Regeling vervallen per 01-07-2015

Huisvestingsverordening

Geldend van 01-01-2005 t/m 30-06-2015

Intitulé

Huisvestingsverordening gemeente Elburg 1994

De raad der gemeente Elburg;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 mei 1994; gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet 

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van de woonruimte.

Huisvestingsverordening gemeente Elburg 1994

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder;

  • a.

    wet: de Huisvestingswet;

  • b.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruim- ten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • d.

    huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats van een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand;

  • e.

    koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal

    worden betaald;

  • f.

    woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 7 is ingeschreven;

  • g.

    economische binding:de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied;

  • h.

    maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon tenminste gedurende drie jaar, voorafgaande aan die inschrijving onafgebroken ingezetene is geweest van dat gebied, dan wel gedurende de zestien jaar voorafgaande aan de inschrijving, tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van dat gebied.

  • i.

    kernbinding: de binding van een persoon aan de kern ’t Harde of Doornspijk (inclusief De Hoge Enk), daarin gelegen dat op die persoon ten aanzien van die kern de onder lid g of lid h omschreven binding van toepassing is;

  • j.

    regio Noordwest-Veluwe: het grondgebied van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten;

  • k.

    regio Noord-Veluwe: de regio als bedoeld in het “Derde provinciale woonwagenplan ’92-’98”, omvattende de gemeenten Barneveld, Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hoevelaken, Nunspeet, Nijkerk, Oldebroek, Putten en Scherpenzeel;

  • l.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • m.

    inkomen: het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3, lid 2 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964, dan wel, indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld, het zuiver loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, of een op vergelijkbare wijze bepaald bedrag. Ten aanzien van huishoudens die uit meer dan één persoon bestaan, wordt als inkomen in aanmerking genomen: de som van de inkomens van al diegenen die gezamenlijk een gemeenschappelijke huishouding zullen voeren, voor zover die inkomens niet negatief zijn, en met dien verstande, dat de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en klein kinderen die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend jonger zijn dat 27 jaar buiten beschouwing worden gelaten;

  • n.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • o.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1 lid 2, van de wet bepaalde;

  • p.

    ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente Elburg is opgenomen.

  • q.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en/of welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • r.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • s.

    woonwagencentrum: een openbaar centrum voor woonwagens als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet;

  • t.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet of een standplaats als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder h, van de Woningwet;

  • u.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet;

HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimten en woningbouwkavels

Artikel 2 Huurprijs- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

  • a.

    woonruimten met een huurprijs niet hoger dan de laatste door de minister c.q. staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) vastgestelde maximale huurprijsgrens ingevolge de Wet individuele huursubsidie;

  • b.

    woonruimten met een koopprijs niet hoger dan € 181.512,09, met uitzondering van de woonruimten die vóór 1 juli 1985 zijn gereedgekomen (gewijzigd 25-03-2004);

  • c.

    door de gemeente uit te geven woningbouwkavels.

Artikel 3 Nadere afperking

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op woonruimten, zoals pensions en woonruimten als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden).

Artikel 4 Leeftijd

De aanvrager moet meerderjarig zijn.

Artikel 5 Economische en maatschappelijke binding

  • 1.

    • a.

      De aanvrager moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de gemeente.

    • b.

      Dit geldt ook voor aanvragers die behoren tot de categorieën woningzoekenden, genoemd in artikel 5, lid 1 van het besluit.

      Bij toelating tot inschrijving voor woonruimte in een kern dient de aanvrager eveneens aan die kern gebonden te zijn.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet ten aanzien van woningzoekenden:

    • a.

      die een huisvestingsvergunning aanvragen met het oog op een voorgenomen woningruil, indien ten minste één der bij de ruil betrokken partijen behoort tot de categorie, genoemd in artikel 5, lid 1 van het besluit, of aan de ruil een aanvaarding van een werkkring ten grondslag ligt;

    • b.

      die als personeel in dienst zijn va het Europees laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen;

    • c.

      als genoemd in art. 5 lid 1, sub c van het besluit (nieuw 29-09-94).

