Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2019

Geldend van 23-02-2019 t/m heden

Intitulé

Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2019

De burgemeester van de gemeente Eindhoven maakt het onderstaande bekend.

Gelet is op artikel 1:3 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 13b van de Opiumwet.

Overwogen is het volgende. Het is wenselijk de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet 2016 aan te passen. Dit in verband met uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid bij Wet van 12 december 2018 (Staatsblad 2018, 481). Ook wordt de gelegenheid gebruikt een actualisering door te voeren in verband met de voortdurende opschorting van de bestuursrechtelijke handhaving van het I-criterium.

Vastgesteld is het Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2019.

Artikel I Wijzigingen uitbreiding sluitingsbevoegdheid

De Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2016 worden als volgt gewijzigd:

  • 1. Paragraaf 1 komt te luiden: Sinds 2016 gelden in Eindhoven de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2016. Met het besluit daartoe stelde de burgemeester, onder intrekking van eerdere beleidsregels, algemene regels vast over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen. Deze beleidsregels zijn gewijzigd bij het Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2017. Het was namelijk wenselijk die beleidsregels aan te passen aan twee rechterlijke uitspraken en om – aansluitend bij het sluiten van bepaalde gebouwen en erven op grond van de APV – nauwkeuriger en gelijker te bepalen wat de sluitingsduur is. Het Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2019 is vastgesteld in verband met uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid bij de Wet van 12 december 2018 (Staatsblad 2018, 481). Ook wordt de gelegenheid gebruikt een actualisering door te voeren in verband met de voortdurende opschorting van de bestuursrechtelijke handhaving van het I-criterium.

  • 2. In paragraaf 2 wordt aan de eerste alinea een volzin toegevoegd, luidende: Dit is per 1 januari 2019 uitgebreid voor bij ministeriële regeling met spoed aangewezen middelen en bij aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer productie van harddrugs of grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.

  • 3. In paragraaf 2 wordt de tekst van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet vervangen door: 1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf: a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is; b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a voorhanden is.

  • 4. In de opschriften van paragrafen 3.1, 3.3.II en 3.3.III en in paragrafen 3.3, 3.3.II, 3.3.III, 5, tweede volzin, en 7 wordt ‘drugshandel’ respectievelijk ‘harddrugshandel’ respectievelijk ‘softdrugshandel’ telkens vervangen door ‘drugshandel/-voorbereiding’ respectievelijk ‘harddrugshandel/-voorbereiding’ respectievelijk ‘softdrugshandel/-voorbereiding’.

  • 5. In paragraaf 3.1 worden aan de eerste alinea drie volzinnen toegevoegd, luidende: Onder drugsvoorbereiding wordt hier verstaan: het voorhanden zijn van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a Opiumwet. Waar het gaat om hard-/softdrugs of lijst I/II Opiumwet wordt daaronder mede verstaan: een middel dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aanwees op grond van artikel 3a, vijfde lid, Opiumwet. Al naar gelang de aanwijzing wordt het betreffende middel beschouwd als hard- (lijst I) dan wel softdrug (lijst II).

  • 6. In paragraaf 3.1 worden aan de tweede alinea zeven volzinnen toegevoegd, luidende: Dit is per 1 januari 2019 uitgebreid. Deze beleidsregels zien ook op de uitbreiding met betrekking tot de met spoed aangewezen middelen en drugsvoorbereiding. Wat dit laatste betreft, valt (onder meer, maar niet uitsluitend) te denken aan growshopactiviteit. Maar ook aan een cocaïnewasserij, pand met (pre)precursoren/grondstoffen of versnijdingsmiddelen en een hennepkwekerij (zoals een pand waarin illegale stroomaansluitingen, plantenbakken, afzuiginstallatie of een ventilatiesysteem worden gevonden) of drugslaboratorium in aanbouw. Oftewel een pand dat een schakel vormt in de productie of distributie van drugs (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 1-3). Een en ander voor zover het valt binnen het kader van artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a Opiumwet. Omdat het erom gaat een woning, lokaal of erf dat zo’n schakel is, daaraan te onttrekken, zodat overtreding van de Opiumwet wordt beëindigd en herhaling wordt voorkomen, wordt als uitgangspunt met termijnen geen onderscheid gemaakt of er al dan niet drugs aanwezig waren.

  • 7. In paragraaf 3.1 wordt aan de derde alinea een volzin toegevoegd, luidende: Dit geldt ook voor drugsvoorbereiding.

