Beheersverordening Elburg 2013 - meerdere locaties

Geldend van 05-06-2013 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening Elburg 2013 - Meerdere locaties

De raad der gemeente Elburg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 april 2013;

gelet op de bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening, waaronder de artikelen 3.38 en artikel 3.39;

besluit:

de 'Beheersverordening Elburg 2013 - Meerdere locaties' vast te stellen, met de daarbij behorende en daarvan deel uitmakende verbeelding, regels en bijlagen.

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening:

de beheersverordening Elburg 2013 - meerdere locaties van de gemeente Elburg;

1.2 verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0230.BHVMeerLocaties-VST1 met bijbehorende bestanden;

1.3 bestaand legaal gebruik:

het (al dan niet aanwezige) gebruik van de gronden en bouwwerken zoals toegestaan conform:

  • 1.

    een in werking getreden wijzigingsplan;

  • 2.

    een omgevingsvergunning voor het gebruik;

1.4 bestaande legale bouwwerken:

bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  • 1.

    aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;

  • 2.

    nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;

1.5 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.6 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.7 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.8 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Meten

  • 1. Wijze van meten:

    Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

    • a.

      afstanden loodrecht;

    • b.

      hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en

    • c.

      maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,50 m buiten beschouwing blijven.

  • 2. Hoogte

    Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1, onderdeel b, wordt een bouwwerk, voorzover het zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.

  • 3. Inhoud

    Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

HOOFDSTUK 2 GEBRUIKS- EN BOUWREGELS

Artikel 3 Bouw- en gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  • a.

    ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt:

    • 1.

      de regeling zoals opgenomen in Bijlage 3 Buitengebied Elburg voorschriften; Bijlage 7 Buitengebied 1980 voorschriften; Bijlage 9 Dorp Doornspijk voorschriften, Bijlage 11 Oostendorp West voorschriften, Bijlage 13 't Harde-Oost voorschriften, met inachtneming van het bepaalde in lid b;

    • 2.

      en de daarbij behorende kaarten, verbeeldingen c.q. kaartfragmenten, fragmenten van verbeeldingen, zoals opgenomen in Bijlage 1 Buitengebied Elburg blad 3, Bijlage 2 Buitengebied Elburg renvooi, Bijlage 4 Buitengebied blad 1, Bijlage 5 Buitengebied 1980 blad 3, Bijlage 6 Buitengebied 1980 blad 4 renvooi, Bijlage 8 Dorp Doornspijk plankaart en renvooi, Bijlage 10 Oostendorp West plankaart en legenda, Bijlage 12 't Harde-Oost plankaart en renvooi, met inachtneming van het bepaalde in lid b;

  • b.

    in afwijking van het bepaalde in lid a, is de regeling in Bijlage 3 Buitengebied Elburg voorschriften, Bijlage 7 Buitengebied 1980 voorschriften, Bijlage 9 Dorp Doornspijk voorschriften, Bijlage 11 Oostendorp West voorschriften, Bijlage 13 't Harde-Oost voorschriften, voorzover het betreft de in de artikelen genoemde leden 'Nadere eisen' en 'Wijzigingsbevoegdheid', alsmede de artikelen 'Wijzigingsbevoegdheid', 'Overgangsbepalingen', 'Strafbepaling' en 'Slotbepaling' niet van toepassing;

  • c.

    in afwijking van het bepaalde in lid a, zijn uitsluitend bestaande risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven toegestaan;

  • d.

    in aanvulling op het bepaalde in lid a geldt, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in artikel 3 Bouw- en gebruiksregels is geregeld, het volgende:

    • 1.

      de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;

    • 2.

      bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie;

  • e.

    daar waar in Bijlage 3 Buitengebied Elburg voorschriften, Bijlage 7 Buitengebied 1980 voorschriften, Bijlage 9 Dorp Doornspijk voorschriften, Bijlage 11 Oostendorp West voorschriften, Bijlage 13 't Harde-Oost voorschriften, 'aanlegvergunningen' staat wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';

  • f.

    daar waar in Bijlage 3 Buitengebied Elburg voorschriften, Bijlage 7 Buitengebied 1980 voorschriften, Bijlage 9 Dorp Doornspijk voorschriften, Bijlage 11 Oostendorp West voorschriften, Bijlage 13 't Harde-Oost voorschriften, 'vrijstelling verlenen' staat wordt gelezen: 'afwijken';

  • g.

