Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregels Participatiewet 2018

Geldend van 10-09-2018 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregels Participatiewet 2018

Collegebesluit

Het college van de gemeente Emmen;

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels;

Beleidsregels Participatiewet 2018

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN BEGRIPSBEPALING

INLEIDING

In de Participatiewet wordt gestreefd naar een uitvoering die is toegesneden op de individuele omstandigheden van de belanghebbende. Dit individualiseringsbeginsel biedt de mogelijkheid de marges optimaal te benutten en zodoende maatwerk te leveren.

In deze beleidsregels wordt nadere invulling gegeven aan de Participatiewet, de verordeningen en de beleidsplannen. Voortschrijdende wetgeving, jurisprudentie of een andere stellingname in het gemeentelijk beleid kunnen aanleiding zijn om de beleidsregels aan te passen.

BEGRIPSBEPALINGEN

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

de wet: Participatiewet

het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen

domicilie: wettelijke woonplaats

domiciliebeginsel: de gemeente waar de belanghebbende zijn “woonstede” heeft is gehouden de bijstand te verlenen. Dit begrip komt uit het Burgerlijk Wetboek en brengt onder andere tot uitdrukking dat het moet gaan om een bestendig en vooropgezet verblijf in de gemeente. Het moet gaan om meer dan enkel vertoeven in de gemeente.

beschermingsbewind: beschermingsbewind is voor mensen die hun financiële zaken niet zelf kunnen regelen. De beschermingsbewindvoerder beheert het geld en de goederen van de betrokkene.

curatele: curatele is voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen en voor wie beschermingsbewind en/of mentorschap niet volstaat. Een curator beslist over geld, verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding van de betrokkene. Een belanghebbende die onder curatele staat is handelingsonbekwaam.

mentorschap: mentorschap is voor mensen die hun persoonlijke zaken niet meer zelf kunnen regelen. De mentor beslist over de verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding van de betrokkene.

Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen

doelgroep tegenprestatie: de belanghebbende van achtien jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die een uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

vrijwilligerswerk: vrijwilligerswerk is onbetaald werk met een maatschappelijk of liefdadig doel, zonder commerciële belangen.

mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

woonkosten: de kosten van huur of hypotheek.

woonlasten: de kosten van wonen. De huur of hypotheek, maar ook de kosten van energie en water en dergelijke.

HOOFDSTUK 2: ARBEIDSVERPLICHTINGEN/UITSTROOMBEVORDERING

PARTICIPATIE VERGOEDINGEN

Op grond van de Re-integratieverordening kunnen een aantal kosten uit het werkdeel vergoed worden. Uitgangspunt bij alle vergoedingen die in het kader van een re-integratietraject worden vergoed, is dat het re-integratietraject ten dienste van de arbeidsinschakeling staat.

VERGOEDING OPENBAAR VERVOER

1. Er wordt een vergoeding verstrekt voor de kosten van openbaar vervoer bij een re-integratietraject en bij parttime werk wanneer voldaan wordt aan de volgende criteria:

de werkgever betaalt geen reiskosten;

de enkele reisafstand woon – werkverkeer bedraagt meer dan tien kilometer en wordt vastgesteld aan de hand van de site www.anwb.nl, op basis van de kortste route;

wanneer de belanghebbende op grond van medische beperkingen niet in staat is om te fietsen, wordt ook voor een afstand woon – werkverkeer dat minder dan tien kilometer bedraagt een vergoeding verstrekt;

in de situatie waarin openbaar vervoer wel mogelijk is en de belanghebbende zelf voor de auto kiest, wordt een vergoeding op basis van het openbaar vervoer verstrekt, tenzij vergoeding op basis van eigen vervoer goedkoper blijkt te zijn.

2. De vergoeding wordt verstrekt op declaratiebasis en vastgesteld op basis van de gemaakte kosten.

KILOMETERVERGOEDING

Er wordt een kilometervergoeding verstrekt in het kader van een re-integratietraject, wanneer voldaan wordt aan de volgende criteria:

het is niet mogelijk om met het openbaar vervoer te reizen. Hiervan is sprake in een van de volgende situaties:

De locatie is niet bereikbaar met openbaar vervoer. Dit wordt vastgesteld met behulp van de site www.9292ov.nl;

de loopafstand tussen halte en bestemming bedraagt meer dan één kilometer.

er is sprake van lichamelijk of psychische problemen die het gebruik van het openbaar vervoer uitsluiten. De medische noodzakelijkheid moet worden aangetoond middels een extern advies.

de enkele reistijd woon – werkverkeer bedraagt meer dan anderhalf uur.

de enkele reisafstand woon – werkverkeer bedraagt meer dan tien kilometer en wordt vastgesteld aan de hand van de site www.anwb.nl op basis van de kortste afstand;

wanneer de belanghebbende op grond van medische beperkingen niet kan fietsen, wordt ook een kilometervergoeding verstrekt voor de afstand woon – werkverkeer die minder dan tien kilometer bedraagt.

De vergoeding bedraagt de brandstofkostenvergoeding volgens de site van de ANWB. Wanneer het re-integratietraject bestaat uit een inburgeringscursus, dan wordt uitgegaan van de werkelijke reiskosten met een maximum vergoeding van € 10,00 per dag.

TWEEDEHANDS FIETS

  • 1.

    Als de belanghebbende niet over een fiets beschikt, kan er een vergoeding voor een tweedehands fiets verstrekt worden wanneer de fiets noodzakelijk is in het kader van een re-integratie traject of een baan.

  • 2.

    De kosten voor onderhoud van de fiets komen voor rekening van de belanghebbende, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 3.

    Bij diefstal moet het aangiftebewijs en twee fietssleutels worden ingeleverd. Wanneer er aan deze voorwaarden is voldaan kan er een andere fiets worden vergoed.

  • 4.

    De vergoeding op basis van de goedkoopste passende voorziening bedraagt maximaal € 200,00 voor een fiets.

  • 5.

    Er wordt een vergoeding voor een fietsstoeltje verstrekt wanneer de noodzakelijkheid is aangetoond. De vergoeding voor een fietsstoeltje bedraagt maximaal € 50,00.

De vergoeding van regenkleding bedraagt maximaal € 25,00.

TWEEDEHANDS SCOOTER/ELEKTRISCHE FIETS (E-BIKE)

Als de belanghebbende niet over een auto beschikt, kan er een vergoeding voor een tweedehands scooter/e-bike verstrekt worden wanneer de scooter/e-bike noodzakelijk is in het kader van een re-integratietraject of een baan.

De vergoeding voor een tweedehands scooter/e-bike wordt verstrekt als het reizen met het openbaar vervoer of de fiets niet passend is.