Artikel 6 Verblijfstatus

De aanvrager dient òf de Nederlandse nationaliteit te bezitten, òf over een geldige verblijfstitel in Nederland te beschikken.

Artikel 7 Aanbodsysteem nieuwbouwkoopwoningen en bouwkavels (gewijzigd 20-12-99)

  • 1. Burgemeester en wethouders wijzen nieuwbouwkoopwoningen en bouwkavels toe met toepassing van een aanbodsysteem.

  • 2. Voor het aanbodsysteem, als bedoeld in lid 1 wordt een nadere regeling vastgesteld.

  • 3. Burgemeesters en wethouders kunnen per afzonderlijk bouwproject meetbare criteria vaststellen ten aanzien van toewijzing aan bijzondere doelgroepen.

  • 4. Vaststelling van de in lid 3 bedoelde criteria vindt plaats na advisering door de functionele commissie.

  • 5. Een natuurlijk persoon of rechtspersoon kan binnen een termijn van 5 jaar nadat door deze persoon een nieuwbouwkoopwoning of gemeentelijk bouwkavel is verworven, niet opnieuw een nieuwbouwkoopwoning of een gemeentelijke bouwkavel verwerven.

Artikel 8 Verzoek om inschrijving (vervallen 20-12-99)

Artikel 9 Bewijs van inschrijving (vervallen 20-12-99)

Artikel 10 Centrale registratie (vervallen 20-12-99)

Artikel 11 Vergunningsvereiste

  • 1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, als bedoeld in artikel 2 lid a. en b., in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2. Het is verboden die in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 12 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1. De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en geschiedt op een door de gemeente te verstrekken formulier.

  • 2. Op het aanvraagformulier moeten de volgende gegevens worden vermeld,

    • a.

      gegevens van de aanvrager: naam, adres, woonplaats, gezinsgrootte, beroep en inkomen;

    • b.

      gegevens van de werkgever: naam, adres, vestigingsplannen;

    • c.

      gegevens van de woning waarvoor de vergunning wordt gevraagd:

      adres, woonplaats, gewenste verhuisdatum, eventuele koopprijs;

    • d.

      indien de aanvraag een huurwoning betreft: een verklaring van de verhuurder van de te huren woonruimte;

  • 3. Op of bij de huisvestingsvergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de woning waarop zij betrekking heeft;

    • b.

      de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt;

    • c.

      het aantal personen dat de woning in gebruik neemt;

    • d.

      de mededeling dat binnen 8 weken na het beschikbaar komen van de woonruimte van de huisvestingsvergunning gebruikt gemaakt moet worden;

Artikel 13 Criteria voor vergunningverlening

  • 1. De huisvestingsvergunning wordt verleend indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvaagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt.

      Deze voorwaarde is niet van toepassing op de eigenaar van een koopwoning, die de woning zelf gaat bewonen.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan de huisvestingsvergunning eveneens worden verleend

    indien de woonruimte, die in gebruik wordt genomen, met toepassing van het bepaalde in paragraaf 5

    passender geacht wordt voor het huishouden dat de huisvestigingsvergunning aanvraagt dan de woonruim-

    te die door het huishouden verlaten wordt.

Artikel 14 Vruchteloze aanbieding

  • 1. In afwijking van het in artikel 13 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte doorde eigenaar gedurende 2 weken bij een huurwoning en 13 weken bij een koopwoning, overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 13, lid 1 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2.1 De eigenaar van een koopwoning moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn, die op zijn vroegst aanvangt 22 weken voor de datum waarop het pand vrij van bewoning komt, tenminste 3 maal door middel van advertenties in één of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verschijnen, te koop hebben aangeboden. De advertentie moet ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de redelijke vraagprijs van de woonruimte, waaronder wordt verstaan maximaal 110% van de taxa

      tiewaarde.

    • c.

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 13, lid 1, de voorkeur genieten.

  • 2.2 De schatting van de waarde van de woning als bedoeld in lid 2.1 onder b. dient – indien burgemeester en wethouders dat wensen – te geschieden door een door de eigenaar aan te wijzen beëdigd taxateur.

  • 2.3 De kosten van deze schatting komen voor rekening van eigenaar.

