Regeling vervallen per 01-10-2018

Financiële verordening gemeente Emmen 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 30-09-2018

Intitulé

Financiële verordening gemeente Emmen 2017

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Emmen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 november 2016, B&W nummer: 16/324 ;

besluit:

vast te stellen de:

Financiële Verordening Gemeente Emmen 2017

Hoofdstuk 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Emmen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

b. financiële administratie:

het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Emmen, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

  • 1.

    de financieel-economische positie;

  • 2.

    het financiële beheer;

  • 3.

    de uitvoering van de begroting;

  • 4.

    het afwikkelen van vorderingen en schulden;

  • 5.

    alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

    c. administratieve organisatie:

    het geheel van maatregelen gericht op het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens, gericht op het verstrekken van informatie ten behoeve van de organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

    d. financieel beheer:

    het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Emmen.

    e. rechtmatigheid:

    het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen.

    f. doelmatigheid:

    het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

    g. doeltreffendheid:

    de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

    h. interne controle:

    het geheel van elkaar ondersteunende maatregelen door of namens en ten behoeve van de leiding van de organisatie, teneinde na te gaan of de organisatie functioneert zoals het bedoeld is.

    Het interne controlesysteem wordt o.a. gevormd door:

  • functiescheidingen;

  • taak- en verantwoordelijkheden;

  • beveiligingsmaatregelen.

    i. verbijzonderde interne controle:

    het opdragen van specifieke informatievoorziening/controle aan een interne controle afdeling of functionaris, buiten de primaire processen om, maar binnen de organisatie.

    Deze vorm van controle richt zich op:

  • een adequate opzet/bestaan en werking van de getroffen interne controlemaatregelen;

  • specifieke controle/onderzoeken ten behoeve van het management

    j. programma

    een programma (zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording) is een samenhangende verzameling van taakvelden, activiteiten en geldmiddelen die gericht is op het bereiken van vooraf bepaalde maatschappelijke effecten, waaraan indicatoren worden gekoppeld.

    k. taakveld

    taakvelden (zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording) zijn eenheden waarin de programma’s zijn onderverdeeld.

    l. paragraaf

    een paragraaf (zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording) geeft een ‘dwarsdoorsnede’ van de begroting(en het jaarverslag), bezien vanuit een bepaald perspectief; het gaat met name om de beleidslijnen van het beheersproces waarbij sprake kan zijn van een grote financiële impact, een grote politieke betekenis of een aanzienlijk belang voor de realisatie van de beleidsprogramma’s; er zijn wettelijke en niet-wettelijke paragrafen.

Hoofdstuk 2. PLANNING EN CONTROL

Pargraaf 2.1. Kaderstellen

Artikel 2. Masterplanning

  • 1.

    Voorafgaande aan het boekjaar stelt het college een masterplanning vast waarin de planning van de gehele Planning & Control-cyclus van het boekjaar is opgenomen.

  • 2.

    De masterplanning wordt opgesteld in overleg met de Auditcommissie en de Griffie.

Artikel 2a. Perspectiefbrief

  • 1.

    Het college biedt uiterlijk in maart van het lopende kalenderjaar een perspectiefbrief aan waarin de belangrijkste ontwikkelingen zijn weergegeven die een plek zullen krijgen in de kadernota. Het gaat daarbij om de hoofdlijnen van het financieel perspectief over de komende begrotingsperiode (inclusief meerjarenperspectief).

Artikel 3. Kadernota

1.

Het college stelt voor 1 april van het lopende kalenderjaar de richtlijnen op voor het volgende begrotingsjaar.

2.

Het college biedt uiterlijk in mei van het lopende kalenderjaar een kadernota aan waarin de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren zijn weergegeven. In deze nota worden voor zover reeds beschikbaar de bevindingen meegenomen die voortkomen uit de eerste bestuursrapportage bedoeld in artikel 9 en de jaarstukken bedoeld in artikel 11. Het meerjarenperspectief grondexploitaties is een bijlage bij de kadernota.

3.