    daar waar in Bijlage 3 Buitengebied Elburg voorschriften, Bijlage 7 Buitengebied 1980 voorschriften, Bijlage 9 Dorp Doornspijk voorschriften, Bijlage 11 Oostendorp West voorschriften, Bijlage 13 't Harde-Oost voorschriften, 'vrijstelling' staat wordt gelezen: 'afwijking';

  • h.

    ter plaatse van het besluitsubvlak 'ontsluiting 1' geldt, overeenkomstig de voorwaarde van het vrijstellingsbesluit voor het perceel Zuiderzeestraatweg 111 te Doornspijk, dat voor de ontsluiting van het bedrijf gebruik wordt gemaakt van de nog aan te leggen hoofdontsluitingsweg bij het bedrijventerrein zodra deze weg is aangelegd;

  • i.

    ter plaatse van het besluitsubvlak 'ontsluiting 2' geldt dat er ten hoogste één in/uitrit voor het noordelijke deel van het bedrijventerrein toegestaan is. De aan te leggen ontsluiting dient te fungeren als in/uitrit voor het perceel aan de Zuiderzeestraatweg West 132 te Doornspijk en het naastgelegen bedrijfsperceel dat nog ontwikkeld wordt, conform de tekening bij de op 27 april 2004 verleende vrijstelling, tekening nummer N282, blad 1, gewijzigd 13-10-2003, zoals opgenomen in bijlage 14.

Artikel 4 Archeologie

Ter plaatse van het besluitvlak 'Archeologie - 2' gelden de volgende regels:

4.1 Bouwregels

4.1.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 120 m² en waarvoor dieper dan 0,30 m te rekenen van het maaiveld in de bodem zal worden geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • 1.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  • 2.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

4.1.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 4.1.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • 1.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • 2.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • 3.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.2.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • 1.

    het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  • 2.

    het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  • 3.

    het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;

  • 4.

    het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  • 5.

    het aanbrengen van houtsingels (met uitzondering van erfbeplanting);

  • 6.

    het (gedeeltelijk) rooien van houtsingels;

  • 7.

    het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.

4.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • 1.

    het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;

  • 2.

    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  • 3.

    in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;

  • 4.

    niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 120 m² beslaan.

4.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

4.2.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • 1.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  • 2.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

4.2.5 Beoordelingscriteria

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

4.2.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 4.2.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • 1.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • 2.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • 3.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 5 Archeologie

Ter plaatse van het besluitvlak 'Archeologie - 3' gelden de volgende regels:

5.1 Bouwregels

5.1.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en waarvoor dieper dan 0,30 m te rekenen van het maaiveld in de bodem zal worden geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • 1.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  • 2.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

5.1.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 5.1.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • 1.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • 2.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • 3.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.2.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • 1.

    het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;

  • 2.

    het uitvoeren van overige grondbewerkingen;

  • 3.

    het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;

  • 4.

    het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;

  • 5.

    het aanbrengen van houtsingels (met uitzondering van erfbeplanting);

  • 6.

    het (gedeeltelijk) rooien van houtsingels;

  • 7.

    het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.

5.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • 1.

    het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;

  • 2.

    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  • 3.

    in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;

  • 4.

    niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.

5.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

5.2.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • 1.

    de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  • 2.

    in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

5.2.5 Beoordelingscriteria

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

5.2.6 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 5.2.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • 1.

    de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  • 2.

    de verplichting tot het doen van opgravingen;

  • 3.

    de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.

HOOFDSTUK 3 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 29

Artikel 6 Overgangsrecht gebruik

  • a.

    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b.

    Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c.

    Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d.

    Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 7 Overgangsrecht bouwen

  • a.

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    • 1.

      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    • 2.

      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b.

    Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.

  • c.

    Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening Elburg 2013 - Meerdere locatiesvan de gemeente Elburg.

Bijlage verwijzing naar:

Op de landelijke website ruimtelijkeplannen.nl kan de beheersverordening met bijlagen worden geraadpleegd onder:

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?planidn=NL.IMRO.0230.BHVMeerLocaties-VST1

Nota-toelichting

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

De gemeente Elburg is bezig met de actualisatie van de bestemmingsplannen voor haar grondgebied. Voor de meeste gebieden zijn inmiddels bestemmingsplannen in procedure of ook al eerder vastgesteld. Voor een vijftal gebieden is nog niet overal een actueel 1) bestemmingsplan geldend. Deze gebieden zijn niet meegenomen in de nieuwe bestemmingsplannen. Om te voldoen aan de actualisatieplicht per 1 juli 2013 is ervoor gekozen voor deze gebieden een beheersverordening op te stellen.

