Regeling vervallen per 01-08-2009

Parkeerverordening 2000

Geldend van 10-11-2000 t/m 31-07-2009

Intitulé

Parkeerverordening 2000

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in zijn vergadering van 9 oktober 2000 heeft vastgesteld de volgende

Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen.

Artikel a.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het R.V.V. 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het R.V.V. 1990, uitsluitend voorzover het een voertuig op meer dan twee wielen betreft;

  • c.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het R.V.V. 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen en laten staan niet in-gevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degenen die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is inge-schreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 475, 1994) aangehou-den register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verza-melparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het R.V.V. 1990; of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het R.V.V. 1990 met het opschrift zone, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    belanghebbendenvergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, als bedoeld in artikel c1, krachtens welke het is toegestaan een mo-torvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur en/of belang-hebbendenplaats;

  • j.

    bezoekersvergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergun-ning, als bedoeld in artikel c2, krachtens welke het is toegestaan een motorvoer-tuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtsperoon aan wie een vergun-ning is verleend;

  • l.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoer-tuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aan-bieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • m.

    aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

  • n.

    deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate;

  • o.

    standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.

Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders en vergunningen.

Artikel b.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeel-ten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren alleen door vergunninghou-ders.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstip-pen vast waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel c.1. Belanghebbendenvergunning.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende schriftelijke aan-vraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan in ieder geval worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont en als zodanig staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghou-der te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie I);

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uit-oefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergun-ninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waar-van de standplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie III).

  • 3. De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan de in het tweede lid, onder a en b, gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerst aange-vraagde vergunning, geacht in aanmerking te willen komen voor een zogenaam-de bewonersvergunning, als bedoeld onder a, tenzij hij van het tegendeel doet blijken.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften en be-perkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie III kunnen burgemeester en wethouders voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begre-pen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel c.2. Bezoekersvergunning.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op daartoe strekkende schriftelijke aan-vraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Een bezoekersvergunning kan worden verleend aan:

de bewoner van een woning, die woont en als zodanig staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) in een gebied, waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn.

  • 3.

    De bezoekersvergunning is alleen geldig voor het parkeren van motorvoertuigen waarvan de eigenaar of houder niet in het betreffende gebied woont en uitslui-tend indien het parkeren geschiedt ten behoeve van bezoek aan de vergunning-houder.

  • 4.

    Aan de bezoekersvergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstip-pen en de tijdsduur waarop de vergunning van kracht is.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan deze vergunning ook andere voor-schriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerplaatsen.

Artikel d.

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen een maand na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste een maand verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel e.

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste één kalenderjaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel f.

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunnig is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die rele-vant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te ver-vallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning ver-bonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn ver-strekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III. Verbodsbepalingen.

Artikel g.

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een ander voertuig dan een motorvoertuig of enig ander voor-werp op zodanige wijze tegen of bij een parkeermeter te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik, onderhoud en bevoegd ledigen van die meter worden belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel h.

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel i.

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebben-denplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van het vergun-ningsbewijs;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV. Strafbepalingen.

Artikel j.

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel k.

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verorde-ning zijn belast: de politieambtenaren van de Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost, voorzover zij werkzaam zijn binnen een territoriaal onderdeel dat een deel van de gemeente Eindhoven omvat.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel l.

Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerverordening 2000”.

Artikel m.

  • 1.

    De Parkeerverordening 1998, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 april 1998, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwer-kingtreding van de Parkeerverordening 2000.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendma-king.

  • 3.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 1998 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Hiervan is afkondiging geschied op 25 oktober 2000.

Ondertekening

Eindhoven, 1 november 2000.
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
R. Welschen, burgemeester.
C. Tetteroo, secretaris.
Uitgegeven, 2 november 2000.
Mij bekend,
de gemeentesecretaris van Eindhoven,
C.Tetteroo.
EE00032613.def