Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2021

Geldend van 18-12-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2021

De raad van de gemeente Eindhoven;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2020;

mede gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2021

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel daarvoor te huur worden aangeboden;

  • d. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, verblijf houdt.

  • 3. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4. Vrijstellingen

  • 1. De belasting wordt niet geheven voor het verblijf van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen.

  • 2. De belasting wordt niet geheven voor het verblijf van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers.

  • 3. De belasting wordt niet geheven voor het verblijf als scout door leden van scoutingverenigingen aangesloten bij de Vereniging Scouting Nederland, in niet-beroepsmatig verhuurde ruimten of in mobiele kampeeronderkomens, die door scoutingverenigingen uit Eindhoven, zonder commercieel oogmerk, ter beschikking worden gesteld voor het houden van verblijf met overnachten.

  • 4. De belasting wordt niet geheven voor het verblijf door leden van sportverenigingen, in niet-beroepsmatig verhuurde ruimten of in mobiele kampeeronderkomens, die door sportverenigingen uit Eindhoven, zonder commercieel oogmerk, ter beschikking worden gesteld voor het houden van verblijf met overnachten.

  • 5. De belasting wordt niet geheven voor het verblijf van studenten tijdens de introductieweek in niet-beroepsmatig verhuurde ruimten, die door van overheidswege erkende onderwijsinstellingen, studentenverenigingen of studieverenigingen uit Eindhoven, zonder commercieel oogpunt, ter beschikking worden gesteld voor het houden van verblijf met overnachten.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 6. Tarief

Het tarief bedraagt per overnachting, per persoon € 3,50.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1. De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 9. Aanslaggrens

  • 1. Voor belastingbedragen tot € 10,- vindt geen invordering plaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen toeristenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor¬ zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

Artikel 13. Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, verblijfhoudende personen te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nachtverblijfregister.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt genoemd nachtverblijfregister kosteloos beschikbaar.

  • 3. De gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen kan ontheffing verlenen van het bijhouden van een gemeentelijk nachtverblijfregister indien de belastingplichtige voornemens is om een eigen nachtverblijfregister bij te houden indien dit eigen nachtverblijfregister gekoppeld is aan een bedrijfsmatig gevoerde, geautomatiseerde boekhouding.

  • 4. Het verzoek tot de in lid 3 bedoelde ontheffing dient voor aanvang van het betreffende belastingjaar te worden ingediend bij de in lid 3 genoemde gemeenteambtenaar.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot inrichting en gebruik van het nachtverblijfregister.

Artikel 14. Aangifteplicht

  • 1. De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

  • 2. De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 3. Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar.

Artikel 15. Overgangsrecht, inwerkingtreding, citeertitel

  • 1. De ‘Verordening toeristenbelasting 2020’, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 november 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting 2021’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 november 2020

, voorzitter.

, griffier.