1) Een bestemmingsplan is wettelijk 'actueel' wanneer het in de afgelopen 10 jaar is vastgesteld.

Deze beheersverordening is van toepassing op de volgende gebieden:

  • 1.

    De Rehoboth-locatie in Oostendorp.

  • 2.

    Vossenakker-Noord aan de oostzijde van Oostendorp.

  • 3.

    Doornspijk-Zuid.

  • 4.

    Hokseberg aan de noordwestzijde van 't Harde.

  • 5.

    De locatie Eperweg 83 't Harde.

De vijf gebieden zijn gezamenlijk in een beheersverordening opgenomen. Het gebied wordt het verordeningsgebied genoemd. Het verordeningsgebied is hierboven beschreven en is weergegeven in figuur 1. Voor het verordeningsgebied gelden momenteel meerdere bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende:

  • 1.

    bestemmingsplan Buitengebied 1980 (vastgesteld op 4 februari 1980);

  • 2.

    bestemmingsplan Buitengebied Elburg (vastgesteld 18 oktober 2001);

  • 3.

    bestemmingsplan Dorp Doornspijk (vastgesteld op 25 mei 1989);

  • 4.

    bestemmingsplan Oostendorp West (vastgesteld op 2 december 1976);

  • 5.

    bestemmingsplan 't Harde-Oost (vastgesteld op 22 februari 1979).

Bovendien zijn in de loop van de tijd een tweetal vrijstellingsprocedures gevoerd om (perceelsgebonden) ontwikkelingen mogelijk te maken, namelijk voor de Zuiderzeestraatweg 132 en Zuiderzeestraatweg 111 in Doornspijk. Deze zijn in de beheersverordening verwerkt. Deze beheersverordening geeft in één keer een nieuwe en uniforme juridische regeling voor het hele verordeningsgebied. In onderstaand figuur is de ligging van de vijf gebieden waarop deze beheersverordening van toepassing is aangegeven.

afbeelding binnen de regeling

1.2 Waarom een beheersverordening

Bij de actualisatie van een juridische ruimtelijke regeling kan gekozen worden voor een bestemmingsplan en een beheersverordening. In dit geval is gekozen voor een beheersverordening, omdat:

  • 1.

    in het verordeningsgebied sprake is van een feitelijk bestaande situatie en;

  • 2.

    in het verordeningsgebied alleen sprake is van perceelsgebonden ontwikkelingen 2) en;

  • 3.

    een beheersverordening door middel van een snelle procedure kan worden vastgesteld en past in het beleid van verdergaande deregulering.

2) Een perceelsgebonden ontwikkeling is een (kleinschalige) ontwikkeling die op een perceel mogelijk wordt gemaakt.

1.2.1 Feitelijk bestaande situatie

De toepassing van de beheersverordening is voor dit verordeningsgebied mogelijk, omdat daarin sprake is van een feitelijk bestaande situatie, zie hoofdstuk 2. Illegale bouwwerken horen niet bij de feitelijk bestaande situatie en worden in de beheersverordening niet zonder meer gelegaliseerd.

1.2.2 Ontwikkelingen

De gebieden waar ruimtelijke ontwikkelingen spelen zijn buiten het verordeningsgebied gehouden. In het verordeningsgebied worden dan ook geen ontwikkelingen meer mogelijk gemaakt die nog niet zijn toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan. Wel zijn enkele perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk. Bij de perceelsgebonden ontwikkelingen gaat het om (kleinschalige) ontwikkelingen die in de geldende bestemmingsplannen al mogelijk waren gemaakt. Dit houdt in dat bijvoorbeeld een bestaand bedrijfsgebouw mag worden uitgebreid tot een bepaalde oppervlakte.

1.2.3 Procedure

Een beheersverordening is een goed middel om binnen korte termijn een actuele juridische regeling voor het grond gebied te hebben. Een beheersverordening heeft een relatief korte procedure om te komen tot de vaststelling. De procedure wordt besproken in 5.2.

1.3 Waaruit bestaat deze beheersverordening

Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:

  • 1.

    een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft (het verordeningsgebied);

  • 2.

    een of meer objecten binnen het gebied (besluit(sub)vakken);

  • 3.

    regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;

  • 4.

    regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.

De beheersverordening gaat vergezeld van deze toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument, waarom er geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke onderzoeken hebben plaatsgevonden, etc. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.