  • 8. Paragraaf 3.1, vierde alinea, komt te luiden: Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b, eerste lid, onderdeel a, Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het verkopen, verstrekken, afleveren dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs. Wat betreft artikel 13b, eerste lid, onderdeel b, Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het voorhanden zijn van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a Opiumwet. Te weten: voorwerpen of stoffen waarvan degene die ze voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij zijn bestemd voor harddrugsimport of -export of teelt, bereiding, bewerking, verwerking, verkoop, aflevering, verstrekking, vervoer of vervaardiging van harddrugs (artikel 10a, eerste lid, onder 3º Opiumwet). Dan wel dat zij zijn bestemd voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige teelt, bereiding, bewerking, verwerking, verkoop, aflevering, verstrekking of vervoer van softdrugs (artikel 11a Opiumwet). De uitgebreide bevoegdheid geldt niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a. Zij geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a. Wel kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. De situatie zal van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dat vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden, zoals de feiten die de politie op grond van artikel 9 Opiumwet bevoegd maakten om het pand te betreden, de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en hoeveelheid van een stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. Op de burgemeester berust niet de bewijslast van een strafbaar feit, maar wel de verplichting om te (kunnen) onderbouwen dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van een verboden voorbereidingshandeling. Verwijtbaarheid van de verhuurder van het pand is niet vereist. Het gaat erom of de in het pand aangetroffen stoffen of voorwerpen, eventueel in combinatie met andere feitelijkheden, de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een verboden voorbereidingshandeling. De koppeling met een strafbaar feit veronderstelt weliswaar verwijtbaarheid van de overtreder, maar niet dat de verhuurder de overtreder is. Sluiting is een herstelsanctie en beoogt noch de overtreder, noch de verhuurder leed toe te voegen (vgl. Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4 en 6; Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5-6). Wat betreft drugsvoorbereiding in de zin van artikel 11a Opiumwet (softdrugs) wordt voor beroeps- of bedrijfsmatigheid aansluiting gezocht bij de factoren die een rol spelen in de Aanwijzing Opiumwet, te weten (artikel 3.2.1 en bijlage I Aanwijzing Opiumwet): de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit (waartoe met niet-limitatieve indicatoren wordt gewerkt) en het doel van de teelt (vgl. Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 10; Hof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4720, 4760 en 4762). Voor grootschaligheid geldt in verband met het ontstaan van deze wettelijke sluitingsbevoegdheid artikel 1, tweede lid, Opiumwetbesluit.

  • 9. In paragraaf 3.3.I vervallen in de tabel met handhavingsstappen de dubbele punt en de tekst achter ‘H-criterium’.

  • 10. Aan paragraaf 3.3.I wordt toegevoegd: Inherent aan een coffeeshop is dat daar voorwerpen voorhanden zijn (denk bijvoorbeeld aan weegschalen, zakjes of kassa’s), die zijn bestemd voor beroeps- of bedrijfsmatige verwerking, verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs, voor zover die daar wordt gedoogd. Het is niet de bedoeling dat een coffeeshop in dat geval toch wordt gesloten. In zoverre gebruikt de burgemeester de per 1 januari 2019 uitgebreide bevoegdheid dus niet.

  • 11. In paragrafen 3.3.II, 3.3.III en 5 wordt ‘gaat of kennelijk ging’ respectievelijk ‘drugshandel met’ telkens vervangen door: ‘gaat of kennelijk zou gaan/ging’ respectievelijk ‘drugshandel met/kennelijke drugsvoorbereiding voor’.

  • 12. In paragrafen 3.3.II en 3.3.III wordt ‘growshopactiviteit’ telkens vervangen door: ‘growshopactiviteit naast drugshandel’.

Artikel II Actualisering

In paragraaf 3.3.1 van de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2016 komt in de vierde alinea punt 4 te luiden: 4. waar in deze beleidsregel sprake is van het I-criterium geldt dat dit in Eindhoven is opgeschort zo lang dit bij afzonderlijke beleidsregel is bepaald (thans: de Beleidsregel opschorting handhaving I-criterium 2019).

Artikel III Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking in het Gemeenteblad van Eindhoven. Hierbij wordt voor de duidelijkheid ook een geconsolideerde versie gepubliceerd.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2019.

Ondertekening

Eindhoven, 19 februari 2019.

