Nadere regels inzake de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie 2018 Gemeente Emmen

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Nadere regels inzake de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie 2018 Gemeente Emmen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen,

Overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels vast te stellen ten aanzien van de wijze waarop de tegemoetkoming in de kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie worden vergoed,

Besluit:

Vast te stellen de volgende nadere regels inzake de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie 2018

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Doel SMI Regeling

De SMI regeling heeft twee doelen:

het tijdelijk ontlasten van ouders met een chronische ziekte of een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking.

Het ondersteunen van kinderen die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand oplopen of dreigen op te lopen en voor wie kinderopvang een tijdelijke oplossing kan zijn.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

de wet: De Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

het college: het college van burgemeester en wethouders van Emmen;

het adviesorgaan: de instelling/organisatie die op verzoek van het college advies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang;

voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze nadere regels waarop de belanghebbende aanspraak kan maken of een beroep kan doen voor de bekostiging van de noodzakelijke kinderopvang op basis van een sociaal of medische indicatie.

Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze nadere regels gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet

Hoofdstuk 2 Tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang

2.1. Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie

Artikel 3 Doelgroep

Deze nadere regels zijn van toepassing op ouder(s)/verzorger(s) en/of het kind, die volgens de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens woonachtig zijn in de gemeente Emmen; en:

die tot de categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke, psychische beperking en voor wie op advies van een adviesorgaan is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of

ten aanzien van wie door het adviesorgaan is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is, of

indien de noodzaak voor kinderopvang blijkt uit (andere) stukken van een huisarts en/of andere instellingen, dan is er geen aanvullend advies nodig van een adviesorgaan.

2.2. Aanvraag voor de tegemoetkoming

Artikel 4 Aanvraag

De aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie wordt ingediend bij het college.

De aanvraag tot vaststelling bevat in ieder geval de volgende gegevens:

Naam, adres, Burgerservicenummer, geboortedatum van de ouder(s)/verzorger(s);

Indien van toepassing: naam, Burgerservicenummer, geboortedatum van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

Naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten.

Het college stelt op aanvraag van de ouder(s)/verzorger(s) vast of hij of zijn partner een persoon is die onder de doelgroep genoemd in artikel 3 van deze nadere regels valt.

Alvorens te besluiten, kan het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang advies bij een adviesorgaan als bedoeld in artikel 2 lid 1 onder c van deze nadere regels opvragen.

Het college kan periodiek een herindicatie verrichten op personen als bedoeld in artikel 3 van deze nadere regels. De herindicatie vindt plaats overeenkomstig het vierde lid van artikel 4.

Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming

Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier

Indien de ouder(s)/verzorger(s) een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 5 Aanspraak op een tegemoetkoming

Een ouder/verzorger heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie indien:

het college op grond van het bepaalde in het advies kan vaststellen in welke mate deze ouder/verzorger in aanmerking hoort te komen voor een tegemoetkoming in deze kosten vanwege een gebleken noodzaak op grond van een sociaal medische indicatie.

Het advies bevat de volgende elementen:

aantal noodzakelijk uren (per dag en verwachte duur)

medische/psychische situatie van ouder en/of kind

informatie van betrokken/doorverwijzende instanties/instellingen

de kinderopvang vindt plaats in een in het Landelijk Register Kinderopvang opgenomen kindercentrum of gastouderopvang.

Artikel 6 Weigeringsgronden

1. Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zijnde

de reguliere voorzieningen als het kinderdagverblijf, de voor- en naschoolse opvang en de gastouderopvang

peuteropvang en voorschoolse educatie voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand oplopen of dreigen op te lopen.

de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De Wet Maatschappelijke Ondersteuning

2. Het college weigert de noodzaak van de kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie vast te stellen indien;

De ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen.

2.3. Verlening van de tegemoetkoming

Artikel 7 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college

stelt de ouder(s)/verzorger(s) hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming in ontvangst is genomen.

Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 9 Hoogte en duur van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van maximaal 6 maanden en kan daarna op basis van een herindicatie worden verlengd met maximaal 6 maanden

De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van het inkomen van de aanvrager en wordt bepaald overeenkomstig de systematiek die de belastingdienst hanteert bij het verlenen van tegemoetkoming bij of krachtens de wet

In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 10 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie bevat in ieder geval:

de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

de naam en het adres van het kindercentrum of gastouderopvang waar de kinderopvang plaatsvindt

de geldigheidsduur van de indicatie

de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

de verplichtingen van de ouder

Artikel 11 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

2.4. Vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 12 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van de kinderopvang in deze periode.

Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 13 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van betaalde voorschotten.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de ouder(s)/Verzorger(s)

Artikel 14 Inlichtingenplicht

De ouder(s)/verzorger(s) of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

De ouder(s)/verzorger(s) of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 15 Slotbepalingen

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018

Deze regeling kan worden aangehaald als “nadere regels inzake tegemoetkoming kinderopvang sociaal medische indicatie 2018”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, gehouden op 6 februari 2018,

De gemeentesecretaris, De burgemeester,

I.A.A. Oostmeijer-Oosting H.F. van Oosterhout

Toelichting

Algemeen

De ouders kunnen voor kinderopvang gebruik maken van de reguliere kinderopvangtoeslag. De kinderopvang valt onder de huidige wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Er zijn gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociaal-medische redenen, geen of beperkt recht hebben op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld als één van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale of gezondheidsredenen tijdelijk niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Voor deze gezinssituatie is de Regeling Kinderopvang op basis van een Sociaal Medische Indicatie (SMI). Het doel van deze regeling is dat kinderen ondersteund worden, die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand dreigen op te lopen. De SMI regeling biedt ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijk oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken en toe te kunnen werken naar een structurele oplossing voor de gezinssituatie. De gemeenten hebben de volledige beleidsvrijheid gekregen van de Rijksoverheid om invulling te geven aan de SMI regeling. De gemeenten worden in staat gesteld om maatwerk toe te kunnen passen. Vooralsnog is het blijven bieden van maatwerk de reden om de SMI regeling niet in een wet te verankeren.

Subsidie

De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat titel 4.2. van de Awb, die regels stelt over subsidies, van toepassing is op verlening en vaststelling van de tegemoetkomingen. De bepalingen uit deze titel zijn dan ook niet opgenomen in deze nadere regels. Bij de verstrekking van de tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang door gemeenten zijn dus drie regelingen van toepassing:

1. Nadere regels inzake de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie

2. de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

3. de subsidieregels in titel 4.2. van de Awb, waarin onder meer de regels voor de subsidieverlening, de verplichtingen voor de subsidieontvanger, de subsidievaststelling en de mogelijkheid om de subsidie in te trekken of te wijzigen zijn vastgelegd.

De sociaal medische indicatie

Een ouder(s)/verzorger(s) kan een vergoeding voor de kosten van kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie ontvangen als vast staat dat het om sociaal en/of medische redenen noodzakelijk is dat (en in welke mate) gebruik wordt of gaat worden gemaakt van kinderopvang. De sociaal medische redenen kunnen zowel bij de ouder(s)/verzorger(s) als bij het kind aanwezig zijn.

Adviesorgaan

Voor het vaststellen van de noodzakelijkheid van de kinderopvang op grond van sociaal-medische redenen, de indicatie, kan advies worden gevraagd van een adviesorgaan.

Aanvraag en verlening tegemoetkoming

Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie is vastgesteld kan de aanvraag verder in behandeling worden genomen.

Hoogte en duur van de tegemoetkoming

De duur van de tegemoetkoming wordt maximaal op 6 maanden gesteld. Daarna kan middels een herindicatie een aanvraag worden ingediend en worden verlengd met maximaal 6 maanden. In dat geval kan weer een medisch advies worden opgevraagd om de noodzaak van de opvang te kunnen bepalen. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s) om tijdig een nieuwe aanvraag in te dienen in verband met het al dan niet opvragen van een nieuw medisch advies.