1.4 Wat regelt deze beheersverordening

De beheersverordening wordt een verordening in ruime zin. Het uitgangspunt is de bestaande situatie, maar deze wordt aangevuld met (perceelsgebonden) bouwmogelijkheden vanuit de geldende bestemmingsplannen. Het juridische deel van die bestemmingsplannen (opgenomen in de bijlagen bij de regels) wordt dan ook gekoppeld aan de regels.

Het kan voorkomen dat een ontwikkeling gewenst is, die niet binnen de in deze beheersverordening opgenomen (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden past. In zo een geval is een nieuwe juridisch-planologische regeling nodig, bijvoorbeeld een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van deze beheersverordening.

De beheersverordening legt dus de feitelijke situatie vast door middel van een algemene regeling, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Er zijn echter aandachtspunten die mogelijk invloed hebben op de systematiek van de verordening. Een nadere specificering en/of detaillering door middel van besluit(sub)vlakken op de verbeelding of specifieke bepalingen in de regels kan nodig zijn. In het verordeningsgebied is inderdaad sprake van enkele gebieden met specifieke regelingen. Hierover wordt in hoofdstuk 5 meer informatie gegeven.

1.5 Hoe werkt de verordening

De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het verordeningsgebied (of besluitgebied), de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:

  • 1.

    Verordeningsgebied. Het verordeningsgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele verordeningsgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie.

  • 2.

    Besluitvlak. Op het hele verordeningsgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. In deze beheersverordening heeft het hele verordeningsgebied het besluitvlak 'Bestaand'. Dit omdat de regels, die bij dit besluitvlak horen, gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. Deze regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak. In een andere situatie, bijvoorbeeld een besluitvlak 'Veiligheidszone - lpg', worden aanvullende regels gegeven die gericht zijn op het voorkomen van de bouw van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone.

  • 3.

    Besluitsubvlak. Binnen het besluitvlak is in deze verordening sprake van meerdere besluitsubvlakken. De besluitsubvlakken zijn bedoeld om in een bepaald deel van het besluitvlak aanvullende regelingen te geven, gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Deze beheersverordening kent geen besluitsubvlakken.

  • 4.

    Overige. Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven kan ook sprake zijn van afwijkingsregels. Ook deze kunnen zijn gekoppeld aan een besluit(sub)vlak.

1.6 Leeswijzer

De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. De bestaande situatie is immers het uitgangspunt voor deze beheersverordening en daarom van belang. Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid uiteengezet, voor zover dit betrekking heeft op de juridische regelingen in het verordeningsgebied. Ook wanneer het gaat om een beheersverordening, waarbij de bestaande situatie het uitgangspunt is, worden perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk gemaakt. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de van belang zijnde sectorale aspecten, die daarop invloed kunnen hebben. Hoofdstuk 5 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening. In dit hoofdstuk staat dus de toelichting op de regeling in deze beheersverordening en staat een korte uitleg van de procedure die de beheersverordening doorloopt om rechtskracht te krijgen. In hoofdstuk 6 wordt tot slot ingegaan op de uitvoerbaarheid van de verordening. Daarbij wordt aandacht besteed aan de maatschappelijk en de economische uitvoerbaarheid.

HOOFDSTUK 2 BESTAANDE SITUATIE

Voor het vaststellen van de bestaande situatie zijn de volgende bronnen geraadpleegd.

  • 1.

    De geldende bestemmingsplannen. Deze zijn opgenomen in de bijlagen bij de regels . Deze zijn ook in te zien op het gemeentehuis van de gemeente Elburg.

  • 2.

    De basisregistratie adressen en gebouwen (BAG). Deze informatie is beschikbaar via de website van de BAG viewer.

  • 3.

    Het ruimtelijk beleid van de gemeente Elburg is opgenomen op de website van de gemeente Elburg.

  • 4.

    Ruimtelijk beleid van andere overheden is te zien op www.ruimtelijkeplannen.nl.

  • 5.

    Voor het waterschapsbeleid is de website van het Waterschap Vallei en Veluwe gehanteerd.

  • 6.

    Bij de ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing en openbare ruimte is de bestaande situatie het uitgangspunt. Ook zijn via de website van Google Maps luchtfoto's van het gebied beschikbaar.

