Regeling vervallen per 01-01-2019

Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen;

gelet op de artikelen 15, zesde lid, 16, tweede, derde en vierde lid, 17, 18, tweede lid, 21, vierde lid, 23, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2015, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 22 december 2016;

besluit vast te stellen het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2017

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      Bijdrage: bijdrage in de kosten van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening;

    • c.

      Budgethouder: een persoon met beperkingen aan wie ingevolge de Verordening een persoonsgebonden budget is verleend en die aan het college desgevraagd verantwoording is verschuldigd over de besteding van het budget;

    • d.

      Pgb: persoonsgebonden budget; bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

    • e.

      Tegemoetkoming wegens meerkosten: een geldbedrag, anders dan een pgb, al dan niet forfaitair of gemaximeerd verstrekt, waarmee de cliënt een voorziening aan kan schaffen die bijdraagt aan zijn zelfredzaamheid en participatie;

    • f.

      Toezichthoudend ambtenaar: persoon als bedoeld in de artikelen 4.3.1., 6.1 en 6.2 van de wet;

    • g.

      Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • h.

      Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2017;

    • i.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2017 worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Awb en de Verordening.

Artikel 2. Hoogte van een persoonsgebonden budget

1.

De hoogte van een persoonsgebonden budget:

a.

wordt mede bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

b.

is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

c.

bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

2.

De hoogte van een persoonsgebonden budget voor:

Zaken, dan wel hulpmiddelen

a.

een zaak, dan wel hulpmiddel, wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak of het hulpmiddel die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

b.

onderhoud en verzekering, zoals bedoeld onder a, wordt bepaald aan de hand van het tarief dat van toepassing is op de zaak of hulpmiddel onder Full Service per maand in het Voorkeurspakket Emmen. Het pgb voor onderhoud en verzekering wordt passend en toereikend geacht en wordt per jaar verstrekt:

1°.

voor de duur van maximaal 7 jaar, of;

2°.

tot en met het jaar waarin de pbg-houder overlijdt, of;

3°.

totdat de voorziening waarvoor een pgb is verstrekt technisch is afgeschreven, of;

4°.

totdat de voorziening waarvoor een pgb is verstrekt verloren is gegaan, of:

5°.

totdat de voorziening waarvoor een pgb is verstrekt niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

Schoonmaakondersteuning

c.

schoonmaakondersteuning geleverd door een door het college gecontracteerde aanbieder of een daarmee te vergelijken aanbieder, bedraagt maximaal 100% van het referentietarief voor schoonmaakondersteuning;

d.

schoonmaakondersteuning geleverd door derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, bedraagt maximaal 75% van het referentietarief voor schoonmaakondersteuning;

e.

schoonmaakondersteuning geleverd door iemand uit het sociale netwerk, dan wel door een mantelzorger, bedraagt maximaal 50% van het referentietarief voor schoonmaakondersteuning;

Individuele begeleiding

f.

individuele begeleiding geleverd door een door het college gecontracteerde aanbieder of een daarmee te vergelijken aanbieder, bedraagt maximaal 100% van het referentietarief voor individuele begeleiding;

g.

individuele begeleiding geleverd door derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, bedraagt maximaal 75% van het referentietarief voor individuele begeleiding;

h.

individuele begeleiding geleverd door iemand uit het sociale netwerk, dan wel door een mantelzorger, bedraagt maximaal 50% van het referentietarief voor individuele begeleiding;

Begeleiding groep

i.

begeleiding groep uitgevoerd door een door het college gecontracteerde aanbieder of een daarmee te vergelijken aanbieder, bedraagt maximaal 100% van het referentietarief voor begeleiding groep;

j.

begeleiding groep uitgevoerd door derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, bedraagt maximaal 75% van het referentietarief voor begeleiding groep;

Persoonlijke verzorging

k.

persoonlijke verzorging uitgevoerd door een door het college gecontracteerde aanbieder of een daarmee te vergelijken aanbieder, bedraagt maximaal 100% van het referentietarief voor persoonlijke verzorging;

l.