Verder wordt een maximale uurprijsvergoeding gehanteerd voor de kinderopvang. Deze uurprijsvergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de belastingdienst.

Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappen

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat het op het moment dat de beschikking wordt afgegeven nog niet zeker is dat de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare afspraak. De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming.

In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan de gemeente onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1Doel SMI

De tegemoetkoming kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie heeft twee doelen. Ouder(s) met een chronische ziekte of een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking tijdelijk te ontlasten en het ondersteunen van kinderen die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand oplopen of dreigen op te lopen en voor wie kinderopvang een tijdelijke oplossing kan zijn.

Artikel 2Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn ook van toepassing op deze nadere regels. Alleen de in dit artikel niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

Artikel 3Doelgroep

Met dit artikel is bepaald dat alleen tot de doelgroepen behoort de ouder(s)/verzorger(s) en/of het kind die volgens de GBA woonachtig zijn in de gemeente Emmen en aan de in artikel 3 genoemde criteria voldoen. De reikwijdte van de nadere regels is daarmee ook afgebakend. Indien de aanvragen niet tot de doelgroep behoord, wordt de subsidie geweigerd.

Artikel 4Aanvraag

Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie moet worden ingediend bij het college. De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb). In de procedure gaat de aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie vooraf aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar in de praktijk zullen de aanvragen vaak gelijktijdig worden ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen.

Wel moet de juiste volgorde in acht worden genomen: eerst het besluit over de aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie en vervolgens het besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming.

Artikel 5Aanspraak op een tegemoetkoming

In dit artikel is geregeld wanneer een ouder/verzorger aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie. Hiervoor moet het college op grond van het bepaalde in het advies kunnen vaststellen in welke mate deze ouder/verzorger in aanmerking hoort te komen voor een tegemoetkoming in deze kosten vanwege een gebleken noodzaak op grond van een sociaal medische indicatie. In het advies in ieder geval opgenomen het aantal noodzakelijk uren (per dag en verwachte duur), de medische psychische situatie van ouder en/of kind en de informatie van betrokken/doorverwijzende instanties/instellingen. De kinderopvang moet plaatsvinden in een in het Landelijk Register Kinderopvang opgenomen kindercentrum of gastouderopvang.

Artikel 6Weigeringsgronden

Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening, weigert het college de tegemoetkoming. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; zijnde

- de reguliere voorzieningen als het kinderdagverblijf, de voor- en naschoolse opvang en de gastouderopvang

- peuteropvang en voorschoolse educatie voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand oplopen of dreigen op te lopen.

- de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

De Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

Ad a: De Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Indien de (vergoeding van de) opvang vanuit de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen kan worden ingezet, gaat dit boven de SMI-regeling. Hiervoor gelden andere criteria en spelregels. Mensen die een traject of uitkering hebben bij de gemeente of het UWV WERKbedrijf kunnen zich beroepen op een vergoeding vanuit de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het gaat hierbij om de reguliere voorzieningen als het kinderdagverblijf, de voor- en naschoolse opvang en de gastouderopvang.

Daarnaast gaat het hierbij de peuteropvang en voorschoolse educatie voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar, die als gevolg van de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand oplopen of dreigen op te lopen.

Ad b. de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)

Indien een beroep op de AWBZ wil slagen, dan moet sprake zijn van een aandoening/handicap die valt binnen 1 (of meerdere) van de volgende grondslagen:

Somatische aandoening/beperking

Psychogeriatrische aandoening/beperking

Lichamelijke handicap

Verstandelijke handicap

Zintuiglijke handicap

Psychiatrische aandoening

AWBZ-zorg wordt aangevraagd bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Verder kan voor zorg/opvang een beroep gedaan worden op bijvoorbeeld Jeugdzorg (jongeren met een psychiatrische problematiek). Andere opvang/zorgvormen zijn te verkrijgen middels een PGB (zorg in natura zoals revalidatie en therapieën), bij een medisch kinderdagverblijf, kinderopvang plus of peuterspeelzaal.