  • 2.4 Telkenmale wanneer de vraagprijs met meer dan 10% wordt verlaagd of de koop som met meer dan 10% afwijkt van de vraagprijs, dient opnieuw te worden voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld onder het eerste lid, daar niet kan worden gesteld dat tevoren daadwerkelijk vruchteloos is aangeboden.

  • 3. De eigenaar van een huurwoning moet de woonruimte in de in het eerste lid genoemde termijn tenminste 2 maal door middel van advertenties in één of meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verschijnen, te huur hebben aangeboden. De advertentie moet in ieder geval bevatten:

    • a.

      het adres van de woonruimte;

    • b.

      de huurprijs van de woonruimte, welke:

  • 3.1 indien de Huurprijzenwet op die woonruimte van toepassing is niet hoger is dan de ingevolge

    die wet geldende maximaal redelijke huurprijs voor de betrokken woonruimte.

  • 3.2 indien de Huurprijzenwet op die woonruimte niet van toepassing is niet hoger is dan redelijk

    is, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimten wordt

    overeengekomen;

    • a.

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 13, lid 1, de voorkeur genieten.

Artikel 15 Intrekking

Een huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de bij de verlening van de vergunning ge-

    stelde termijn van 8 weken in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist

    of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren

Artikel 16 Verhouding inkomen – huurprijs

  • 1. Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouden tot de huurprijs van de woonruimte staan.

  • 2. Bij toepassing van het gestelde in lid 1 hanteren burgemeester en wethouders voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen, een door hen vast te stellen tabel, die zij jaarlijks (conform de aanbevelingen van de Minister) kunnen aanpassen.

  • 3. Wanneer voor een woning uit de distributievoorraad geen gegadigde met een passend inkomen, zoals bedoeld in de in het vorige lid genoemde tabel, bekend is, dan wordt de woning ook passend geacht voor een gegadigde uit de eerstvolgende categorie.

  • 4. Voor de bepaling van het inkomen bij de aanvraag dient de aanvrager inzicht te geven in het belastbaar huishoudensinkomen. Voor de bepaling van het inkomen bij de toewijzing dient door de aanvrager een door de belastingdienst te verstrekken IB-60 formulier te worden ingediend over het jaar, voorafgaand aan het jaar van toewijzing. Indien in dat jaar geen inkomen is genoten of door de belastingdienst over dat jaar geen IB-60 formulier kan worden verstrekt, dient aanvrager ten genoegen van burgemeester en wethouders schriftelijke bewijzen omtrent het actuele huishoudensinkomen te overleggen.

Artikel 17 Toewijzings- en bezettingsnorm

  • 1. De omvang en de samenstelling van het huishouden moet passen bij de grootte en de kenmerken van de woonruimte.

  • 2. Bij de toepassing van lid 1 wordt de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij ten hoogste toegestane aantal kamers van de woonruimte gehanteerd:

  • Omvang huishouden

    Maximum kameraantal

    1 persoon

    3

    2 personen

    4

    3 personen

    4

    4 personen

    5

    5 personen

    5

    6 personen

    6

  • 3. Voor de toepassing van de in het vorige lid opgenomen tabel telt het hoofd van het huishouden bij éénouderhuishoudens voor twee personen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regelingen vaststellen ten aanzien van de passendheid als bedoeld in dit artikel

Artikel 18 Urgentieverklaring

  • 1. Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken.

  • 2. De urgentieverklaring houdt het volgende in:

    • a.

      de erkenning dat verhuizing van het woningzoekende binnen 26 weken dringend gewenst (zeer urgent) is, óf

    • b.

      de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende binnen 52 weken gewenst (urgent) is.

Artikel 19 Aanvragen van een urgentieverklaring

  • 1. De aanvraag van een urgentieverklaring wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en geschiedt door middel van een schriftelijke verklaring van de aanvrager zelf én een verklaring van een medische en/of maatschappelijke deskundige.

  • 2. Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de informatie, zoals bedoeld in artikel 18.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag om een urgentieverklaring na advies van de commissie als bedoeld in artikel 32.

