Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2017

Geldend van 16-12-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente Eindhoven,

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 september 2016;

mede gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;

gelet op de behandeling in Meningsvormende Vergadering van 1 november 2016 en de nadere toelichting met herzien ontwerp raadsbesluit van 25 oktober 2016;

in zijn vergadering van 8 november 2016 heeft vastgesteld de volgende

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2017

Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing

Onder de naam van "standplaatsgeld voor autobusdiensten" worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening rechten geheven wegens het innemen van een standplaats met een autobus voor het onderhouden van een autobusdienst op een gemeentelijk autobusstation.

Artikel 2. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    autobus: een motorrijtuig, ingericht tot het vervoer van meer dan acht

    personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • b.

    autobusdienst: volgens een dienstregeling uitgevoerd vervoer van personen met een autobus, met uitzondering van besloten busvervoer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b en f van de Wet personenvervoer;

  • c.

    gemeentelijk autobusstation: een voor de openbare dienst bestemd, bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnd terrein, dat door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen voor het innemen

    van standplaatsen met autobussen, in de zin van artikel 1.

Artikel 3. Belastingplicht

Belastingplichtig is de ondernemer van de autobusdienst, welke op de in artikel 1 bedoelde wijze een standplaats met een autobus inneemt.

Artikel 4. Heffingsgrondslag

De grondslag, waarnaar het standplaatsgeld wordt geheven, is het aantal standplaatsen, dat door de belastingplichtige op de in artikel 1 bedoelde wijze wordt ingenomen.

Artikel 5. Tarieven

Het standplaatsgeld bedraagt € 737,- per ingenomen standplaats per jaar.

Indien een standplaats in de loop van het belastingjaar wordt ingenomen, bedraagt het standplaatsgeld € 61,- voor elke kalendermaand. Een gedeelte van een maand wordt voor een gehele maand gerekend.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Ontheffing

  • 1. Indien een standplaats niet of gedurende een kortere tijd is ingenomen dan waarvoor standplaatsgeld is geheven wordt aan de belastingplichtige ontheffing van het geheven standplaatsgeld verleend.

  • 2. Deze ontheffing bedraagt:

    • a.

      indien de standplaats niet is ingenomen, het gehele bedrag van het daarvoor geheven standplaatsgeld;

    • b.

      indien de standplaats gedurende kortere tijd dan waarvoor standplaatsgeld is geheven is ingenomen, een bedrag van € 61,- voor elke volle kalendermaand, dat de standplaats niet is ingenomen.

Artikel 8. Wijze van heffing

Het standplaatsgeld wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Tijdstip verschuldigdheid

Het standplaatsgeld wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of voor zover de standplaats in de loop van het belastingjaar is ingenomen, met ingang van dat tijdstip.

Artikel 10. Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen standplaatsgeld worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van het standplaatsgeld voor autobusdiensten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het standplaatsgeld.

Artikel 13. Overgangsrecht, i

  • 1.

    De "Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2016", vastgesteld bij raadsbesluit van 3 november 2015, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2017".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 november 2016.

Eindhoven, 8 november 2016.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven, 15 december 2016.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

M.L. Wilke