning buiten het invloedsgebied van een Bevi-inrichting heeft geen signifikante invloed op het groepsrisico (zie paragraaf: Wat is nu het groepsrisico, pagina 6).

In een dergelijk geval is een standaard verantwoording van het groepsrisico voldoende. Er hoeft dan geen extra aandacht te worden besteed aan het aspect externe veiligheid.

(Beperkt) kwetsbare objecten

Indien er meerdere woningen of verblijfruimten voor personen (oa bedrijfspand waar meerdere werknemers aanwezig zijn zoals een kantoor, winkels, hotels, verzorgingstehuizen) worden ontwikkeld binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting is het mogelijk dat het groepsrisico met meer dan 10% van de orienterende waarde toeneemt.

De initiatiefnemer zal middels berekening moeten aantonen of er sprake is van een toename van meer dan 10 % van het groepsrisico.

Daarnaast is bij een toename van meer dan 10% van de oriënterende waarde, een verantwoording van het groepsrisico verplicht. De Veiligheidsregio Zuid- Limburg dient in een dergelijke situatie in de gelegenheid worden gesteld een advies uit te brengen naar aanleiding van de ontwikkeling.

8.6 Toetsing inrichtingen

Indien een initiatiefnemer een ruimtelijk ontwikkeling wil realiseren, kan hiervoor een aanvraag dan wel een ruimtelijke onderbouwing indienen. De toetser van het plan zoekt de planlocatie van de ruimtelijke ontwikkeling op in de kaartviewer van de gemeente. Hiervoor vinkt de toetser de optie inrichtingen aan. Daarnaast wordt de optie quickscan aangevinkt. Hierbij wordt de contour van het plaatsgebonden risico 10-6 en de contour van gebied voor het groepsrisico weergegeven. Op de kaartviewer wordt een gearceerd gebied weergegeven. Indien een ruimtelijke ontwikkeling binnen deze arcering valt moet er een verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden.

afbeelding binnen de regeling

8.7 Beslissingsschema groepsrisico inrichtingen

afbeelding binnen de regeling

8.8 Standaard verantwoording risicovolle inrichtingen

Standaard tekstblok

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op XX aantal meter van de risicobron van de bevi-inrichting , …………Deze ruimtelijke ontwikkeling valt buiten de contour voor het plaatsgebondenrisico.

Vanwege de handeling met gevaarlijke stoffen bij het bedrijf wordt gekeken naar maatgevende scenario’s die effect hebben op de omgeving. Er zijn drie belangrijke scenario’s te onderscheiden vanwege de bedrijvigheid. Dat is het scenario BLEVE en brand met als gevolg toxische wolk.

Opnemen bij LPG tankstation, buiten PR, binnen 150 meter

Bij een BLEVE komt de lading van het insluitsysteem vrij en komt tot ontbranding, hetgeen tot een enorme explosive met vuurbal leidt. Bij een explosie ontstaat er overdruk (luchtdruk, piekbeasting) die ervoor zorgt dat het gebouw wordt beschadigd. De mate van verwoesting is afhankelijk van de afstand tot de risicobron. Daarnaast onstaat er een vuurbelasting op de omgeving.

De ruimtelijke ontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied van de inrichting. Het gebouw wordt matig tot zwaar beschadigd vanwege het incident. Ten gevolge van een incident kunnen er dodelijke slachtoffers vallen. De personen binnen het invloedsgebied worden aangemerkt als zelfredzaam en kunnen tijdig worden gealarmeerd. De ontsluiting van het gebied is gegarandeerd.

Gelet op het voorgaande vormt het groepsrisico geen belemmering voor het voorgenomen besluit.

Opnemen bij opslag gevaarlijke stoffen

Bij een brand komen toxische rookgassen vrij die met de wind benedenwinds worden verspreid. Personen in het benedenwindsgebied zullen worden verzocht binnen te schuilen. De ruimtelijke ontwikkeling ligt binnen het invloedsgebied van de inrichting. Ten gevolge van een incident kunnen er dodelijke slachtoffers vallen.

Aanvullende maatregelen zijn niet rechtstreeks afdwingbaar op basis van wettelijke bepalingen.

In het geval van een calamiteit zullen de aanwezige personen in eerste instantie worden gewaarschuwd met de instructie schuilen waarbij het advies luidt ramen en deuren gesloten houden en de ventilatie afschakelen.

Algemeen

De personen in het plangebied zijn in het algemeen als zelfredzaam te beschouwen.

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De ontvluchting van het gebied en de toegang voor hulpdiensten is gewaarborgd.

Een groot deel van het plangebied is momenteel bij alarmeren gedekt via het waarschuwings-en alarmeringssysteem (WAS). De WAS voorziening is gelegen in het plangebied en het gehele plangebied valt binnen het dekkingsgebied (navragen bij de veiligheidsregio).