2.1 Locatie Rehoboth Elburg

De locatie Rehoboth in Elburg is deels in gebruik door een scholengemeenschap. Op deze locatie is dan ook nog een schoolgebouw aanwezig, met de daarbij horende voorzieningen als een fietsenstalling, parkeerplaats en dergelijke. Het gebouw is omgeven door een parkachtige omgeving, wat al dan niet openbaar toegankelijk is. In onderstaande afbeelding is een luchtfoto (2005) met de bestaande situatie.

afbeelding binnen de regeling Locatie Rehoboth Elburg (bron: Google)

2.2 Locatie Vossenakker-Noord Elburg

De locatie Vossenakker-Noord is nu nog een landbouwgebied en bestaat uit weilanden. Deze wordt begrensd door wegen, paden en woonpercelen. De zuidelijke grens wordt bepaald door het perceel van het Nuborgh College. De bestaande situatie (2005) is zichtbaar in onderstaande luchtfoto.

afbeelding binnen de regeling Locatie Vossenakker-Noord Elburg (bron: Google)

2.3 Locatie Doornspijk-Zuid

Deze locatie kent een veelzijdig gebruik, bijvoorbeeld agrarische bedrijven en bedrijven. Daarnaast is in het gebied landbouwgrond aanwezig, dit is voornamelijk in gebruik als weilanden. De Zuiderzeestraatweg-West die door deze locatie loopt is een belangrijke ontsluitingsroute vanaf Doornspijk naar onder meer Nunspeet. De onderstaande luchtfoto (2005) geeft een weergave van de bestaande situatie in deze locatie.

afbeelding binnen de regeling Locatie Doornspijk-Zuid (bron: Google)

2.4 Locatie Hokseberg 't Harde

De locatie Hokseberg grenst aan de noordwestzijde aan de dorpskern van 't Harde. Het gebied heeft aan de noordzijde een gebruik als landbouwgrond (weiland) en aan de zuidzijde voor een (voormalig) tuincentrum. Naast het tuincentrum is een reguliere woning aanwezig. Een andere opvallende functie is de riooloverstort aan de Stadsweg, deze is ondergronds aanwezig. Het gebied ligt in een coullissenlandschap, dit landschap is op deze locatie herkenbaar aan de boomsingels. In onderstaande afbeelding is de luchtfoto van de bestaande situatie (2005) zichtbaar.

afbeelding binnen de regeling Locatie Hokseberg 't Harde (bron: Google)

2.5 Locatie Eperweg 83 't Harde

Op deze locatie is een (voormalige) dienstwoning van de aangrenzende school aanwezig. Het gaat daarbij om een hoofdgebouw (voormalige dienstwoning) met enkele bijgebouwen. Om dit gebouw heen ligt een erf met beplanting (tuin). Aan de noord- en oostzijde wordt de locatie begrensd door een erf bij een school en een schoolgebouw. In onderstaande luchtfoto een weergave van de bestaande situatie (2005).

afbeelding binnen de regeling Locatie Eperweg 83 't Harde (bron: Google)

HOOFDSTUK 3 BELEID

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de "Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte" en het "Streekplan Gelderland 2005", die verder zijn uitgewerkt in respectievelijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" en de "Ruimtelijke Verordening Gelderland". Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere de “Toekomstvisie gemeente Elburg 2020”, de in oktober 2012 vastgestelde “Structuurvisie gemeente Elburg 2030”, de “Woonvisie gemeente Elburg 2008-2012”, de “Detailhandelsstructuurvisie gemeente Elburg 2008”, de "Archeologische beleidskaart Elburg 2012", het “Groenstructuurplan” en de “Welstandsnota”. Met uitzondering van de Archeologische beleidskaart, geven deze beleidsnota's geen specifieke uitgangspunten voor het verordeningsgebied. De bestaande situatie wordt vastgelegd en nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. In 4.7.1 wordt nader ingegaan op het aspect archeologie en het daaraan gekoppelde beleid. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het verordeningsgebied.

HOOFDSTUK 4 SECTORALE ASPECTEN

In dit hoofdstuk is beschreven hoe rekening is gehouden met de in en rond het verordeningsgebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. De onderzoeksopgave heeft een beperkte omvang, omdat deze beheersverordening slechts de bestaande planologische situatie voortzet. De afweging per aspect is daarom beknopt weergegeven.

4.1 Milieuzonering

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" ontwikkeld, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. De lijst kent aan de bedrijven en/of instellingen een milieucategorie toe. Deze is afhankelijk van de mate waarin de opgenomen bedrijven en/of instellingen milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende (richtlijn)afstanden voor mogelijk hinder.

Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast. De bestaande milieuhygiënische situatie is en blijft gehandhaafd en een planologische verslechtering is niet mogelijk. Milieuzonering geeft geen uitgangspunten voor het verordeningsgebied.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. In en rondom het dorp zijn geen spoorwegen aanwezig.

