Regeling vervallen per 31-12-2016

Financiële verordening gemeente Emmen 2012

Geldend van 03-10-2012 t/m 30-12-2016

Intitulé

Financiële verordening gemeente Emmen 2012

De raad van de gemeente Emmen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 mei 2012, nummer: 12/487;

gelet op het bepaalde in ;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Financiële Verordening Gemeente Emmen 2012

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Emmen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

b.

financiële administratie:

het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Emmen, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

1.

de financieel-economische positie;

2.

het financiële beheer;

3.

de uitvoering van de begroting;

4.

het afwikkelen van vorderingen en schulden;

5.

alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

c.

administratieve organisatie:

het geheel van maatregelen gericht op het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens, gericht op het verstrekken van informatie ten behoeve van de organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

d.

financieel beheer:

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Emmen.

e.

rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen.

f.

doelmatigheid:

het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

g.

doeltreffendheid:

de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

h.

interne controle:

het geheel van elkaar ondersteunende maatregelen door of namens en ten behoeve van de leiding van de organisatie, teneinde na te gaan of de organisatie functioneert zoals het bedoeld is.

Het interne controlesysteem wordt o.a. gevormd door:

-

functiescheidingen;

-

taak- en verantwoordelijkheden;

-

beveiligingsmaatregelen.

i.

verbijzonderde interne controle:

het opdragen van specifieke informatievoorziening/controle aan een interne controle afdeling of functionaris, buiten de primaire processen om, maar binnen de organisatie.

Deze vorm van controle richt zich op:

-

een adequate opzet/bestaan en werking van de getroffen interne controlemaatregelen;

-

specifieke controle/onderzoeken ten behoeve van het management

j.

programma

een programma (zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording) is een samenhangende verzameling van producten, activiteiten en geldmiddelen die gericht is op het bereiken van vooraf bepaalde maatschappelijke effecten, waaraan indicatoren worden gekoppeld.

k.

product

producten (zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording) zijn eenheden waarin de programma’s zijn onderverdeeld.

l.

paragraaf

een paragraaf (zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording) geeft een ‘dwarsdoorsnede’ van de begroting(en het jaarverslag), bezien vanuit een bepaald perspectief; het gaat met name om de beleidslijnen van het beheersproces waarbij sprake kan zijn van een grote financiële impact, een grote politieke betekenis of een aanzienlijk belang voor de realisatie van de beleidsprogramma’s; er zijn wettelijke en niet-wettelijke paragrafen.

Hoofdstuk 2. PLANNING EN CONTROL

Pargraaf 2.1. Kaderstellen

Artikel 2.

  • 1.

    Voorafgaande aan het boekjaar stelt het college een masterplanning vast waarin de planning van de gehele Planning & Control-cyclus van het boekjaar is opgenomen.

  • 2.

    De masterplanning wordt opgesteld in overleg met de Griffie.

Artikel 3. Kadernota

1.

Het college stelt voor 1 april van het lopende kalenderjaar de richtlijnen op voor het volgende begrotingsjaar.

2.

Het college biedt uiterlijk in mei van het lopende kalenderjaar een kadernota aan waarin de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren zijn weergegeven. In deze nota worden voor zover reeds beschikbaar de bevindingen meegenomen die voortkomen uit de eerste bestuursrapportage bedoeld in artikel 8 en de jaarstukken bedoeld in artikel 9.

3.

De kadernota benadert de uitkomsten van de nog op te stellen begroting zo nauwkeurig mogelijk; bij het opstellen van de begroting gelden de volgende regels:

-

in prinicpe wordt na de kadernota geen nieuw beleid meer opgevoerd;

-

in principe is er ten opzichte van de kadernota geen sprake van uitzetting van lasten;

-

na de kadernota zijn mutaties alleen nog mogelijk op een aantal in de richtlijnen specifiek te benoemen terreinen (oa. personele kosten, activa, algemene uitkering, kostentoerekening, groeiaccressen, investeringsplanning).

4.

De raad stelt deze nota uiterlijk in juni van het lopende kalenderjaar vast.

Artikel 4. Producten

  • 1.

    Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de programmaonderdelen.

  • 2.

    De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 5. Programmabegroting

1.

De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de begroting vast.

2.

De raad stelt op basis van de programmaindeling jaarlijks vast:

- de beleidsbegroting met de volgende onderdelen:

a. de programma’s met per programma

i.

de doelstellingen en de beoogde maatschappelijke effecten;

ii.

de wijze waarop ernaar gestreefd wordt de effecten te bereiken;

iii.

de raming van de baten en lasten;

iv.

de indicatoren;

b. het overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien;

c. de paragrafen;

- de financiële begroting met de volgende onderdelen:

a.

overzicht baten en lasten

b.

uiteenzetting financiële positie

c.

de investeringskredieten (inclusief een onderbouwing) voor het komende jaar.

3.

Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Paragraaf 2.2. Uitvoering

Artikel 6. Uitvoering begroting

1.

Het college stelt regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

2.

Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat de lasten en baten, door middel van toerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

3.

Het college draagt ten aanzien van het aspect begrotingsrechtmatigheid zorg voor dat:

a.

de lasten en baten van de producten niet dusdanig worden overschreden c.q. onderschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programmaonderdeel onder druk komt te staan;

b.

de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de programmabegroting niet worden overschreden;

c.

de investeringskredieten zoals geautoriseerd in de programmabegroting niet worden overschreden.

d.

onderschrijdingen op lasten van de programma’s en de investeringskredieten worden gerapporteerd aan het college die hiervan via de Berap melding doet aan de raad.

e.

bij collegebesluiten die betrekking hebben op uitvoering van beleid en die

-

een programmaoverstijgend karakter hebben

-

betrekking hebben op niet reeds bij de begroting vastgestelde stortingen/ onttrekkingen van middelen in/aan reserves

-

niet bij de begroting reeds vastgestelde investeringskredieten betreffen wordt de raad door middel van een maandelijkse verzamelbesluit begrotingswijzigingen toestemming gevraagd de budgetten en kredieten aan te passen.

f.

over dit onderdeel bij de jaarstukken verantwoording wordt afgelegd.

4.

Voor zover het de post onvoorzien incidenteel betreft wordt, in afwijking van lid 3b, de gemeenteraad achteraf via een brief per kwartaal geïinformeerd over de besteding van het budget onvoorzien incidenteel.

Paragraaf 2.3. Beheersing en Interne controle

Artikel 7. Beheersing

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. Deze toetsing wordt geïntegreerd in de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid in het kader van artikel 213a Gemeentewet. Daarnaast kunnen in het kader van de interim-controle van de accountant afspraken worden gemaakt over de interne toetsing.

  • 3.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering wordt ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 8. Interne controle

  • 1.

    Het college waarborgt interne controlemaatregelen en beoogt het voorkomen van onvolkomenheden, dan wel het tijdig ontdekken ervan zodat correctie mogelijk is voordat de onvolkomenheden hebben doorgewerkt. Het college neemt adequate maatregelen die ertoe leiden dat de geautomatiseerde gegevensvoorziening/verwerking is gewaarborgd.

  • 2.

    Het college kan de verbijzonderde interne controle opdragen aan een interne controle afdeling of functionaris, buiten de primaire processen om, maar binnen de organisatie.

Paragraaf 2.4. Rapportage en Verantwoording

Artikel 9. Tussentijdse rapportage en informatie

1.

Het college informeert de raad via Bestuursrapportages (BERAPS) op niveau van de programma’s over de realisatie van de programmabegroting.

2.

Het college stelt de opzet vast van de inrichting van de BERAPS.

3.

De rapportages gaan in op:

-

de afwijkingen van de baten en de lasten per programma > € 50.000;

-

de stand van zaken van de grote projecten (krediet > € 1.000.000);

-

de voortgang van de programma’s en de daarin opgenomen indicatoren/doelstellingen;

-

en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten.

Artikel 10. Actieve informatieplicht

  • 1.

    Als bedoeld in artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet informeert het college in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Dit voorzover het betreft privaatrechtelijke rechtshandelingen met mogelijk ingrijpende gevolgen voor de gemeente.

  • 2.

    2.Voor de invulling van het begrip mogelijke ingrijpende gevolgen stelt de raad nadere regels vast.

Artikel 11. Jaarstukken

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de producten naar de verantwoording van de programmaonderdelen.

  • 2.

    De jaarstukken omvatten in ieder geval een verantwoording over de onder artikel 2 lid 2 genoemde onderdelen; de jaarstukken zijn het spiegelbeeld van de begroting.

  • 3.

    De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Hoofdstuk 3. FINANCIЁLE POSITIE

Artikel 12. Financiële positie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat alle financiële effecten van het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota activabeleid aan. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2.

    De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      Soorten van activa;

    • b.

      Activeringsgrenzen;

    • c.

      Waarderingsmethodieken;

    • d.

      Afschrijvingssystematiek en afschrijvingstermijnen;

    • e.

      Wijze van omgaan met toerekening rente.

Artikel 14. Voorziening voor dubieuze debiteuren

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen betreffende activiteiten met een homogeen karakter zoals belastingvorderingen, huurvorderingen, rente en aflossing kredietbank wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van een percentage van de omzet (dynamische methode).

  • 2.

    Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden. Hoe ouder de vordering, hoe hoger de voorziening.

  • 3.

    Bij de jaarrekening wordt de omvang van de voorziening getoetst.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2.

    De nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming van, de toevoegingen aan en de besteding van reserves;

    • b.

      de vorming van, de toevoegingen aan en de besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;

    • d.

      een toetsing van de reserves en voorzieningen aan de uitgangspunten ten aanzien van de hoogte van de reserves en voorzieningen en het nut en de noodzaak van de reserves en voorzieningen, in relatie tot het benodigde weerstandsvermogen.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    De grondslag voor het bepalen van de heffingen en tarieven wordt gevormd door de geraamde kostprijs van de betreffende producten en diensten. Tenzij anders bepaald, dienen de tarieven en heffingen 100% kostendekkend te zijn, rekening houdend met de kosten die wettelijk mogen worden toegerekend. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3.