Het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is om met ingang van 1 januari 2020 het WAS uit te faseren. Dit betekent dat het WAS met ingang van deze datum niet meer gehandhaafd en onderhouden wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zal gebruik worden gemaakt van NL-Alert. NL-Alert is een alarmmiddel van de overheid voor alarmering via de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid gericht mensen met een tekstbericht informeren. NL-Alert is met name bedoeld voor noodsituaties. In het bericht staat wat er aan de hand is en het handelingsperspectief van de personen in de directe omgeving van het incident. NL-alert wordt momenteel steeds vaker ingezet als (aanvullend) alarmmiddel.

Opgemerkt wordt dat de kans op een dergelijk ongeval dusdanig klein is dat het verwaarloosbaar wordt geacht. Gezien het voorgaande vormt het aspect externe veiligheid inrichtingen geen belemmeringen voor de besluitvorming.

9. Risicobron VI: Risicovolle activiteiten buiten de gemeentegrenzen

Buiten het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten liggen risicobronnen die bij incidenten effect kunnen hebben op inwoners binnen de gemeente Eijsden-Margraten. De effecten van incidenten met gevaarlijke stoffen laten zich niet beperken door gemeentegrenzen en landsgrenzen.

Met betrekking tot de landsgrenzen zijn in Europees verband afspraken gemaakt ten aanzien van industriële ongevallen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Verdrag van Helsinki. Eén van de afspraken is dat overheden elkaar informeren bij een vergunningaanvraag van een Brzo-bedrijf (Besluit risico zware ongevallen 2015) dat binnen 15 km van de grens is gelegen.

Voor het transport van gevaarlijke stoffen (per buis, spoor, water of over de weg) bestaat geen verdrag tot wederzijds informeren.

Onderstaand zijn een aantal risicobronnen in beeld gebracht die zijn gelegen buiten de gemeente, maar die bij calamiteiten mogelijke effecten c.q. gevolgen kunnen hebben voor de inwoners van de gemeente Eijsden-Margraten.

Kerncentrale Tihange

Op een afstand van minder dan 40 km tot de gemeentegrens Eijsden-Margraten ligt de kerncentrale Tihange.

De kerncentrale bestaat uit drie reactoren. Ingevolge de Belgische Wet op de kernuitstap mogen de reactoren maximaal 40 jaar worden uitgebaat. Op basis hiervan zou Tihange op 1 oktober 2015 buiten gebruik worden genomen. In 2012 heeft de regering besloten om de exploitatieduur van Tihange te verlengen met 10 jaren tot 2025.

Er zijn op Rijksniveau maatregelzones opgesteld. Het blijkt dat er geen verdere maatregelen behoeven te worden genomen bij incidenten bij de kerncentrale in Tihange. Vooruitlopend op mogelijke aanpassing van dit Rijksbeleid heeft de Veiligheidsregio Zuid-Limburg maatregelen in gang gezet. Een van de maatregelen is de jodiumprofylaxe.

Jodiumprofylaxe is het preventief slikken van jodium(tabletten) om de opslag van radioactief jodium in de schildklier zoveel mogelijk te voorkomen. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft op 8 maart 2016 aan de Tweede Kamer gemeld dat zij voor alle doelgroepen die er baat bij hebben jodiumtabletten beschikbaar stelt. Dit gebeurt door middel van predistributie en nooddistributie. Eind 2017 heeft de predistributie plaatsgevonden.

Vierde Sluis Van Ternaaien en het Albertkanaal

Ten tijde van het opstellen van deze beleidsnota wordt de Vierde Sluis van Ternaaien gerealiseerd. Navraag bij Rijkswaterstaat geeft aan dat ze niet weten in hoeverre er onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor het transport van gevaarlijke stoffen tijdens de projectstudie. Ze stellen dat de aanpassing van de sluis van Ternaaien voor grotere schepen geen invloed heeft op het totale volume van het transport van gevaarlijke stoffen. Eventuele effecten van de realisatie van de vierde sluis van Ternaaien zullen pas op langere termijn zichtbaar zijn.

Stegcentrale Navagne

Op een afstand van minder dan een kilometer tot het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten is ten noorden van Visé een op aardgas gestookte energiecentrale gepland.

Vliegvelden

Er zijn twee vliegvelden met vliegbewegingen waarmee rekening dient te worden gehouden. Er is landelijk beleid ten aanzien van externe veiligheid vanwege vliegverkeer met gevaarlijke stoffen.

Vliegvelden (excl. Schiphol): Regeling Burgerluchthaven en Militaire Luchthavens (RBML).