De kadernota benadert de uitkomsten van de nog op te stellen begroting zo nauwkeurig mogelijk; bij het opstellen van de begroting gelden de volgende regels:

-

in prinicpe wordt na de kadernota geen nieuw beleid meer opgevoerd;

-

in principe is er ten opzichte van de kadernota geen sprake van uitzetting van lasten;

-

na de kadernota zijn mutaties alleen nog mogelijk op een aantal in de richtlijnen specifiek te benoemen terreinen (oa. personele kosten, activa, algemene uitkering, kostentoerekening, groeiaccressen, investeringsplanning).

4.

De raad stelt deze nota uiterlijk in juni van het lopende kalenderjaar vast.

Artikel 4. Taakvelden

  • 1.

    Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de taakvelden uit de taakveldenraming aan de programmaonderdelen.

  • 2.

    De onderverdeling van de programma’s in de taakvelden staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigingen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 5. Programmabegroting

1.

De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de begroting vast.

2.

De raad stelt op basis van de programmaindeling jaarlijks vast:

- de beleidsbegroting met de volgende onderdelen:

a. de programma’s met per programma

i.

de doelstellingen en de beoogde maatschappelijke effecten

ii.

de wijze waarop ernaar gestreefd wordt de effecten te bereiken

iii.

de raming van de baten en lasten

iv.

de indicatoren

b. het overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

c. overzicht overhead

d. vennootschapsbelastingplicht

e. de paragrafen

- de financiële begroting met de volgende onderdelen:

a. overzicht baten en lasten

b. uiteenzetting financiële positie

c. geprognosticeerde balans

d. de reserves en voorzieningen

e. de investeringskredieten (inclusief een onderbouwing) voor het komende jaar.

3.

Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

4.

In de toelichting op de meerjarenraming wordt een schets gegevens van de ontwikkeling van het EMU-saldo, de EMU-norm, de afwijking ten opzichte van de referentiewaarde en de mogelijke acties.

5.

Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Paragraaf 2.2. Uitvoering

Artikel 6. Uitvoering begroting

1.

Het college stelt regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

2.

Het college draagt ten aanzien van de taakveldenraming er zorg voor dat de lasten en baten, door middel van toerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de taakvelden van de taakveldenraming;

3.

Het college draagt ten aanzien van het aspect begrotingsrechtmatigheid er zorg voor dat:

a.

de lasten en baten van de taakvelden niet dusdanig worden overschreden c.q. onderschreden dat de realisatie van andere taakvelden binnen hetzelfde programmaonderdeel onder druk komt te staan;

b.

de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de programmabegroting niet worden overschreden met inachtneming van door de raad vastgestelde kaders;

c.

de investeringskredieten zoals geautoriseerd in de programmabegroting niet worden overschreden met inachtneming van de door de raad vastgestelde kaders.

d.

onder c.q. overschrijdingen op lasten van de programma’s en de investeringskredieten worden gerapporteerd aan het college die hiervan via de Berap melding doet aan de raad.

e.

bij collegebesluiten die betrekking hebben op uitvoering van beleid en die

-

een programmaoverstijgend karakter hebben

-

betrekking hebben op niet reeds bij de begroting vastgestelde stortingen/ onttrekkingen van middelen in/aan reserves

-

niet bij de begroting reeds vastgestelde investeringskredieten betreffen wordt de raad door middel van een periodiek besluit begrotingswijzigingen toestemming gevraagd de budgetten en kredieten aan te passen, een en ander met inachtneming van de door de raad vastgestelde kaders..

f.

er een notitie i.v.m. kaders begrotingswijzigingen wordt opgesteld inzake regels met betrekking tot begrotingswijzigingen; de raad stelt deze notitie vast.

g.

over dit onderdeel bij de jaarstukken verantwoording wordt afgelegd.

4.

Voor zover het de post onvoorzien incidenteel betreft wordt, in afwijking van lid 3b, de gemeenteraad achteraf via een brief per kwartaal geïinformeerd over de besteding van het budget onvoorzien incidenteel.

Paragraaf 2.3. Beheersing en Interne controle

Artikel 7. Beheersing

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. Deze toetsing wordt geïntegreerd in de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid in het kader van artikel 213a Gemeentewet. Daarnaast kunnen in het kader van de interim-controle van de accountant afspraken worden gemaakt over de interne toetsing.