De onderhoudskosten van de scooter/e-bike komen voor rekening van de belanghebbende, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.

De vergoeding voor een scooter/e-bike bedraagt maximaal € 750,00 en wordt rechtstreeks betaald aan de leverancier.

Bij de scooter/e-bike wordt standaard een slot geleverd van maximaal € 40,00.

De vergoeding van regenkleding bedraagt maximaal € 25,00.

De vergoeding van een helm bedraagt maximaal € 100,00.

De maandelijkse verzekeringspremie van de scooter wordt voor de duur van een jaar vergoed, gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

COMPUTER

Als de belanghebbende niet in het bezit is van een computer + toebehoren kan hiervoor een vergoeding verstrekt worden wanneer de computer inclusief toebehoren noodzakelijk is in het kader van een re-integratietraject.

Er wordt maximaal € 350,00 verstrekt voor de computer inclusief toebehoren.

WERKKLEDING/SCHOENEN

  • a.

    De kosten van werkschoenen en werkkleding worden door de gemeente vergoedt, tenzij deze op een andere wijze worden vergoedt (b.v. door de werkgever).

  • b.

    De vergoeding voor werkschoenen bedraagt maximaal € 75,00.

  • c.

    De vergoeding voor werkkleding (overall) bedraagt maximaal € 50,00.

REPRESENTATIEVE KLEDING

  • 1.

    De kosten van representatieve kleding worden door de gemeente vergoed wanneer de belanghebbende representatieve kleding nodig heeft voor een baan of in het kader van een re-integratie traject die ten dienste van arbeidsinschakeling staat.

  • 2.

    De vergoeding van representatieve kleding bedraagt maximaal € 150,00.

AUTO

  • 1.

    Er kan alleen een vergoeding voor een auto verstrekt worden als:

    • a.

      de belanghebbende aan het werk kan (moet blijken uit een arbeidsovereenkomst);

    • b.

      de belanghebbende niet over een auto beschikt;

    • c.

      vervoer op een andere manier niet mogelijk is.

  • 2.

    De vergoeding voor een auto gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening en bedraagt maximaal € 1.000,00.

  • 3.

    De maandelijkse verzekeringspremie en de motorrijtuigenbelasting worden op basis van de goedkoopst passende voorziening gedurende maximaal een jaar vergoed.

RIJBEWIJS

  • 1.

    Er wordt alleen een vergoeding voor de kosten van een rijbewijs verstrekt, wanneer er wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      Het rijbewijs is nodig in kader van een re-integratietraject dat ten dienste van arbeidsinschakeling staat en er is sprake van een baangarantie;

    • b.

      Er is sprake van een uitzonderingssituatie, waardoor de belanghebbende het rijbewijs niet zelf kan bekostigen of hiervoor heeft kunnen reserveren.

  • 2.

    De vergoeding voor de kosten van een rijbewijs wordt verstrekt op basis van de goedkoopst passende voorziening tot maximaal € 1.500,00.

VERHUIZING

  • 1.

    Er wordt een verhuiskostenvergoeding voor de huur van een busje inclusief kilometervergoeding verstrekt, wanneer er wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      Er is sprake van een baan in loondienst in een andere regio;

    • b.

      De afstand woon-werk bedraagt drie uur heen en terug, waardoor het voor de baan noodzakelijk is om te verhuizen;

    • c.

      De belanghebbende heeft niet voor de kosten kunnen reserveren.

  • 2.

    Er wordt een vergoeding verstrekt op basis van de goedkoopst passende voorziening tot maximaal € 250,00.

RE-INTEGRATIEVERGOEDING

Kinderopvang

Als een belanghebbende alleenstaande ouder is en kinderopvang nodig heeft gedurende een kortdurend diagnosetraject bij het TDC (maximaal twee weken en zestien dagdelen), dan kan hij eerst gebruik maken van een kinderopvanginstelling voor de opvang van de kinderen, zonder toeslagaanvraag bij de Belastingdienst.

Gaat de alleenstaande ouder na de diagnosefase aansluitend een vervolgtraject volgen, aan het werk of een tegenprestatie leveren en blijven de kinderen bij dezelfde kinderopvang? Dan kan met terugwerkende kracht door de ouder een reguliere toeslagaanvraag worden gedaan bij de Belastingdienst en een tegemoetkoming voor de eigen bijdrage bij de gemeente worden ingediend (dit is afhankelijk van het feit of de betreffende ouder tot de doelgroep van de gemeente behoort).

Komt er geen vervolgtraject? Dan kan de kinderopvanginstelling de factuur over de periode van maximaal twee weken volledig in rekening brengen bij de gemeente Emmen. Een toeslagaanvraag bij de Belastingdienst blijft dan achterwege.

Overige kosten

In individuele gevallen blijft de mogelijkheid bestaan om bepaalde kosten te vergoeden, zodat eventuele belemmeringen richting de arbeidsmarkt kunnen worden weggenomen.

REGELING ONTPLOOIING EN ONTWIKKELING

Doel van de regeling

De gemeente Emmen vindt het belangrijk dat de belanghebbende de mogelijkheid krijgt om zich te ontwikkelen. Daarom kan de belanghebbende een beroep doen op de regeling ontplooiing en ontwikkeling. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om via deze regeling een cursus of training te volgen. De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 1.000,00. Het al dan niet voortzetten van de regeling na 1 januari 2019 wordt meegenomen in de doorontwikkeling van het armoedebeleid.

De doelgroep

Belanghebbenden die een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet, Ioaw of Ioaz. Het gaat hierbij om uitkeringsgerechtigden die een tegenprestatie (moeten) uitvoeren en die ouder zijn dan 18 jaar.

De voorwaarden

Om aanspraak te kunnen maken op de regeling hoeft niet direct zicht te zijn op betaald werk. Het gaat er om dat het ontwikkelperspectief op maatschappelijke participatie wordt vergroot.

De wens om een cursus of training te volgen ligt bij de belanghebbende. Het initiatief voor het volgen van de cursus of training kan bij de belanghebbende of bij de medewerker Tegenprestatie liggen.

De belanghebbende moet zelf of samen met de medewerker Tegenprestatie aan kunnen geven waarom hij deze cursus of training wil volgen en wat deze cursus of training bijdraagt aan zijn persoonlijke ontwikkeling en zijn kansen op tot maatschappelijke participatie.

Belanghebbende kan ervoor kiezen om deel te nemen aan de cursussen en trainingen die door de gemeenten worden aangeboden of kan zelf een aanvraag indienen.

Op basis van de afweging van de medewerker Tegenprestatie wordt bepaald of de aangevraagde cursus of training in aanmerking komt voor de regeling ontplooiing en ontwikkeling.

