Regeling vervallen per 15-02-2017

Reglement van Orde Raadscommissies

Geldend van 22-12-2011 t/m 14-02-2017

Intitulé

Reglement van Orde Raadscommissies

Reglement van Orde Raadscommissies

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit reglement wordt onder "commissies" verstaan commissies als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Instelling

  • 1.

    De raad kan commissies instellen.

  • 2.

    Bij de instelling bepaalt hij de taakvelden van elke commissie.

Artikel 3 Taak

Een commissie heeft tot taak om binnen het taakveld dat haar door de raad is toegewezen:

  • a.

    de besluiten van de raad voor te bereiden

  • b.

    met het college, leden van het college of de burgemeester te overleggen en hen te bevragen

  • c.

    kennis te nemen van opinies en de opinievorming over zaken betreffende haar taakveld binnen de samenleving actief te stimuleren.

Artikel 4 Samenstelling

1.

Een commissie bestaat bij voorkeur uit een oneven aantal leden en bij voorkeur uit tenminste één lid uit elke fractie.

2.

De raad benoemt de leden van de commissie uit zijn midden.

3.

a.

In afwijking van het gestelde in lid 2, kan de raad maximaal een door een fractie aangewezen lid benoemen, dat niet tevens lid is van de gemeenteraad, zijnde de eerste opvolger op de kieslijst en de opvolger voldoet aan alle overige eisen voor benoeming en beëdiging tot raadslid van de gemeente Emmen.

b.

Indien een eerste opvolger op de kieslijst niet in aanmerking kan of wil komen, moet dit uit een schriftelijke verklaring blijken; alsdan kan de daaropvolgende in aanmerking worden gebracht en zo vervolgens.

4.

a.

Ieder lid kan zich in een vergadering van de commissie laten vervangen door een ander lid van zijn fractie.

b.

Ieder lid kan zich in een vergadering van de commissie laten vervangen door een door de fractie aangewezen vervanger die niet tevens lid is van de gemeenteraad, zijnde de eerste opvolger op de kieslijst.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter en de leden van een commissie worden telkens voor de zittingsduur van de raad benoemd.

  • 2.

    In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

Artikel 6 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door de raad uit zijn midden gekozen.

  • 2.

    De voorzitter heeft tot taak:

    • a.

      na de vaststelling van de voorlopige agenda door het presidium samen met de commissiegriffier voorstellen aan de commissie te doen ter vaststelling van de definitieve agenda;

    • b.

      zorg te dragen voor de volledigheid van stukken;

    • c.

      de vergaderingen ook overigens voor te bereiden;

    • d.

      tijdens de vergaderingen de orde te handhaven met inachtneming van dit reglement.

  • 3.

    In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de commissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 7 De commissiegriffier

  • 1.

    Een commissie wordt bijgestaan door een commissiegriffier.

  • 2.

    De griffier wijst de commissiegriffier aan.

Artikel 8 Het houden van vergaderingen en het geven van bekendheid daaraan

  • 1.

    De voorzitter stelt in overleg met de commissie een schema voor het houden van vergaderingen van de commissies vast.

  • 2.

    De voorzitter zorgt dat elk lid -spoedeisende gevallen uitgezonderd- zo mogelijk ten minste tien dagen voor het houden van een vergadering schriftelijk wordt opgeroepen.

  • 3.

    De oproeping vermeldt plaats, datum en aanvangsuur van de vergadering, alsmede de agenda.

  • 4.

    Bij de oproeping worden voor zover mogelijk de op de agenda betrekking hebbende stukken gevoegd.

  • 5.

    De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 6.

    De oproeping en de daarbij behorende stukken worden ook toegezonden aan de pers.

  • 7.

    Twee of meer commissies kunnen gezamenlijk vergaderen indien zij dat wenselijk achten. Alsdan bepalen de betrokken voorzitters in overleg met de desbetreffende commissies de vergaderdatum en wie van hen als voorzitter van de verenigde vergadering zal optreden.

  • 8.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 9.

    Bij de aanvang van de vergadering stelt de commissie de agenda vast. Op voorstel van een lid van de commissie of van de voorzitter kan de commissie besluiten om de volgorde van de geagendeerde onderwerpen gewijzigd vast te stellen, onderwerpen aan de agenda toe te voegen dan wel van de agenda af te voeren.

  • 10.