4.2.1 Wegverkeerslawaai

In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Rond de verschillende locaties in het verordeningsgebied is wegverkeerslawaai van belang, vanwege de ligging aan of nabij een weg met een wettelijke geluidzone.

Dit aspect levert voor het verordeningsgebied geen uitgangspunten op. Het aantal geluidgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones rond die wegen mag door de regeling in deze verordening niet toenemen. In deze beheersverordening worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt.

4.2.2 Spoorweglawaai

Naast wegen hebben ook spoorwegen wettelijk vastgestelde geluidzones. Spoorweglawaai is van belang bij de locaties in 't Harde, omdat ten zuiden van de snelweg (A28) het spoorwegtraject Zwolle - Amersfoort ligt.

Dit aspect levert voor het verordeningsgebied geen uitgangspunten op. Het aantal geluidgevoelige objecten binnen de wettelijke geluidzones rond die spoorweg mag door de regeling in deze verordening niet toenemen. In deze beheersverordening

worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt.

4.2.3 Industrielawaai

Bij industrielawaai gaat het om geluidgezoneerde bedrijven(terreinen) en om geluidproducerende bedrijven en instellingen. In en rond de gebieden van deze verordening is geen sprake van geluidgezoneerde bedrijven(terreinen). Wel is sprake van geluidproducerende bedrijven en instellingen. Een voorbeeld daarvan is het MFC bij het gebied Hokseberg. De benodigde geluidsruimte van dergelijke bedrijven en instellingen is over het algemeen vastgelegd in een vergunning.

Dit aspect levert voor het verordeningsgebied echter geen uitgangspunten op. Binnen de geluidzones van bedrijven is geen sprake van toename een toename van het aantal geluidgevoelige objecten. De beheersverordening staat dit niet toe.

4.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). Rond de verschillende gebieden van het verordeningsgebied zijn risicovolle inrichtingen en/of transportroutes aanwezig. Het gaat daarbij om de volgende:

4.3.1 Risicovolle inrichtingen

Ten noordoosten van de locatie Rehoboth staat aan de Enkstraat in Elburg een LPG tankstation. Ten noorden van de locatie Doornspijk zuid bevindt zich een LPG tankstation aan de Zuiderzeestraatweg West 85a. Het verordeningsgebied ligt buiten de contouren van het plaatsgebonden risico van de genoemde tankstations. Het invloedsgebied van het tankstation in Elburg (150 meter) ligt niet over het verordeningsgebied. Het invloedsgebied van het LPG tankstation in Doornspijk wel.

Externe veiligheid rond inrichtingen geeft geen uitgangspunten voor deze verordening. De risicocontouren van het plaatsgebonden risico vallen niet over het verordeningsgebied heen. Daarnaast is er geen sprake van de noodzaak voor een onderzoek naar het groepsrisico. De beheersverordening staat immers geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toe. LPG tankstations vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

4.3.2 Transportroutes gevaarlijke stoffen

Rond het verordeningsgebied zijn verschillende transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig. Het gaat daarbij om transport door leidingen, over de weg en over het spoor.

Van transport via een leiding is sprake langs de locatie Hokseberg. Daar ligt een hoofdgastransportleiding noordoostelijk langs het gebied. De plaatsgebonden risicocontour van deze leiding ligt niet over deze locatie heen. Het groepsrisico is in het kader van het op te stellen bestemmingsplan voor deze locatie berekend. Daaruit blijkt dat dit in de bestaande situatie geen problemen oplevert. Deze leiding geeft geen uitgangspunten voor de verordening. Deze leiding valt onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

De snelweg A28, zuidelijk van 't Harde, is een transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. Deze weg geeft geen uitgangspunten voor deze verordening. De plaatsgebonden risicocontouren van deze weg vallen niet over het verordeningsgebied heen. Een verdere verantwoording van het groepsrisico is bovendien niet nodig, omdat geen sprake is van een toename van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in het verordeningsgebied. De A28 is opgenomen in het Basisnet Weg.

Westelijk langs de locatie Vossenakker-Noord (Elburg) loopt de Oostelijke Rondweg. Deze transportroute is nog niet officieel aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Deze weg geeft geen uitgangspunten voor de verordening. De plaatsgebonden risicocontour van deze weg valt niet over het verordeningsgebied heen. Voor de Oostelijke Rondweg wordt een groepsrisicocontour van 200 meter aangegeven, die over het verordeningsgebied valt. Een verdere verantwoording van het groepsrisico is bovendien niet nodig, omdat geen sprake is van een toename van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in het verordeningsgebied.