De belanghebbende kan voor de cursus of training geen aanspraak maken op een vergoeding uit het W-deel of uit een andere voorziening.

De cursus of training mag niet langer duren dan één jaar.

Er kan maximaal eenmaal per jaar aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming uit deze regeling.

Terugvordering

De tegemoetkoming wordt teruggevorderd:

  • wanneer blijkt dat de tegemoetkoming niet wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt;

  • als blijkt dat de tegemoetkoming op grond van onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt.

PLAATSINGSSUBSIDIE

In de Re-integratieverordening gemeente Emmen 2015 is opgenomen dat werkgever een plaatsingssubsidie kan aanvragen wanneer hij een belanghebbende vanuit de doelgroep als genoemd in artikel 1 van de re-integratieverordening in dienst neemt.

Benodigde gegevens

De werkgever dient de plaatsingssubsidie binnen drie maanden na ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst aan te vragen.

De werkgever verstrekt bij de aanvraag de volgende gegevens:

  • naam, adres en woonplaats en BSN van de werknemer;

  • kopie van de arbeidsovereenkomst waaruit aard, de duur en de omvang van het dienstverband blijken;

  • desgevraagd overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten op de subsidieaanvraag.

Voorwaarden

De persoon voor wie de werkgever een plaatsingssubsidie aanvraagt moet aan minimaal één van de onderstaande voorwaarden voldoen:

  • heeft minimaal een jaar aaneengesloten een werkloosheidsuitkering (WW, Participatiewet, Ioaw of Ioaz) gehad direct voorafgaand aan de indiensttreding bij de werkgever die de subsidie aanvraagt;

  • is alleenstaande ouder met minimaal één kind jonger dan twaalf jaar;

  • is 50 jaar of ouder;

  • beschikt niet over een startkwalificatie.

Hoogte plaatsingssubsidie

De plaatsingssubsidie bedraagt:

  • Eenmalig maximaal € 5.000,00 bij een contract voor minimaal een jaar waardoor de werknemer een inkomen boven bijstandsniveau heeft.

  • Eenmalig maximaal € 2.000,00 bij een contract voor minimaal een half jaar, maar korter dan een jaar waardoor de werknemer een inkomen boven de bijstandsnorm heeft.

  • Eenmalig maximaal € 2.500,00 per werknemer die voldoet aan de beschrijvingen artikel 3 lid 1b, bij een contract van minimaal een jaar voor achttien uur of meer per week.

  • Eenmalig maximaal € 1.000,00 per werknemer die voldoet aan de beschrijving in artikel 3 lid 1b bij een contract van minimaal een halfjaar voor achttien uur of meer per week.

Weigeringsgronden

De subsidie wordt geweigerd als de werkgever niet de gevraagde gegevens inlevert of wanneer niet aan de voorwaarden wordt voldaan.

Terugvordering

De subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd als:

  • De subsidie is verleend op grond van door de werkgever verstrekte onvolledige of onjuiste informatie.

  • Het arbeidscontract achteraf minder dan respectievelijk twaalf of zes maanden blijkt te duren en dat geheel of gedeeltelijk aan de werkgever toe te rekenen is.

  • De subsidie aan een werknemer die voldoet aan de beschrijving in artikel 3 lid 1b en het contract achteraf minder dan achttien uur per week blijkt te zijn en dat geheel of gedeeltelijk aan de werkgever toe te rekenen is.

In dringende gevallen kan geheel of gedeeltelijk worden afgezien van terugvordering.

AANVULLING PLAATSINGSSUBSIDIE INZAKE UITZENDARBEID

Inleiding

Het komt vaak voor dat een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt via een uitzendconstructie wordt aangenomen. Ook kunnen veel belanghebbende uit de doelgroep van deze beleidsregel met een zekere regelmaat (maar niet altijd aaneengesloten) kortdurend worden ingezet door uitzendbureaus.

Met dit artikel wordt bevorderd dat belanghebbenden die vooralsnog zijn aangewezen op uitzendwerk gedurende een langere periode (van tenminste 6 maanden) continue werk hebben. Dat is goed voor hun positie op de arbeidsmarkt. Het belang van de gemeente is dat deze belanghebbenden in dat geval geen beroep meer hoeven te doen op de gemeentelijke uitkering.

Voorwaarden

  • 1.

    De plaatsingssubsidie kan worden toegekend voor uitzendkrachten onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De subsidieaanvraag wordt ingediend voordat de uitzendarbeid is begonnen. De aanvraag wordt gedaan door middel van het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

    • b.

      Er is sprake van een aaneengesloten periode van zes maanden. In die periode maakt de werknemer waarvoor de subsidie wordt gevraagd geen gebruik van een door de gemeente verstrekte uitkering.

    • c.

      De onder artikel 3 genoemde voorwaarden zijn ook van kracht.

  • 2.

    De subsidie bedraagt € 1,00 per gewerkt uur met een maximum van € 2.000,00. Deze bedragen zijn inclusief BTW.

  • 3.

    De subsidie kan één keer worden verlengd onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      Deze tweede periode sluit naadloos aan op de eerste periode waarover de subsidie is verleend;

    • b.

      De aanvraag voor verlenging wordt ingediend voor dat de tweede periode ingaat;

    • c.

      Er is sprake van een aaneengesloten periode van zes maanden. In die periode maakt de werknemer waarvoor de subsidie wordt gevraagd geen gebruik van een door de gemeente verstrekte uitkering.

    • d.

      De onder artikel 3 genoemde voorwaarden zijn ook van kracht.

  • 4.

    Binnen 4 weken na het verstrijken van elke periode verstrekt het uitzendbureau aan de gemeente een overzicht van de gewerkte uren.

TEGENPRESTATIE

Duur en omvang

  • 1.

    Het college stelt de aard, omvang en duur van de tegenprestatie vast, op basis van maatwerk waarbij de individuele mogelijkheden en omstandigheden van de belanghebbende in acht worden genomen.

  • 2.

    Daarnaast wordt de tijdsduur van de verrichte onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten, in de vorm van vrijwilligerswerk en mantelzorg, in de beoordeling door het college meegewogen.

  • 3.

    Uitgangspunt is dat de tegenprestatie wordt opgelegd voor de duur van maximaal 10 maanden per kalenderjaar en voor maximaal 24 uur per week.

  • 4.

    Als de belanghebbende alleen in beperkte mate activiteiten kan verrichten, worden specifieke afspraken gemaakt met betrekking tot de aard en mogelijkheden van de tegenprestatie.

  • 5.