  • Binnen PR 10-6 contour geen bebouwing toegestaan, tenzij een verklaring van geen bezwaar wordt verkregen.

  • Er is geen actief groepsrisicobeleid.

Luchthaven Bierset

Ten westen van Luik ligt luchthaven Bierset. Deze luchthaven is de laatste jaren uitgegroeid tot de grootste goederenluchthaven en derde personenluchthaven van België. Het aanvliegen van de vliegtuigen mag niet boven Nederlands grondgebied plaatsvinden, enkel als dit noodzakelijk is ikv de veiligheid (Rijks afspraken) Voor vliegverkeer geldt geen specifiek externe veiligheidsbeleid.

Maastricht-Aachen Airport

In een naastgelegen gemeente ligt het vliegveld Maastricht-Aachen Airport. Het vliegveld heeft geen PR 10-6 contour die over het grondgebied van de gemeente Eijsden-Margraten valt. De luchthaven is dus geen relevante risicobron (groepsrisicobeleid is niet aan de orde). Voor vliegverkeer geldt geen specifiek externe veiligheidsbeleid.

Spoorverbinding Antwerpen – Aken (west) via Montzen

Deze spoorverbinding is eigenlijk alleen maar in gebruik voor het goederenvervoer, waaronder gevaarlijke stoffen. De spoorlijn kent twee risicovolle punten m.b.t. Eijsden-Margraten. Ten eerste de rangeerbewegingen te Visé. Ten tweede het traject, inclusief ondertunneling, door Voeren. De kortste afstand tot de gemeentegrens bedraagt 600 meter nabij Sint Maartens Voeren.

Aardgastransportleidingen Fluxis (België)

Er liggen ten zuiden van de kern Eijsden, ten noorden van Visé, twee aardgastransportleidingen van Fluxis, die vanuit het westen onder de Maas richting gasverdelingsstation Dalhem lopen. Het invloedsgebied van deze leidingen valt buiten het grondgebied van Eijsden-Margraten.

De gemeente Eijsden-Margraten heeft met betrekking tot de aanwezigheid van bovenstaande grensoverschrijdende risicobronnen geen invloed. Er zijn een aantal initiatieven, onder meer vanuit de veiligheidsregio's en de Provincie Limburg om tot een betere grensoverschrijdende afstemming ten aanzien van informatievoorziening en repressie te komen. De gemeente Eijsden-Margraten ondersteunt deze initiatieven en zal waar noodzakelijk actief meewerken met de implementatie hiervan.

10. Omgevingswet

10.1 Omgevingsveiligheid

De Omgevingswet zal op 1 januari 2021 in werking treden. De Omgevingswet heeft tot doel het bereiken en in stand houden van een veilige, fysieke leefomgeving (artikel 1.3). Om het doel van de nieuwe wet te bereiken wordt er o.a. invulling gegeven aan de omgevingsveiligheid. Een onderdeel hiervan is externe veiligheid.

De gemeente moet op basis van de Omgevingswet een omgevingsplan opstellen. In het omgevingsplan dient de gemeente o.a. regels op te nemen over het aspect externe veiligheid. De gemeente moeten rekening houden met de mogelijkheden om een brand, ramp of crisis te voorkomen. Daarnaast moeten de effecten worden beperkt en bestrijden kunnen worden. De gemeente moet in het omgevingsplan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (contour van 10-6) in acht nemen.

De gemeente dient aandachtsgebieden en voorschriftengebieden aan te wijzen. Hiervoor kan rechtreeks gebruik worden gemaakt van de gebieden zoals gebruikt zijn in dit Uitvoeringsbeleid. Het werken met aandachtsgebieden is een andere manier voor de invulling van het groepsrisico. De regels hiervoor staan in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

Deze aandachtsgebieden hebben betrekking op de effecten van een brand, explosie en gifwolk.

Het anticiperen op de nieuwe regelgeving vraagt van overheden enige alertheid met betrekking tot de verschillen tussen de invloedsgebied en de toekomstige aandachtsgebieden.

De huidige wet- en regelgeving gaat uit van verantwoording van het groepsrisico binnen het invloedsgebied (gedefinieerd als het 1% letaliteitsgebied of bij LPG-tankstations het 100% letaliteitsgebied). Dat gebied komt niet (altijd) overeen met het aandachtsgebied (gedefinieerd vanuit de bescherming van mensen binnen). Dit heeft drie oorzaken:

  • 1.

    Een aandachtsgebied is gespecificeerd naar een bepaald gevaar (brand, explosie of gifwolk) en een invloedsgebied niet. Daar waar nu sprake is van één invloedsgebied kan dus sprake worden van drie aandachtsgebieden;

  • 2.

