Regeling vervallen per 16-07-2014

Nadere regels subsidie Stimulering amateurkunst

Geldend van 12-07-2013 t/m 15-07-2014

Intitulé

Nadere regels subsidie Stimulering amateurkunst

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat

gelet op het bepaalde in de Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet

het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 9 juli 2013 heeft vastgesteld de navolgende

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Eindhoven;

  • b.

    activiteiten: de artistiek gerichte werkzaamheden van een organisatie

  • c.

    actieve leden: contributiebetalende leden van een organisatie, die de artistieke activiteiten van de organisatie mede uitvoeren. De artistieke en organisatorische leiders, bestuursleden, ereleden en dergelijke worden niet als zodanig aangemerkt;

  • d.

    amateurkunst: niet-beroepsmatige beoefening van kunst in verenigingsverband;

  • e.

    basisbudget: het subsidiebedrag voor algemene kosten uitgedrukt in een geldwaarde die wordt berekend op basis van een score;

  • f.

    dansgroep: een organisatie die één of meer dansvormen beoefent, zoals volksdans, jazzdans of moderne dans;

  • g.

    groep voor beeldende kunst en vormgeving: een organisatie die één of meer vormen van beeldende kunst en vormgeving beoefent, zoals tekenen, schilderen, beeldhouwen of keramische technieken met als primaire doelstelling het tot stand brengen van kunst. Hiertoe worden niet gerekend organisaties in de hobbysfeer;

  • h.

    groep voor audiovisuele kunst: een organisatie die één of meer technieken op het gebied van foto-, film- of audiokunst beoefent;

  • i.

    groottetoeslag: een sectieafhankelijke toeslag op het basisbudget, uitgedrukt in een score en die is gebaseerd op het aantal actieve leden van een organisatie;

  • j.

    hoofdkorps: het centrale onderdeel van een muziekkorps, waaraan het in het algemeen zijn naam ontleent;

  • k.

    instrumentaal ensemble: een organisatie die muziek beoefent en bestaat uit instrumentalisten, in uiteenlopende bezetting zoals een kamerorkest, symfonieorkest, blokfluit-, klarinet-, saxofoonensemble, accordeon-, mandolineorkest of andere divers samengestelde ensembles, waaronder ensembles voor etnische muziek. In deze verordening worden hiertoe niet gerekend ensembles op het gebied van pop, jazz en geïmproviseerde muziek, amusementsorkesten, dansorkesten en hieraan verwante ensembles;

  • l.

    muziekkorps: een organisatie, zoals een harmonie, fanfare, drumband of showcorps dan wel een combinatie van deze;

  • m.

    muziektheatergroep: een organisatie bestaande uit vocalisten en instrumentalisten, die het opera-operette- en/of musicalrepertoire middels geënsceneerde producties beoefent;

  • n.

    niveautoeslag: een sectieafhankelijke toeslag op het basisbudget voor het artistiek functioneren van een organisatie, uitgedrukt in een score, gebaseerd op diplomering en/of ervaring van de artistieke leiding of op klassering van een muziekkorps;

  • o.

    openbare uitvoering/presentatie: een in het algemeen door de organisatie zelf georganiseerde, voor het algemeen publiek openbaar toegankelijke volwaardige voorstelling of expositie binnen de in de verordening onderscheiden secties van amateurkunst, waaraan door publiciteit, zoals via de media, affiches en programmabladen bekendheid wordt gegeven. Een tentoonstelling is tenminste gedurende een geheel weekend openbaar toegankelijk;

  • p.

    organisatie: een in de gemeente Eindhoven gevestigde en werkzame rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die als primaire doelstelling heeft het niet beroepsmatig beoefenen van een binnen deze paragraaf verschillende sectie van kunst en waarvan de activiteiten voornamelijk openbaar toegankelijk zijn;

  • q.

    score: het puntenaantal op grond waarvan de subsidie wordt berekend;

  • r.

    specifieke toeslag: een sectieafhankelijke toeslag op het basisbudget, uitgedrukt in een score, in relatie tot een sectiekarakteristieke extra kostensoort;

  • s.

    theatergroep: een organisatie die de toneelkunst beoefent, daaronder ook cabaret begrepen;

  • t.

    vocaal ensemble: een organisatie die muziek beoefent en bestaat uit vocalisten, zoals een kamerkoor, gemengd koor, univocaal koor, oratoriumkoor, kinderkoor en opera- en operettekoor, voor zover deze geen geënsceneerde producties uitvoeren.