    Is elke activiteit onmogelijk, dan ontheft het college de belanghebbende van de verplichting tot het verrichten van de tegenprestatie naar vermogen.

Geen tegenprestatie

Geen tegenprestatie worden opgelegd aan belanghebbenden:

  • 1.

    die alleen bijzondere bijstand ontvangen;

  • 2.

    die alleenstaande ouder zijn op grond van artikel 9a Participatiewet en op eigen verzoek een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben, omdat zij de volledige zorg hebben voor een kind tot vijf jaar;

  • 3.

    die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en op grond daarvan volledig zijn vrijgesteld van de arbeids- en re-integratieverplichting;

  • 4.

    die parttime werk verrichten;

  • 5.

    die deelnemen aan het traject sluitende aanpak;

  • 6.

    die deelnemen aan een re-integratietraject of inburgeringstraject;

  • 7.

    die vrijwilligerswerk verrichten dat voldoet aan vergelijkbare criteria als die voor de tegenprestatie gelden;

  • 8.

    die mantelzorger zijn en de verleende mantelzorg dusdanig van aard en omvang is dat het niet mogelijk is daarnaast ook nog een tegenprestatie te verrichten.

Verzekering en aansprakelijkheid

Het college zorgt dat de belanghebbende bij het uitvoeren van activiteiten in het kader van de tegenprestatie is verzekerd. Het gaat daarbij met name om het afdekken van de risico's van arbeidsongeschiktheid en aansprakelijkheid.

Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)

Het kan zijn dat een belanghebbende voor het uitvoeren van de tegenprestatie een VOG moet overleggen. Als de kosten daarvan niet worden vergoed door de organisatie/instelling waar de belanghebbende de tegenprestatie gaat leveren, worden de kosten door de gemeente Emmen betaald.

HOOFDSTUK 3: VAN AANMELDING TOT EN MET BESLUIT

DOMICILIEBEGINSEL

De gemeente waar de belanghebbende zijn “woonstede” heeft moet de bijstand verlenen.

In het algemeen geldt de voorwaarde dat de klant in de gemeente staat ingeschreven.

Een postbusnummer als 'verblijfadres' wordt niet geaccepteerd.

VERKORTE AANVRAAG

Als de belanghebbende binnen 6 maanden na beëindiging van de uitkering opnieuw een uitkering wil aanvragen in verband met einde werk of detentie kan dit door middel van een verkorte aanvraag.

Ook bij een verhuizing binnen de gemeenten Borger-Odoorn/Coevorden/Emmen (BOCE) kan met een verkorte aanvraag een uitkering worden aangevraagd.

Voorwaarden Als de belanghebbende binnen 6 maanden na beëindiging van de uitkering opnieuw een uitkering wil aanvragen in verband met einde werk of detentie kan dit door middel van een verkorte aanvraag.

Ook bij een verhuizing binnen de gemeenten Borger-Odoorn/Coevorden/Emmen (BOCE) kan met een verkorte aanvraag een uitkering worden aangevraagd.

De persoonlijke situatie van de belanghebbende mag niet gewijzigd zijn.

Ook de financiële situatie mag niet gewijzigd zijn, dat wil zeggen geen toename van het vermogen door giften, e.d. of inkomsten uit andere bronnen die er voorheen nog niet waren.

Bijzonderheden Bij een verkorte aanvraag wordt het vermogen niet opnieuw vastgesteld, maar wordt uitgegaan van het vermogen dat is vastgesteld bij de aanvraag waar de verkorte aanvraag betrekking op heeft.

TIJDSTIP VAN MELDEN/AANVRAGEN

Wanneer bij de melding een afspraak wordt gemaakt voor het inleveren van de papieren aanvraag en de belanghebbende verschijnt zonder geldige reden niet op de afspraak en de aanvraag wordt daardoor pas later ingediend, wordt de bijstand pas toegekend vanaf de datum dat de aanvraag is ingediend.

Wanneer de belanghebbende zich wel digitaal meldt om een bijstandsuitkering aan te vragen, maar de digitale aanvraag pas na 5 werkdagen indient, wordt de bijstand pas toegekend vanaf de dag dat de digitale aanvraag is ingediend.

JONGER DAN 27 JAAR

Wanneer een belanghebbende jonger dan 27 jaar de aanvraag niet indient binnen 5 werkdagen na de wachttijd van 28 dagen is de ingangsdatum de dag waarop de aanvraag is ingediend.

Wanneer een belanghebbende jonger dan 27 jaar de aanvraag in de wachttijd van 28 dagen indient, wordt de aanvraag pas in behandeling genomen nadat de wachttijd is verstreken. De belanghebbende krijgt dan een hersteltermijn voor de resterende tijd van de wachttijd. Hij moet aantonen wat hij in de resterende tijd gedaan heeft om scholing of werk te vinden.

INGANGSDATUM

De datum van de melding geldt in het algemeen als de ingangsdatum van de uitkering.

Ingangsdatum na verwijzing/afwijzing van een sociale verzekeringsinstantie

In het geval van een verwijzing/afwijzende beschikking, afkomstig van een sociale verzekeringsinstantie, geldt de meldings-/aanvraagdatum bij die instantie als ingangsdatum voor de bijstandsuitkering.

Wanneer de belanghebbende na verwijzing/afwijzing vanuit een voorliggende voorziening zich niet binnen 5 werkdagen nadat de verwijzing dan wel afwijzing is ontvangen meldt om een uitkering aan te vragen, is er sprake van een te late melding.

De ingangsdatum van de bijstandsuitkering wordt dan de datum van de melding.

Als de belanghebbende zich later dan 5 dagen vanaf het moment dat hij geen of onvoldoende inkomen heeft meldt, dan gaat de bijstand pas in op de datum van de melding.

WIJZIGINGEN WOON-/ LEEFSITUATIE

Wijzigingen in de woon-/ leefsituatie moeten doorgegeven worden.

Voorbeelden van wijzigingen in de woon-/leefsituatie zijn onder andere:

  • verhuizing;

  • verandering van het aantal medebewoners/kinderen;

  • tijdelijk verblijf elders;

  • wijziging verblijfsrecht;

  • start/einde studie medebewoners/inwonende kinderen ouder dan 21 jaar.

Wijzigingen dienen binnen 5 werkdagen via het wijzigingsformulier te worden doorgegeven.

INLICHTINGENBUREAU

De gemeente Emmen maakt gebruik van Stichting Inlichtingenbureau Gemeenten (IB).

De Stichting Inlichtingenbureau Gemeenten (IB) verzorgt het gegevensverkeer van team Uitkeringsverwerking Sociaal Domein (UVS) van de gemeente met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Belastingdienst (BD) en de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) in het kader van de bestrijding van witte fraude.