persoonlijke verzorging uitgevoerd door derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, bedraagt maximaal 75% van het referentietarief voor persoonlijke verzorging;

m.

persoonlijke verzorging uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, dan wel door een mantelzorger, bedraagt maximaal 50% van het referentietarief voor persoonlijke verzorging;

Kortdurend verblijf

n.

kortdurend verblijf uitgevoerd door een gespecialiseerde aanbieder, bedraagt maximaal 100% van het referentietarief voor kortdurend verblijf;

o.

kortdurend verblijf uitgevoerd door derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, bedraagt maximaal 75% van het referentietarief voor kortdurend verblijf;

p.

kortdurend verblijf uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, dan wel door een mantelzorger, bedraagt maximaal 50% van het referentietarief voor kortdurend verblijf.

Beschermd wonen

q.

beschermd wonen uitgevoerd door een door het college gecontracteerde aanbieder of een daarmee te vergelijken aanbieder, bedraagt maximaal 100% van het dagtarief voor beschermd wonen, zoals door het college gecontracteerd;

r.

beschermd wonen uitgevoerd door derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, bedraagt maximaal 75% van het dagtarief voor beschermd wonen, zoals door het college gecontracteerd;

s.

beschermd wonen uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, dan wel door een mantelzorger, bedraagt maximaal 50% van het dagtarief voor beschermd wonen, zoals door het college gecontracteerd.

Het tarief voor beschermd wonen is opgebouwd uit de volgende kostencomponenten:

-

Dagvergoeding

-

Dagbesteding

-

Huisvestingscomponent (tot aan 2018 deels vergoed door het Rijk)

-

Zorg

Het volledig pakket thuis (VPT) kent geen huisvestingscomponent en is alleen mogelijk bij cliënten met overgangsrecht vanuit de Awbz.

Autoaanpassingen

t.

een autoaanpassing wordt bepaald op basis van:

1°.

het programma van eisen voor de autoaanpassing;

2°.

de laagste kostprijs voor de autoaanpassing aan de hand van twee overgelegde offertes;

Sportrolstoelen

u.

aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel wordt bepaald op basis van:

1°.

het programma van eisen voor de sportrolstoel;

2°.

de laagste kostprijs voor de sportrolstoel aan de hand van twee overgelegde offertes;

Bezoekbaar maken van een woning

v.

het bezoekbaar maken van een woning wordt bepaald op basis van:

1°.

het programma van eisen voor de aanpassing;

2°.

de laagste kostprijs voor het bezoekbaar maken van een woning aan de hand van twee overgelegde offertes (indien gebruik kan worden gemaakt van een hulpmiddel, geleverd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, wordt de hoogte van het pgb hierop afgestemd);

Woonvoorzieningen, bouwkundig of niet-bouwkundig

w.

woonvoorzieningen en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie zijn gelijk aan de tegenwaarde van het bedrag dat de gemeente heeft bedongen, of zou hebben bedongen indien zij de woonvoorziening zelf zou hebben ingekocht; voor de inkoopprijzen van de meest voorkomende woonvoorzieningen wordt verwezen naar de toelichting;

Saneren van de woning

x.

voor de kosten van vloerbedekking en gordijnstof in verband met het saneren van de woning wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen zoals die zijn vermeld in de Nibudprijzengids te verminderen met:

0% indien het te vervangen artikel jonger is dan twee jaar;

25% indien het te vervangen artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

50% indien het te vervangen artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

75% indien het te vervangen artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

3.

Voor de hoogte van de tarieven wordt verwezen naar de bijlage.

Artikel 3. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Bij de bepaling van de hoogte van de bijdragen voor maatwerkvoorzieningen wordt uitgegaan van de bedragen, genoemd in artikel 3.8, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2.