    Een aandachtsgebied houdt rekening met de bescherming die nieuwbouw biedt aan mensen die binnen schuilen bij een van buitenaf komende brand, explosie of gifwolk;

  • 3.

    Een aandachtsgebied gaat uit van bescherming en een invloedsgebied gaat uit van 1% letaliteit (direct overlijden).

Relevant bij gebruikmaken van het nieuwe instrument is artikel 5.2 van het Bkl (veiligheidsrisico’s van branden, rampen en crises), waarmee in een omgevingsplan rekening moet worden gehouden. In dit artikel is een koppeling gemaakt met de Wet veiligheidsregio’s. De verplichtingen die uit dit artikel volgen zijn juridisch niet beperkt tot een invloedsgebied in de zin van het 1% letaliteitsgebied.

De juridische reikwijdte van deze verplichtingen strekken zich uit tot het gehele gebied waar zich nog relevante gevolgen van een ramp of brand kunnen voordoen (het effectgebied). Dat wil zeggen dat de Veiligheidsregio dient te worden gevraagd voor een advies voor het gehele effectgebied.

Tegen de gevaren brand, explosie en gifwolk is tot een bepaalde afstand bescherming nodig. Afhankelijk van het type activiteit met gevaarlijke stoffen zijn er voor het aandachtsgebied in de regelgeving vaste afstanden vastgesteld, of zijn deze afstanden te berekenen. In bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is voor een aantal activiteiten met gevaarlijke stoffen aangegeven wat de omvang van het aandachtsgebied is. Het gaat hierbij om de activiteiten bedoeld in artikel 5.13, lid 1, onder a, zoals een opslagtank voor gassen en LPG-tankstations. Voor de activiteiten bedoeld in artikel 5.13, lid 3 worden de brand- en explosieaandachtsgebieden aangewezen en geometrisch begrensd bij ministeriële regeling. Dit betreft onder meer vervoer van gevaarlijke stoffen over (spoor)wegen die behoren tot het basisnet.

Voor het basisnet water zijn nog geen aandachtsgebieden vastgesteld. Hierover vindt nadere besluitvorming plaats die mogelijk via een apart wijzigingsbesluit tot aanvulling van het Bkl leidt.

10.2 Omvang van de aandachtsgebieden

De begrenzing van de aandachtsgebieden is daar waar mensen binnenshuis in een standaard gebouw beschermd zijn tegen de gevaren van brand, explosie en gifwolk (artikel 5.12 Bkl). De begrenzing van de aandachtsgebieden is vastgesteld in het Bkl:

  • Een brandaandachtsgebied is de locatie begrensd door de afstand, waar als gevolg van een ongewoon voorval dat leidt tot een plasbrand of een fakkelbrand, de warmtestraling ten hoogste 10 kW/m2 is (Bkl artikel 5.12, lid 1).

  • Een explosieaandachtsgebied is de locatie begrensd door de afstand, waar als gevolg van een ongewoon voorval dat leidt tot:

    • a.

      een kokende vloeistof-gasexpansie-explosie (Boiling Liquid Expanding Vapor Explosion, BLEVE), de warmtestraling ten hoogste 35 kW/m2 is, en

    • b.

      een explosie, anders dan onder a, de overdruk ten hoogste 10 kPa is. (Bkl artikel 5.12, lid 2).

  • Een gifwolkaandachtsgebied is de locatie begrensd door de afstand, waar als gevolg van een ongewoon voorval dat leidt tot een gifwolk, personen in een gebouw overlijden door blootstelling aan ten hoogste de bij ministeriële regeling bepaalde vastgestelde concentratie van een gevaarlijke stof. (Bkl artikel 5.12, lid 3).

afbeelding binnen de regeling

De in het omgevingsplan opgenomen aandachtsgebieden worden aangewezen als voorschriftengebied. Bij nieuwbouw in het aandachts-, voorschriftengebied dienen de bouweisen in het Bbl in acht te worden genomen.

Bij het initiatief voor een (beperkt/zeer) kwetsbaar object moet beoordeeld worden of de ontwikkeling past in het omgevingsplan. Passen betekent in eerste instantie dat het omgevingsplan de geïnitieerde ruimtelijke ontwikkeling (bijv. woningen, een school, een ziekenhuis) toestaat in het betreffende gebied.

De gemeente heeft een inspanningsverplichting voor wat betreft de keuze voor een locatie voor de realisatie van zeer kwestbare objecten. De realisatie van een zeer kwetsbaar object dient zoveel mogelijk buiten de aandachtsgebieden plaats te vinden.

Het voorschriftengebied is altijd van toepassing voor zeer kwetsbaar objecten (zoals een ziekenhuis of kinderdagverblijf) wanneer deze ontwikkeling in een brand- of explosieaandachtsgebied komt te liggen.