Geconsolideerde versie Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2016

1. Inleiding

Sinds 2016 gelden in Eindhoven de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2016. Met het besluit daartoe stelde de burgemeester, onder intrekking van eerdere beleidsregels, algemene regels vast over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen. Deze beleidsregels zijn gewijzigd bij het Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2017. Het was namelijk wenselijk die beleidsregels aan te passen aan twee rechterlijke uitspraken en om – aansluitend bij het sluiten van bepaalde gebouwen en erven op grond van de APV – nauwkeuriger en gelijker te bepalen wat de sluitingsduur is. Het Wijzigingsbesluit beleidsregels artikel 13b Opiumwet Eindhoven 2019 is vastgesteld in verband met uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid bij de Wet van 12 december 2018 (Staatsblad 2018, 481). Ook wordt de gelegenheid gebruikt een actualisering door te voeren in verband met de voortdurende opschorting van de bestuursrechtelijke handhaving van het I-criterium.

2. Juridisch kader

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op handel in en aanwezigheid van harddrugs, zgn. lijst I-drugs) en artikel 3 (verbod op handel in en aanwezigheid van softdrugs, zgn. lijst II-drugs) Opiumwet, is in die wet het artikel 13b opgenomen. Dit is per 1 januari 2019 uitgebreid voor bij ministeriële regeling met spoed aangewezen middelen en bij aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer productie van harddrugs of grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a voorhanden is.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Eveneens is de Aanwijzing Opiumwet van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie van kracht (thans die van 1 maart 2015, Staatscourant 2015, 5391).

3.Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet

3.1. Definitie drugshandel/-voorbereiding en algemene regels

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van drugs in een pand of in of op het daarbij behorende erf. Onder drugsvoorbereiding wordt hier verstaan: het voorhanden zijn van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a Opiumwet. Waar het gaat om hard-/softdrugs of lijst I/II Opiumwet wordt daaronder mede verstaan: een middel dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aanwees op grond van artikel 3a, vijfde lid, Opiumwet. Al naar gelang de aanwijzing wordt het betreffende middel beschouwd als hard- (lijst I) dan wel softdrug (lijst II).

De beleidsregels zien op de bevoegdheid tot het sluiten van panden en erven door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven. Met de wijziging van artikel 13b Opiumwet per 1 november 2007 kunnen alle drugspanden aangepakt worden, dus ook woningen. Dit is per 1 januari 2019 uitgebreid. Deze beleidsregels zien ook op de uitbreiding met betrekking tot de met spoed aangewezen middelen en drugsvoorbereiding. Wat dit laatste betreft, valt (onder meer, maar niet uitsluitend) te denken aan growshopactiviteit. Maar ook aan een cocaïnewasserij, pand met (pre)precursoren/grondstoffen of versnijdingsmiddelen en een hennepkwekerij (zoals een pand waarin illegale stroomaansluitingen, plantenbakken, afzuiginstallatie of een ventilatiesysteem worden gevonden) of drugslaboratorium in aanbouw. Oftewel een pand dat een schakel vormt in de productie of distributie van drugs (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 1-3). Een en ander voor zover het valt binnen het kader van artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a Opiumwet. Omdat het erom gaat een woning, lokaal of erf dat zo’n schakel is, daaraan te onttrekken, zodat overtreding van de Opiumwet wordt beëindigd en herhaling wordt voorkomen, wordt als uitgangspunt met termijnen geen onderscheid gemaakt of er al dan niet drugs aanwezig waren.

Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving in geval van handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken, wordt in beginsel geen gebruikgemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom. Dit geldt ook voor drugsvoorbereiding.