    De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld.

Artikel 17. Treasuryfunctie

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit het Treasurystatuut aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is ingediend.

  • 2.

    Het Treasurystatuut legt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vast in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het Treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording van de treasuryfunctie mogelijk.

Artikel 18. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor een juiste en volledige registratie van bezittingen.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch jaarlijks worden gecontroleerd (te weten: met name de registergoederen, de bedrijfsmiddelen, de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de (crediteuren-)schulden,).

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 4. NOTA’S EN PARAGRAFEN

Artikel 19. Lokale heffingen

Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota lokale heffingen aan ter

behandeling en vaststelling door de raad.

Deze nota behandelt in ieder geval:

-

de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

-

de kostendekkendheid van de rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet, alsmede voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

-

de druk van de lokale gemeentelijke belastingen en heffingen;

-

het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen, waarin tarieven van de gemeentelijke belastingen en heffingen zijn vastgelegd. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is ingediend.

Vóór het vaststellen van de hoogte van de tarieven van de gemeentelijke belastingen

en heffingen door de raad verstrekt het college aan de raad grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet, alsmede voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen in

ieder geval verslag van:

-

de geraamde inkomsten;

-

het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

-

een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

-

de druk van de lokale gemeentelijke belastingen en heffingen.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2.

    Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat ieder jaar in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting de beleidsmatige contouren en de concrete uitwerking daarvan zijn opgenomen. Het gaat daarbij om de kaders voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, wegen, kunstwerken en gemeentelijke gebouwen.

  • 2.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota rioleringsplan aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau alsmede de kwaliteit van het milieu in zoverre gerelateerd aan het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 3.

    In de jaarstukken doet het college verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, wegen, kunstwerken, riolering en gebouwen.

Artikel 22. Financiering

  • 1.

    Bij het uitoefenen van de financieringsfunctie handelt het college conform het Treasurystatuut.

  • 2.

    Bij de programmabegroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

    • a.

      de kasgeldlimiet;

    • b.

      de renterisiconorm;

    • c.

      de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

    • d.

      de rentevisie;

    • e.

      de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

    • f.

      de omvang en samenstelling van de beleggings- en leningenportefeuille.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

  • 1.

    In de bedrijfsvoeringparagraaf in de begroting wordt ingegaan op actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen. In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt speciale aandacht gegeven aan:

    • a.

      organisatie en besturing;

    • b.

      personeelsmanagement;

    • c.

      informatiemanagement;

    • d.

      financieel management.

  • 2.

    Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 24. Verbonden partijen

  • 1.

    Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 2.

    Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

  • 3.

    De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties, met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • 4.

    In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval weergegeven wat de ontwikkelingen zijn en wordt op de volgende onderelen ingegaan per verbonden partij: het bestuurlijk belang/de participatie, het financieel belang, de visie aangaande doelstellingen van de verbonden partij en de beleidsvoornemens.

Artikel 25. Grondbeleid

1.

Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

a.

de relatie met de programmaonderdelen van de begroting;

b.

de strategische visie van het grondbeleid van de gemeente;

c.

de systematiek rondom resultaatnemingen;

d.

de systematiek van de bepaling van het benodigde weerstandsvermogen in relatie tot de het risicoprofiel.

De raad stelt de nota vast binnen drie maanden nadat de nota is ingediend.

2.

In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies/winstverwachtingen, te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten, de verwerving van gronden, de uitgifte van gronden, het risicoprofiel in relatie tot de reserve grondexploitaties en de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

Artikel 26. Verstrekking subsidies

  • 1.

    1.Het college biedt op basis van de nieuwe actualiteit een nota verstrekking gemeentelijke subsidies aan. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies. De raad stelt de nota vast binnen drie maanden na aanbieding van de nota door het college.

  • 2.

    In een bijlage bij de begroting wordt een overzicht opgenomen van de door de gemeente begrote subsidies.

  • 3.

    3.In een bijlage bij de jaarrekening wordt een overzicht opgenomen van de door de gemeente werkelijk verstrekte subsidies.

Hoofdstuk 5. FINANCIЁLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE

Artikel 27. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

    • c.

      het tijdig, juist, volledig en toereikend verschaffen van informatie aan de budgethouders;

    • d.

      het streven naar rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde beleid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde beleid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 28. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het Rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt in een besluit vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke financiële organisatie;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    een kasinstructieregeling en een budgethoudersregeling.

Artikel 30. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt in een besluit vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels dienen te waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Hoofdstuk 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 31. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking per 3 oktober 2012.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de financiële verordening vastgesteld op 30 november 2006.

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Emmen 2012”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 27 september 2012,

de griffier,

de voorzitter,

H.D. Werkman

C. Bijl