    De bijdrage is niet verschuldigd:

    • a.

      indien de cliënt of de echtgenoot van de cliënt een bijdrage als bedoeld in artikel 3.11 of 3.12 dan wel een bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd is;

    • b.

      indien de cliënt of zijn echtgenoot gedurende twee of meer nachten aaneengesloten in de bijdrageperiode in een instelling voor opvang verblijft;

    • c.

      indien het college, na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, van oordeel is dat de verschuldigdheid van de bijdrage kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige door de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • d.

      voor een rolstoel, dan wel sportrolstoel;

    • e.

      voor een cliënt die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, met uitzondering van een woningaanpassing.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de bijdragen in de kosten voor beschermd wonen of verblijf in een opvang. De bijdrage die een cliënt verschuldigd is voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen of verblijf in een opvang worden berekend conform Hoofdstuk 3, paragraaf 3 en 4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4.

    Op grond van artikel 16 lid 3 sub a van de Verordening wijst het college het Leger des Heils en Het Kopland, die verantwoordelijk zijn voor het bieden van maatschappelijke opvang en opvang wegens huiselijk geweld, aan als bevoegd tot het vaststellen en het innen van de bijdrage voor maatschappelijke opvang en opvang wegens huiselijk geweld. Het college draagt er zorg voor dat aan het CAK mededeling wordt gedaan van de bijdragen die door het Leger des Heils en Het Kopland zijn vastgesteld.

  • 5.

    De eigen bijdrage voor een zaak of hulpmiddel wordt berekend over de waarde van de zaak of hulpmiddel, vermeerderd met de kosten voor onderhoud en verzekering.

Artikel 4. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 2.

    De melding, bedoeld in het eerste lid, wordt digitaal middels het calamiteitenformulier aan de toezichthouder kenbaar gemaakt.

  • 3.

    De toezichthouder neemt contact op met de aanbieder die de melding heeft gedaan en registreert en beoordeelt de melding en bepaalt de vervolgstappen.

  • 4.

    Wanneer de calamiteit, bedoeld in het eerste lid, daadwerkelijk ernstig schadelijk bevonden wordt, treedt het werkproces van de toezichthouder in werking.

  • 5.

    De toezichthouder calamiteiten observeert, doet onderzoek naar de naleving van voor de gemeente van belang zijnde wet en regelgeving en adviseert het college.

  • 6.

    De toezichthouder voert het werk zodanig uit dat de hulpverleningsdiensten in hun werkzaamheden niet worden verstoord.

Artikel 5. Waardering mantelzorgers

1. De hoogte van de jaarlijkse blijk van waardering, in de vorm van een mantelzorgcompliment, voor mantelzorgers wordt jaarlijks door het college bepaald, uiterlijk op 1 april.

2. Indien het door het college voor het mantelzorgcompliment vastgestelde budget is overschreden, worden er voor het lopende kalenderjaar geen mantelzorgwaarderingen meer verstrekt.

Artikel 6. Tegemoetkoming meerkosten

  • 1.

    De tegemoetkoming voor:

    • a.

      een eigen auto of vervoer door derden bedraagt jaarlijks € 1.213,00;

    • b.

      rolstoeltaxikosten bedraagt jaarlijks € 4.680,03;

    • c.

      verhuiskosten bedraagt: € 2.800,44.

  • 2.

    Het college kan in individuele gevallen op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen een financiële tegemoetkoming verstrekken ter voorziening in de bijdrage als bedoeld in artikel 3.8, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, als:

    • a.

      de bijdrage aantoonbaar niet of niet voldoende kan worden voldaan uit het eigen inkomen of vermogen, en;

    • b.

      belanghebbende hierdoor afziet van de maatwerkvoorziening en inzet van de maatwerkvoorziening naar het oordeel van het college zonder uitstel beslist noodzakelijk is, en;

    • c.

      voor de bijdrage geen of onvoldoende aanspraak bestaat op minimaregelingen, dan wel dat deze onvoldoende passend is, en;

    • d.

      de bijdrage niet of niet voldoende kan worden gecompenseerd met de jaarlijkse uitkering op grond van de Regeling tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, en;

    • e.

      indien het minnelijk traject of de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) van toepassing is, correctie van de bijdrage bij de boedelafdracht niet of onvoldoende compensatie biedt.

  • 3.

    Regeling Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten:

    • a.

