Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering Oirschotsedijk III Wielewaal 2008

Geldend van 04-07-2008 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering Oirschotsedijk III Wielewaal 2008

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in zijn vergadering van 10 juni 2008 heeft vastgesteld de volgende:

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting riolering Oirschotsedijk III Wielewaal 2008.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

Deze verordening verstaat onder een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een ongebouwd eigendom;

  • 3.

    een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • 4.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2. Belastbaar feit.

  • 1. Onder de naam “baatbelasting riolering Oirschotsedijk III Wielewaal” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2007 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van riolering in de Oirschotsedijk III Wielewaal.

Artikel 3. Belastingplicht.

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4. Maatstaf van heffing.

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5. Belastingtarief.

  • 1. De belasting bedraagt per onroerende zaak € 2.722,68.

  • 2. Indien in de periode gelegen tussen het tijdstip van gebaat zijn, genoemd in artikel 2, eerste lid, en de datum van ingang van de heffing, genoemd in artikel 11, tweede lid, de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van een in artikel 2, eerste lid, bedoelde onroerende zaak overgaat op een andere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, in afwijking van het eerste lid, het belastingbedrag voor op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken vastgesteld op de uitkomst van de formule:

    (A/B) x C

    waarin:

    A = de volle oppervlakte van de op de datum van ingang van de heffing

    bestaande onroerende zaak;

    B = de volle oppervlakte van de op het tijdstip van gebaat zijn bestaande onroerende zaak;

    C = het belastingbedrag, zoals dit ingevolge het eerste lid zou zijn voor de op het tijdstip van gebaat zijn bestaande onroerende zaak indien geen gedeeltelijke overdracht had plaatsgevonden.

Artikel 6. Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting.

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 15 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid loopt het belastingtijdvak 2008 van 1 juli tot en met 31 december.

  • 4. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 15 jaren en een rentevoet van 4,75%.

  • 5. De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4,75%.

  • 6.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 7. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt de belastingschuld van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak voor de nog niet aangevangen belastingjaren over de na de overdracht bestaande onroerende zaken verdeeld op basis van de volgende formule:

    (A/B) x C

    waarin:

    A = de maatstaf van heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 voor de na de overdracht bestaande onroerende zaak;

    B = de maatstaf van heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak;

    C = de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.

Artikel 7. Wijze van heffing.

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Termijnen van betaling.

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 9. Kwijtschelding.

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2008.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening baatbelasting Oirschotsedijk III Wielewaal 2008".

Ondertekening

Eindhoven, 23 juni 2008.
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
van Gijzel, burgemeester.
Brunninkhuis, secretaris.
Uitgegeven, 26 juni 2008.
Mij bekend,
de gemeentesecretaris van Eindhoven,
G.Kok-Mol, loco-secretaris
KB08007373.def