Bij de beoordeling of bestuursdwang wordt toegepast in het kader van artikel 13b, eerste lid, onderdeel a, Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het verkopen, verstrekken, afleveren dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs. Wat betreft artikel 13b, eerste lid, onderdeel b, Opiumwet moet in ieder geval sprake zijn van het voorhanden zijn van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a Opiumwet. Te weten: voorwerpen of stoffen waarvan degene die ze voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij zijn bestemd voor harddrugsimport of -export of teelt, bereiding, bewerking, verwerking, verkoop, aflevering, verstrekking, vervoer of vervaardiging van harddrugs (artikel 10a, eerste lid, onder 3º Opiumwet). Dan wel dat zij zijn bestemd voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige teelt, bereiding, bewerking, verwerking, verkoop, aflevering, verstrekking of vervoer van softdrugs (artikel 11a Opiumwet). De uitgebreide bevoegdheid geldt niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a. Zij geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a. Wel kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. De situatie zal van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dat vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden, zoals de feiten die de politie op grond van artikel 9 Opiumwet bevoegd maakten om het pand te betreden, de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en hoeveelheid van een stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. Op de burgemeester berust niet de bewijslast van een strafbaar feit, maar wel de verplichting om te (kunnen) onderbouwen dat voldoende aannemelijk is dat sprake is van een verboden voorbereidingshandeling. Verwijtbaarheid van de verhuurder van het pand is niet vereist. Het gaat erom of de in het pand aangetroffen stoffen of voorwerpen, eventueel in combinatie met andere feitelijkheden, de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een verboden voorbereidingshandeling. De koppeling met een strafbaar feit veronderstelt weliswaar verwijtbaarheid van de overtreder, maar niet dat de verhuurder de overtreder is. Sluiting is een herstelsanctie en beoogt noch de overtreder, noch de verhuurder leed toe te voegen (vgl. Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4 en 6; Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5-6). Wat betreft drugsvoorbereiding in de zin van artikel 11a Opiumwet (softdrugs) wordt voor beroeps- of bedrijfsmatigheid aansluiting gezocht bij de factoren die een rol spelen in de Aanwijzing Opiumwet, te weten (artikel 3.2.1 en bijlage I Aanwijzing Opiumwet): de schaalgrootte van de teelt, de mate van professionaliteit (waartoe met niet-limitatieve indicatoren wordt gewerkt) en het doel van de teelt (vgl. Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 10; Hof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4720, 4760 en 4762). Voor grootschaligheid geldt in verband met het ontstaan van deze wettelijke sluitingsbevoegdheid artikel 1, tweede lid, Opiumwetbesluit.

In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of -planten wordt aangenomen dat sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dus geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen en -drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj. In het geval van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid mee. Dit – meer dan 5 hennepplanten/-stekken of meer dan 30 gram softdrugs – wordt in deze beleidsregels – in aansluiting op de Aanwijzing Opiumwet en conform de rechtspraak van de Raad van State – in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid als bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b Opiumwet. Dit geldt ook voor meer dan één bolletje, ampul, wikkel, pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van meer dan 0,5 gram) harddrugs of meer dan één consumptie-eenheid van 5 ml GHB.

Artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen, bestemd voor eigen gebruik. Is echter voldoende aannemelijk dat een kleine hoeveelheid aanwezig is voor de verkoop, aflevering of verstrekking, dan is artikel 13b Opiumwet wel aan de orde. Dit is ook zo als sprake is geweest van verkoop, aflevering of verstrekking, dan wel daartoe aanwezige drugs, zoals bij een gewezen hennepkwekerij; het enkele feit dat tijdens de inval geen drugs zijn aangetroffen, betekent nog niet dat geen drugshandel heeft plaatsgevonden (zie Voorzieningenrechter Zeeland-West-Brabant 30 maart 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2064, vgl. ABRvS 5 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3981).

Waar het in paragraaf 3.3.II en 3.3.III gaat over een „grote hoeveelheid” wordt bedoeld: een hoeveelheid van 500 of meer hennepplanten of -stekken, 3000 of meer gram hennep of eenheden van andere softdrugs, of 15 of meer gram of 30 of meer pillen of eenheden harddrugs. Dit met uitzondering van GHB, waarvoor vanwege de (eenvoudige, grootschalige) productiewijze en (ernstige) effecten en risico’s geen staffels gelden.

Natte hennep moet voorafgaand aan consumptie worden gedroogd, bijvoorbeeld in een hennepdrogerij. Aangenomen wordt wel dat van natte hennep uiteindelijk 20% droge hennep overblijft (zie HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3364). Voor zover natte hennep niet tot een aantal planten wordt herleid, wordt het gewicht waarmee in deze beleidsregels wordt gerekend, daarom met 80% verminderd. Dit behoudens concrete contra-indicaties dat het percentage hoger of lager moet zijn.

De burgemeester verstaat hier onder een maand: een periode van 30 x 24 uur. Het gaat dus om volle dagen en de feitelijke sluiting begint en eindigt op dezelfde tijd. Bovendien hangt het niet van de kalendermaand af of de sluiting feitelijk 28, 29, 30 of 31 dagen telt.

3.2. Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang

Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan worden gekozen voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In artikel 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht zijn de procedureregels opgenomen die moeten worden gevolgd indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.

3.3. Onderverdeling beleid

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:

I. gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zgn. coffeeshops);

II. woningen: de niet gedoogde drugshandel/-voorbereiding in woningen dan wel in of op bij woningen behorende erven;

III. niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel/-voorbereiding in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of op bij zodanige lokalen behorende erven.