Artikel 2 Doel(groepen)

Met deze nadere regels wordt de stimulering van het niet-beroepsmatig beoefenen van kunst in organisatieverband beoogd voor activiteiten die resulteren in het jaarlijks openbaar uitvoeren van nieuwe producties van amateurkunst in de volgende secties:

  • A.

    muziekkorpsen;

  • B.

    vocale ensembles;

  • C.

    instrumentale ensembles;

  • D.

    theatergroepen;

  • E.

    muziektheatergroepen;

  • F.

    dansgroepen;

  • G.

    groepen voor beeldende kunst en vormgeving; of

  • H.

    groepen voor audiovisuele kunst.

Artikel 3 Subsidieaanvrager

Voor subsidie komen in aanmerking organisaties die tenminste een jaar gerekend vanaf datum van statutaire oprichting activiteiten ontplooien.

Artikel 4 De te subsidiëren activiteiten

Een jaarlijkse subsidie kan worden verleend voor activiteiten op het terrein van amateurkunst.

Artikel 5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • -

      er vinden wekelijkse repetities c.q. werkbijeenkomsten plaats op een adres in Eindhoven;

    • -

      er worden per jaar tenminste 30 repetities c.q. werkbijeenkomsten gehouden;

    • -

      een organisatie behorend tot de secties theatergroepen of muziektheatergroepen geeft per jaar tenminste één openbare uitvoering in de gemeente Eindhoven;

    • -

      een organisatie behorend tot een van de overige secties geeft per jaar tenminste één openbare presentatie in Eindhoven;

    • -

      van de actieve leden van de organisatie is tenminste 30% woonachtig in de gemeente Eindhoven;

      - een organisatie geeft aan wat ze terugdoen voor de stad.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt per sectie, zoals bedoeld in artikel 2, voldaan aan de volgende vereisten:

A. Muziekkorpsen:

  • -

    de organisatie heeft tenminste 25 actieve leden;

  • -

    het hoofdkorps neemt tenminste één keer per vijf jaar deel aan een kwalificatieconcours van de erkende landelijke muziekfederatie, waarbij de organisatie is aangesloten; en

  • -

    muzikale wandelingen en dergelijke gelden niet als een openbare uitvoering in de zin van artikel 1, vijftiende lid.

B. Vocale ensembles:

  • -

    de organisatie heeft tenminste 15 actieve leden;

C. Instrumentale ensembles:

  • -

    de organisatie heeft tenminste 15 actieve leden;

D. Theatergroepen:

  • -

    de organisatie heeft tenminste 15 actieve leden;

  • -

    een organisatie, die is ingedeeld in grootteklasse II realiseert per jaar tenminste twee nieuwe producties en geeft van elk in het desbetreffend jaar een openbare uitvoering in de gemeente Eindhoven;

E. Muziektheatergroepen:

  • -

    de organisatie heeft tenminste 40 actieve leden.

F. Dansgroepen:

  • -

    de organisatie heeft tenminste 15 actieve leden.

G. Beeldende kunst en vormgeving:

  • -

    de organisatie heeft tenminste 60 actieve leden;

  • -

    een organisatie die is ingedeeld in grootteklasse II en III realiseert per jaar in de gemeente Eindhoven tenminste twee openbare tentoonstellingen;

H. Audiovisuele kunst:

  • -

    de organisatie heeft tenminste 15 actieve leden;

  • -

    een organisatie die is ingedeeld in grootteklasse II realiseert per jaar in de gemeente Eindhoven tenminste twee openbare tentoonstellingen.

Artikel 6 Subsidieplafond/verdeling van de subsidie

  • 1. Het subsidieplafond voor het subsidiëren van activiteiten, zoals bedoeld in deze nadere regels, wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 2. Indien het bedrag waarvoor op grond van deze nadere regels subsidie zou moeten worden verleend aan degenen die daartoe tijdig een aanvraag hebben ingediend groter is dan het op grond van het eerste lid vastgestelde subsidieplafond, worden de betrokken subsidies naar evenredigheid verminderd.

