Regeling vervallen per 01-01-2015

Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in haar vergadering van 22 januari 2013 de volgende verordening heeft vastgesteld:

Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2013

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Deze verordening verstaat onder

  • a.

    WWB: Wet werk en bijstand;

  • b.

    Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • c.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • d.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • e.

    belanghebbende: persoon met een uitkering ingevolge de WWB, Bbz 2004, Ioaw of Ioaz;

  • f.

    Ioaw/Ioaz: de Ioaw alsmede de Ioaz, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

  • g.

    Zelfstandige: een zelfstandige als bedoeld in artikel 78 f WWB;

  • h.

    Jongere: een meerderjarig persoon jonger dan 27 jaar.

  • i.

    Bijstandsnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 5 onder c en d WWB;

  • j.

    Ioaw/Ioaz-norm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag bedoeld in artikel 5, vierde lid Ioaw/Ioaz;

  • k.

    Norm: de normen als bedoeld onder sub i en j voor zover van toepassing;

  • l.

    Maatregel: verlaging van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid WWB, het verlagen van de Ioaw-/Ioaz-uitkering op grond van artikel 20, tweede lid Ioaw en artikel 20, eerste lid Ioaz, het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid Ioaw en artikel 20, tweede lid Ioaz;

  • m.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

  • n.

    De raad: de gemeenteraad van de gemeente Eindhoven;

  • o.

    Aangeboden voorziening: de voorziening die in een besluit aan belanghebbende is medegedeeld.

  • p.

    De wet: de wetten zoals vastgelegd in artikel 1 lid a, b, c,d.

  • q.

    Melding: zoals bedoeld en omschreven staat in artikel 44 van de WWB.

Paragraaf 2. Vaststellen en toepassen maatregel

Artikel 2 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden; of

    • c.

      belanghebbende inmiddels geen bijstand of uitkering meer ontvangt, tenzij de belanghebbende binnen een periode van zes maanden na de datum van de beëindigingsbeschikking opnieuw bijstand of uitkering gaat ontvangen. In dat geval wordt een besluit genomen over het alsnog toepassen dan wel afzien van een maatregel op dat moment; of

    • d.

      het college dringende redenen aanwezig acht

  • 2. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond het bepaalde in het eerste lid onder d, wordt aan de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 3 Hoogte van de maatregel

De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 4 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op:

  • a.

    de voor de belanghebbende van toepassing zijnde norm;

  • b.

    de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5 onder d WWB;

Artikel 5 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. Voor zover de bijstand of uitkering nog niet is uitbetaald, wordt de maatregel toegepast op de betaling van de betreffende bijstand of uitkering

  • 2. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende norm.

  • 3. Een maatregel wordt over één maand uitgevoerd. Het college kan het noodzakelijk achten om uitvoering van de maatregel te spreiden over meerdere maanden.

  • 4. In afwijking van lid 2 wordt, voor zover het een zelfstandige betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz 2004 heeft ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht betrokken bij de definitieve vaststelling van die bijstand.

Artikel 6 Samenloop van gedragingen en recidive

  • 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schendingen van de verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging gelijktijdig een afzonderlijke maatregel opgelegd.

  • 3. De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld indien belanghebbende zich binnen 12 maanden (na de datum van de beschikking waarin de vorig verwijtbaar aangemerkte gedraging is vastgesteld) opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging binnen hetzelfde artikel van deze verordening.

  • 4. De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld indien belanghebbende zich binnen 12 maanden (na de datum van de beschikking waarin de (vorige) vastgestelde verwijtbaar aangemerkte gedraging is vastgesteld) opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging.

  • 5. Indien de verdubbeling van de hoogte van de maatregel en/ of het bepaalde in het tweede lid van dit artikel niet uitvoerbaar/ mogelijk is wordt de duur van de maatregel verdubbeld.

  • 6. Wanneer dezelfde gedraging binnen de gestelde periode zich meer dan twee keer voordoet vindt geen verdubbeling van de hoogte of duur meer plaats maar wordt de maatregel afgestemd op basis individualisering.