3.3.I. Gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zgn. coffeeshops)

Een coffeeshop is een alcoholvrije horecagelegenheid waarin met inachtneming van gedoogcriteria de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van softdrugs wordt gedoogd.

De toepassing van artikel 13b Opiumwet heeft een directe relatie met het coffeeshopbeleid van de gemeente. Bij coffeeshops gaat het immers ook om panden waar wordt gehandeld in softdrugs, maar waar bewust de handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet conform de AHOJGI-criteria niet plaatsvindt. Ter informatie, dit coffeeshopbeleid – kort gezegd betreffende de plaatsen in de stad waar en hoe veel coffeeshops worden gedoogd, het maximumstelsel en het momenteel niet-toestaan van nieuwe coffeeshops – is neergelegd in beleid van 4 september 1995, 3 mei 1999 en 27 februari 2012 (Gemeenteblad 1999, nr. 46, en 2012, nr. 6), dat in zoverre onverkort van toepassing is.

De AHOJGI-criteria zijn:

A: geen affichering. Dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit.

H: geen harddrugs. Dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of worden verkocht.

O: geen overlast. Onder overlast kan worden verstaan: parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten.

J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop. Gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar.

G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie. Dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder „transactie” wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper.

I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

Eveneens gelden de volgende gedoogvoorwaarden (plus-criteria):

- geen alcohol. Coffeeshops mogen geen alcoholische dranken verkopen of ter verkoop aanwezig hebben.

- de handelsvoorraad van de coffeeshop mag niet meer dan 500 gram bedragen. Niet alleen softdrugs in de openbare verkoopruimte vormen handelsvoorraad. Handelsvoorraad zijn ook softdrugs die elders worden aangetroffen, indien er een directe relatie bestaat met de coffeeshop. Het moet gaan om elders aanwezige drugs die kennelijk voor verkoop in deze coffeeshop zijn bestemd. Indien aan dit criterium is voldaan, gelden ook softdrugs die bijvoorbeeld elders in het pand, in een ander pand of in een auto liggen, als handelsvoorraad (vgl. ABRvS 15 juli 2009, LJN BJ2653; 7 oktober 2009, LJN BJ9521; 9 maart 2011, LJN BP7161; 22 juli 2011, LJN BR3222).

Het beleid is:

1. er wordt bestuursrechtelijk handhavend opgetreden indien een coffeeshop zich niet houdt aan de AHOJGI-plus criteria zoals hierboven aangegeven.

2. de exploitant draagt er zorg voor dat in en nabij de inrichting geen overlast, waaronder parkeeroverlast, geluidhinder, vervuiling en/of sociale onveiligheid wordt veroorzaakt.

3. als beleidsuitgangspunt wordt gekozen voor het toepassen van bestuursdwang in de vorm van sluiting van de inrichting.

4. waar in deze beleidsregel sprake is van het I-criterium geldt dat dit in Eindhoven is opgeschort zo lang dit bij afzonderlijke beleidsregel is bepaald (thans: de Beleidsregel opschorting handhaving I-criterium 2019).

Handhavingsstappen

Gebeurtenis

Maatregel

A-criterium

1ste constatering: 1 maand sluiting

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 6 maanden sluiting

4de constatering: sluiting onbepaalde tijd

H-criterium

1ste constatering: 12 maanden sluiting

2de constatering: sluiting onbepaalde tijd (minimaal één jaar om de bekendheid weg te nemen dat ter plaatse harddrugs verkrijgbaar waren) en buiten het gedoogbeleid plaatsen van de coffeeshop

O-criterium

1ste constatering: 1 maand sluiting

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 6 maanden sluiting

4de constatering: sluiting onbepaalde tijd

J-criterium

1ste constatering: 6 maanden sluiting

2de constatering: 12 maanden sluiting

3de constatering: sluiting onbepaalde tijd en buiten het gedoogbeleid plaatsen van de coffeeshop.