Wanneer het omgevingsplan de bouw van kwestbaar object toestaat, moet worden nagegaan of het object in een aandachtsgebied komt te liggen en of dit aandachtsgebied is aangewezen als voorschriftengebied.

In het voorschriftengebied gelden de aanvullende bouweisen voor de initiatiefnemer van het te bouwen object (artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Bbl).

11. Bijlagen Beleidsnota externe veiligheid

11.1 Begrippen externe veiligheid

Hieronder worden een aantal begrippen en definities uitgelegd. De uitleg is noodzakelijk om de voorliggende beleidsnota adequaat te kunnen lezen en toe te passen. Het ontbreken van kennis leidt tot vertragingen in de besluitvorming.

Bevoegd gezag

Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is bij inrichtingen de gemeente of de provincie het bevoegd gezag. Bij directe lozingen op een oppervlaktewaterlichaam is het Waterschap Limburg of Rijkswaterstaat bevoegd gezag ten aanzien van het verlenen van de vergunning.

Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen en het vaststellen van bestemmingsplannen, maar ook uit toezicht op de naleving van de regels en handhaving hierop... Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels.

BLEVE

Boiling liquid expanding vapour explosion.

Bijvoorbeeld de ontploffing van een tot vloeistof verdicht gas in een tank.

Beperkt kwetsbare locaties

Een locatie voor:

a. recreatief nachtverblijf voor ten hoogste 50 personen;

b. sport, spel of recreatief dagverblijf, met uitzondering van locaties waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of

c. evenementen in de open lucht voor minder dan 5.000 personen.

Beperkt kwetsbaar object.

Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie:

a. een woonfunctie, met uitzondering van een woonfunctie in een woongebouw en een woonfunctie voor 24-uurszorg, als het gaat om een woonfunctie:

1°. op een locatie met een dichtheid van ten hoogste 2 woningen of woonwagens per ha;

2°. om te worden gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf; of

3°. die onderdeel is van lintbebouwing die loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op een buisleiding als bedoeld in artikel 3.101 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het risico op een ongewoon voorval veroorzaakt door die activiteit;

b. een bijeenkomstfunctie, met uitzondering van een bijeenkomstfunctie:

1°. voor kinderopvang;

2°. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;

3°. waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of

4°. die een nevengebruiksfunctie is van een gebruiksfunctie, bedoeld onder E;

c. een industriefunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is;

d. een kantoorfunctie met een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m2; e. een logiesfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving:

1°. op een locatie met een dichtheid van ten hoogste 2 logiesfuncties per ha, en met ten hoogste 5 logiesverblijven als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving per gebouw; of

2°. met een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m2;

f. een onderwijsfunctie voor volwassenenonderwijs, met uitzondering van een onderwijsfunctie waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is;

g. een sportfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van een sportfunctie:

1°. waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of

2°. die een nevengebruiksfunctie is van een gebruiksfunctie, bedoeld onder E; of

h. een winkelfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van een winkelfunctie in een gebouw waarin een supermarkt of warenhuis is gevestigd, als het gaat om een winkelfunctie:

1°. met meer dan vijf winkels en met een totale bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2; of

2°. met een winkel met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m.

Buisleiding

Transport van gevaarlijke stoffen kan ook plaatsvinden door buisleidingen (pijpleidingen). Voorbeelden zijn: hoge- en middendruk aardgastransportleidingen (regionale en (inter)nationale aardgastransportleidingen) en leidingen voor transport van chemische – soms ook giftige – vloeistoffen of gassen. Meestal gaat het om ondergrondse leidingen, maar bovengrondse komen ook voor.

Effect

De effecten ten gevolge van:

·       explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling.

·       brand.

·        toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen.

Effectgebied

Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt.

Explosie

Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken.

fN-curve

Het groepsrisico wordt weergegeven als een curve in een grafiek met twee logaritmisch geschaalde assen, de zogenaamde fN-curve. Op de y-as wordt de cumulatieve frequentie f (per jaar) uitgezet en op de x-as het aantal te verwachten slachtoffers N. De curve geeft het verband tussen de omvang van de getroffen groep (N) en de kans (f) dat in één keer een groep van ten minste die omvang komt te overlijden.

Geprojecteerd (beperkt) kwetsbare objecten

Nog niet aanwezig objecten dat op grond van het vigerende bestemmingsplan toelaatbaar is.

Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit.

Grenswaarde

Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico geeft de kans aan dat een hele groep personen overlijdt door een ongeval met een risicovolle activiteit. In het groepsrisico wordt rekening gehouden met het aantal mensen dat in de buurt van een ongeval aanwezig kan zijn.