      De eenmalige forfaitaire uitkering aan iedereen die een inkomensafhankelijke bijdrage betaalt voor de Wmo aan het CAK wordt jaarlijks door het college bepaald, uiterlijk op 1 april.

Artikel 7. Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling bij bouwkundige aanpassingen

De woningeigenaar aan wiens woning een bouwkundige aanpassing wordt getroffen, dient direct na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van de bouwkundige aanpassing, maar uiterlijk 12 maanden na het toekennen van deze bouwkundige aanpassing, te melden dat de werkzaamheden gereed zijn.

Artikel 8. Het verwerven van grond

Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken voor het verwerven van extra grond ten behoeve van de aanbouw of de uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is.

Artikel 9. Hoogte van de bijdrage voor algemene voorzieningen

Vervallen.

Artikel 10. Kostprijsvergoeding vervoerspas maatwerkvoorziening collectief vervoer

Voor de vervoerspas, noodzakelijk voor de gebruikmaking van de maatwerkvoorziening collectief vervoer, wordt een vergoeding in rekening gebracht bij de pashouder, ter hoogte van de kostprijs.

Artikel 11. Anticumulatie

  • 1.

    Indien er sprake is van meerdere door een inwoner verschuldigde bijdragen, zowel voor maatwerk- als voor algemene voorzieningen, past het college de anticumulatieregeling toe (lid 2 van dit artikel).

  • 2.

    De inwoner die een of meerdere bijdragen verschuldigd is, betaalt niet meer dan de voor hem geldende maximale periodebijdrage. Dit betekent dat de betreffende inwoner, conform artikel 2.1.4 lid 2 sub a van de wet, in het geval dat de maximale periodebijdrage bereikt is, een korting van 100% krijgt op de bijdrage voor de algemene voorziening.

Artikel 12. Indexering

  • 1.

    De bedragen, genoemd in artikel 6, lid 1, worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

  • 2.

    De bedragen, genoemd in de tarievenbladen in de bijlage, met uitzondering van het bedrag genoemd in het tarievenblad schoonmaakondersteuning, kunnen jaarlijks worden gewijzigd aan de hand van de nominale index integratieuitkering Wmo.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2017.

    Toelichting

    Artikelsgewijze toelichting

    Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder toegelicht.

    Artikel 2.2.c t/m 2.2.s Pgb differentiatie

    Wat de pgb’s voor schoonmaakondersteuning, begeleiding individueel en groep, alsmede kortdurend verblijf betreft, geldt dat het college drie verschillende tarieven gehanteerd. Voor begeleiding groep geldt echter een uitzondering. Hier hanteert het college geen tarief voor uitvoering door personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers, omdat ondersteuning door personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers ten aanzien van begeleiding groep door het college niet mogelijk wordt geacht.

    De wetgever heeft ten aanzien van pgb’s een aantal uitgangspunten vastgesteld (artikel 2.3.6. Wmo 2015). Het pgb dient de cliënt in staat dient te stellen de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken. Daarnaast dient gewaarborgd te zijn dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt. Artikel 2.3.6, lid 4 Wmo 2015, geeft aan dat bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het tarief, de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

    Gecontracteerde zorgaanbieder of hiermee vergelijkbaar: maximaal 100%

    Het tarief voor het betrekken van dienstverlening van een door het college gecontracteerde zorgaanbieder, dan wel met een gecontracteerde zorgaanbieder vergelijkbare aanbieder is gebaseerd op 100% van het tarief zoals het college betaalt aan de gecontracteerde zorgaanbieder. Het pgb voor ondersteuning geleverd door een met een gecontracteerde zorgaanbieder vergelijkbare aanbieder dient dan ook vergelijkbaar te zijn met het tarief dat de gemeente voor deze gecontracteerde zorgaanbieder betaalt. Zo bepaalt ook artikel 15, lid 4 van de Verordening. Hieruit volgt dat het (uur)tarief voor professionele ondersteuning via een pgb, maximaal gelijk is aan het (uur)tarief van de gecontracteerde aanbieders van de vergelijkbare maatwerkvoorziening.

    Derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers: maximaal 75%

    Het tarief voor het betrekken van dienstverlening door derden, niet zijnde iemand uit het sociale netwerk of een mantelzorger, bedraagt 75% van het tarief zoals het college betaalt aan de door het college gecontracteerde zorgaanbieder. De memorie van toelichting spreekt over het bij verordening opnemen op welke wijze de hoogte van het pgb wordt vastgesteld. Op grond van de toelichting blijkt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners. Gemeenten kunnen bij het vaststellen van tarieven in de Verordening bijvoorbeeld onderscheid maken tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen (zoals werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s, etc). Op grond van artikel 2.3.6 van de wet is van belang dat het pgb de cliënt te allen tijde in staat stelt tot zelfredzaamheid of participatie. Het te bereiken doel dient gerealiseerd te kunnen worden.

    Sociale netwerk of mantelzorgers: maximaal 50%

    Het tarief voor het betrekken van dienstverlening door iemand uit het sociale netwerk dan wel een mantelzorger, bedraagt 50% van het tarief zoals het college betaalt aan de door het college gecontracteerde zorgaanbieder. Uit de memorie van toelichting blijkt dat de gemeente de ruimte heeft om te bepalen onder welke voorwaarden zij het mogelijk wil maken dat een pgb wordt gebruikt om mensen uit het sociale netwerk van de betrokkene financieel voor hun diensten te belonen. De regering heeft daarbij aangegeven dat de inzet van het sociale netwerk als zeer waardevol wordt geacht, maar dat het wenselijk is dat de beloning met een pgb daarvan beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en efficiëntere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.

    Maximaal mogelijke tarieven

    Bij de tariefsdifferentiatie is aangegeven dat het maxima betreft. De zorgaanbieder en derden dienen desgevraagd aannemelijk te maken dat alle kosten, waarop het tarief voor gecontracteerde aanbieder is gebaseerd, daadwerkelijk gemaakt worden. Indien bijvoorbeeld de huisvestingscomponent aantoonbaar lager is dan bij gecontracteerde aanbieders, zal het tarief lager kunnen worden vastgesteld.

    Artikel 2.2.w. Hoogte pgb voor woonvoorzieningen en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie

    Normbedragen liften 2017 volgens contract, exclusief BTW

Liften

Buitenbocht

Binnenbocht

Rechte trap

€ 1.923,11

Rechte trap met onder of boven bocht 90°

€ 2.640,39

€ 2.640,39

Rechte trap met 2 bochten 90°/90°

€ 3.049,82

€ 3.049,82

De bedragen, genoemd in de tabel hierboven, worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Artikel 2.2.x. Hoogte pgb voor de kosten van vloerbedekking en gordijnstof

De prijzen zoals vermeld in de Nibudprijzengids bedragen voor 2016-2017:

Vloerbedekking: € 38,50 per strekkende meter (1 bij 4 meter).

Gordijnen (prijzen voor overgordijnen, op basis van dubbele plooi, 100 cm bij 150 cm, maakloon per baan

van 140 cm en gordijnrail per meter, opgeteld: € 15,-- + € 8,25 + € 5,--): € 28,25.

Bij een losse woonunit en een aanbouw wordt tevens een bedrag voor de kosten van stoffering van die unit verstrekt. De bedragen die hiervoor verstrekt worden, zijn overeenkomstig de Nibud-bedragen voor vergoeding voor vloerbedekking en gordijnen na sanering van de woning (zie hierboven).

De bedragen, genoemd in deze toelichting, worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijzen zoals vermeld in de actuele Nibudprijzengids.

Artikel 3.1 t/m 3.7 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 16, eerste lid, onder b, artikel 16, tweede lid, onder b en artikel 16 lid 3 en 4 van de Verordening. De bedragen per vier weken en de inkomensbedragen worden op grond van artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd.

Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 3.8, lid 2 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 om de bijdrage anders vast te stellen dan artikel 3.8, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

De hoogte van de bijdragen voor beschermd wonen of verblijf in een opvang zijn geregeld in paragraaf 3 en 4 van Hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 3.8 Bijdrage voor onderhoud en verzekering maatwerkvoorzieningen

Het bedrag voor onderhoud en verzekering wordt bepaald aan de hand van het tarief dat van toepassing is op de zaak of hulpmiddel onder Full Service per maand in het Voorkeurspakket Emmen. Dit tarief per maand wordt omgerekend naar een totaalbedrag voor de duur van 7 jaar. De duur van 7 jaar is gebaseerd op de consensus tussen landelijke leveranciers van hulpmiddelen, wanneer het gaat om de afschrijftermijn.

Artikel 5. Waardering mantelzorgers

Dit bedrag moet gezien worden als een gift voor de mantelzorger. Mantelzorgers kunnen zelf invulling geven aan waar zij het voor willen gebruiken.

Artikel 6.1 Tegemoetkoming meerkosten

De tegemoetkoming meerkosten wordt op grond van hoofdstuk 3.5 van de Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Emmen 2016 op aanvraag verstrekt.

Er is geen directe relatie tussen de hoogte van de tegemoetkoming meerkosten en de kosten van het geval waarop de tegemoetkoming meerkosten betrekking heeft.

In dit artikel worden de bedragen genoemd die gelden indien de aanvrager geen gebruik kan maken van het beschikbare collectieve vervoer en daarom is aangewezen op individueel vervoer per rolstoeltaxi, per eigen auto, dan wel vervoer door derden.

De hoogte van de tegemoetkoming meerkosten voor de rolstoeltaxi is in 2007 bepaald door 2000 te verrijden kilometers per jaar (aanvaard door de Centrale Raad van Beroep) te vermenigvuldigen met het kilometertarief (regeling maximum tarief en bekendmaking tarieven taxivervoer –niveau 2007: basistarief € 6,64 + aantal km x € 1,91) en de uitkomst naar boven af te ronden tot een bedrag ad € 4.000,--. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd, hetgeen neerkomt op € 4.731,48 per jaar vanaf 1 januari 2017.

De hoogte van de tegemoetkoming meerkosten voor vervoer per eigen auto, dan wel vervoer door derden is voortgekomen uit de AAW. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd, hetgeen neerkomt op € 1.226,36 per jaar vanaf 1 januari 2017. De vergoeding voor een bruikleenauto per 1 januari 2017 bedraagt € 734,60.

Artikel 6.2 Tegemoetkoming meerkosten

De werking van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) is dat Wmo gebruikers met hogere inkomens een hogere eigen bijdrage betalen en dat inwoners zelf en vooraf bepalen of zij ondersteuning willen vanuit de gemeente of deze zelf willen kopen of (in)huren.

Gemeenten moeten in de aanloop naar dit besluit over ondersteuning –in het keukentafelgesprek– aandacht besteden aan de financiële situatie en mogelijkheden van de cliënt in kwestie. Hierbij is het van belang dat inzet van een maatwerkvoorziening mogelijk blijft. Artikel 6.2 ziet hierop. Het uitgangspunt is geen doelgroepen te benoemen maar in specifieke, individuele gevallen de ruimte te laten om maatwerk te leveren, daar waar cliënten financieel klem zitten.

Artikel 8. Het verwerven van grond

Het aantal m² per vertrek dat voor deze maatwerkvoorziening in aanmerking komt is gemaximeerd. Zie de onderstaande tabel.

a.

Aantal m² waarvoor ten hoogste een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt, aangegeven per

vertrek in een zelfstandige woning.

Soort vertrek

Maximaal aantal m² waarvoor een maatwerkvoorziening wordt verstrekt bij een aanbouw van een vertrek

Maximaal aantal m² waarvoor een maatwerkvoorziening wordt verstrekt bij een uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

Woonkamer

30

6

Keuken

10

4

Eenpersoons slaapkamer

10

4

Tweepersoons slaapkamer

18

4

Toiletruimte

2

-

Badkamer

- wastafelruimte

2

1

- doucheruimte

3

2

Entree/gang/hal

5

2

Berging

6

4

b.

Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20m².