Artikel 7 Subsidiehoogte

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt als volgt berekend:

    • a.

      scores per organisatie voor basis- en algemene kosten, vermeerderd met toeslagen voor de grootte en het niveau van de organisatie, dan wel van de artistieke leiding, alsmede voor specifieke kosten van muziekkorpsen;

    • b.

      de geldwaarde van de score wordt als volgt berekend:het voor het uitvoeren van de nadere regels subsidie Stimulering amateurkunst voor het desbetreffend jaar beschikbare bedrag op de gemeentebegroting gedeeld door het totaal van de scores van de subsidiabele organisaties voor het desbetreffend jaar;

    • c.

      voor de basis- en algemene kosten ontvangt de organisatie een basisbudget. De score bedraagt: 2.

  • 2.

    De indeling in grootteklasse geschiedt jaarlijks aan de hand van het werkelijk aantal actieve leden per peildatum 31 december van het voorgaande jaar van het jaar van indiening. De indeling in niveaus geschiedt per peildatum 31 december van het voorgaande jaar aan de hand van de door de organisatie overgelegde bescheiden. Bij het ontbreken van de vereiste diploma's wordt de organisatie ingedeeld in niveau I. Een muziekkorps wordt ingedeeld aan de hand van bewijsstukken van de klassering door de erkende landelijke muziekfederatie, waarbij het korps is aangesloten.

  • 3.

    Voor het toekennen van de toeslagen worden de organisaties als volgt onderverdeeld en zijn per sectie de volgende scores van toepassing:

A. Muziekkorpsen.

1. Groottetoeslag:

  • 1.1.

    grootteklasse I: score 0:

    indien de organisatie minder dan 55 actieve leden heeft;

  • 1.2.

    grootteklasse II: score 2:

    indien de organisatie 55 tot 95 actieve leden heeft;

  • 1.3.

    grootteklasse III: score 4:

    indien de organisatie tenminste 95 actieve leden heeft.

2. Niveautoeslag:

  • 2.1.

    niveau I: score 0:

    indien het hoofdkorps speelt in de introductieafdeling c.q. divisie van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen c.q. de Brabantse Bond van Muziekverenigingen en/of indien de organisatie te kennen heeft gegeven niet aan een kwalificatieconcours te willen deelnemen;

  • 2.2.

    niveau II: score 2:

    indien het hoofdkorps speelt in de introductiedivisie van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen c.q. de Brabantse Bond van Muziekverenigingen;

  • 2.3.

    niveau III score 4:

    indien het hoofdkorps speelt in de 4e of 5e divisie dan wel promotieklasse van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen c.q. de Brabantse Bond van Muziekverenigingen;

  • 2.4.

    niveau IV score 6:

    indien het hoofdkorps speelt in de 1e, 2e of 3e divisie dan wel de kampioensklasse van de Koninklijke Nederlandse Federatie van Muziekverenigingen c.q. de Brabantse Bond van Muziekverenigingen.

3. Specifieke toeslag voor opleiding en instrumentarium:

  • 3.1.

    categorie I: score 1:

    indien de organisatie is ingedeeld in niveau I;

  • 3.2.

    categorie II: score 2:

    indien de organisatie is ingedeeld in niveau II of hoger en minder dan 95 actieve leden heeft;

  • 3.3.

    categorie III: score 3:

    indien de organisatie is ingedeeld in niveau II of hoger en tenminste 95 actieve leden heeft.

B. Vocale ensembles.

1. Groottetoeslag:

  • 1.1.

    grootteklasse I: score 0:

    indien de organisatie minder dan 70 actieve leden heeft;

  • 1.2.

    grootteklasse II: score 2:

    indien de organisatie tenminste 70 actieve leden heeft.