Inrichting

Inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht

Invloedsgebied

Bepaald gebied waarbinnen de aanwezige personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

Interventiewaarde

Er bestaan verschillende definities voor interventiewaarden. Veel gebruikt zijn de volgende:

Voorlichtingsgrenswaarde (VRW)

De concentratie van een stof die met grote waarschijnlijkheid door het merendeel van de blootgestelde bevolking als hinderlijk wordt ondervonden of waarboven lichte, snel omkeerbare gezondheidseffecten mogelijk zijn bij blootstelling van één uur. Vaak is dit de concentratie waarbij blootgestelden beginnen te klagen over het waarnemen van de blootstelling.

Alarmeringsgrenswaarde (AGW)

De concentratie van een stof waarboven onomkeerbare of andere ernstige gezondheidsschade kan optreden door directe toxische effecten bij blootstelling van één uur.

Levensbedreigende waarde (LBW)

De concentratie van een stof waarboven mogelijk sterfte of een levensbedreigende aandoening door toxische effecten kan optreden binnen enkele dagen na een blootstelling van één uur.

Kans

De kans dat iemand overlijdt door een ongeval met die stoffen (als deze persoon tenminste een jaar lang permanent op die plaats zou verblijven).

Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour.

Kwetsbare locatie

Een locatie voor:

a. recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen;

b. sport, spel of recreatief dagverblijf, waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is; of

c. evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.

Kwetsbaar object

Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie en voor zover het niet gaat om een beperkt kwetsbaar gebouw of een zeer kwetsbaar gebouw:

a. een woonfunctie;

b. een bijeenkomstfunctie;

c. een industriefunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

d. een gezondheidszorgfunctie;

e. een kantoorfunctie;

f. een logiesfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

g. een onderwijsfunctie;

h. een sportfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving; of

i. een winkelfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Letaal

Dodelijk

(Openbare) fysieke veiligheid

De fysieke veiligheid van de openbare ruimte. Het complement van de fysieke veiligheid van bouwwerken.

Oriëntatiewaarde

Eén van de criteria die betrokken moet worden bij het invulling geven aan de verantwoordingsplicht.

Personendicht-heid

De dichtheid van het aantal personen in een gebied. De wijze van bepaling van deze dichtheid is vastgelegd bij ministeriële regeling. Bij brandbaar gas wordt doorgaans geïnventariseerd met een raster van 25 bij 25 meter. Bij toxische stoffen met een raster van 100 bij 100 m. Bij een juridisch correcte bepaling van de personendichtheid geldt het bestemmingsplan als uitgangspunt.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

In het plaatsgebonden risico zijn in twee verschillende kansen verwerkt:

·       de kans dat een ramp, zoals het ontsnappen van een gevaarlijke stof, plaatsvindt;

·       de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan.

Plasbrandaan-dachtsgebied PAG

Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is het gebied waarin bij het realiseren van kwetsbare objecten rekening gehouden dient te worden met de effecten van een zogenaamde plasbrand. Deze plasbrand kan ontstaan door de ontsteking van uitgestroomde brandbare vloeistof uit een schip of tankwagen.

Het plasbrandaandachtsgebied wordt gemeten vanaf de rechterrijstrook in het geval van een weg of de oeverlijn in het geval van een rivier of kanaal.

WAS-dekking

Waarschuwing Alarm Systeem. Landelijk waarschuwingssysteem waarmee burgers in geval van calamiteit gewaarschuwd kunnen worden (voorheen luchtalarm genoemd).

NL-Alert

Het WAS-systeem wordt uitgefaseerd. In plaats hiervan wordt een informatiebericht over het incident naar de smartphone van personen in een bepaald postcodegebied gestuurd. In het bericht wordt het handelingsperspectief van de personen in het effectgebied weergegeven.

Zeer kwetsbaar object

Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan:

a. een woonfunctie voor 24-uurszorg;

b. een bijeenkomstfunctie:

1°. voor kinderopvang; of

2°. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;

c. een celfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

d. een gezondheidszorgfunctie met een bedgebied; of

e. een onderwijsfunctie:

1°. voor basisschoolonderwijs; of

2°. voor onderwijs

Definitie o.b.v. de Besluit kwaliteit leefomgeving

11.2 Contouren externe veiligheid

afbeelding binnen de regeling

Figuur: duiding van de verschillende contouren bij externe veiligheid voor inrichtingen

11.2 Bijlage A Berekening groepsrisico tbv bestemmingsplan “Hotel Gronsveld”

afbeelding binnen de regeling

11.3 Bijlage B Toelichting bestemmingsplan “Gronsveld en Rijckholt”

afbeelding binnen de regeling

Bestemmingsplan Oost-Maarland d.d. 13-7-2010

afbeelding binnen de regeling

Toelichting bestemmingsplan “Eijsden” d.d. 23-4-2013

afbeelding binnen de regeling

11.4 Bijlage C Uitsnede groepsrisico bestemmingsplan Poelveld d.d. 26-6-2007

afbeelding binnen de regeling

11.5 Bijlage D: Buisleidingen

Oplossen voormalige knelpunten Gasunie

(zie brief d.d. 2-5-2012 van De Gasunie (kenmerk corsa 12I0003057, ingekomen 4-5-2012).

