Regeling vervallen per 31-12-2022

Beheersverordening gemeentelijkebegraafplaatsen gemeente Eindhoven 2010

Geldend van 18-07-2012 t/m 30-12-2022

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente Eindhoven in zijn vergadering van 20 juli 2010 heeft vastgesteld:

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Eindhoven 2010

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats(en): Gemeentelijke algemene begraafplaats Stratum;

Gemeentelijke begraafplaats Roostenhof;

Gemeentelijke wijkbegraafplaats Woensel;

Gemeentelijke begraafplaats Woensel "De oude Toren";

  • b.

    kindergraf: een graf waarin lijken van doodgeboren c.q. als levenloos aangegeven kinderen en/of kinderen beneden 12 jaar worden begraven;

  • c.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • d.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • e.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • f.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • g.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • 1.

    het doen begraven en begraven houden van lijken;

  • 2.

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • 3.

    het doen verstrooien van as;

  • h.

    bijzonder graf: een graf waarvan de situering zich onderscheidt van andere graven en waarbij tevens de mogelijkheid bestaat voor het aanbrengen van een grafkelder;

  • i.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • j.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • 1.

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • 2.

    het doen verstrooien van as;

  • k.

    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • l.

    I.particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • m.

    columbarium: bouwwerk waarin urnen in aparte elementen worden geplaatst;

  • n.

    urnentuin: speciaal ingerichte tuin waarin urnen bovengronds worden geplaatst;

  • o.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • p.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • q.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats ofverstrooiingsplaats;

  • r.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • s.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • t.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

  • u.

    ossuarium: locatie op een begraafplaats waar restanten van overledenen en onvoldragen vruchten worden bijgezet.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf.

1.Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt,

voor zover van belang onder ’particulier graf’ mede verstaan: particulier urnengraf,

particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

2.Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt,

voor zover van belang onder ’algemeen graf’ mede verstaan: algemeen

urnengraf.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats.

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en).

1.De begraafplaats(en) is (zijn) voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende

door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze

tijden openbaar bekend.

2.Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen

tijdelijk worden gesloten.

3.Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het

publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het

bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen.

1.Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden

op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang

van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de

beheerder.

2.De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde

aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

a. elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten

de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

b. sneller dan 10 km per uur.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 5. Plechtigheden.

1.Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke

plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

2.De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen.

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging.

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf.

1.Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van dezebepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegevenom het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgevingaan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

2.Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op

aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen

deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8. Gebouwen en muziekinstallatie.

1.Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

2.De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

3.De beheerder is niet verantwoordelijk voor de bediening van de

muziekinstallatie.

Artikel 9. Over te leggen stukken.

1.Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is

overgelegd aan de beheerder.

2.Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden,dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekenddoor de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

3.Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

4.De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe

afgerond op gehele jaren.

5.De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging.

1.De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen en op zaterdagvan 08:00 tot 16:00 uur.

2.Het college kan in bijzondere gevallen van deze dagen / tijden afwijken.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven.

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging.

  • 1.

    Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      kindergraven;

    • c.

      bijzondere graven;

    • d.

      particuliere urnennissen;

    • e.

      particuliere gedenkplaatsen;

    • f.

      urnentuinen;

    • g.

      columbarium;

    • h.

      verstrooiingplaatsen.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er op de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven.

1.In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken

worden begraven.

2.In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal

asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte.

1.De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

2.Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe

begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 14. Categorieën.

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15. Termijnen particuliere graven.

1.Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien of, twintig, jaar recht op een particulier graf en voor de tijd van 30 jaar voor een bijzonder graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf of het bijzonder graf is uitgegeven.

2.Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf, tien of twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

Artikel 16. Grafkelder.

Het college kan aan de rechthebbende op een bijzonder graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten.

1.Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

2.Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

3.Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

4.Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18. Afstand doen van graven.

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen.

Artikel 19. Vergunning grafbedekking

  • 1.

    1.Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2.

    De vergunningplicht als bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet voor een traditionele grafbedekking.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast wat onder een traditionele grafbedekking wordt begrepen.

  • 4.

    De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 6.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

  • a.

    niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het vijfde lid;

  • b.

    de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

  • c.

    de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

  • d.

    de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 20. Onderhoud door de gemeente.

Het college voorziet in het een maal per jaar schoonmaken van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen.

Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker.

1.Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

2.De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

3.Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen.

Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de

rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

4.De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

5.Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 22. Niet-blijvende grafbeplanting.

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn.

1.De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

2.Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college

tenminste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een

algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden

verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

3.Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen.

Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as.

1.Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord en middels een advertentie in het plaatselijke dagblad bekend.

2.De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden

geconfronteerd.

3.De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden in het ossuarium bijgezet en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

4.Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

5.De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. Gedeelte voor kerkgenootschap.

Artikel 25. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven.

1.Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten

aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de

onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14 en 19, derde lid, van deze verordening.

2.Het college stelt het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk ervan in

kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel

behoeft, wanneer het kerkgenootschap schriftelijk om een dergelijke

kennisgeving heeft verzocht. 

Hoofdstuk 8. In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking.

Artikel 26. Lijst.

1.Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

2.Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

3.De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9. Inrichting register.

Artikel 27. Voorschriften.

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen.

Artikel 28. Intrekking oude regeling.

De verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente

Eindhoven.2000, vastgesteld op 15 november 1999 en de op 1 december 2009 vastgestelde wijziging van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Eindhoven 2000 worden ingetrokken.

Artikel 29. Overgangsbepalling.

1.Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Eindhoven.2000.gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

2.Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een

aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op de gemeentelijke

begraafplaatsen van de gemeente Eindhoven.2000.gelden als besluiten

genomen krachtens deze verordening is ingediend en voor het tijdstip van

inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt

daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30. Hardheidsclausule.

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van deze verordening, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 31. 5trafbepalling.

1.Hij die handelt in strijd met de artikel 3, lid 3, artikel 4, leden 1,2 en 4, artikel 5, lid 2 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

2.Overtreding van artikel 5 lid 2 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 32. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

Artikel 33. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als "Beheersverordening gemeentelijke

begraafplaatsen gemeente Eindhoven 2010".

Eindhoven, 10 juli 2012.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven, 10 juli 2012.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. P.M. Pistor.

tvl/EJ12018525