Ten zuiden van 't Harde loopt de spoorlijn Zwolle - Amersfoort. Daarover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze transportroute levert geen uitgangspunten voor deze verordening op. De plaatsgebonden risicocontour van deze spoorlijn ligt niet over het verordeningsgebied. Een verantwoording van het groepsrisico is bovendien niet nodig, omdat in het verordeningsgebied geen sprake is van een toename van (beperkt) kwetsbare objecten. De spoorlijn valt onder het Basisnet Spoor.

4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. Dit aspect levert voor deze verordening geen uitgangspunten op. Het aspect luchtkwaliteit is nergens in de gemeente Elburg een belemmering. Bovendien is geen sprake van ruimtelijke ontwikkelingen die in het verordeningsgebied mogelijk worden gemaakt. Het gaat slechts om perceelsgebonden ontwikkelingen die ruim onder de toetsingsgrenzen voor luchtkwaliteit liggen, zoals onder andere opgenomen in de regeling Niet in betekenende mate.

4.5 Bodem

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. Dit aspect geeft geen uitgangspunten voor deze verordening. Met betrekking tot de bodem wordt aangegeven dat in het verordeningsgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is.

4.6 Water

Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het Waterschap Vallei en Veluwe, dat zorgdraagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en dat de grotere boezemwateren en sloten beheert, alsmede de waterkeringen, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

Het aspect geeft geen uitgangspunten voor deze verordening. Voor de watergangen en waterpartijen in het verordeningsgebied geldt dat de bestaande situatie blijft bestaan en planologisch geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De kwaliteit- en kwantiteitsfunctie van het water in het verordeningsgebied is hiermee gewaarborgd.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.7.1 Archeologie

Door de gemeente is in 2012 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Daarbij zijn aanwijzingen gegeven over de manier waarop daar in ruimtelijke plannen omgegaan moet worden. Het gaat daarbij om gebieden met hogere en lagere (verwachtings)waarden.

Het gemeentelijk beleid geeft voor de verschillende gebieden aanwijzingen over wanneer sprake is van een onderzoeksplicht. In het verordeningsgebied is sprake van twee gebieden. Dit zijn gebieden met een hogere (verwachtings)waarde. Deze hebben een onderzoeksplicht bij ontwikkelingen met een oppervlakte vanaf 120 m2. De gebieden met een lagere verwachtingswaarde hebben een onderzoeksplicht bij ontwikkelingen met een oppervlakte vanaf 500 m2. In 5.1 staat een nadere toelichting op de regeling.

4.7.2 Cultuurhistorie

Het aspect cultuurhistorie geeft geen uitgangspunten voor deze verordening. Het verordeningsgebied kent geen aangewezen provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten, karakteristieke bebouwing en cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Een rijksmonument is aanwezig in de vorm van Zuiderzeestraatweg 111 in Doornspijjk. Deze wordt beschermd via de Monumentenwet. Een regeling hiervoor in de verordening is dan ook niet nodig.

4.8 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.8.1 Gebiedsbescherming

Gebiedsbescherming geeft voor het verordeningsgebied geen uitgangspunten. Het verordeningsgebied maakt geen deel uit van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Daarnaast zijn in het verordeningsgebied geen gebieden die onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vallen. De verordening geeft bovendien slechts ruimte voor perceelsgebonden ontwikkelingen, grotere ontwikkelingen zijn niet toegestaan, waardoor de bestaande beschermde gebieden. De ontwikkelings(on)mogelijkheden binnen EHS zijn geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Natura 2000-gebieden zijn beschermd via de Natuurbeschermingswet.

4.8.2 Soortenbescherming

De soortenbescherming geeft geen uitgangspunten voor de verordening. Het is mogelijk dat in het verordeningsgebied beschermde flora- en faunasoorten aanwezig zijn, maar deze verordening is gericht op het behoud van de bestaande situatie. De aanwezige soorten worden dan ook niet geschaad door grotere ontwikkelingen.

4.9 Kabels en leidingen

Dit aspect geeft geen uitgangspunten voor de verordening. In het verordeningsgebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die naar aard en omvang een ruimtelijk en/of functioneel belang hebben.

HOOFDSTUK 5 JURIDISCHE TOELICHTING

In dit hoofdstuk vind een toelichting op de juridische regeling en de procedure van deze beheersverordening plaats.