G-criterium

1ste constatering: waarschuwing

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 12 maanden sluiting

4de constatering: sluiting onbepaalde tijd

I-criterium

1ste constatering: waarschuwing

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 12 maanden sluiting

4de constatering: sluiting onbepaalde tijd

Alcoholcriterium

1ste constatering: 3 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: 12 maanden sluiting

Handelsvoorraadcriterium

1ste constatering:

- 500 gram tot 5 kilo: waarschuwing

- 5 tot 10 kilo: 3 maanden sluiting

- 10 tot 15 kilo: 4 maanden sluiting

- 15 tot 20 kilo: 5 maanden sluiting

- 20 tot 25 kilo: 6 maanden sluiting

- 25 tot 30 kilo: 7 maanden sluiting

- 30 tot 40 kilo: 8 maanden sluiting

- 40 tot 50 kilo: 9 maanden sluiting

- 50 tot 60 kilo: 10 maanden sluiting

- 60 tot 80 kilo: 11 maanden sluiting

- 80 kilo en meer: 12 maanden sluiting

2de constatering:

- 500 gram tot 5 kilo: 1 maand sluiting

- 5 tot 10 kilo: 3 maanden sluiting

- 10 tot 15 kilo: 4 maanden sluiting

- 15 tot 20 kilo: 5 maanden sluiting

- 20 tot 25 kilo: 6 maanden sluiting

- 25 tot 30 kilo: 7 maanden sluiting

- 30 tot 40 kilo: 8 maanden sluiting

- 40 tot 50 kilo: 9 maanden sluiting

- 50 tot 60 kilo: 10 maanden sluiting

- 60 tot 80 kilo: 11 maanden sluiting

- 80 kilo en meer: 12 maanden sluiting

3de constatering:

- 500 gram tot 25 kilo: 6 maanden sluiting

- 25 kilo en meer: sluiting onbepaalde tijd, intrekken exploitatievergunning en buiten het gedoogbeleid plaatsen van de coffeeshop

Inherent aan een coffeeshop is dat daar voorwerpen voorhanden zijn (denk bijvoorbeeld aan weegschalen, zakjes of kassa’s), die zijn bestemd voor beroeps- of bedrijfsmatige verwerking, verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs, voor zover die daar wordt gedoogd. Het is niet de bedoeling dat een coffeeshop in dat geval toch wordt gesloten. In zoverre gebruikt de burgemeester de per 1 januari 2019 uitgebreide bevoegdheid dus niet.

3.3.II. Woningen en daarbij behorende erven: drugshandel/-voorbereiding /hennepteelt

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

De burgemeester verstaat hier onder een woning: een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand – eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen – zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden (Rechtbank Oost-Brabant 13 oktober 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:5667). De burgemeester handelt evenwel niet overeenkomstig deze paragraaf, maar overeenkomstig paragraaf 3. 3.III, als een woning niet als zodanig wordt gebruikt of geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor drugshandel/-voorbereiding, ook als er wel wordt gewoond maar er geen woondoel is met een meer dan incidenteel karakter (vgl. ABRvS 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1447; 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2906).

Handhavingsstappen:

Gebeurtenis

Maatregel

Harddrugshandel/-voorbereiding

1ste constatering: 3 maanden sluiting, tenzij met een waarschuwing kan worden volstaan

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: sluiting onbepaalde tijd

Softdrugshandel/-voorbereiding

1ste constatering: waarschuwing

2de constatering: 3 maanden sluiting

3de constatering: 6 maanden sluiting

4de constatering: 12 maanden sluiting

Telkens tenzij daarmee niet kan worden volstaan, in welk geval de naast hogere stap wordt gezet (of bij een 4de constatering: sluiting onbepaalde tijd).

Met een waarschuwing kan bij een 1ste constatering van harddrugshandel/-voorbereiding (met uitzondering van GHB) worden volstaan, indien het niet gaat of kennelijk zou gaan/ging om een grote hoeveelheid (zie definitie in paragraaf 3.1) en indien er geen bijkomende bezwarende omstandigheid is, dit ter beoordeling van de burgemeester. Met een waarschuwing of de gebruikelijke sluitingstermijn kan bij een constatering van softdrugshandel/-voorbereiding in beginsel niet worden volstaan, indien het gaat of kennelijk zou gaan/ging om een grote hoeveelheid (zie definitie in paragraaf 3.1) of indien er een bijkomende bezwarende omstandigheid is, dit ter beoordeling van de burgemeester.

Een bijkomende bezwarende omstandigheid is in ieder geval (maar niet uitsluitend): daadwerkelijke overlast, daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking, aanwezigheid van een wapen of munitie, gevaarzetting (zoals een naar het oordeel van de burgemeester bijzonder gevaarlijke elektriciteitsvoorziening bij hennepteelt), aanwezigheid van een relevant chemisch of versnijdingsmiddel, growshopactiviteit naast drugshandel, een relevant antecedent van een direct betrokkene (zoals op het gebied van de Opiumwet), of een naar het oordeel van de burgemeester georganiseerde of misdadige context.