De eigen bijdrage die ouder(s)/verzorger(s) dienen te betalen bij de peuterspeelzaal komt niet voor vergoeding in aanmerking op basis van de gemeentelijke tegemoetkoming op grond van sociaal medische gronden.

Ad c.Wet Maatschappelijke Opvang (WMO)

Mensen met lichte beperkingen die gezinsondersteuning/gespecialiseerde gezinsverzorging nodig hebben vallen qua financiering onder de WMO. Dit geldt ook voor mensen met psychosociale klachten. Gespecialiseerde gezinsverzorging kan een voorliggende voorziening zijn indien de indicatie gebaseerd is op basis van de situatie van de ouder.

Artikel 7 Het besluit tot het verlenen van de tegemoetkoming

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang.

Artikel 8Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn twee ingangsdata mogelijk:

De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen (eerste lid). In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient reeds kinderopvang hebben.

De datum waarop de kinderopvang van start gaat. Het tweede lid bepaalt dat er alleen een tegemoetkoming wordt verleend als er kinderopvang plaatsvindt.

Dit artikel bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:

schriftelijk moet worden ingediend;

moet zijn ondertekend;

de naam en het adres van aanvrager dient te bevatten;

een aanduiding moet geven van de beschikking die wordt gevraagd.

De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.

Artikel 9Hoogte en duur van de tegemoetkoming

De duur van de tegemoetkoming wordt maximaal op 6 maanden gesteld. Daarna kan middels een herindicatie een aanvraag worden ingediend en worden verlengd met maximaal 6 maanden. In dat geval kan weer een medisch advies worden opgevraagd om de noodzaak van de opvang te kunnen bepalen.

Het is de verantwoordelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s) om tijdig een nieuwe aanvraag in te dienen in verband met het al dan niet opvragen van een nieuw medisch advies. Verder wordt een maximale uurprijsvergoeding gehanteerd voor de kinderopvang. Deze uurprijsvergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de belastingdienst.

Artikel 10Inhoud van de beschikking

Onderdeel e bepaalt dat in de beschikking wordt aangeven hoe het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgesteld. In de beschikking moet onder andere de wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming worden vermeld (onderdeel f). Artikel 11 bepaalt dat de uitbetaling plaatsvindt in de vorm van maandelijkse voorschotten. Onderdeel g schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:

de verplichting om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode;

de informatieplicht die is opgenomen in artikel 14 van deze nadere regels.

Artikel 11De bevoorschotting van de tegemoetkoming

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele tegemoetkomingsjaar betreft).

De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderopvang, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderopvang te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderopvang, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming.

Artikel 12Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen.

De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het college in te dienen. De ouders zijn wel verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, dient het overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december bij het college te worden ingediend. Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau wordt opgesteld of een verzameling van maandoverzichten. Het college heeft vervolgens acht weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen.

In deze periode kan de gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderopvang op te vragen.

In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.

Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:

de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; of

de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: ‘Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen’.

Artikel 13Verrekening met de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen op grond van artikel 4.57 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 14 Inlichtingenplicht

In dit artikel is de inlichtingenplicht van de ouder(s) / verzorger(s) opgenomen. Zij moeten informatie verstrekken die van belang kan zijn op de hoogte van de tegemoetkoming en de aanspraak op de tegemoetkoming.

Wanneer het betreffende kind geen gebruik maakt van de kinderopvang is er sprake van schending van de inlichtingenplicht.

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen op grond van artikel 4.57 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffende ouder op te leggen. Dit is mogelijk op grond van artikel 1:72 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen Peuterspeelzalen.

Artikel 15Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.