Artikel 12. Indexering

Door uit te gaan van de prijsindex voor de gezinsconsumptie wordt aangesloten bij de index, genoemd in artikel 3.8 van Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Jaarlijks worden de in artikel 6 genoemde bedragen aangepast aan de prijsontwikkeling op basis van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens van het Centraal bureau voor de Statistiek (CBS). Het betreft de normbedragen voor de kosten voor het gebruik van een (rolstoel)taxi, of een eigen auto en de financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten. De indexeringspercentages worden door Schulinck en de VNG berekend aan de hand van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Er zijn echter verschillen tussen de indexeringspercentages die Schulinck berekent en de percentages zoals de VNG die (onder de WVG) berekende. Dat heeft te maken met het gebruik van verschillende berekeningsmethoden. Het CBS gebruikt zogenaamde voortschrijdende gemiddelden. Dit gemiddelde wordt per maand gepubliceerd. Het CBS publiceert haar jaargemiddelden op basis van de periode januari tot en met december. Om praktische redenen heeft de VNG er voor gekozen het jaar te laten lopen van december tot en met november. Dit doet Schulinck ook. De VNG gebruikt in de berekening van het indexpercentage slechts het voortschrijdend gemiddelde van de betreffende maanden december en november. In werkelijkheid moet het zogenaamde jaargemiddelde ('gemiddeld voortschrijdend gemiddelde') over de periode december tot en met november berekend worden. Dit moet vervolgens vergeleken worden met het jaargemiddelde van de voorafgaande periode december tot en met november. Uit die berekening volgt dan het correcte percentage. Het college houdt om die reden het indexpercentage van Schulinck aan.

Bijlage

In deze bijlage zijn de tarievenbladen schoonmaakondersteuning referentie persoonsgebonden budget, begeleiding referentie persoonsgebonden budget, beschermd wonen referentie persoonsgebonden budget en kortdurend verblijf referentie persoonsgebonden budget opgenomen. De bedragen, genoemd in de tarievenbladen hieronder, met uitzondering van het bedrag genoemd in het tarievenblad schoonmaakondersteuning, zijn in 2014 op basis van de NZa-tarieven door het college vastgesteld (ten behoeve van 2015) en kunnen jaarlijks worden gewijzigd aan de hand van de nominale index integratieuitkering Wmo.

SCHOONMAAKONDERSTEUNING 2017

Tarievenblad schoonmaakondersteuning

Schoonmaakondersteuning referentietarief per uur:

€ 21,05

BEGELEIDING 2017

Tarievenblad begeleiding 2017

Functie Eenheden per tarief

Uurtarief

Dagdeeltarief (= 4 uur)

Reguliere begeleiding

€ 44,20

€ 176,80

Gespecialiseerde begeleiding

€ 75,64

€ 302,56

Reguliere dagbesteding

€ 8,35

€ 33,42

Gespecialiseerde dagbesteding

€ 12,58

€ 50,30

Persoonlijke verzorging

€ 41,62

BESCHERMD WONEN 2017

Tarievenblad beschermd wonen nieuwe instroom 2017

Nieuwe instroom 2017 (tarief inclusief dagbesteding)

Dagvergoeding

€ 149,25

Dagvergoeding Plus

€ 223,33

Dagvergoeding Beschermd wonen thuis

€ 127,56

Dagvergoeding Beschermd wonen thuis Plus

€ 192,69

Tarievenblad beschermd wonen overgangsklanten 2017

ZZP Dagvergoeding (inclusief dagbesteding)

GGZ-C1

€ 91,03

GGZ-C2

€ 125,35

GGZ-C3

€ 139,72

GGZ-C4

€ 163,66

GGZ-C5

€ 175,83

GGZ-C6

€ 223,33

Tarievenblad beschermd wonen overgangsklanten 2017

Dagvergoeding (VPT incl.)

GGZ-C1

€ 77,14

GGZ-C2

€ 107,46

GGZ-C3

€ 118,98

GGZ-C4

€ 139,53

GGZ-C5

€ 150,24

GGZ-C6

€ 192,69

KORTDUREND VERBLIJF 2017

Tarievenblad kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf referentietarief per etmaal: € 101,--