Artikel 20 Bemiddeling

  • 1. Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, lid 2, en woningzoekenden die op basis van de in artikel 7, lid 2 bedoelde volgorde voor bemiddeling voor een voordracht in aanmerking komen, bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig paragraaf 5 passende en overeenkomstig artikel 18 nader omschreven

    woonruimte wordt aangeboden.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven deze bemiddeling nader vorm in het in paragraaf 7 beschreven voor-

    drachtstelsel en/of in de in artikel 33 bedoelde overeenkomsten met eigenaren.

  • 3. Het recht op bemiddeling voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18, lid 2 vervalt nadat de woningzoekende eenmaal een aanbieding van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.

Artikel 21 Wijziging en intrekking

  • 1. Bij gewijzigde omstandigheden kan, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besloten worden de inhoud van de afgegeven urgentieverklaring te wijzigen.

  • 2. Burgemeester en wethouders trekken een urgentieverklaring in, indien;

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet meer wordt voldaan;

    • b.

      de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • c.

      een passend aanbod is geweigerd.

Artikel 22 Melding van ter beschikking komen

  • 1. De eigenaar van een woonruimte, aangewezen in artikel 2, sub a, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan de burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:

    • a.

      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik ervan heeft opgezegd;

    • b.

      de woonruimte is ontruimd;

    • c.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;

    • d.

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur of vrij van huur is.

  • 3. Het aantal kamers dat de woonruimte telt op het moment van ter beschikking komen is bepalend voor de toepassing van artikel 17.

  • 4. De eigenaar dient de burgemeester of door de burgemeester aan te wijzen gemeenteambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.

Artikel 23 Voordracht

  • 1. Met inachtneming van het bepaald in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter beschikking gekomen woonruimte, als bedoeld in artikel 2 sub a., een voordracht tot verhuur van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.

  • 2. Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden als bedoeld in artikel 20, lid 1.

  • 3.

    • a.

      Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte ter beschikking is gekomen zenden burgemeester en wethouders een voordracht van ten hoogste 3 woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan. Van de voordracht worden desbetreffende woningzoekenden door burgemeester en wethouders in kennis gesteld.

    • b.
      • Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden. Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten. Burgemeester en wethouders stellen de voorgedragen woningzoekende(n) hiervan in kennis en geven daarbij aan wat het gevolg van de procedure zal zijn. Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), dient (dienen) hij (zij) de reden daarvan schriftelijk aan burgemeester en wethouders te berichten.

  • 4. Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert (weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) om naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert, kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 1 week nadat burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zij gesteld.

  • 5. Voorgedragen woningzoekenden worden geacht geweigerd te hebben, indien zij niet binnen 1 week nadat zij van de voordracht in kennis zijn gesteld aan de eigenaar of aan burgemeester en wethouders hebben laten weten dat zij de aangeboden woonruimte accepteren.

  • 6. Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in lid 3, sub b, heeft gezonden  of als hij de voorgedragen woningzoekende(n) zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV van de wet tot

    vordering van de woonruimte overgaan.

  • 7. De per eigenaar overeenkomstig artikel 22 gemelde woonruimten worden genoteerd in een register, waar  van het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar. In dit register wordt enerzijds aangetekend voor welke woonruimten een huisvestingsvergunning is verstrekt aan woningzoekenden die aan de eisen voor plaatsing op een voordracht voldoen en anderzijds voor welke woonruimten dit niet het geval is geweest.

Artikel 24 Voordracht voor nieuwbouwkoopwoningen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een verkoper van nieuwbouwkoopwoningen een voordracht doen

    waarbij, op volgorde van urgentie, de voor de betreffende woningen in aanmerking komende woningzoe-

    kenden zijn vermeld.

  • 2. De verkoper als bedoeld in lid 1 is verplicht de koopwoningen aan de voorgedragen woningzoekenden op

    volgorde van urgentie aan te bieden.

  • 3. Vervallen 20-12-99

Artikel 25 Aanbieding van woningbouwkavels

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden aan ingeschrevenen voor gemeentelijke woningbouwkavels deze kavels te koop aan, waarbij zij de volgorde in acht nemen, zoals deze is bepaald op basis van de datum van inschrijving.