2. Niveautoeslag :

  • 2.1.

    niveau I: score 0:

    indien de dirigent niet in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma;

  • 2.2.

    niveau II: score 1:

    indien de dirigent in het bezit is van het Getuigschrift Ensemblebegeleiding (1-jarige cursus), o.a. onderdeel van de opleiding Docent Muziek (voorheen schoolmuziek) c.q. ervaringsniveua;

  • 2.3.

    niveau III: score 2:

    indien de dirigent in het bezit is van een einddiploma Docent Muziek van een van rijkswege erkend conservatorium dan wel van een vergelijkbaar diploma, zoals de Meerjarige Dirigenten opleiding van het Centrum voor Amateurkunst, die opleidt tot het landelijk erkende diploma Amateur-Koordirigent c.q. ervaringsniveau;

  • 2.4.

    niveau IV: score 3:

    indien de dirigent in het bezit is van een Bachelor diploma Koordirectie (voorheen Praktijkdiploma) van een van rijkswege erkend conservatorium c.q. ervaringsniveau;

  • 2.5.

    niveau V: score 4;

    indien de dirigent in het bezit is van een Master diploma Koordirectie (voorheen Uitvoerend Musicus/Tweede Fase) van een van rijkswege erkend conservatorium c.q. ervaringsniveau.

C. Instrumentale ensembles.

1. Groottetoeslag:

  • 1.1.

    grootteklasse I: score 0:

    indien de organisatie minder dan 40 actieve leden heeft;

  • 1.2.

    grootteklasse II: score 2:

    indien de organisatie tenminste 40 actieve leden heeft;

  • 1.3.

    grootteklasse III: score 4:

    indien de organisatie een symfonieorkest betreft en tenminste 55 actieve leden heeft.

2. Niveautoeslag:

  • 2.1.

    niveau I: score 0:

    indien de dirigent niet in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma;

  • 2.2.

    niveau II: score 2:

    indien de dirigent in het bezit is van een Bachelor-diploma directie (HaFaBra-, Koor- en Orkest) van een van rijkswege erkend conservatorium of van een vergelijkbaar, voor de leiding van betreffende organisaties, relevant diploma c.q. ervaringsniveau;

  • 2.3.

    niveau III: score 4: indien de dirigent in het bezit is van een Master-diploma Koor- en Orkestdirectie van een van rijkswege erkend conservatorium of van een vergelijkbaar, relevant diploma c.q. ervaringsniveau;

  • 2.4.

    niveau III: score 6:

    indien het een symfonieorkest betreft en de dirigent in het bezit is van een Master-diploma Koor- en Orkestdirectie van een van rijkswege erkend conservatorium of van een vergelijkbaar, relevant diploma c.q. ervaringsniveau.

D. Theatergroepen.

I. Groottetoeslag:

  • 1.1.

    grootteklasse I: score 0:

    indien de organisatie minder dan 30 actieve leden heeft;

  • 1.2.

    grootteklasse II: score 2:

    indien de organisatie tenminste 30 actieve leden heeft.

2. Niveautoeslag:

  • 2.1.

    niveau I: score 0:

    indien de regisseur niet in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma;

  • 2.2.

    niveau II: score 2:

    indien de regisseur in het bezit is van een diploma van een regieopleiding van het Landelijk Centrum voor Amateurtheater of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau;

  • 2.3.

    niveau III: score 4:

    indien de regisseur in het bezit is van een einddiploma drama of regie van een van rijkswege erkende theatervakopleiding of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau.

E. Muziektheatergroepen.

I. Groottetoeslag:

1.1. grootteklasse I: score 0:

voor elke organisatie.

2. Niveautoeslag:

  • 2.1.

    niveau I: score 0:

    indien noch de dirigent noch de regisseur in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma;

  • 2.2.

    niveau II: score 4:

    indien alleen de dirigent of de regisseur in het bezit is van het voor niveau III vereiste diploma;

  • 2.3.

    niveau III: score 8:

    indien:

    • a.

      de dirigent in het bezit is van een einddiploma koor- of orkestdirectie van een van rijkswege erkend conservatorium of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau; en

    • b.

      de regisseur in het bezit is van een einddiploma van een van rijkswege erkende theatervakopleiding of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau.

F. Dansgroepen:

1. Groottetoeslag:

  • 1.1.

    grootteklasse I: score 0:

    indien de organisatie minder dan 50 actieve leden heeft;

  • 1.2.

    grootteklasse II: score 2:

    indien de organisatie 50-100 actieve leden heeft;

  • 1.3.

    grootteklasse III: score 4:

    indien de organisatie tenminste 100 actieve leden heeft.