Paragraaf 3. Niet op afspraak komen, schending van de verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie

Artikel 7 Niet komen op een afspraak

Indien belanghebbende, zonder tegenbericht, niet verschijnt op een schriftelijke uitnodiging, in verband met re-integratie, om op gesprek te komen, wordt een maatregel opgelegd van 20%.

Artikel 8 Registratie UWV

Indien belanghebbende zich niet of niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dan wel de registratie niet of niet tijdig laat verlengen, wordt een maatregel opgelegd van 10% van de norm.

Artikel 9 Inspanningsverplichting jongere na melding

Indien een jongere in de 4 weken na melding geen of onvoldoende inspanningen heeft gedaan om geaccepteerde arbeid en/of mogelijkheden in regulier bekostigd onderwijs te verkrijgen wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.

Artikel 10 Algemeen geaccepteerde arbeid trachten te verkrijgen

Indien belanghebbende niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.

Artikel 11 Aangeboden voorziening

  • 1

    Indien belanghebbende niet of in onvoldoende mate gebruik maakt van, of door houding en gedrag zijn arbeidsinschakeling frustreert dan wel niet of onvoldoende meewerkt aan een door het college aangeboden voorziening wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.

  • 2.

    Indien een jongere onvoldoende meewerkt aan het opstellen of uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak , wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.

  • 3.

    Indien een zelfstandige niet of onvoldoende meewerkt aan begeleiding door een door het college aangewezen derde, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.

Artikel 12 Algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaarden/behouden

Indien een belanghebbende de algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaardt of door eigen toedoen algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft behouden, wordt een maatregel opgelegd van 100% van de norm.

Artikel 13 Tegenprestatie

Indien belanghebbende de door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, niet of niet voldoende uitvoert wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.

Paragraaf 4. Overige gedragingen

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt, indien belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, anders dan door gedragingen als bedoeld in de paragraaf 3 van deze verordening heeft betoond op grond van artikel 18, tweede lid van de WWB, de bijstand verlaagd.

  • 2.

    Onder tekortschietend besef wordt in ieder geval begrepen het op onverantwoorde wijze besteden van vermogen waarbij inbegrepen het doen van een schenking of het geen aanspraak maken op of het niet te gelde maken van voorliggende voorzieningen voorafgaand aan of tijdens de bijstandsverlening.

  • 3.

    Bij een gedraging als bedoelt in lid 2 wordt een verlaging van 20% van de norm gedurende een periode overeenkomstig onderstaande tabel opgelegd

Bedragen/periode eerder of langer in de uitkering

Duur maatregel

Tot € 1.500 0 - 2 maanden

1 maand

Van € 1.500,-- tot € 5.000,-- 2- 4 maanden

3 maanden

Van € 5.000,-- tot € 10.000,-- 4-8 maanden

6 maanden

Van € 10.000,-- tot € 20.000,-- 8-16 maanden

9 maanden

Van € 20.000,-- tot € 40.000,-- 16-32 maanden

12 maanden

Vanaf € 40.000,-- vanaf 32 maanden

18 maanden

  • 4.

    In afwijking van het eerste, tweede en derde lid en onverminderd het bepaalde in artikel 3, kan de bijzondere bijstand geweigerd worden indien het beroep op bijzondere bijstand het gevolg is van ernstig tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

Indien sprake is van het niet of onvoldoende nakomen van één of meer van de in de wet genoemde verplichtingen en een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, wordt een maatregel opgelegd . Voor de hoogte van de maatregel geldt als richtlijn 100% van de norm.

Artikel 16 Nadere verplichtingen

Indien aan belanghebbende één of meerdere verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 55 WWB en 38, eerste lid Bbz 2004 zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de norm.

Artikel 17 Administratie zelfstandige

Een maatregel van 20 % wordt opgelegd als een zelfstandige de administratie, als bedoeld in artikel 38 lid 2 Bbz 2004 niet naar behoren heeft gevoerd.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan tot kennelijke onbillijkheid leidt.

Artikel 19 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 20 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Verzamelwet “Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW- wetgeving” in werking treedt en de genoemde wetten op grond hiervan zijn gewijzigd. De Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2012 wordt per deze datum ingetrokken.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Maatregelenverordening Eindhoven 2013’

Eindhoven, 22 januari 2013.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven, 31 januari 2013.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. P.M. Pistor.

lbo/QG13002166