Op enkele plaatsen heeft de hoge druk aardgastransportleiding een plaatsgebonden risicocontour (10-6 contour). In de brief van 1 juli 2008 heeft de Gasunie aangegeven dat de leiding A -520-KR-194 een plaatsgebonden risico heeft van 195 meter.

Vervolgens een onderzoek van de Gasunie is in 2011 geconstateerd dat er nabij Wolfshuis/Gasthuis knelpunten waren met betrekking tot het plaatsgebonden risico van een gasleiding. Per brief d.d. 2 mei 2012 heeft de Gasunie laten weten dat ze op de locatie per 1 januari 2012 de maatregel “Strikte begeleiding van werkzaamheden”, als beschreven in de Handleiding risicoberekeningen Bevb, toepast. Daarmee wordt het plaatsgebonden risico met een factor 2,5 verlaagd. Hierdoor is het knelpunt ter plaatse opgeheven.

DPO leiding Noorbeek

(zie brief d.d. 19-8-2011 van het Ministerie van Defensie (kenmerk corsa 2011024820, ingekomen 22-8-2011).

Op één locatie is gebouwd binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Het betreft de woningen die zijn gelegen aan de 12de Septemberlaan in Noorbeek. Deze woningen liggen in de directe nabijheid van de DPO-leiding van defensie. Deze woningen liggen niet binnen de plaatsgebonden contour van 13 meter. De woningen liggen wel binnen de effectafstand van 68 meter. De 1% letaliteitgrens moet kleiner zijn dan 255 personen/hectare. In de zone van 68 meter aan beide zijden van de leiding is een bevolkingsdichtheid van 63 personen/hectare berekend. Het groepsrisico is derhalve kleiner dan de oriënterende waarde (zie voor de gehele berekening de toelichting bestemmingsplan kern Noorbeek vastgesteld d.d. 18-05-2011).

11.6 Bijlage E: Onderzoek Uitvoeringsbeleid Externe Veiligheid en N278

afbeelding binnen de regeling

Omschrijving van de adviesvraag

Op 12 april 2019 heeft gemeente Eijsden-Margraten verzocht het concept Uitvoeringsbeleid Eijsden-Margraten te toetsen. Hieruit volgend is afgesproken dat de RUD-ZL de risicosituatie van de provinciale weg N278 inzichtelijk maakt.

Achtergrond en doel

De huidige Beleidsvisie externe veiligheid Eijsden-Margraten is vastgesteld op 17 oktober 2013 en heeft een geldigheidsduur van 5 jaar. Het bestaande beleid is verouderd en moet worden geactualiseerd. Het nieuwe beleid moet een praktische handleiding zijn en inzicht geven in de relevante risico-scenario’s. Door Ruyters Advies Groep vof is hiervoor op 16 maart 2019 een concept ‘Uitvoeringsbeleid externe veiligheid’ opgesteld.

Uitgevoerde werkzaamheden

De opmerkingen op het concept ‘Uitvoeringsbeleid externe veiligheid’ van 16 maart 2019 zijn op 21 mei 2019 besproken met de heren F. Daemen, M. Geurts en M. Ponjé. De opmerkingen zijn tevens per e-mail aan u toegestuurd op 21 mei 2019. Aanvullend is op 16 september 2019 het ‘Stroomschema externe veiligheid ruimtelijke plannen’ en de ‘Factsheet externe veiligheid ruimtelijke plannen’ per e-mail aan u toegestuurd. Het stroomschema en de factsheet kunnen gebruikt worden als hulpmiddel voor het interne werkproces en voor het uitvoeringsbeleid.

Als onderbouwing voor het uitvoeringsbeleid is afgesproken dat de RUD-ZL onderzoek doet naar de externe veiligheidsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over de N278, binnen de gemeente Eijsden-Margraten.

In bijlage 1 van dit advies is het onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s van de N278 opgenomen.

Resultaten en conclusies

Middels het voorgeschreven rekenpakket RBM II zijn de omgevingsveiligheidsrisico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N278 berekend. Berekeningen zijn uitgevoerd voor de huidige en de toekomstige situatie.