    De voorzitter constateert om 22.30 uur dat de commissie zich dient uit te spreken over een voorstel van orde, inhoudende:

    • a.

      schorsing van de beraadslagingen en verdaging van de resterende agendapunten naar een vergadering op een ander tijdstip, of

    • b.

      afronding van de beraadslagingen over het agendapunt en verdaging van de resterende agendapunten naar een vergadering op een ander tijdstip, of

    • c.

      voortzetting en afronding van de agenda van de raadscommissie.

Artikel 9 Handhaving orde

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te laten vertrekken.

  • 2.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij;

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. Zonodig kan de voorzitter de commissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming ervan verlaat het lid onmiddellijk de vergadering. Zo nodig laat de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 4.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

Artikel 10 Besloten vergadering en geheimhouding

1.

a.

De commissie kan van het beginsel van openbaarheid van vergaderingen afwijken en met gesloten deuren (besloten) vergaderen, wanneer zulks nodig geacht wordt door de voorzitter dan wel door drie leden van de commissie.

b.

Indien leden van het college van burgemeester en wethouders een besloten vergadering van een commissie wensen, leggen zij dit verzoek voor aan de voorzitter van de commissie.

2.

a.

De commissie beraadslaagt vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

b.

Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de commissie anders beslist.

3.

De commissie kan over de punten die in een besloten vergadering worden behandeld, ook een besluit nemen.

4.

De commissie kan op grond van het belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen.

5.

Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

6.

De commissie beslist vóór de afloop van een besloten vergadering op voorstel van de voorzitter over de vraag of geheimhouding zal worden opgelegd. De geheimhouding kan alleen in een besloten vergadering worden opgeheven.

7.

Op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan de commissie overlegt. Op de stukken wordt daarvan melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft. Indien de raad voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die de geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

8.

De leden van de raad kunnen de commissie verzoeken om inzage in de stukken waarom-trent door haar geheimhouding is opgelegd. De commissie kan inzage weigeren voor zover die in strijd is met het openbaar belang.

9.

Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt zich tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

10.

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 11 Quorum en stemmen

  • 1.

    Een commissie mag niet beraadslagen of besluiten indien niet ten minste de helft van het aantal leden ter vergadering aanwezig is.

  • 2.

    Besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen der aanwezige leden genomen. Een besluit wordt geacht unaniem te zijn genomen als door geen der leden stemming wordt verlangd.

  • 3.

    Bij staking van stemmen over een voorstel wordt dat geacht te zijn verworpen.

  • 4.

    In het geval, bedoeld in het vorige lid, worden de zienswijzen van de voor- en tegenstanders vermeld in het in artikel 16 bedoelde verslag.

  • 5.

    In het geval, bedoeld in het tweede lid van dit arti¬kel, wordt de zienswijze van de minderheid, indien deze dit wenst, vermeld in het in artikel 16 bedoelde verslag.

  • 6.

    Over zaken wordt mondeling gestemd.

  • 7.

    De stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes; bij staking van stemmen over personen beslist het lot.

  • 8.

    Indien geen der aanwezige leden van de commissie zich daartegen verzet kan de voorzitter de commissie voorstellen dat voorgedragen personen geacht worden met algemene stemmen schriftelijk te zijn benoemd

Artikel 12 Aanwezigheid burgemeester, wethouders, gemeentesecretaris en griffier

  • 1.

    De burgemeester, een wethouder of de griffier kunnen al dan niet op hun verzoek worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    De commissie kan het college verzoeken de gemeentesecretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening. Dit verzoek wordt gedaan door de voorzitter.

Artikel 13 Geven van informatie door gemeenteambtenaren of derden

De voorzitter is bevoegd, uit eigen beweging of op verzoek van de commissie, om voor het verstrekken van adviezen en het geven van inlichtingen:

  • a.

    derden uit te nodigen de vergadering van de commissie bij te wonen

  • b.

    het college te verzoeken gemeenteambtenaren in de vergadering aanwezig te laten zijn.

Artikel 14 Rondvraag

  • 1.

    Commissieleden, die daartoe de wens te kennen geven, worden in de gelegenheid gesteld in de rondvraag een vraagpunt aan de orde te stellen dat buiten de vergaderagenda, maar binnen de taakvelden van de desbetreffende commissie valt.

  • 2.

    De voorzitter kan een voorstel doen ten aanzien van de afdoening van de gestelde vragen.

Artikel 15 Spreekrecht

1.

Burgers kunnen gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde en niet-geagendeerde onderwerpen die binnen de taakvelden van de commissie vallen

2.

Wil een burger gebruik maken van het spreekrecht, dan spreekt hij of zij na vaststelling van de agenda in bij het agendapunt spreekrecht.

3.

Het woord kan niet gevoerd worden over

een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan

over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen

indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend

4.

Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit vóór de aanvang van de vergadering aan de voorzitter. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

5.

De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

6.

De voorzitter kan aan de leden van de commissie het woord verlenen om aan de sprekers vragen te stellen over het onderwerp.

7.

Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

8.

Beraadslaging en besluitvorming over de agendapunten waarover het woord is gevoerd of vragen zijn gesteld, vindt plaats nadat de voorzitter de gelegenheid tot spreken heeft geëindigd.

Artikel 16 Spreektermijnen en spreektijdverdeling

1.

De beraadslaging over een onderwerp of een bespreekvoorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de commissie anders beslist.

2.

Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3.

Over de A-stukken wordt in de regel in één termijn beraadslaagd. Voor de B-stukken gelden maximaal twee termijnen. Voor de termijnen geldt de volgende spreektijdregeling:

-

fracties spreken in 1e termijn maximaal 4 minuten en in 2e termijn maximaal 2 minuten

-

het college spreekt in 1e termijn maximaal 8 minuten en in 2e termijn maximaal 4 minuten; als meerdere collegeleden moeten reageren, wordt de spreektijd per collegelid met 4 minuten (1e termijn), respectievelijk 2 minuten (2e termijn) verlengd

-

het presidium kan bepalen dat in bijzondere omstandigheden van deze spreektijden wordt afgeweken.

Artikel 17 Verslag

  • 1.

    De commissiegriffier draagt er zorg voor, dat van het verhandelde in de vergadering van een commissie een samenvattend verslag wordt gemaakt.

  • 2.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de commissie anders beslist.

  • 3.

    De verslagen van openbare vergaderingen worden binnen vijf werkdagen ter kennisname aan de gemeenteraad gezonden.

Artikel 18 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als "Reglement van Orde Raadscommissies gemeente Emmen 2011".

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op de dag, volgen¬de op die, waarop zij is vastgesteld.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 22 december 2011

de griffier,

de voorzitter,

H.D. Werkman

C. Bijl

TOELICHTING op het Reglement van Orde Raadscommissies gemeente Emmen 2011

Algemeen

Op 7 maart 2002 is een wijziging van de Gemeentewet in werking getreden. Daardoor is het gemeentelijk bestuur ingrijpend veranderd. Het structuurgedeelte van de dualisering van het lokaal bestuur in Nederland is met deze wijziging voltooid.

In de nieuwe wet zijn posities en bevoegdheden van de gemeentelijke bestuursorganen duidelijker onderscheiden dan voorheen. Eén van de vele veranderingen betreft een nieuw systeem van commissies. Het belangrijkste gevolg van de dualisering van het bestuur is dat de raadscommissies niet langer commissies van advies aan burgemeester en wethouders zijn, maar commissies die werken in het verlengde van de zelfstandiger rol die de raad in het kader van de dualisering van het gemeentelijk bestuur heeft gekregen en die zich richt op kaderstelling en controle van het college. De wethouders en de burgemeester kunnen volgens de nieuwe wet geen lid meer zijn van door de raad ingestelde commissies en raadsleden niet van commissies die zijn ingesteld door het college of de burgemeester. Het nieuwe commissiestelsel, waarvan de kaders in de wet zijn gegeven, moet op lokaal bestuursniveau verder vorm worden gegeven. Dat noodzaakt tot het vaststellen van een nieuw reglement van orde.

Artikel 2

Evenals onder de oude wet het geval was, is de raad bevoegd om de raadscommissies in te stellen. Doorgaans gebeurt dit aan het begin van een nieuwe raadsperiode. De raad zal bij de instelling van de nieuwe commissies de toedeling van taakvelden opnieuw moeten bekijken. Dat kan naar eigen inzicht gebeuren. Er behoeft immers geen relatie meer te bestaan tussen het werk van de commissies en de portefeuilleverdeling binnen het college of de wijze waarop het gemeentelijk apparaat is georganiseerd. De raad kan de nu bestaande indeling van taakvelden dus heroverwegen.

Artikel 3

Uit de bepalingen omtrent de commissies in de nieuwe Gemeentewet vloeien twee wettelijke taken voort:

a. voorbereiding van besluitvorming van de raad (art. 82, eerste lid);

b. overleg met het college respectievelijk de burgemeester (art. 82, eerste lid).

