Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Emmen 2015

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Emmen 2015

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Emmen 2015

De raad van Emmen;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 september 2017;

Gelet op de artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en tweede lid van de Participatiewet;

Overwegende dat de wet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet vaststellen met betrekking tot het verlenen van een individuele inkomenstoeslag;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

De Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Emmen 2015

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

    • b.

      Peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

    • c.

      Referteperiode: periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2. Aanvraag individuele inkomenstoeslag

1.

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, kan een aanvraag indienen met inachtneming van de voorwaarden dat de persoon op de datum van de aanvraag:

-

21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is;

-

langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet;

-

geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, waarbij gekeken wordt naar de omstandigheden van die persoon.

2.

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet wordt schriftelijk ingediend.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    De hoogte van de individuele inkomenstoeslag bedraagt:

    • a.

      voor een alleenstaande: 40% van de maandelijkse bijstandsnorm voor een alleenstaande zoals vermeld in artikel 21 van de Participatiewet

    • b.

      voor gehuwden: 40% van de maandelijkse bijstandsnorm voor gehuwden zoals vermeld in artikel 21 van de Participatiewet

    • c.

      voor een alleenstaande ouder: 40% van 90% van de maandelijkse bijstandsnorm voor gehuwden zoals vermeld in artikel 21 van de Participatiewet

  • 2.

    Als één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt per 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar vastgesteld. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 5. Uitzicht op inkomensverbetering

Er is sprake van uitzicht op inkomensverbetering indien de belanghebbende op de

peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten, dan wel een studie volgt als genoemd in de Wet Studiefinanciering.

Artikel 6. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Emmen 2013, treedt deze verordening met ingang van 1 januari 2015 in werking.

Het gewijzigde artikel 4 treedt met ingang van 1 januari 2018 in werking.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Emmen 2015’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014 en gewijzigd in de openbare vergadering van 19 oktober 2017.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 oktober 2017,

de griffier

de voorzitter

H.D. Werkman

H.F. van Oosterhout

Toelichting

Algemene toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag

Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden.

De individuele inkomenstoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels worden vastgesteld over het verlenen van de individuele inkomenstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig” en ‘laag’ inkomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

De begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis. Voor een aantal begrippen die als zodanig niet in de Participatiewet staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 2. Indienen verzoek

In dit artikel wordt benoemd aan welke voorwaarden, zoals genoemd in de wet, moet worden voldaan. Daarnaast wordt bepaald dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode. Deze referteperiode wordt vastgesteld op drie jaar.

Het begrip laag inkomen wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Een belanghebbende kan perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft niet middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van bijvoorbeeld een uitsluitingsgrond (detentie of maatregel) geen recht op bijstand had.

Er is niet voor gekozen om het recht op de individuele inkomenstoeslag ook toe te kennen bij een inkomen boven de bijstandsnorm. Van deze bevoegdheid wordt om twee redenen geen gebruik gemaakt. Ten eerste omdat dit ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de uitsluiting van belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Zij zijn uitgesloten van het recht op de individuele inkomenstoeslag omdat hun AOW al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm van belanghebbenden tot de pensioengerechtigde leeftijd. (Dit verschil is 5 tot 9%, afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin vormt).

Artikel 4. Hoogte van de toeslag

Net als voor 1 januari 2015 bij de langdurigheidstoeslag werd gedaan wordt de hoogte van de individuele inkomenstoeslag weer afgeleid van de bijstandsnorm.

Omdat er voor alleenstaande ouders geen aparte bijstandsnorm meer is, is bij het vaststellen van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag voor alleenstaande ouders uitgegaan van 90% van de bijstandsnorm voor gehuwde (dat was de vroegere alleenstaande ouder norm) en daar 40% van.

Het tweede lid ziet op de situatie dat een van de gehuwden niet in aanmerking komt voor de toeslag omdat hij is uitgesloten van het recht op bijstand.

Artikel 5. Uitzicht op inkomensverbetering

Het is aan de gemeente overgelaten om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Beschikt men over uitzicht op inkomensverbetering, dan ontbreekt het recht op individuele inkomenstoeslag. Hier vallen voornamelijk studenten onder. Het uitsluiten van studenten kan een verboden onderscheid in de zin van artikel 26 IVBPR opleveren ten opzichte van personen uit andere groepen die mogelijk evenzeer uitzicht op inkomensverbetering hebben. Nu is het zo dat veel studenten een inkomen hebben dat hoger is dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Alleen de WSF-toelage voor jongeren tot 21 jaar is al hoger dan de bijstandsnorm. Zij hebben daarom al om die reden geen recht op de individuele inkomenstoeslag.

Een andere groep die geen recht op deze toeslag heeft, is de groep die bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel het potentieel heeft om inkomensverbetering te realiseren.

Artikel 6. Onvoorziene gevallen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8. Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.