HOOFDSTUK 4. BIJZONDERE GROEPEN

GEDETINEERDEN

Iemand die gedetineerd wordt heeft geen recht meer op een uitkering. Wanneer een bijstandsgerechtigde in detentie gaat wordt de uitkering beëindigd als de detentie langer dan 30 dagen duurt en er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding. Bij een gezamenlijke huishouding wordt de gezamenlijke uitkering beëindigd per datum detentie. Voor de achterblijvende partner wordt een uitkering naar de norm voor een alleenstaande of kostendeler toegekend. Na detentie kan de ex-gedetineerde (eventueel samen met partner) opnieuw aanvragen met een verkorte aanvraag als de detentie korter dan 6 maanden heeft geduurd. Hierbij moet de ex-gedetineerde een ontslagbewijs van detentie aanleveren.

DAK- EN THUISLOZEN

De gemeente Emmen is aangewezen als centrumgemeente voor de bijstandsverlening aan daklozen zonder adres.

Domicilie

Wanneer zich bij de gemeente een dakloze meldt zonder adres wordt er doorgevraagd op het domicilie-vraagstuk. Uit welke gemeente de dakloze afkomstig is en of er sprake is van een inschrijving in de bevolkingsadministratie in die gemeente zijn vragen die in dit verband worden gesteld. Is er sprake van een inschrijving in een andere gemeente dan wordt de dakloze verwezen naar die gemeente of wordt de aanvraag doorgestuurd naar die gemeente. Immers, er is in dit geval geen sprake van een dakloze zonder adres. Het doel van de daklozenregeling in de Participatiewet is het voorkomen van zinloze verwijzingen van daklozen zonder adres naar andere gemeenten. Bij elke aanvraag voor een uitkering van een dakloze zonder adres wordt het doel van de daklozenregeling in het oog gehouden. Of de aanvraag hoort bij de gemeente Emmen, of de aanvraag hoort bij een andere bepaalde gemeente thuis. Als niet duidelijk is welke andere gemeente de aanvraag dient af te handelen dan is de gemeente Emmen als centrumgemeente de aangewezen instantie om de aanvraag in behandeling te nemen. Er mag geen sprake zijn van een verwijzing met onbekende bestemming.

Voorwaarden

De dak- en thuisloze is verplicht zich in te schrijven op een door het college ter beschikking gesteld adres. Hiervoor wordt een instemmingsverklaring ondertekend door een daartoe gemachtigde ambtenaar. Deze ambtenaar heeft de verplichting om de binnengekomen post op dit adres te overhandigen aan de dak- en thuisloze. De dak- en thuisloze heeft de verplichting om wekelijks zijn post te komen ophalen. Hij moet zich voldoende inspannen om huisvesting te vinden. Verder moet hij wekelijks een overzicht inleveren van de adressen/locaties waar hij die week heeft verbleven.

Hoogte uitkering

Een dak- en thuisloze heeft geen woonlasten (huur, hypotheek, energie- en water) De dak- en thuislozennorm wordt daarom als volgt vastgesteld door de geldende bijstandsnorm te verlagen met:

  • bedrag van de normhuur zoals opgenomen in de Wet op de huurtoeslag;

  • bedrag voor gas en elektra voor een flat respectievelijk voor één persoon, zoals vastgesteld door het NIBUD;

  • bedrag voor waterverbruik gebaseerd op één douchebeurt per dag en 3 wasmachinebeurten per 2 weken (1 van 90 graden en 2 van 40 graden) zoals vastgesteld door het NIBUD.

De bedragen worden éénmaal per jaar vastgesteld en wel op 1 januari.

HOOFDSTUK 5: LEEFVORMEN EN HOOGTE UITKERING

COMMERCIËLE RELATIES

Er is geen sprake van kostendelers wanneer er een commerciële relatie is tussen de kamer(ver)huurder en de kostganger/gever.

Bij kamerverhuur is sprake van een commerciële relatie wanneer:

  • er een schriftelijke huurovereenkomst is;

  • er een commerciële huurprijs wordt betaald;

  • de huur via de bank wordt overgemaakt;

  • de huurprijs jaarlijks wordt geïndexeerd.

Er is sprake van een commerciële huurprijs wanneer de huurprijs per maand minimaal gelijk is aan 20% van de echtparennorm per 1 januari van het betreffende jaar.

Bij kostgangers is sprake van een commerciële relatie wanneer:

  • er een schriftelijke kostgangersovereenkomst is;

  • er een commerciële kostgangersprijs wordt betaald;

  • de vergoeding via de bank wordt overgemaakt;

  • de prijs jaarlijks wordt geïndexeerd.

Er is in ieder geval sprake van een commerciële prijs wanneer deze per maand minimaal gelijk is aan 20% van de echtparennorm per 1 januari van het betreffende jaar en de kosten van maaltijden per maand voor een alleenstaande volgens de Nibudnormen.

Bij lagere bedragen moet er een individuele afweging worden gemaakt waarbij onder andere rekening wordt gehouden met:

  • de grote van de kamer;

  • is er gebruik gemaakt van het puntensysteem van de huurcommissie;

  • of het een officieel kamerverhuuradres is.

GEEN/ WEINIG WOONKOSTEN OF WOONLASTEN

Er kan sprake zijn van geen/weinig woonkosten of – lasten als iemand bijvoorbeeld in een (anti)kraakpand woont of als een derde deze voor belanghebbende betaalt.

Als een belanghebbende geen/weinig huur- of hypotheeklasten heeft wordt de uitkering verlaagd met het bedrag van de normhuur zoals opgenomen in de Wet op de huurtoeslag.

Als belanghebbende geen/weinig energielasten en/of andere vaste lasten heeft wordt de uitkering verlaagd met de bedragen die door het NIBUD hiervoor zijn vastgesteld.

De bedragen worden eenmaal per jaar vastgesteld en wel op 1 januari.

Daarbij wordt uitgegaan van:

  • het bedrag van de normhuur zoals opgenomen in de Wet op de huurtoeslag;

  • het bedrag voor gas en elektra voor een flat respectievelijk voor één persoon;

  • het bedrag voor waterverbruik gebaseerd op één douchebeurt per persoon dag en een reëel aantal wasmachinebeurten per week (afhankelijk van de gezinsgrootte);

Bij woonkosten boven de maximum huur voor huurtoeslag wordt, ondanks de betaling van de derde, aan de bijstandsverlening de voorwaarde verbonden om om te zien naar goedkopere huisvesting.

