Regeling vervallen per 17-05-2017

Financiële Verordening Gemeente Eindhoven 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 16-05-2017

Intitulé

Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat

Onder gelijktijdige intrekking van de Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2009 (Gemeenteblad 2009, nr.1) inclusief de wijziging in 2010 nr.5, en de wijzigingen in 2011 nr.84 en nr.87, en de wijziging in 2013 nr. 133,

de raad van deze gemeente in de vergadering van 15 december 2015 heeft besloten tot het vaststellen van de

Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2016

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    sectoren: thematische onderdelen van de gemeentelijke organisatie die aangestuurd worden door de Directieraad;

  • 2.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Eindhoven en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 3.

    primitieve begroting: de begroting zoals vastgesteld door de gemeenteraad voorafgaand aan het begrotingsjaar.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Kaderstellen.

Artikel 2. Kadernota.

  • 1. Het college biedt uiterlijk in het tweede kwartaal van het lopende kalenderjaar een nota aan over de kaders en richtlijnen voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.

  • 2. In de nota uit het eerste lid worden de bevindingen meegenomen die voortkomen uit de rapportage van de begrotingsuitvoering van artikel 6 en de jaarstukken van artikel 7.

  • 3. De raad stelt deze nota uiterlijk voor het zomerreces van het lopende kalenderjaar vast.

Artikel 3. Programmabegroting.

  • 1. De raad stelt een programma-indeling vast, bestaande uit raadsprogramma's.

  • 2. De raad stelt per raadsprogramma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten

    • b.

      de te leveren goederen en diensten

    • c.

      de baten en lasten

  • 3. Het college zorg er voor dat in de programmabegroting de verplichte paragrafen zijn opgenomen met minimaal de wettelijk voorgeschreven informatie.

  • 4. Periodiek beoordeelt het college of het wenselijk is om aanvullende nota’s op te stellen met betrekking tot de paragrafen en/of aanverwante onderwerpen.

  • 5. Op voorstel van het college stelt de raad per raadsprogramma indicatoren vast met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de collegeproducten uit de productraming aan de raadsprogramma's.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 5. Autorisatie begroting.

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting per raadsprogramma de baten en lasten en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting per raadsprogramma de investeringskredieten en geeft daarbij aan van welke kredieten de raad op een later tijdstip een apart nader uitgewerkt voorstel wil ontvangen alvorens het krediet definitief wordt geautoriseerd.

  • 3.

    De raad is bevoegd tot het wijzigen van de begroting (begrotingswijzigingen vaststellen).

  • 4.

    De raad verleent het collegemandaat om te besluiten tot de volgende begrotingswijzigingen:

    • a.

      budgettaire neutrale begrotingswijzigingen binnen het bestaande beleid;

    • b.

      begrotingswijzigingen waarmee stelposten worden overgebracht naar producten, op voorwaarde dat de raad eerder al heeft ingestemd met de te voeren activiteiten;

    • c.

      toewijzing vanuit de post onvoorzien;

    • d.

      bestemmingsreserves waarvoor door de raad reeds een bestemming is gegeven;

    • e.

      begrotingswijzigingen aangaande niet voorziene investeringskredieten binnen bestaand beleid en binnen hetzelfde raadsprogramma en met reeds aanwezige dekking voor kapitaallasten;

    • f.

      begrotingswijzigingen ten laste van de saldi-reserve specifiek, voor zover de raad inhoudelijk en financieel in een eerder stadium reeds heeft ingestemd.

  • 5.

    van het verleende mandaat wordt geen gebruik gemaakt, indien sprake is van:

    • a.

      nieuw beleid, of

    • b.

      binnen bestaand beleid voor bedragen groter dan of gelijk aan €500.000,00 zowel van de lasten als van de baten, of

    • c.

      binnen bestaand beleid voor onderwerpen die bestuurlijk belangrijk zijn, of

  • a.

    voor de begrotingswijzigingen zoals genoemd in het vijfde lid onder a. en c. dient een raadsvoorstel inclusief begrotingswijziging door het college aan de raad te worden voorgelegd;

  • b.

    voor de begrotingswijzingen zoals genoemd in het vijfde lid onder b. en d. kan door het college worden volstaan met het aan de raad voorleggen van een begrotingswijziging inclusief toelichting;

  • c.

    de raad kan jaarlijks onderwerpen benoemen waarvan de begrotingswijzigingen aan hem ter goedkeuring dienen te worden voorgelegd.

  • 7.

    Het college stelt regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 8.

    Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van de begroting of van het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 9.

    a. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in het meerjareninvesteringsplan zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • b.Het aan de raad voorleggen van het aangaan van de verplichting zoals bedoeld in onderdeel a van dit artikellid is niet van toepassing in situaties als bedoeld bij het vierde lid, onderdeel e.