5.1 Juridische regeling

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een verordeningsgebied. De bestaande situatie is weergegeven in hoofdstuk 2. Deze vormt de basis voor de gebruiks- en de bouwregels.

Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan:

  • 1.

    het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van deze beheersverordening;

  • 2.

    bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een (al verleende) omgevingsvergunning voor het bouwen.

In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die is opgenomen in de bijlagen. De regeling is in enkele gevallen aangevuld met regelingen uit het bestemmingsplan zoals die tot vaststelling van deze verordening geldt.

5.1.1 Gebruiksregels

De gebruiksregels beschrijven het toegestane bestaande gebruik van bebouwing en openbare ruimte. De basis hiervoor is het bestaande gebruik zoals toegestaan in de regels van de verordening. Algemeen worden daarmee de bestaande functies mogelijk gemaakt op de plaats waar deze nu aanwezig zijn. In het geval van een aanvullend of specifiek gebruik, bijvoorbeeld bedrijven in bepaalde toegestane milieucategorieën of met een aanvullende functie, is een besluitsubvlak opgenomen. Dit geeft een aanvullende regeling op die voor het bestaand gebruik. In deze verordening is van besluitsubvlakken echter geen sprake.

Aanvullend op het bestaande gebruik zijn de regels van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen van toepassing. Deze geven onder meer mogelijkheden voor perceelsgebonden ontwikkelingen zoals een aanvullende functie bij een bestaande hoofdfunctie. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van een woning voor een aan-huis-verbonden beroep. Op eenzelfde manier zijn omgevingsvergunningen voor werken en/of werkzaamheden en afwijken van de gebruiksregels mogelijk.

5.1.2 Bouwregels

De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken toegestaan zijn. De feitelijk bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt. Er is echter gekozen om vergroting van bestaande bouwwerken en nieuwe bouwwerken (in beperkte mate) toe te staan. De regeling die opgenomen is, is gericht op het handhaven van de bestaande situatie, maar ook op het mogelijk maken van perceelsgebonden ontwikkelingen. De bestemmingsplannen die tot voor vaststelling van deze verordening golden, zijn hiervoor de basis.

5.1.3 Specifieke regels

Voor sommige aspecten kunnen in een beheersverordening specifieke regels worden opgenomen. Bij deze verordening is dat het geval met betrekking tot archeologie. Bij die regeling is rekening gehouden met het behoud en de bescherming van de bestaande situatie. Deze regeling is opgenomen omdat door perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk archeologische waarden aangetast worden. Door bij dergelijke ontwikkelingen van een bepaalde omvang een onderzoek te vereisen kunnen de effecten van de ontwikkeling op archeologische waarden in beeld worden gebracht. Mogelijk maatregelen kunnen naar aanleiding daarvan worden getroffen. Het is dus een toetsingskader wanneer een omgevingsvergunning voor een perceelsgebonden ontwikkeling gewenst is.

Daarnaast is ook voor de ontsluitingswegen bij Doornspijk zuid een specifieke regeling opgenomen. Deze zijn gericht op het mogelijk maken van de realisatie van die wegen. De regeling bepaald dat de ontsluiting vanaf het bedrijventerrein op een bepaalde manier moet plaatsvinden, om zo te veel aansluitingen op de Zuiderzeestraatweg te voorkomen.

5.2 Procedure beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Voor deze beheersverordening is geen inspraak toegepast. In het verordeningsgebied is feitelik geen nieuw beleid op perceelsniveau. De bestaande situatie is het uitgangspunt voor de beheersverordening. Deze wordt aangevuld met (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden die voortvloeien uit de (voorheen) geldende bestemmingsplannen, het bestaande beleid is dus overgenomen.

De beheersverordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Hierop zijn hoofdstuk 3a van de Wro en hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Ook moet een beheersverordening op grond van artikel 139 Gemeentewet bekend worden gemaakt, omdat de Wro voor de beheersverordening geen van de Gemeentewet afwijkende bepalingen bevat en de beheersverordening onmiskenbaar een gemeentelijke verordening is. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

HOOFDSTUK 6 UITVOERBAARHEID

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt, zijn perceelsgebonden en kleinschalig van aard. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad kunnen worden. De bestaande situatie en mogelijke situatie uit de (voor deze beheersverordening) geldende juridische regelingen worden voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie. Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet nodig, omdat de grondexploitatieregeling niet van toepassing is. De Wet ruimtelijke ordening geeft namelijk aan dat een exploitatieplan alleen van toepassing is bij een bestemmingsplan, een wijzigingsplan en een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan of de beheersverordening.