Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de gemeente Eindhoven

Geldend van 24-11-2005 t/m heden

Intitulé

Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de gemeente Eindhoven

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in zijn vergadering van 31 oktober 2005 de Verordening op het onderzoeksrecht van de raad gemeente Eindhoven heeft vastgesteld.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, eerste lid, van de Gemeen­tewet;

  • b.

    onderzoekscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid van de Gemeentewet;

  • c.

    getuigen en deskundigen: personen genoemd in artikel 155b eerste lid van de Gemeentewet, die de onderzoekscommissie wil horen.

Artikel 2. Instellen van een onderzoek.

  • 1. Op voorstel van een of meer van zijn leden kan de raad besluiten een onderzoek in te stellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur.

  • 2. Het voorstel tot uitvoeren van een onderzoek bevat tenminste een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek met een toelichting.

Artikel 3. Bepalen van de onderzoeksopzet.

  • 1. Uiterlijk in de raadsvergadering, volgend op de vergadering waarin het in artikel 2 genoemde besluit is genomen, stelt de raad een onderzoekscommissie in met tenminste vier leden.

  • 2. De raad benoemt één van de leden van de onderzoekscommissie als voorzitter van de commissie. De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. Bij de instelling van de onderzoekscommissie stelt de raad tevens het budget vast dat de onderzoekscommissie voor het onderzoek ter beschikking staat. Gedurende het onderzoek kan de raad het budget aanpassen.

  • 4. Het college draagt zorg voor het verwerken van het in het derde lid genoemde besluit in de begroting.

  • 5. Bij de instelling van de onderzoekscommissie kan de raad nadere regels vast­stellen over de rapportage van de onderzoekscommissie aan de raad.

Artikel 4. Taak voorzitter/plaatstvervangend voorzitter.

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de beraadslagingen en zittingen;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het bewaken van het door de raad voor het onderzoek vastgestelde budget;

  • d.

    de communicatie over het werk van de onderzoekscommissie;

  • e.

    het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

  • f.

    hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 5. Beënindiging van het lidmaatschap.

  • 1. het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    • a.

      een lid ophoudt lid te zijn van de raad;

    • b.

      de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie te horen;

    • c.

      de gemeenteraad de benoeming tot lid van de commissie intrekt;

    • d.

      een lid ontslag neem;

  • 2. een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

  • 3. in openstaande vacatures wordt voorzien uiterlijk in de eerste raadsvergadering na het ontstaan van de vacature.

Artikel 6. Bevoegdheden van de onderzoekscommissie.

  • 1. De onderzoekscommissie besluit alvorens het eerste getuigenverhoor heeft plaatsgevonden of getuigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van een eed of belofte.

  • 2. De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 155b, eerste lid, van de Gemeentewet genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt slechts op vrijwillige basis.

  • 3. De onderzoekscommissie kan derden opdrachten laten uitvoeren die zij in het kader van de onderzoeksopdracht en de uitoefening van haar taak nodig acht, mits dit binnen het door de raad vastgestelde onderzoeksbudget blijft.

  • 4. De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met betrokkenen informatieve gesprekken voeren. Betrokkenen zijn niet gehou­den hieraan deel te nemen.

  • 5. De onderzoekscommissie kan de bovengenoemde bevoegdheden uitsluitend uitoefenen indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

  • 6. De onderzoekscommissie besluit bij meerderheid van stemmen. In geval de stemmen staken is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 7. De Verordening voor de raadscommissies is op de onderzoekscommissie niet van toepassing.

Artikel 7. Ambtelijke bijstand.

  • 1. De griffier draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de onderzoeks­commissie. Hij wijst in ieder geval een medewerker van de griffie aan of een persoon die minimaal gedurende de duur van het onderzoek bij de griffie wordt gedetacheerd,  als commissiegriffier. De commissiegriffier kan zich laten onder­steunen door andere medewerkers.

  • 2. De commissiegriffier is bij iedere zitting aanwezig.

  • 3. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een door de griffier aan te wijzen persoon.

Artikel 8. Zittingen.

  • 1. De voorzitter van de onderzoekscommissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.

  • 2. De voorzitter roept de leden van de commissie, getuigen en deskundigen ten minste twee weken voor de zitting op.

  • 3. Binnen drie dagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en des­kundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 9. Onwillige getuigen en deskundigen.

  • 1. Indien een opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, wordt daarvan door de commissiegriffier een proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal staan in ieder geval een nauwkeurige omschrijving van de wijze van oproeping en van de reden waarom naar de mening van de onderzoekscommissie de getuige of deskundige verplicht is om aan de oproep van de onderzoekscommissie te voldoen.

  • 2. De onderzoekscommissie besluit indien een situatie als genoemd in het eerste lid zich voordoet of een niet verschenen getuige of deskundige met gebruikmaking van artikel 155d, tweede lid van de gemeentewet alsnog voor de commissie zal worden gebracht.

  • 3. Indien een getuige of deskundige weigert de eed af te leggen of weigert te antwoorden op vragen van de onderzoekscommissie wordt hiervan door de commissiegriffier een proces-verbaal opgemaakt;

  • 4. Indien de onderzoekscommissie het sterke vermoeden heeft dat door een getuige of deskundige meineed wordt gepleegd, doet de voorzitter hiervan aangifte bij het openbaar ministerie.

  • 5. Opgestelde processen-verbaal worden door de aanwezige leden van de onder­zoekscommissie en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 10. Toehoorders en de pers.

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken.

Artikel 11. Geluid- en beeldregistraties

  • 1. De commissiegriffier draag zorg voor het maken geluidsopnames van de verhoren, tenzij de onderzoekscommissie oordeelt dat dit niet noodzakelijk is.

  • 2. Anderen die tijdens de zitting geluids- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aan­wijzingen.

Artikel 12. Verslaglegging zitting.

  • 1. De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging.

  • 2. het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3. Het verslag houdt een vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door alle leden van de onderzoekscommissie, alsmede de commissiegriffier. Van minderheidsstandpunten wordt in het verslag melding gemaakt.

Artikel 13. Beraadslagingen.

  • 1. De onderzoekscommissie beraadslaagt indien de voorzitter het nodig oordeelt, dan wel indien een meerderheid van de leden hiertoe een gemotiveerd verzoek aan de voorzitter richt.

  • 2. De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

Artikel 14. Afronding onderzoek.

Na afronding van het onderzoek brengt de onderzoekscommissie schriftelijk rapport uit aan de raad.

Artikel 15. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op met ingang van de achtste dag na uitgifte van het gemeenteblad.

Artikel 16. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad.

Ondertekening

Eindhoven, 3 november 2005.
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
 
 
 
 A. Sakkers, burgemeester.
 
 
 
 
C. Langerwerf, secretaris.
 
Uitgegeven, 16 november 2005.
Mij bekend,
de gemeentesecretaris van Eindhoven,
ir. C.A.J.M. Langerwerf.