Bomenverordening gemeente Emmen 2011

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Bomenverordening gemeente Emmen 2011

Bomenverordening gemeente Emmen 2011

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

1.1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a:

boom: een houtachtig, opgaand en overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

b:

houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met de onder sub. a genoemde minimale dwarsdoorsnede.

c:

monumentale boom: bijzondere beschermwaardige boom met een relatief hoge leeftijd (ongeveer 80 jaar) met een bijzondere waarde of een bijzondere functie voor de omgeving, met een verwachte levensduur van tenminste 15 jaren.

d:

waardevolle boom: een boom die minimaal 50 jaar oud is, die in goede

conditie verkeert, karakteristiek is voor zijn soort en waarbij de boom medebepalend is voor het karakter en/of beeld van zijn omgeving. Een herdenkingsboom wordt ook als waardevolle boom aangemerkt.

e:

vellen: rooien, kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kan hebben.

f:

rooien: het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand.

g:

kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand.

h:

kandelaberen/ het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met knotten: takstompen.

i:

ontheffing: een ontheffing als genoemd in Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, artikel 2.2, sub g.

j:

herplantplicht: de plicht tot het planten van een houtopstand teneinde het verlies van een al dan niet met ontheffing gevelde houtopstand te compenseren.

k:

bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet.

l:

boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

m:

bomen effect analyse(BEA): een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

n:

boomstructuren: eenheid van meerdere houtopstanden met opbouw en samenhang die een bepalende functie vervullen. Zoals een laanstructuur en ecologische verbinding.

Artikel 2: Beschermde houtopstanden

  • 2.1

    Het college stelt een register vast van monumentale en waardevolle bomen en een overzicht van waardevolle houtopstanden.

  • 2.2

    Het register en het overzicht bevatten een samenhangend geheel van de volgende houtopstanden:

    • Boomstructuren;

    • Bomen uit het landelijk Register van monumentale bomen van de Bomenstichting;

    • Aangewezen lokale monumentale en waardevolle bomen.

  • 2.3

    Het college stelt nadere voorschriften vast voor het register en de criteria voor de monumentale, waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden.

2.4

a.

Het register en het overzicht van monumentale, waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden kan worden herzien.

b.

Belanghebbenden kunnen een schriftelijk verzoek aan het college doen om een boom of houtopstand, in het register of overzicht op te nemen.

c.

Het college beslist binnen 3 maanden na binnenkomst van het verzoek of de boom of houtopstand ingevolge de criteria in aanmerking komt.

d.

Bomen of houtopstanden waarvoor een procedure loopt als onderdeel c van dit artikel vallen onder het verbod van artikel 3.

e.

Bij een positief besluit door het college zal de boom of houtopstand bij de eerstvolgende aanpassing in het register of overzicht worden geplaatst.

f.

Het college kan de genoemde termijn in onderdeel c met 3 maanden verlengen.

Artikel 3: Kapverbod

  • 3.1

    Het is verboden zonder ontheffing van college een houtopstand te vellen of te doen vellen die in het ingevolge artikel 2.1 van deze verordening vastgestelde register van monumentale of waardevolle bomen of op het overzicht van waardevolle houtopstanden voorkomt.

  • 3.2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een beschermde houtopstand die moet worden geveld krachtens de Planteziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 7 van deze verordening.

  • 3.3

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;

    • b.

      dunning van een houtopstand als uitvoering van het regulier onderhoud, waarbij de stamtalreductie maximaal 30% bedraagt;

Artikel 4: Aanvraag ontheffing

De ontheffing moet schriftelijk, gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets, met daarop een locatieaanduiding van de te kappen boom/bomen of houtopstand, worden aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

Artikel 5: Ontheffing

  • 5.1

    De ontheffing wordt verleend aan diegene, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van deze verordening een aanvraag heeft ingediend.

  • 5.2

    De ontheffing wordt verleend overeenkomstig de in artikel 6 genoemde toetsingsgronden.

  • 5.3

    Aan een krachtens deze verordening verleende ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de ontheffing is vereist.

  • 5.4

    Een ontheffing waarvoor een in het kader van de Flora- en Faunawet een ontheffing benodigd is, vormt de ontheffing met de ontheffing een onverbrekelijk geheel.

  • 5.5

    De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming, waarvoor de ontheffing is vereist;

    • c.

      indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien de ontheffinghouder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.