3.3.III. Niet gedoogde verkooppunten van drugs: drugshandel/-voorbereiding /hennepteelt in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of op bij zodanige lokalen behorende erven

Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten). Het gaat hier niet om coffeeshops of om woningen en daarbij behorende erven, zoals hiervoor in paragraaf 3.3.I en 3.3.II behandeld.

Drugshandel/-voorbereiding in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale handelslocaties (de drugshandel/-voorbereiding zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

Handhavingsstappen:

Gebeurtenis

Maatregel

Harddrugshandel/-voorbereiding

1ste constatering: (minimaal) 12 maanden sluiting, tenzij met een sluiting van 6 maanden kan worden volstaan

2de constatering: sluiting onbepaalde tijd

Softdrugshandel/-voorbereiding

1ste constatering: 6 maanden sluiting, tenzij met een sluiting van 3 maanden kan worden volstaan

2de constatering: 12 maanden sluiting

3de constatering: sluiting onbepaalde tijd

Met een sluiting van 6 maanden bij een 1ste constatering van harddrugshandel/-voorbereiding (met uitzondering van GHB) respectievelijk van 3 maanden bij een 1ste constatering van softdrugshandel/-voorbereiding kan worden volstaan, indien het niet gaat of kennelijk zou gaan/ging om een grote hoeveelheid (zie definitie in paragraaf 3.1) en indien er geen bijkomende bezwarende omstandigheid is, dit ter beoordeling van de burgemeester.

Een bijkomende bezwarende omstandigheid is in ieder geval (maar niet uitsluitend): daadwerkelijke overlast, daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking, aanwezigheid van een wapen of munitie, gevaarzetting (zoals een naar het oordeel van de burgemeester bijzonder gevaarlijke elektriciteitsvoorziening bij hennepteelt), aanwezigheid van een relevant chemisch of versnijdingsmiddel, growshopactiviteit naast drugshandel, een relevant antecedent van een direct betrokkene (zoals op het gebied van de Opiumwet), of een naar het oordeel van de burgemeester georganiseerde of misdadige context.

4.Cumulatie

Bij cumulatie van op te leggen maatregelen, bijvoorbeeld als gevolg van overtredingen van verschillende AHOJGI-plus-criteria, is de zwaarste gestelde maatregel van toepassing of kan paragraaf 5 worden toegepast. Dit ter beoordeling van de burgemeester.

5. Zeer ernstige gevallen of verplaatsend probleem

De burgemeester kan, in afwijking van de vorige paragrafen en ten nadele van een belanghebbende, bij zeer ernstige gevallen een stap overslaan of voor een langere of onbepaalde periode sluiten. Dit is in beginsel (maar niet uitsluitend) het geval als naast drugshandel/-voorbereiding ook sprake is van naar het oordeel van de burgemeester grootschalige daadwerkelijke overlast of grootschalige daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking, aanwezigheid van meerdere wapens of munitie of van een naar het oordeel van de burgemeester zwaar wapen, gebruik van een wapen, een boobytrap, geweld tegen een opsporingsambtenaar of toezichthouder of naar het oordeel van de burgemeester ernstige geweldpleging, naar het oordeel van de burgemeester ernstige gevaarzetting, naar het oordeel van de burgemeester grootschalige aanwezigheid van een relevant chemisch of versnijdingsmiddel, aanwezigheid van een zogenoemd laboratorium of andere productiefaciliteit voor harddrugs, meerdere relevante antecedenten van een of meer direct betrokkenen (zoals op het gebied van de Opiumwet) of een naar het oordeel van de burgemeester ernstige georganiseerde of misdadige context. Dan wel als in een woning of niet gedoogd lokaal dan wel in of op een daarbij behorend erf sprake is van drugshandel met/kennelijke drugsvoorbereiding voor 1000 of meer hennepplanten of -stekken, 6000 of meer gram hennep of eenheden van andere softdrugs, 30 of meer gram harddrugs, 60 of meer pillen of eenheden harddrugs, of 60 of meer consumptie-eenheden van 5 ml GHB of 300 ml of meer GHB.

De burgemeester kan vanwege de ernst in beginsel voorts, in afwijking van de vorige paragrafen en ten nadele van een belanghebbende, een stap overslaan of voor een langere of onbepaalde periode sluiten, indien sprake is van een zich verplaatsend probleem. Bijvoorbeeld als al eerder in Eindhoven of daarbuiten een waarschuwing is gegeven, de huur is beëindigd of een woning of lokaal is gesloten, en nu elders (in Eindhoven) sprake is van soft- dan wel harddrugshandel/-voorbereiding in een woning of lokaal van die persoon of waarbij die persoon is betrokken.