Op het eerste gezicht is er niet veel verandering. Echter, de functie van raadscommissies is volgens de nieuwe wetgeving in essentie dezelfde als die van de plenaire raad, namelijk die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend lichaam. Met andere woorden: de andere functie van de raad werkt door in de feitelijke invulling van de eerstgenoemde taak van de raadscommissies (de voorbereiding van de besluitvorming van de raad) en in de feitelijke invulling van de inzet van het overleg met het college respectievelijk de burgemeester. Dat overleg dient niet gericht te zijn op het creëren van medeverantwoordelijkheid voor bestuursbeslissingen, maar op kaderstelling, controle door de raad en het afleggen van verantwoording door het college.

Wat betekent dit in de praktijk?

Het beraad in de raadscommissies zal ook in de toekomst gaan over voorstellen van het college aan de raad, maar daarnaast is er volop ruimte om in de commissies de meer specifieke aspecten te behandelen van thema’s die de raad zelf op zijn agenda heeft gezet.

In de raadscommissies kunnen de technische, inhoudelijke kanten van een thema worden behandeld.De commissie kan daarbij het college bevragen of zelf onderzoek (laten) doen.

Later, in de plenaire raad, kan dan een meer politieke discussie plaatsvinden waarna in kaderstellende zin besluitvorming kan volgen. Dit kan worden opgevat als een taak van de raadscommissies en kan als zodanig, als verbijzondering van de besluit-voorbereidende taak (zie hierboven onder a), in de verordening worden verwoord in de taakbeschrijving.

Artikel 4

Onder de verordening van vóór 2002 konden niet-raadsleden tevens eerste opvolger op de kieslijst, lid zijn van een commissie en de leden konden zich laten vervangen door een ander fractielid of door een niet-raadslid, (eerste) opvolger op de kieslijst. Er bestond in de Emmense bestuurspraktijk tot nu toe in elk geval een relatie tussen de commissieleden en de lokale politiek. Volgens de nieuwe wetgeving mogen niet-raadsleden tot lid van een raadscommissie worden benoemd. De eis van een oneven aantal leden is veranderd in “bij voorkeur”.

Artikel 5

Hoewel dat niet wettelijk vereist is, is de zittingsperiode van de raadscommissies in het nieuwe reglement – ongewijzigd - gekoppeld aan die van de raad.

Artikel 6

Toelichting bij lid 1.

De voorzitter van een raadscommissie moet ook volgens de nieuwe wet een raadslid zijn (art. 82, vierde lid). De voorzitter van de raadscommissie zal in gedualiseerde verhoudingen anders moeten functioneren dan daarvoor. Het voorzitterschap zal technisch van aard worden, maar uitgeoefend in een meer politieke omgeving. Daarom is het niet toegestaan dat een niet-raadslid het voorzitterschap van een raadscommissie vervult.

Bij de keuze van de voorzitters van de raadscommissies kan overwogen worden om die functie te combineren met het politiek leiderschap in de raad en daarmee aan een mogelijk in te stellen presidium van de raad.

Toelichting bij lid 2.

De hier vermelde taken zijn deels dezelfde als die genoemd in de wet. Vooral in het concretiseren van de zelfstandiger rol van de raadscommissie bij het bepalen van de agenda speelt de voorzitter een belangrijke rol.

Het presidium stelt de voorlopige agenda van de commissie vast. De commissievoorzitter en – griffier doen voorstellen voor de vaststelling van de definitieve agenda. De plaatsvervangend voorzitter treedt alleen op als de voorzitter verhinderd is. Hij heeft geen rol bij het vaststellen van de agenda.

Artikel 7

Toelichting bij lid 1.

Verwacht mag worden dat er een intensieve relatie zal ontstaan tussen de commissievoorzitter en de secretaris van de commissie, die hier, ter onderscheiding van de gemeentesecretaris en de griffier “commissiegriffier” wordt genoemd.

De voorzitter zal een gedegen ondersteuning door de commissiegriffier nodig hebben. Dat betekent dat er een commissiegriffier nodig is die meer doet dan ondersteuning van de commissies in technische/organisatorische zin. Hij zal ook in staat moeten zijn de ideeën van de raadscommissies te verwoorden en verder uit te werken. Daarom verdient het aanbeveling om de functie van commissiegriffier te combineren met de functie van beleidsmedewerker. Gelet op het voorgaande ligt het voor de hand om een aparte notulist voor de commissievergaderingen aan te stellen.

Artikel 8 lid 10

Dit artikellid is opgenomen om te voorkomen dat vergaderingen uitlopen tot ver na middernacht. In de jaarplanning van de raadscommissies zal een vaste datum voor de uitloopvergadering worden gepland; in principe de eerste maandag volgend op de week waarin de raadscommissies worden gepland. De resterende agenda wordt in principe op deze avond behandeld, tenzij de raadscommissie beslist dat bepaalde agendapunten kunnen opschuiven naar de eerstvolgende reguliere vergadering. Indien meer dan één raadscommissie gebruik moet maken van de uitloopvergadering, bepaalt het presidium de tijdstippen.