TIJDELIJKE OPVANG IN CRISISSITUATIE

Wanneer een persoon in een crisissituatie voor een korte periode opvang vindt bij familie of vrienden, wordt de bijstandsuitkering van degene die opvangt niet meteen aangepast. Gedurende de lopende maand en de volgende twee maanden wordt de uitkering van degenen die onderdak verleend, voorgezet volgens de “oude norm”. Dit betekent dat de uitkering uiterlijk na drie maanden wordt aangepast. Voor degene die gaat inwonen, wordt de norm direct vastgesteld naar de nieuwe situatie.

ALLEENSTAANDE OUDERS

Als een alleenstaande ouder geen recht heeft op de ALO-kop kan bij bijzondere individuele omstandigheden de algemene bijstand, op grond van artikel 18 PW, worden verhoogd met hetzelfde bedrag als de verhoging van het Kindgebondenbudget van de Belastingdienst. Het bedrag wordt door de Belastingdienst jaarlijks geïndexeerd.

HOOFDSTUK 6. OPNAME IN EEN INRICHTING

ALGEMEEN

Belanghebbenden die ter verpleging of verzorging in een inrichting zijn opgenomen, worden niet geconfronteerd met een aantal belangrijke bestaanskosten. Daarom is de voor hen geldende bijstandsnorm lager (de zogenaamde zak- en kleedgeld norm).

Voor wat betreft ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen etc. is het duidelijk dat het gaat om inrichtingen in de zin van de wet. Omdat deze zich richten op het bieden van verpleging of verzorging van de daar verblijvende hulpbehoevenden. Lastiger wordt het om vast te stellen of er sprake is van een instelling die zich richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan twaalf uur van ieder etmaal aanwezig is. In het algemeen is bijvoorbeeld een serviceflat of slaaphuis geen inrichting ter verpleging en verzorging.

GEEN WLZ-INRICHTING, MAAR VOLDOET WEL AAN CRITERIA DIE DE PW DAAR AAN STELT

Het komt steeds vaker voor dat belanghebbenden verblijven in een instelling die voldoet aan de criteria die de Participatiewet daar aan stelt, maar die geen WLZ-inrichting is. Denk hierbij aan zorgboerderijen. Wanneer deze belanghebbenden een uitkering aanvragen, wordt de norm vastgesteld op de zak- en kleedgeldnorm verhoogd met de toeslag premie Zorgverzekeringswet. Moeten belanghebbenden daarnaast nog woon- en/of leefgeld betalen aan de instelling dan kan deze norm plus toeslag verhoogd worden met datzelfde bedrag aan bijstand. De norm plus verhoging mag niet hoger zijn dan de norm, waar belanghebbenden recht op zouden hebben als ze niet in de instelling hadden verbleven. Is deze verhoging niet toereikend voor alle lasten die belanghebbenden moeten betalen, dan moeten ze omzien naar goedkopere woonruimte. In principe wordt voor deze kosten geen bijstand verleend, maar elke aanvraag wordt individueel beoordeeld.

GEEN WLZ-INRICHTING EN VOLDOET OOK NIET AAN CRITERIA DIE DE PW DAAR AAN STELT

Belanghebbenden kunnen ook verblijven in een instelling die niet voldoet aan de criteria die de Participatiewet daar aan stelt. In dat geval moet de feitelijke woonsituatie beoordeeld worden en is de (individuele) bijstandsnorm van toepassing die past bij de leeftijd en de woonsituatie.

VOLLEDIG PAKKET THUIS (VPT)

Instellingen werken soms ook met een VPT. Dit betekent dat de zorgbehoevende in principe zelfstandig woont, maar wel de zorg krijgt zoals de zorgbehoevende die ook had gehad wanneer hij of zij in de instelling zou verblijven. Zij hebben dus wel woonlasten, maar betalen een eigen bijdrage aan het CAK voor de zorg die zij afnemen. Zij krijgen de bijstandsnorm die geldt voor hun leeftijd en woonsituatie. Bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage CAK is in die situatie niet mogelijk.

DOMICILIE

In principe is de gemeente waar een belanghebbende zijn woonplaats heeft verantwoordelijk voor de bijstandsverlening. Als een belanghebbende in een andere gemeente wordt opgenomen in een inrichting, is het niet per definitie zo dat die gemeente bijstand gaat verlenen. Uit het feitelijk handelen van de belanghebbende moet blijken dat zijn woonstede wijzigt (opzeggen van de huur, uitschrijving uit het bevolkingsregister etc.). Als hier geen sprake van is, wordt de bijstandsverlening voortgezet.

Als op voorhand duidelijk is, dat de opname (vanaf dag één) langer gaat duren dan zes maanden, wordt aangenomen dat de belanghebbende praktisch gezien in die andere gemeente zijn domicilie heeft en wordt de bijstandsverlening beëindigd. De belanghebbende moet dan in de gemeente van feitelijk verblijf een aanvraag indienen. Was de opnameduur niet vooraf bekend, dan wordt de bijstand na zes maanden verblijf in de andere gemeente beëindigd.

Als bij opname al duidelijk is dat de belanghebbende terug gaat naar de gemeente Emmen, wijzigt het domicilie niet. Ook niet als de opname langer dan zes maanden duurt.

GEDWONGEN OPNAME WET BIJZONDERE OPNEMING IN PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN (BOPZ)

Bij gedwongen opname bestaat geen recht op algemene bijstand. In deze situaties kan de norm zak- en kleedgeld worden verstrekt in de vorm van bijzondere bijstand inclusief de verhoging voor de zorgverzekering.

JONGEREN BENEDEN DE 21 JAAR IN EEN INRICHTING

Belanghebbenden die jonger zijn dan 21 jaar en in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand omdat hun ouders onderhoudsplichtig zijn. Als er in verband met bijzondere omstandigheden toch kosten moeten worden gemaakt, die niet te verhalen zijn op de ouders, dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit geldt zowel voor de eventueel te verstrekken zak- en kleedgeldnorm, als voor de overige te verstrekken bijzondere bijstand. De mogelijkheden tot onderhoudsplicht worden voorafgaand aan de bijstandverlening onderzocht.

De hoogte van de eventueel te verstrekken zak- en kleedgeldnorm (bijzondere bijstand) voor een 18- tot 21-jarige is in bovenstaande gevallen gelijk aan de hoogte van de norm voor een alleenstaande jonger dan 21 jaar ex artikel 20 lid 1 onder a Participatiewet.