6. Schone lei

De termijn die verstrijkt om niet tot de volgende stap over te gaan, is twee jaar. Bij de termijnberekening wordt uitgegaan van de dag waarop een nieuwe gebeurtenis plaatsvindt. Als er een eerdere waarschuwing was, geldt als aanvangsdag de dag waarop de burgemeester een waarschuwing bekendmaakte. Als er een eerdere sluiting was, geldt als aanvangsdag de dag waarop die sluiting definitief eindigde. Vanaf dan is de situatie ter plaatse weer als normaal te beschouwen en kan de burgemeester beoordelen of de situatie lang genoeg normaal is gebleven. Doorgaans zal sprake zijn van feitelijk definitief eindigen als een last tot sluiting helemaal is uitgediend. Onder omstandigheden geldt ook als zodanig de dag waarop een pand heropent uit kracht van een besluit van de burgemeester, bijvoorbeeld een besluit in bezwaar of een besluit tot tussentijdse heropening, of een onherroepelijke uitspraak van de rechter, bijvoorbeeld met vernietiging van de last tot sluiting.

7. Afwijkingsbevoegdheid

In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregels besloten. De burgemeester kan (ten voordele van een belanghebbende) afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in het onderhavige beleid, indien dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht, de zogenoemde inherente afwijkingsbevoegdheid).

Dit kan, onder omstandigheden, bijvoorbeeld het geval zijn als een bonafide eigenaar of verhuurder aantoont dat hij actief en daadwerkelijk toezicht houdt om drugshandel/-voorbereiding te voorkomen en – voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de politie of toezichthouder ermee bekend is of zal worden – zelf meldt dat sprake is van drugshandel/-voorbereiding en daarbij concrete informatie en volledige medewerking verschaft, indien de huurovereenkomst zo spoedig mogelijk wordt beëindigd en geen sprake is van bezwarende omstandigheden, waaronder bijvoorbeeld dat wegens drugshandel/-voorbereiding of in het belang van de openbare orde het pand al eerder is gesloten of dat al eerder is gewaarschuwd. Of bij een woningcorporatie in de zin van artikel 19 Woningwet, die actief en daadwerkelijk toezicht houdt om drugshandel/-voorbereiding te voorkomen, en indien de huurovereenkomst zo spoedig mogelijk wordt beëindigd en maatregelen worden genomen ter voorkoming van verplaatsing van drugshandel/-voorbereiding in verband met die huurder naar een andere woning, lokaal of erf van die of een andere woningcorporatie in Eindhoven.

Bepaalde maatregelen, met name sluitingen, hebben belastende gevolgen. Bijvoorbeeld doordat de eigendom van een gebouw of erf wordt gereguleerd aangezien de gebruiksfunctie ervan tijdelijk wordt gewijzigd, de openbare registratie van de beperking (op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen), bedrijfseconomische en financiële gevolgen voor een onderneming (waarvan de continuïteit mogelijk zelfs in gevaar komt) of voor een ondernemer, eigenaar, verhuurder, personeel en hun gezinsleden, of gevolgen voor het woongenot van mensen en hun gezinnen. Het kan ook zo zijn dat iemand die gevolgen ondervindt van de maatregel, persoonlijk geen verwijt treft bij de drugshandel/-voorbereiding. Overeenkomstig de rechtspraak van de Raad van State kan de maatregel dan toch worden genomen. Met de maatregel is ook geen leedtoevoeging (straf) bedoeld. Ook kan een gevolg van een maatregel zijn dat het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester een vergunning moet intrekken op grond van bijvoorbeeld de Drank- en horecawet/het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en horecawet 1999, de Wet op de kansspelen of de APV. Met het voorgaande en met andere directe gevolgen van een maatregel is rekening gehouden bij het in deze beleidsregels bepalen van tijdelijke sluiting als middel, het systeem van – als het algemeen belang en ernst het toelaten – eerst waarschuwen, indeling in categorieën, de sluitingsduur en het in beginsel laten oplopen van de duur naar mate gebeurtenissen aanhouden. Genoemde gevolgen zijn meegewogen en zijn, overeenkomstig de rechtspraak van de Raad van State, op zich geen bijzondere omstandigheid. Wel beziet de burgemeester of deze omstandigheden alleen of tezamen in een concreet geval niettemin tot onevenredige gevolgen leiden (ABRvS 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840).