Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van standplaatsgeld voor autobusdiensten in de gemeente Eindhoven 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente in zijn vergadering van 30 november 2010 heeft vastgesteld de volgendede

Artikel 1.             Aard en voorwerp van de heffing.

Onder de naam van "standplaatsgeld voor autobusdiensten" worden overeenkom­stig de bepalingen van deze verordening rechten geheven wegens het innemen van een standplaats met een autobus voor het onderhouden van een autobusdienst op een gemeentelijk autobusstation.

 

Artikel 2.            Begripsbepalingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    autobus:  een motorrijtuig, ingericht tot het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • b.

    autobusdienst: volgens een dienstregeling uitgevoerd vervoer van personen met een autobus, met uitzondering van besloten busvervoer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b en f van de Wet perso­nenvervoer;

  • c.

    gemeentelijk autobusstation: een voor de openbare dienst bestemd, bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnd terrein, dat door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen voor het innemen van standplaatsen met autobussen, in de zin van artikel 1.

 

Artikel 3.               Belastingplicht.

Belastingplichtig is de ondernemer van de autobusdienst, welke op de in artikel 1 bedoelde wijze standplaats met een autobus inneemt.

 

Artikel 4.              Heffingsgrondslag.

De grondslag, waarnaar het standplaatsgeld wordt geheven, is het aantal stand­plaatsen, dat door de belastingplichtige op de in artikel 1 bedoelde wijze wordt ingenomen.

 

Artikel 5.               Tarieven.

Het standplaatsgeld bedraagt € 648,-- per ingenomen standplaats per jaar.

Indien een standplaats in de loop van het belastingjaar wordt ingenomen, bedraagt het standplaatsgeld € 54,-- voor elke kalendermaand. Een gedeelte van een maand wordt voor een gehele maand gerekend.

 

Artikel 6.               Belastingjaar.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7.               Ontheffing.

  • 1.

    Indien een standplaats niet of gedurende kortere tijd is ingenomen dan waarvoor standplaatsgeld is geheven wordt aan de belastingplichtige ontheffing van het geheven standplaatsgeld verleend.

  • 2.

    Deze ontheffing bedraagt:

  • a.

     indien de standplaats niet is ingenomen, het gehele bedrag van het daarvoor geheven standplaatsgeld;

  • b.

     indien de standplaats gedurende kortere tijd dan waarvoor standplaatsgeld is geheven is ingenomen, een bedrag van € 54,-- voor elke volle kalender­maand, dat de standplaats niet is ingenomen.

 

Artikel 8.              Wijze van heffing.

Het standplaatsgeld wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 9.               Tijdstip verschuldigdheid.

Het standplaatsgeld wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of voor­zover de standplaats in de loop van het belastingjaar is ingenomen, met ingang van dat tijdstip.

 

Artikel 10.             Termijn van betaling.

  • 1.

    De aanslagen standplaatsgeld zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invor­deringswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel11:               Kwijtschelding.

Bij de invordering van het standplaatsgeld voor autobusdiensten wordt geen kwijtschelding verleend.

  

Artikel 12.             Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met be­trekking tot de heffing en de invordering van het standplaatsgeld.

 

Artikel 13               Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De Verordening standplaatsgeld autobusdiensten 2010, vastgesteld bij raads­besluit van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voor­gedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening

    standplaatsgeld autobusdiensten 2011".

 

 

Hiervan heeft afkondiging plaatsgevonden op 22 december 2010

 

Eindhoven, .

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

 

 

 

 

 , burgemeester.

 

 

 

 

 , secretaris a.i.

 

Uitgegeven, .

Mij bekend,

de gemeentesecretaris a.i. van Eindhoven,

A.M.M.M. Verbakel.