INGANGSDATUM ZAK- EN KLEEDGELD-UITKERING

De ingangsdatum van de zak- en kleedgelduitkering is afhankelijk van de omstandigheid of belanghebbende voor de opname al dan niet een bijstandsuitkering ontving. Beschikte belanghebbende direct voorafgaande aan de opname niet over een bijstandsuitkering, dan wordt de uitkering vanaf de datum opname berekend naar de zak- en kleedgeld norm. Genoot de belanghebbende wel een bijstandsuitkering, dan blijft de geldende norm nog van toepassing gedurende de maand van opname en de daarop volgende twee maanden. Daarna wordt de uitkering gewijzigd in de zak- en kleedgeldnorm.

N.B. Dit geldt alleen voor belanghebbenden die alleenstaand en geen kostendeler zijn en die gedurende de opname woonlasten moeten blijven doorbetalen. In alle andere situaties wordt de uitkering per datum opname gewijzigd in de zak- en kleedgeldnorm.

AANHOUDEN WONING

Beoordeeld moet worden in hoeverre het aanhouden van de woonruimte noodzakelijk is. Wanneer de opname (vanaf dag één) langer dan zes maanden gaat duren, wordt de noodzaak voor het aanhouden van de woonruimte in principe niet aanwezig geacht. De domicilie wijzigt dan in die van de gemeente van verblijf. Staat de noodzaak voor het aanhouden van de woonruimte vast? Dan kan naast de zak- en kleedgeld uitkering aan een alleenstaande, die geen kostendeler is, bijzondere bijstand worden verstrekt voor de doorlopende verschuldigde woonlasten. Hieronder wordt verstaan:

  • de huur minus huurtoeslag;

  • de kosten van het gas, water en elektriciteit.

De bijstand wordt verstrekt als bijzondere bijstand. Dat wil zeggen dat rekening dient te worden gehouden met eventuele draagkracht.

OPSLAG INBOEDEL

Wordt er geen woning aangehouden maar heeft een belanghebbende wel zijn inboedel opgeslagen? Dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt, als de noodzaak hiervoor is vastgesteld. De hoogte en duur van deze bijstand wordt individueel bepaald.

GEDEELTELIJK IN INRICHTING EN GEDEELTELIJK VERBLIJF THUIS

Indien een belanghebbende per week gedeeltelijk thuis verblijft, wordt de norm naar evenredigheid vastgesteld. Dus het werkelijk aantal dagen per week verblijf in de instelling keer de zak- en kleedgeldnorm plus toeslag en het werkelijk aantal dagen per week verblijf buiten de inrichting keer de toepasselijke bijstandsnorm gedeeld door zeven.

In deze gevallen wordt de apart verstrekte bijzondere bijstand voor de woonlasten eveneens naar evenredigheid gecontinueerd.

Als richtlijn voor het aantal 'weekenddagen' thuis geldt de volgende regeling. Vrijdag voor 12.00 uur vertrek uit de inrichting en zondag na 12.00 uur terug geldt als drie weekenddagen.

HOOFDSTUK 7. INKOMSTEN EN BIJSTAND

INKOMSTEN UIT (ONDER-) VERHUUR OF HET HEBBEN VAN KOSTGANGERS

Inkomsten uit commerciële verhuur/kostgangers worden in mindering gebracht op de uitkering. Inkomsten uit verhuur van een woning waar de belanghebbende zelf niet woont, worden volledig aangemerkt als inkomsten.

VERMINDERING INKOMSTEN UIT ONDERHUUR

Er mag rekening gehouden worden met meerkosten vanwege verhoogd energieverbruik vanwege douchen, wassen en elektra door de onderhuurder. Deze kosten worden in mindering gebracht op de inkomsten uit onderhuur. Voor het berekenen van het verhoogd energieverbruik wordt het NIBUD geraadpleegd.

  • kosten douchebeurt op basis van een gasboiler: één x per dag

  • kosten wassen drie wasmachinebeurten per twee weken: één van 90 graden en twee van 40 graden

  • meerkosten elektra wordt berekend op basis van het verschil in aantal personen in het huishouden (met of zonder onderhuurder). Bijvoorbeeld een gezin bestaat uit drie personen en met de onderhuurder uit vier personen. Dan mag het verschil in elektra tussen een drie en een vier persoonshuishouden in mindering worden gebracht op de inkomsten uit onderhuur.

Het college hoeft geen rekening te houden met gemis aan huurtoeslag. Als de verhuurder bij de Belastingdienst aantoont dat het gaat om onderhuur, zal er voor de huurtoeslag geen rekening gehouden worden met de inkomsten van de onderhuurder. Er is dus geen gemis in huurtoeslag.

INKOMSTEN UIT GASTOUDEROPVANG

Inkomsten uit gastouderopvang worden bruto gekort, tenzij de gastouder al een maandelijkse aanslag hiervoor betaalt. Bij het bruto korten wordt door de gemeente de loonheffing volledig afgedragen, zodat de belanghebbende in principe achteraf geen aanslag meer van de Belastingdienst krijgen. Mocht de belanghebbende toch een aanslag krijgen, dan moet de gemeente hiervoor bijstand verlenen.

De inkomsten worden volledig gekort zonder rekening te houden met onkosten. Als er een teruggaaf van de Belastingdienst voor deze onkosten uit gastouderopvang volgt, wordt deze buiten beschouwing gelaten.

HOOFDSTUK 8. VERMOGEN EN BIJSTAND

ALGEMEEN GEBRUIKELIJKE BEZITTINGEN

Bij het vaststellen van het vermogen wordt geen rekening gehouden met algemeen gebruikelijke bezittingen.

Onder algemeen gebruikelijke bezittingen wordt verstaan:

  • gebruikelijke huisraad en inboedel;

  • de waarde van de auto’s (ook 45-kilometerwagen),motoren, brommers, scooters en elektrische fietsen (onder aftrek van € 500,00 zijnde de gemiddelde waarde van een gewone fiets) tot een bedrag van in totaal € 5.000,00 die bij de aanvang van de uitkering in het bezit zijn.

De meerwaarde wordt in deze gevallen meegenomen in de vermogensvaststelling. Voor de waarde vaststelling van de auto wordt aangesloten bij de ANWB-lijst.

Als een auto niet meer voorkomt op de ANWB-lijst wordt uitgegaan van de gemiddelde prijs op www.autotrack.nl

Wanneer echter voorzienbaar was dat een belanghebbende een beroep op bijstand zou moeten doen en hij voor die tijd nog een auto, motor, brommer, scooter of elektrische fiets aanschaft, wordt de waarde van de auto wel volledig tot het vermogen gerekend.

Onder algemeen gebruikelijke bezittingen wordt niet verstaan:

  • vrachtauto

  • aanhangwagen

  • caravan en/of boot

INTEREN VERMOGEN

Wanneer vaststaat dat een belanghebbende voor de aanvraag om bijstand over vermogen beschikte boven de vrijlatingsgrens en hij er redelijkerwijs vanuit kon gaan dat hij een beroep zou moeten doen op een bijstandsuitkering wanneer dit vermogen op was, wordt nagegaan of hij zijn vermogen op een verantwoorde wijze heeft ingeteerd.

