Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening hondenbelasting 2012.

Geldend van 06-12-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de hondenbelasting 2012.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente in zijn vergadering van 8 november 2011 heeft vastgesteld de volgende

Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing.

Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond.

Artikel 2. Belastingplicht.

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder van een hond wordt aangemerkt degene die, onder welke titel ook, een hond ter verzorging of onder toezicht heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

  • 4. Voor honden, die verblijven in een inrichting, welker bedrijfsdoel is dieren tegen vergoeding te verzorgen, is de belasting verschuldigd door degene, voor wiens rekening de hond wordt verzorgd.

  • 5. De belastingplicht ontstaat op het moment dat een hond voor het eerst wordt gehouden en eindigt op het tijdstip dat de schriftelijke mededeling wordt ontvangen dat de belastingplichtige geen houder meer is van een hond, tenzij wordt aangetoond, dat hij reeds eerder geen houder meer was.

Artikel 3. Maatstaf van heffing.

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 4. Tarieven.

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor de eerste hond €  67,-

    • b.

      voor elke volgende hond €  134,-

  • 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels, ingeschreven bij de raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, alsmede voor honden in ondernemingen voor handel in honden, in het bezit van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Dierenbescherming (wet van 25 januari 1961, Stb. 19), € 333,- per belastingjaar.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien de belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op de voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 5 Belastingjaar

.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dat later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting terzake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel vierde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalenderkwartalen overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel vierde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalenderkwartalen overblijven.

Artikel 7. Vrijstellingen.

De belasting wordt niet geheven voor honden:

  • a.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de moederhond worden gehouden;

  • b.

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • c.

    waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van het hoofdcomité van het Nederlandse Rode Kruis of van De Nederlandse Vereniging van Rodekruishonden;

  • d.

    die door de “Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland” als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • e.

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • f.

    waarvan de houder zich in de loop van het belastingjaar in de gemeente heeft gevestigd, doch slechts voor het tijdvak van het lopende belastingjaar, waarover voor deze hond(-en) elders belasting is betaald of verschuldigd is en geen recht op ontheffing of vermindering van die elders betaalde belasting bestaat.

  • g.

    die in het kader van een opleiding tot blindengeleidehond door het Koninklijk

    Nederlands Geleidehonden Fonds, worden gehouden door een pleeggezin;

  • h.

    die in het kader van een opleiding door het Nederlandse Rode Kruis of de Nederlandse Vereniging van Rodekruishonden worden gehouden door een pleeggezin;

  • i.

    die in het kader van een opleiding tot gehandicaptenhond door de Stichting Sociale Honden voor Gehandicapten Nederland dan wel Stichting Hulphond Nederland, worden gehouden door een pleeggezin.

Artikel 8. Wijze van heffing.

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9. Continuering belastingplicht.

Ten aanzien van de belastingplichtige, aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar de aanslag over het vorige belastingjaar werd opgelegd, tenzij blijkt, dat bedoeld aantal honden waarvoor hij belastingplichtig is, wijziging heeft ondergaan, of dat zijn belastingplicht voor de aanvang van het belastingjaar is geëindigd.

Artikel 10

  • 1.

    Voor belastingbedragen tot € 10,-- vindt geen invordering plaats.

  • 2.

    Voor toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11. Termijn van betaling.

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €65,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid geldt dat, indien het totale bedrag van

    de op één aanslagbiljet verenigde bedragen groter dan of gelijk is aan € 9.000,-- dan dient de aanslag in één termijn te worden betaald, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De Verordening hondenbelasting 2011, vastgesteld bij raadsbesluit van 30 november 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2012".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 november 2011.

Eindhoven, 20 september 2011.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven, 28 november 2011.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. P.M. Pistor.