2. Niveautoeslag:

  • 2.1.

    niveau I: score 0:

    indien de artistiek leider niet in het bezit is van een voor niveau II vereist diploma;

  • 2.2.

    niveau II: score 2:

    indien de artistiek leider in het bezit is van:

    • a.

      voor dansgroepen: een docentdiploma dansvakopleiding of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau;

    • b.

      voor volksdansgroepen: een diploma Volksdansleider van het Landelijk Centrum voor Amateurdans of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau;

G. Groepen voor beeldende kunst.

1. Groottetoeslag:

  • 1.1.

    grootteklasse I: score 1:

    indien de organisatie minder dan 120 actieve leden heeft;

  • 1.2.

    grootteklasse II: score 3:

    indien de organisatie 120-150 actieve leden heeft;

  • 1.3.

    grootteklasse III: score 5:

    indien de organisatie tenminste 150 actieve leden heeft.

2. Niveautoeslag:

  • 2.1.

    niveau I: score 0:

    indien de artistiek leider niet in het bezit is van een voor niveau II of hoger vereist diploma;

  • 2.2.

    niveau II: score 4:

    indien de artistiek leider in het bezit is van een diploma van een voor de opleiding van de desbetreffende organisatie relevante vakopleiding of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau;

  • 2.3.

    niveau III: score 6:

    indien de artistiek leider in het bezit is van een einddiploma van een voor de leiding van de desbetreffende organisatie relevante van rijkswege erkende kunstvakopleiding of van een vergelijkbaar diploma c.q. ervaringsniveau.

H. Groepen voor audiovisuele kunst.

1. Groottetoeslag:

  • 1.1.

    grootteklasse I: score 1:

    indien de organisatie minder dan 75 actieve leden heeft;

  • 1.2.

    grootteklasse II: score 2:

    indien de organisatie tenminste 75 actieve leden heeft en is ingedeeld in niveau II.

2. Niveautoeslag:

  • 2.1.

    niveau I: score 0:

    indien de artistiek leider niet in het bezit is van een voor niveau II vereist diploma;

  • 2.2.

    niveau II: score 2:

    indien de artistiek leider in het bezit is van een einddiploma van een voor de leiding van de desbetreffende organisatie relevante van rijkswege erkende kunstvakopleiding c.q. ervaringsniveau.

Artikel 8 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in de ASV met betrekking tot de bij de aanvraag

    in te dienen gegevens worden bij een subsidieaanvraag de volgende gegevens

    overgelegd:

    • a.

      een staat van wekelijkse repetities en werkbijeenkomsten met vermelding van adres(sen) van de repetities en bijeenkomsten en van de naam van de artistiek leider(s);

    • b.

      een lijst van actieve leden per 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, met per actief lid vermelding van naam, adres, functie(s) binnen de organisatie en lengte van diens lidmaatschap van de desbetreffende organisatie;

    • c.

      opgave van mutaties in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend, ten aanzien van de artistieke leiding, vergezeld van een kopie van het voor de niveau-indeling vereiste diploma van een nieuwe leider. Een muziekkorps overlegt een (mutatie)bewijs van klassering door de landelijke muziekfederatie, waarbij de organisatie is aangesloten

  • 2. De aanvraag wordt ingediend aan de hand van een vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 9 Betaling en bevoorschotting

In aanvulling op het bepaalde in de ASV met betrekking tot de betaling en bevoorschotting worden:

  • a.

    subsidies tot €5.000,- 100% bevoorschot in 4 kwartaaltermijnen;

  • b.

    subsidies vanaf € 5.000,- 95% bevoorschot in 4 kwartaaltermijnen.

Artikel 10 Verantwoording en vaststelling subsidies tot €5.000,-

In aanvulling op het bepaalde in de ASV met betrekking tot de vaststelling van subsidie worden subsidies tot €5.000,-direct vastgesteld.

Artikel 11 Verantwoording en vaststelling subsidies vanaf €5.000,--

  • In aanvulling op het bepaalde in de ASV met betrekking tot de verantwoording en vaststelling van subsidies vanaf €5.000,- dient subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college uiterlijk 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Eindhoven, 9 juli 2013.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven, 11 juli 2013.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. P.M. Pistor.