Artikel 9

De bevoegdheid die in het derde lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker die door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering van de commissie te ontzeggen is in dit reglement opgenomen overeenkomstig de bevoegdheid die de voorzitter van de raad heeft op grond van artikel 26, derde lid van de Gemeentewet, om een raadslid de toegang tot de vergadering van de raad te ontzeggen.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 48 van dit reglement.

Artikel 10 lid 4

De commissie kan op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet op de openbaarheid van bestuur geheimhouding opleggen.

In dit artikel van de Wet op de openbaarheid van bestuur zijn deze belangen als volgt geformuleerd:

1.

Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:

a.

de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

b.

de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

c.

bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;

d.

persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

2.

Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

a.

de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;

b.

de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, eerste lid, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;

c.

de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

d.

inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

e.

de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

f.

het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;

g.

het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

3.

Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.

4.

Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie. Het verstrekken van deze informatie ingevolge deze wet kan achterwege blijven voor zover het gegevens betreft waarvan openbaarmaking aantasting van het milieu waarschijnlijker zou maken.

Artikel 12 en 13

Een belangrijke pijler van dualisering van het gemeentelijk bestuur is de loskoppeling van het wethouderschap en het raadslidmaatschap. Wethouders kunnen – nu ook op grond van de wet - geen lid en geen voorzitter meer zijn van een raadscommissie. In de gemeente Emmen was dit al zo geregeld. Wethouders kunnen op verzoek van de voorzitter van de commissie of op eigen verzoek bij de commissievergaderingen aanwezig zijn. De praktijk zal zo zijn dat wethouders alleen bij commissievergaderingen aanwezig zullen zijn als er agendapunten zijn waarbij zij betrokken zijn. In de artikelen 12 en 13 is verder de mogelijkheid om de burgemeester, de gemeentesecretaris of de griffier alsmede ambtenaren aanwezig te laten zijn in de vergaderingen van de commissies, ze te bevragen of te laten adviseren expliciet geregeld.

Artikel 14

In het dualistische bestuursmodel is het niet vanzelfsprekend dat elk collegelid bij elke commissievergadering aanwezig is. Er zal dus steeds een gerede kans bestaan dat een vraag niet tijdens de vergadering kan worden beantwoord omdat het desbetreffende collegelid niet aanwezig is. Lid 2 geeft de voorzitter de mogelijkheid om voor zulke gevallen een oplossing te zoeken. De beantwoording geschiedt dan zo mogelijk tijdens de rondvraag van de volgende vergadering. De mogelijkheid voor commissieleden om antwoord op hun vragen te krijgen tijdens de rondvraag neemt toe naarmate zij eerder te kennen geven vragen te willen stellen en aan te geven welk lid van het college voor de beantwoording is gewenst.

Artikel 15

Eén van de doelstellingen van de dualiseringsoperatie is het verbeteren van de contacten tussen de raad en de lokale samenleving. Het spreekrecht in een commissie is niet beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen. Het kan ook betrekking hebben op niet-geagendeerde onderwerpen, voor zover die binnen de taakvelden van de commissie vallen. Burgers die inspreken, hebben zich te houden aan de aanwijzingen van de voorzitter m.b.t. de maximale spreektijd, sprekersvolgorde, het noemen van namen e.d. Tevens dient men zich te houden aan voorschriften die gelden voor de handhaving van de orde.

Artikel 16

Een verzoek van een commissielid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

Artikel 17

Hiervóór is al geschreven dat er een gedegen secretariële ondersteuning van de voorzitter (en de commissie) nodig is en dat het secretariaat niet alleen een technisch / organisatorisch karakter heeft. In het verlengde is in dit artikel de mogelijkheid geschapen het secretariaat te ontlasten van het maken van het verslag van de vergadering, zodat het onbelemmerd een inbreng kan hebben in de vergadering.

In de “oude tekst” werd gesproken over “drie dagen”; dit blijkt in de praktijk onmogelijk.

Met de bepaling “binnen vijf werkdagen” wordt bereikt dat de fracties voor het fractieberaad voorafgaand aan de gemeenteraad, kunnen beschikken over de verslagen van de commissies. Uit bezuinigingsoverwegingen worden van de vergaderingen van de raadscommissies samenvattende verslagen gemaakt met vermelding van de bijdragen per fractie.