  • 3.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering wordt ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 8. Interne controle

  • 1.

    Het college waarborgt interne controlemaatregelen en beoogt het voorkomen van onvolkomenheden, dan wel het tijdig ontdekken ervan zodat correctie mogelijk is voordat de onvolkomenheden hebben doorgewerkt. Het college neemt adequate maatregelen die ertoe leiden dat de geautomatiseerde gegevensvoorziening/verwerking is gewaarborgd.

  • 2.

    Het college kan de verbijzonderde interne controle opdragen aan een interne controle afdeling of functionaris, buiten de primaire processen om, maar binnen de organisatie.

    Paragraaf 2.4. Rapportage en Verantwoording

Artikel 9. Tussentijdse rapportage en informatie

1.

Het college informeert de raad via Bestuursrapportages (BERAPS) op niveau van de programma’s over de realisatie van de programmabegroting.

2.

Het college stelt de opzet vast van de inrichting van de BERAPS.

3.

De rapportages gaan in op:

-

de afwijkingen van de baten en de lasten per taakveld > € 50.000;

-

en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten.

4.

Vanaf de tweede Bestuursrapportage (in het betreffende boekjaar) wordt bovendien nog informatie gegeven over de voortgang van de programma’s en de daarin opgenomen indicatoren/doelstellingen en de stand van de grote projecten (krediet > € 1.000.000).

Artikel 10. Actieve informatieplicht

  • 1.

    Als bedoeld in artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet informeert het college in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Dit voorzover het betreft privaatrechtelijke rechtshandelingen met mogelijk ingrijpende gevolgen voor de gemeente.

  • 2.

    Voor de invulling van het begrip mogelijke ingrijpende gevolgen stelt de raad nadere regels vast .

Artikel 11. Jaarstukken

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de taakvelden naar de verantwoording van de programmaonderdelen.

  • 2.

    De jaarstukken omvatten in ieder geval een verantwoording over de onder artikel 5 lid 2 genoemde onderdelen; de jaarstukken zijn het spiegelbeeld van de begroting.

  • 3.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Hoofdstuk 3. FINANCIЁLE POSITIE

Artikel 12. Financiële positie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat alle financiële effecten van het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota activabeleid aan. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2.

    De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      Soorten van activa;

    • b.

      Activeringsgrenzen;

    • c.

      Waarderingsmethodieken;

    • d.

      Afschrijvingssystematiek en afschrijvingstermijnen;

    • e.

      Wijze van omgaan met toerekening rente.

Artikel 14. Voorziening voor dubieuze debiteuren

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd.

  • 2.

    Bij de jaarrekening wordt de omvang van de voorziening getoetst aan de interne regels en door de accountant.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2.

    De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming van, de toevoegingen aan en de besteding van reserves;

    • b.

      de vorming van, de toevoegingen aan en de besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;

    • d.

      een toetsing van de reserves en voorzieningen aan de uitgangspunten ten aanzien van de hoogte van de reserves en voorzieningen en het nut en de noodzaak van de reserves en voorzieningen, in relatie tot het benodigde weerstandsvermogen.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Tenzij anders bepaald, dienen de tarieven en heffingen 100% kostendekkend te zijn, rekening houdend met de kosten die wettelijk mogen worden toegerekend. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de (indirecte) kosten worden betrokken de bijdragen reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kosten voor algemene overhead, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en aanvullend voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de totale geraamde overheadkosten gedeeld door door het totale aantal toegestane fte’s.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

Artikel 16a. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkvoorziening;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 17. Treasuryfunctie

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit het Treasurystatuut aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is ingediend.

  • 2.

    Het Treasurystatuut legt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vast in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het Treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording van de treasuryfunctie mogelijk.

Artikel 18. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor een juiste en volledige registratie van bezittingen.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch jaarlijks worden gecontroleerd (te weten: met name de registergoederen, de bedrijfsmiddelen, de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de (crediteuren-)schulden,).

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 4. NOTA’S EN PARAGRAFEN

Artikel 19. Lokale heffingen

1.

Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota lokale heffingen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Deze nota behandelt in ieder geval:

-

de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

-

de kostendekkendheid van de rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet, alsmede voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en een toelichting hoe de algemene overhead en de rentekosten zijn meegenomen in de berekening van de tarieven van de lokale heffingen.

-

de druk van de lokale gemeentelijke belastingen en heffingen;

-

het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen, waarin tarieven van de gemeentelijke belastingen en heffingen zijn vastgelegd. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is ingediend.

3

Vóór het vaststellen van de hoogte van de tarieven van de gemeentelijke belastingen en heffingen door de raad verstrekt het college aan de raad grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet, alsmede voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; dit is inclusief een toelichting hoe de algemene overhead en de rentekosten zijn meegenomen in de berekening van de tarieven van de lokale heffingen.

4.

Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen in ieder geval verslag van:

-

de geraamde inkomsten;

-

het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

-

een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

-

de druk van de lokale gemeentelijke belastingen en heffingen;

-

een toelichting hoe de algemene overhead en de rentekosten zijn meegenomen in de berekening van de tarieven van de lokale heffingen.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicomanagement

1.

Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

2.

Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogenen risicobeheersing van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

3.

Het college neemt de volgende door de BBV voorgeschreven informatie op in de paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement:

-

kengetallen inzake de financiële positie;

-

de EMU-norm, de afwijking ten opzichte van de referentiewaarde en de mogelijke acties.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat ieder jaar in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting de beleidsmatige contouren en de concrete uitwerking daarvan zijn opgenomen. Het gaat daarbij om de kaders voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, wegen, kunstwerken en gemeentelijke gebouwen.

  • 2.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau alsmede de kwaliteit van het milieu in zoverre gerelateerd aan het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 3.

    In de jaarstukken doet het college verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, wegen, kunstwerken, riolering en gebouwen.

Artikel 22. Financiering

  • 1.

    Bij het uitoefenen van de financieringsfunctie handelt het college conform het Treasurystatuut.

  • 2.

    Bij de programmabegroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

    • a.

      de kasgeldlimiet;

    • b.

      de renterisiconorm;

    • c.

      de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

    • d.

      de rentevisie;

    • e.

      de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

    • f.

      de omvang en samenstelling van de beleggings- en leningenportefeuille;

Artikel 23. Bedrijfsvoering

  • 1.

    In de (optionele) bedrijfsvoeringparagraaf in de begroting wordt ingegaan op actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen. In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt speciale aandacht gegeven aan:

    • a.

      organisatie en besturing;

    • b.

      personeelsmanagement;

    • c.

      informatiemanagement;

    • d.

      financieel management.

  • 2.

    Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 24. Verbonden partijen

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2.

    Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

  • 3.

    De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties, met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • 4.

    In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval weergegeven wat de ontwikkelingen zijn en wordt op de volgende onderelen ingegaan per verbonden partij: het bestuurlijk belang/de participatie, het financieel belang, de visie aangaande doelstellingen van de verbonden partij, de beleidsvoornemens, de verwachte omvang van het eigen vermogen, vreemd vermogen, financieel resultaat en eventuele risico’s van de verbonden partij.

Artikel 25. Grondbeleid

1.

Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

a.

de relatie met de programmaonderdelen van de begroting;

b.

de strategische visie van het grondbeleid van de gemeente;

c.

de systematiek rondom resultaatnemingen;

d.

het risicoprofiel.

De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is ingediend.

2

In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/winstverwachtingen, te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten, de verwerving van gronden, de uitgifte van gronden, het risicoprofiel en de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

Artikel 26. Verstrekking subsidies

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden na aanbieding van de nota door het college.

  • 2.

    In een bijlage bij de begroting wordt een overzicht opgenomen van de door de gemeente begrote subsidies.

  • 3.

    In een bijlage bij de jaarrekening wordt een overzicht opgenomen van de door de gemeente werkelijk verstrekte subsidies.

Hoofdstuk 5. FINANCIЁLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE

Artikel 27. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

    • c.

      het tijdig, juist, volledig en toereikend verschaffen van informatie aan de budgethouders;

    • d.

      het streven naar rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde beleid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde beleid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 28. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het Rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt in een besluit vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke financiële organisatie;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    een kasinstructieregeling en een budgethoudersregeling.