  • 2. Vervallen 20-12-99

Artikel 26 Standplaatsen voor een woonwagen

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van standplaats-

zoekenden.

Artikel 27 Register van standplaatszoekenden

In dit register worden op hun verzoek als standplaatszoekenden ingeschreven de huishoudens, waarvan de

aanvrager aan de volgende voorwaarden dient te voldoen:

  • a.

    de aanvrager is meerderjarig;

  • b.

    de aanvrager moet kunnen aantonen dat hij gerechtigd is om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen;

  • c.

    (vervallen 29-09-94)

  • d.

    de aanvrager bezit de Nederlandse nationaliteit òf beschikt over een geldige verblijfstitel in Nederland.

    (ve r nummerd 29-09-94)

Artikel 28 Verzoek om inschrijving

Het verzoek om als standplaatszoekende te worden ingeschreven in het in artikel 26 bedoelde register wordt gericht aan burgemeester en wethouders en geschiedt op een door de gemeente te verstrekken aanmeldingsformulier.

Artikel 29 Bewijs van inschrijving

  • 1. Het bewijs van inschrijving wordt verstrekt aan de in het register ingeschreven standplaatszoekenden.

  • 2. De inschrijving vervalt indien:

    • a.

      de standplaatszoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • b.

      de standplaatszoekende daarom verzoekt;

    • c.

      de standplaatszoekende een standplaats is toegewezen en die heeft aanvaard;

    • d.

      de standplaatszoekende bij een jaarlijks onderzoek het betreffende enquêteformulier, ondanks een rappel, niet of niet volledig ingevuld binnen de daarvoor gestelde termijn inlevert;

    • e.

      de standplaatszoekende driemaal een standplaats is toegewezen en deze weigert.

Artikel 30 Urgentievaststelling voor standplaatsen

De urgentie van standplaatszoekende wordt bepaald op basis van de inschrijfdatum in het artikel 26 bedoelde register.

Artikel 31 Huisvestingsvergunning

  • 1. De huisvestingsvergunning voor een standplaats wordt verleend, indien:

    • a.

      de standplaatszoekende voldoet aan de in artikel 27 gestelde voorwaarden;

    • b.

      de standplaatszoekende in het in artikel 26 bedoelde register ten aanzien van de urgentievolgorde de bovenste plaats inneemt, of de boven hem staande standplaatszoekenden niet aan aanmerking willen komen voor de standplaats.

  • 2. Op of bij de huisvestingsvergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de standplaats waarop zij betrekking heeft;

    • b.

      de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt;

Artikel 32 Huisvestingscommissie

Er is een Huisvestingscommissie die advies uitbrengt aan burgemeester en wethouders omtrent de toepassing van de wet, het besluit en de huisvestingsverordening. De samenstelling, taken en bevoegdheden van de

commissie worden vastgelegd in een verordening.

Artikel 33 Overdracht van bevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimten, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van delen van

hoofdstuk 2 van deze verordening. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorge-

legd.

HOOFDSTUK 3 Verdere bepalingen

Artikel 34 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 35 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 10, 11, 22 of 24 lid 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn over-

tredingen.

Artikel 36 Handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 35 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.

Artikel 37 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Artikel 38 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de

Woningwet (Stbl. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 39 Verslaglegging

Toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet, verhuurders van meer dan 10 woningen, en eigenaren woonruimte waarmee geen overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 33 zijn verplicht jaarlijks aan de gemeenteraad verslag uit te brengen over de wijze waarop zij zorggedragen hebben voor de huisvesting van door Burgemeester en Wethouders nader aan te wijzen categorieën woningzoekenden.

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 40 Overgangsbepaling

  • 1. De vóór de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden/standplaatszoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 3 en paragraaf 9 van deze verordening.

  • 2. Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende / standplaatszoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtre-

    ding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldend recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Huisvestingsverordening 1994”.

Artikel 42 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag na de doorburgemeester en wethouders vast te stellen dag van de bekendmaking.

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt de “Huisvestingsverordening Elburg 1990”.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 mei 1994.

    De secretaris, De voorzitter,