Rapportage en Verantwoording.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage.

  • 1. Het college informeert de raad op het niveau van raadsprogramma door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de programmabegroting.

  • 2. De tussentijdse rapportages worden aan de raad aangeboden.

  • 3. Het college stelt de opzet vast van de inrichting van de tussentijdse rapportages.

  • 4. De rapportages gaan in op financiële afwijkingen, de risico’s, de voortgang van de raadsprogramma’s en eventueel de maatschappelijke effecten.

  • 5. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de raadsprogramma's of de beleidsdoelen van de raadsprogramma's voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Artikel 7. Jaarstukken.

  • 1. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de collegeproducten naar de verantwoording van de raadsprogramma's.

  • 2. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de raadsprogramma's. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      wat hebben we daarvoor gedaan;

    • c.

      wat heeft het gekost (exploitatie en investeringen);

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

Artikel 8. EMU-saldo

1.Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid.

Kaderstellen.

Artikel 9. Financiële positie.

1.Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa.

  • 1. Kosten voor het afsluiten van geldleningen, kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2. Materiële vaste activa zijn te onderscheiden in: investeringen met een economisch nut; investeringen met een maatschappelijk nut.

  • 3. Investeringen in materiele activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen derden geactiveerd.

  • 4. De afschrijvingstermijnen die worden gehanteerd voor investeringen zijn vermeld in de bijlage "Afschrijvingstermijnen gemeente Eindhoven per activasoort", die onderdeel uitmaakt van deze verordening. In principe wordt lineair afgeschreven tenzij middels gemotiveerd collegebesluit hiervan wordt afgeweken.

  • 5. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000,-- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.

  • 6. Activa met een levensduur van minder dan drie jaar worden direct ten laste van de exploitatie gebracht, tenzij anders wettelijk voorgeschreven.

Artikel 11. Kostprijsberekening en tarieven.

  • 1. De grondslag voor het bepalen van de heffingen en tarieven wordt gevormd door de geraamde kostprijs van de betreffende producten en diensten van de gemeente Eindhoven. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele btw.

  • 3. De omslagrente (interne rente) voor de rentetoerekening van de kapitaallasten is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen en wordt vastgesteld bij de begroting.

  • 4. Het college doet jaarlijks een voorstel aan de raad voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen en rechten.

  • 5. Het college is bevoegd tot het vaststellen van tarieven en prijzen voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken die niet krachtens de Gemeentewet aan de raad zijn voorbehouden.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

  • a.leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

  • b.een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

  • c.een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

  • d.een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

  • e.een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

  • f.een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

  • g.een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Treasuryfunctie.

  • 1. Het college biedt het (bijgestelde) Treasurystatuut aan ter vaststelling door de raad.

  • 2. Het Treasurystatuut legt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vast in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het Treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording van de treasuryfunctie vooraf en achteraf mogelijk.

Hoofdstuk 4 Financieel beheer en interne controle

Artikel 14. Administratie.

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de sectoren;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen en schulden, contracten, enz.;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen.

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar.

  • 2. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 16. Interne controle.

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor een adequaat organisatiereglement, alsmede voor een mandaatregeling en budgethoudersregelingen.

Artikel 17. Misbruik en oneigenlijk gebruik.

Het college legt de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie.

Artikel 18. Financiële organisatie.

Het college legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke financiële organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de sectoren;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de sectoren van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de sectoren over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

Artikel 19. Overige.

  • 1. Het college legt (in een besluit) de interne regels (protocol) vast voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de relevante regelgeving (waaronder de Nederlandse regels en regels van de Europese Unie).

  • 2. Het college legt (in een besluit) de interne regels (protocol) vast voor de toekenning van steunverlening en subsidies aan ondernemingen. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de relevante regelgeving.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen.

Artikel 20. Intrekken oude verordening

1.De Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2009 (Gemeenteblad 2009, nr.1) inclusief de wijziging in 2010 nr.5, en de wijzigingen in 2011 nr.84 en nr.87, en de wijziging in 2013 nr. 133 wordt ingetrokken.

Artikel 21. Overgangsrecht

1.De Financiële verordening Gemeente Eindhoven 2009 (Gemeenteblad 2009, nr.1) inclusief de wijziging in 2010 nr.5, en de wijzigingen in 2011 nr.84 en nr.87, en de wijziging in 2013 nr. 133 blijven van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 22. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 23. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als "Financiële Verordening Gemeente Eindhoven 2016”.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

G.Kok-Mol, loco-secretaris

Eindhoven, 15 december 2015.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven, 23 december 2015

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. P.M. Pistor