Artikel 30. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt in een besluit vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels dienen te waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Hoofdstuk 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 31. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2017.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de financiële verordening vastgesteld op 27 september 2012.

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Emmen 2017”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 22 december 2016,

de griffier,

de wnd. voorzitter,

H.D.Werkman

G.J. Horstman

Bijlage kaders begrotingswijzigingen

Toelichting op gewijzigde Financiële verordening ex art 212 GW.

Ten opzichte van de op 27 september 2012 vastgestelde verordening zijn de volgende aanvullingen en wijzigingen aangebracht:

Artikel 1

Het begrip product is vervangen door taakveld. Dit is de nieuwe term volgens het nieuwe BBV.

Artikel 2a

Het artikel over de perspectiefbrief is nieuw. In de vorige verordening was geen artikel over de perspectiefbrief opgenomen omdat die toen nog als document nieuw was en zich nog moest bewijzen. Inmiddels is uitgesproken dat de perspectiefbrief van toegevoegde waarde is, maar wel op hoofdlijnen zal moeten zijn.

Artikel 3

In lid 2 wordt (de huidige praktijk) vastgelegd dat het meerjarenperspectief grondexploitaties een bijlage bij de kadernota is.

Artikel 5

Nieuw, volgens het BBV, voorgeschreven onderdelen van de financiële begroting zijn het overzicht overhead en vennootschapsbelastingplicht (zie lid 2).

In de financiele begroting wordt een geprognosticeerde balans t+1 verwerkt. Dit is voorgeschreven volgens de nieuwe BBVen heeft te maken met het kunnen berekenen van het EMU-saldo. Met deze balans krijgt de raad meer inzicht in de ontwikkeling van onder meer de investeringen, het aanwenden van de reserves en voorzieningen en in de financieringsbehoefte. De balans voor het jaar t+1 moet tenminste de posten bevatten die nodig zijn om het EMU-saldo er eenduidig uit af te kunnen leiden.

In de financiële begroting nemen wij nu al een hoofdstuk reserves en voorzieningen op. Dit stond nog niet vermeld in de oude verordening en is nu aan de nieuwe verordening toegevoegd.

Lid 3 is nieuw. Dit geeft invulling aan de het belang dat steeds meer aan de schuldpositie van gemeenten wordt gehecht. Dit wordt nu expliciet in de verordening verwerkt.

Lid 4 nieuw. Het BBV schrijft voor om bij de toelichting op de meerjarenraming informatie te geven over de ontwikkeling van het EMU-saldo, de EMU-norm en de afwijking ten opzichte van de referentiewaarde.

Artikel 6

In artikel 6 wordt diverse malen over de kaders inzake begrotingswijzigingen gesproken. Dit zijn de kaders op basis van artikel 6 lid 3f. Zie de toelichting aldaar.

In artikel 6 lid 3d is onderschrijdingen vervangen door onder- en overschrijdingen.

In artikel 6 lid 3e stond in de oude verordening de oude term verzamelbesluit begrotingswijzigingen. De sinds enige tijd gehanteerde benaming is besluit begrotingswijzigingen.

Tevens is maandelijks vervangen door periodiek.

In artikel 6 lid 3f staat dat het college kaders opstelt inzake begrotingswijzigingen. De raad stelt deze kaders vast. Deze kaders zijn als afzonderlijke bijlage bijgevoegd.

Artikel 9

Artikel 9 gaat over de Beraps. In de oude verordening stond dat in de Berap beleidsmatige informatie moet worden gegeven. In Berap-I wordt echter geen beleidsmatige informatie vanuit de programma’s gegeven. Bij Berap-II vindt dit wel plaats. De verordening is nu aangepast en op de praktijk toegespitst.

Artikel 13

Er moet een nieuwe nota activabeleid worden opgesteld in verband met de activeringsplicht van activa met maatschappelijk nut.