  • 5.6

    Een ontheffing als bedoeld onder lid 1 van dit artikel komt van rechtswege te vervallen, indien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden daarvan geen of niet volledig gebruik is gemaakt.

  • 5.7

    Op verzoek van de ontheffinghouder kan de termijn als bedoeld in het vorige lid worden verlengd.

Artikel 6: Toetsingsgronden

  • 6.1

    Een ontheffing voor het vellen van een monumentale en/of waardevolle boom (bomen) of van een waardevolle houtopstand kan worden verleend, indien:

    • a.

      een zwaar maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de monumentale boom, en alternatieven voldoende zijn onderzocht, of

    • b.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

  • 6.2

    Het college zal voor onderdeel a een commissie aanstellen voor een advies van de belangenafweging.

  • 6.3

    Voor onderdeel b dient de aanvrager bewijs te overleggen.

Artikel 7: Instandhoudingsplicht/herplant

  • 7.1

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder ontheffing van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 7.2

    De eigenaar van grond, waarop een houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, is verplicht binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten.

  • 7.3

    De in het vorige lid bedoelde eigenaar is tevens verplicht beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren na de herbeplanting te vervangen.

  • 7.4

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel de veroorzaker of degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 7.5

    De eigenaar van een monumentale houtopstand die vermeld staat in het register van monumentale bomen stelt het college schriftelijk in kennis van het volgende:

    • het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand anders dan door velling op grond van een ontheffing;

    • de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

Artikel 8: Schorsende werking

Van de ontheffing mag geen gebruik worden gemaakt tot het moment dat:

  • 8.1

    De bezwaartermijn is verstreken zonder dat bezwaar is ingediend.

  • 8.2

    Indien bezwaar is ingediend tot het moment waarop op het bezwaar is beslist.

Artikel 9: Bestrijding van boomziekten

  • 9.1

    Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • de houtopstand te vellen;

    • conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 9.2

    Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden, tenzij de gevelde houtopstand zodanig is behandeld dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 9.3

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van een last tot bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en rekening van de aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 10: Bescherming gemeentebomen

Het is verboden om houtopstanden die eigendom zijn van de gemeente:

  • te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

  • daaraan snoeiwerk te verrichten of te vellen, behoudens door of in opdracht van ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taken.

  • te voorzien van een of meer voorwerpen, deze er op, in of aan te brengen of anderszins aan te bevestigen.

Artikel 11: Uitzichtbelemmering

De eigenaar van een boom, heg of andere beplanting die het wegverkeer het vrije uitzicht belemmert of op een andere wijze gevaar oplevert, is verplicht op eerste aanzegging van het college, deze beplanting te snoeien, op te binden, te verwijderen danwel anderszins deze belemmering en/of hinder op te heffen.

Artikel 12: Afstand tot de erfgrenslijn.

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 m voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

Artikel 13: Spoedeisendheid

Het college kan toestemming geven tot het direct vellen, indien er sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 14: Strafbepalingen

  • 14.1

    Hij die handelt in strijd met artikel 3, een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in, artikel 5, vierde lid, artikel 7, eerste lid en/of derde lid, artikel 9, tweede lid, artikel 10 en artikel 11 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 14.2

    De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door het college van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstanden.

Artikel 15: Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.

Artikel 16: Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in deze verordening zijn belast de door het college daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 17: Opsporing

Met de opsporing van de in dit hoofdstuk strafbaar ge­stelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 18.1

    Deze verordening wordt aangehaald als "Bomenverordening Gemeente Emmen 2011".

  • 18.2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van een daartoe strekkend besluit van het college, of uiterlijk op 1 januari 2012.

  • 18.3

    Op diezelfde datum vervalt de Bomenverordening gemeente Emmen vastgesteld in de openbare vergadering van 28 januari 2010. De lijst met monumentale bomen die onder artikel 14 van deze bomenverordening is vastgesteld wordt geacht deel uit te maken van de nieuwe Bomenverordening Gemeente Emmen 2011.

  • 18.4

    Aanvragen om een vergunning ingediend op een tijdstip gelegen voor de inwerkingtreding van deze verordening waarop nog niet is beslist, worden in behandeling genomen overeenkomstig de bepalingen van de voorafgaande verordening.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 september 2011,

de griffier,

de voorzitter,

H.D. Werkman

C. Bijl