1.1.Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie is de invloed van enkele nieuwbouwplannen inzichtelijk gemaakt. Het betreft het transformeren van een voormalige schuur naar 6 appartementen ter hoogte van Rijksweg 6 in Margraten. Voor de berekening is uitgegaan van 2,4 personen per appartement (op basis van kengetallen Handleiding Risicoanalyse Transport). Daarnaast zijn er plannen om ter plaatse van de voormalige veiling aan de Rijksweg 68 in Margraten een supermarkt te realiseren. Voor de berekening is hierbij uitgegaan van 50 personen gemiddeld die gelijktijdig aanwezig zullen zijn in de supermarkt gedurende een periode van 7.00 uur tot 22.00 uur.

1.2.Uitgangspunten

Voor de N278 zijn geen tellingen van vervoer van gevaarlijke stoffen uitgevoerd. Voor de berekening is uitgegaan van de drempelwaarden uit de bijlagen van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) voor wegen buiten de bebouwde kom, zijnde 500 transporten van stofcategorie GF3 (brandbare gassen: propaan, LPG). Voor de stofcategorie LF1 en LF2 (brandbare vloeistoffen) is per stofcategorie uitgegaan van 50 transporten. In werkelijkheid zullen er minder transporten van gevaarlijke stoffen over de N278 getransporteerd worden. Deze situatie kan beschouwd worden als een worstcase situatie.

De populatie binnen het invloedsgebied van de N278 is gebaseerd op de BAG populatieservice. De populatie is aangevuld met buitenevenementen voor de Amerikaanse begraafplaats Margraten, kermis Margraten en kermis Cadier en Keer. Voor beide kermissen is uitgegaan van 200 personen gedurende de periode van 14.00 uur tot 18.30 uur en 100 personen gedurende de periode van 18.30 uur tot 21.00 uur.

Voor de jaarlijkse Memorial Day op de Amerikaanse begraafplaats is uitgegaan van 1.500 personen in de periode van 12.00 uur tot 20.00 uur. Voor de weekenden gedurende het hele jaar is uitgegaan van gemiddeld 50 personen in de periode van 07.00 uur tot 18.30 uur.

1.3.Conclusie berekeningen

Voor de N278 is geen sprake van een plaatsgebonden risico PR 10-6 en geldt er ook geen plasbrandaandachtsgebieden (PAG) voor deze weg.

Uit berekeningen volgt dat de hoogte van het groepsrisico in de huidige situatie lager is dan de oriëntatiewaarde, maar iets hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In de huidige situatie ligt het hoogst berekende groepsrisico ter hoogte van de Veiling aan de Rijksweg 68 te Margraten.

In de toekomstige situatie ligt het groepsrisico lager dan de oriëntatiewaarde, zelfs lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De afname van de hoogte van het groepsrisico in de toekomstige situatie heeft te maken met de bestemmingswijziging van de veiling naar winkel.

Advies

Geadviseerd wordt het onderzoek naar de externe veiligheidsrisico’s van de N278 als bijlage op te nemen bij het Uitvoeringsbeleid externe veiligheid voor gemeente Eijsden-Margraten en de conclusie van de onderzoeksresultaten mee te nemen in het uitvoeringsbeleid.

11.7 Bijlage F: Stroomschema externe veiligheid ruimtelijke plannen

Na toetsing aan het Uitvoeringsbeleid Ecterne Veiligheid kan het onderstaande schema gehanteerd worden

afbeelding binnen de regeling

Ondertekening


Noot
1

Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

Deze circulaire vraagt actie van gemeenten bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan rondom LPG-tankstations. Dit geldt ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een LPG-tankstation. De circulaire vraagt gemeenten uitdrukkelijk een effectbenadering toe te passen bij besluiten rondom LPG-tankstations. Voor zeer kwetsbare objecten dient rekening te worden gehouden met een effectzone van 160 meter. Bij beperkt kwetsbare objecten dient rekening te worden gehouden met een effectzone van 60 meter. Dit wil zeggen dat gevraagd wordt deze afstand in beginsel aan te houden. Afwijken van deze afstanden kan gemotiveerd plaatsvinden als er veiligheidsmaatregelen (bijvoorbeeld: hittewerende bekleding) zijn getroffen. Daarnaast blijft een risicobenadering in het kader van het Bevi (PR en GR) nodig

Noot
2

Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations

Het beleid in de circulaire kan als volgt worden samengevat:

Voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gelden de waarden en de systematiek uit het Bevi.

De risico’s van LNG-tankstations (tot vloeistof verdicht aardgas) zijn te berekenen met de rekenmethodiek LNG-tankstations.

Als eerste aanvulling op de systematiek uit het Bevi geldt een minimumafstand van 50 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten.

Als tweede aanvulling op de systematiek uit het Bevi krijgen effectafstanden een rol. De grootte van deze effectafstanden zijn afhankelijk van de reactietijd, vulling en voordruk van de installatie.