Artikel 14

In de oude verordening stond omschreven hoe de berekening van de voorziening voor oninbaarheid zou moeten plaats vinden. De oude tekst was als volgt:

1. Voor openstaande vorderingen betreffende activiteiten met een homogeen karakter zoals belastingvorderingen, huurvorderingen, rente en aflossing kredietbank wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van een percentage van de omzet (dynamische methode).

2. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden. Hoe ouder de vordering, hoe hoger de voorziening.

Omdat de wijze van berekenen in de praktijk afhankelijk is van de situatie is het minder wenselijk om dit vast te leggen in een verordening. De praktijk is dat er met de accountant afspraken worden gemaakt over de berekening. In de nieuwe verordening wordt de wijze van berekenen nu open gelaten.

Artikel 16

Artikel 16 lid 1 is deels tekstueel gewijzigd in verband met het uniform hanteren van de begrippen uit het nieuwe artikel 16a. Bij de berekening van de tarieven worden bij onze gemeente ook de kosten van het kwijtscheldingsbeleid meegenomen. Dit leggen we nu ook vast in lid 2 van artikel 16.

Ook wordt aangegeven de algemene overhead mee te nemen in de indirecte kosten en tarieven. Hiermee wordt een verband met artikel 19 gelegd.

Lid 3 en 4 bevatten de kaders volgens het BBV voor resp. berekening van het tarief voor overhead en het percentage van de omslagrente.

Artikel 16a

In verband met de wet Markt en Overheid (die is ingebed in de Mededingingswet) is artikel 16 a als nieuw artikel toegevoegd. Het gaat daarbij om de basis voor de berekening van de tarieven voor de levering van goederen, werken en diensten voor zover de gemeente in concurrentie metmarkt-partijen treedt). Deze tarieven moeten gebaseerd zijn op de integrale kosten ten einde oneigenlijke bevoordeling te voorkomen.

Artikel 19

Het oude artikel 19 is nu onderverdeeld in lid 1, 2 en 3.

In de nieuwe BBV wordt alle overhead op één programma begroot en verantwoord. Voor lokale heffingen mag een gemeente kostendekkende tarieven berekenen en mag dus overhead meenemen in de berekening van de tarieven. In artikel 19 wordt nu geregeld dat zowel in de nota lokale heffingen als in de paragraaf lokale heffingen wordt toegelicht hoe de algemene overhead is meegenomen in de tariefsberekening.

Artikel 20

Volgens de nieuwe BBV moet de gemeente specifieke informatie opnemen in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing. Dit betreft kengetallen inzake de financiële positie en informatie over de EMU-norm en de referentiewaarde. Dit is nu in de verordening verwerkt.

Artikel 22

Op grond van de nieuwe BBV moet de EMU-norm worden opgenomen in een begrotingsparagraaf. De paragraaf financiering ligt het meest voor de hand. Dit zorgt ervoor dat er meer (verplichte) aandacht is voor het EMU-saldo in de beleidsvoorbereiding, de sturing en de beheersing. De raad kan meer grip uitoefenen op het EMU-saldo, onder meer omdat de relatie met de referentiewaarden beter kan worden gelegd. Voor de gemeente is het van belang te weten of de individuele referentiewaarden van het EMU-saldo die voor de individuele gemeenten bekend zijn, meerjarig worden overschreden. Omdat het consequenties heeft als de norm macro overschreden wordt, is het voor individuele gemeenten van belang om meerjarig op de individuele referentiewaarde te sturen.

Artikel 23

In de nieuwe BBV is de paragraaf bedrijfsvoering optioneel en dus niet verplicht. Dit heeft te maken met het integraal opnemen van de kosten van overhead in één programma. Hierin is nog een keuze te maken.

Artikel 24

In lid 4 staat de volgens het BBV voorgeschreven informatie inzake verbonden partijen.

Artikel 25

In de oude verordening werd nog gesproken over “de systematiek van de bepaling van het benodigde weerstandsvermogen in relatie tot de het risicoprofiel” Dit is gewijzigd in “het risicoprofiel”.

In de oude verordening werd nog gesproken over “het risicoprofiel in relatie tot de reserve grondexploitaties”. Dit is gewijzigd in “het risicoprofiel”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 22 december 2016

de griffier,

de voorzitter,

H.D. Werkman

B.R. Arends