Wanneer hij maandelijks niet meer heeft uitgegeven dan anderhalf keer de voor hem geldende bijstandsnorm, wordt aangenomen dat het vermogen op een verantwoorde wijze is ingeteerd.

KREDIETHYPOTHEEK

Inleiding

Bij de beoordeling of een belanghebbende aanspraak kan maken op een bijstandsuitkering moet de vraag gesteld worden of belanghebbende in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken, dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Ook bij een zelf bewoonde eigen woning kunnen dergelijke omstandigheden zich voordoen.

Een eigen woning vertegenwoordigt echter, na aftrek van de daarop rustende schulden, een bepaald vermogen.

De belanghebbende beschikt dan over middelen die in aanmerking moeten worden genomen. Eigenlijk is er geen aanleiding om bijstand te verlenen. De belanghebbende heeft immers de mogelijkheid om of zijn huis verder te bezwaren of zijn huis te verkopen.

Het eerste is niet altijd realiseerbaar omdat de bank ook naar het inkomen kijkt en bij het verkopen van het huis dient vervangende woonruimte aanwezig te zijn. Bovendien is het in een aantal gevallen niet redelijk dat de zelf bewoonde woning wordt verkocht of verder te gelde wordt gemaakt.

Voor deze situatie is de mogelijkheid ingevoerd om, als verkoop, bezwaring of verdere bezwaring niet in redelijkheid kan worden verlangd, de bijstandsverlening in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, de zogenaamde krediethypotheek, te verstrekken. Er kan ook voor worden gekozen de bijstand in de vorm van een gewone geldlening te verstrekken, maar een krediethypotheek biedt extra zekerheid.

Als binnen twee jaar na beëindiging van bijstand onder verband van krediethypotheek opnieuw recht bestaat op bijstand, wordt deze verstrekt met toepassing van de "oude" krediethypotheek.

Daarop voortbordurend kan ook worden afgezien van het opnieuw taxeren van een woning, wanneer de woning in de vorige bijstandsperiode al onderdeel is geweest van de vermogensbepaling. Ook in dit geval mag de periode tussen de beëindigingsdatum en de nieuwe aanvangsdatum niet meer dan twee jaar bedragen.

Vaststellen van de krediethypotheek

Uitgegaan wordt van de taxatiewaarde die geldt voor de WOZ. In bijzondere situaties kan alsnog een beëdigd taxateur worden ingeschakeld. Bijvoorbeeld wanneer de woning net ingrijpend is verbouwd en hier bij de bepaling van de WOZ geen rekening is gehouden. Op de waarde van het huis moeten in mindering worden gebracht de hypotheekschuld en/of de overige reële schulden die verband houden met het huis en eventueel de contante waarde van de zakelijke rechten, zoals het recht van gebruik en bewoning.

Aflossing, looptijd en beëindiging

Na afloop van de bijstandsverlening moet de geldlening maandelijks worden terugbetaald. Uitgangspunt is dat de geldlening in tien jaar wordt afgelost. Het maandbedrag van de aflossing wordt telkens voor de periode van een jaar vastgesteld. Als het inkomen de van toepassing zijnde bijstandsnorm niet overschrijdt, hoeft er niet te worden afgelost. Als het inkomen hoger is dan de geldende bijstandsnorm, wordt de aflossing vastgesteld op 50% van het verschil tussen de bijstandsnorm en het inkomen. Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven stelt de gemeente, zo nodig tussentijds, de aflossing hoger of lager vast. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met de eventuele bijzondere kosten van de belanghebbende.

Als de belanghebbende gedurende de aflossing nalatig is in het maandelijks betalen van de aflossing, wordt het nog niet afgeloste deel van de lening direct opeisbaar en is daarover ook de wettelijke rente verschuldigd.

De geldlening is niet rentedragend over de periode waarin bijstand werd genoten. Als na afloop van een tienjarige aflossingsperiode een deel van de geldlening nog niet is afgelost, moet helft van de wettelijke rente worden betaald over het nog niet afgeloste deel van de geldlening.

Verkoop van de woning

Bij verkoop of vererving van de woning wordt het nog niet afgeloste gedeelte van de geldlening en de bijgeschreven rente direct afgelost.

Als er sprake is van bijzondere omstandigheden van sociale of medische aard of werkaanvaarding elders, kan de gemeente toestemming geven om een andere woning te kopen.

Als de woning wordt verkocht tegen een prijs die normaal is in het economisch verkeer en de opbrengst lager is dan het restant bedrag van de geldlening en rentevordering, wordt het verschil kwijtgescholden.

Opgave stand krediethypotheek aan belanghebbende

Na afloop van het kalenderjaar wordt aan de belanghebbende opgave gedaan van de stand van de geldlening en de rentevordering. Ook bij de beëindiging van de bijstand wordt een dergelijke opgave verstrekt.

WOONWAGENS EN WOONSCHEPEN

Bij overwaarde wordt de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt.

HOOFDSTUK 9: BIJZONDERE BIJSTAND

DRAAGKRACHT IN INKOMEN

Al het inkomen dat boven 110% van de toepasselijke bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) wordt als draagkracht aangemerkt. Wanneer een belanghebbende inkomsten heeft inclusief vakantietoeslag wordt bij de draagkrachtberekening ook uitgegaan van de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

Inkomsten uit een vrijwilligersvergoeding tot de in de wet genoemde bedragen worden niet meegenomen bij het vaststellen van de draagkracht. Ook de vrijlating inkomsten wordt niet meegenomen in de draagkrachtberekening.

Bij wisselende inkomsten wordt de draagkracht vastgesteld aan de hand van het gemiddelde van de inkomsten van de zes maanden voorafgaand aan de aanvraag.

Als de kosten hoger zijn dan de draagkracht dan komt het meerdere voor bijzondere bijstand in aanmerking. Dus als bijvoorbeeld de draagkracht per maand € 20,00 is en de kosten bedragen per maand € 30,00 dan bestaat er recht op € 10,00 per maand bijzondere bijstand voor periodieke kosten. Als het om incidentele kosten gaat dan wordt de draagkracht per jaar bepaald en als de kosten hoger zijn dan wordt voor het verschil bijzondere bijstand toegekend.

Periodieke bijstand wordt voor maximaal drie jaar toegekend voor bijstandsgerechtigden, pensioengerechtigden, WAO- en Wajongers. Indien de aanvrager buiten deze doelgroepen valt dan wordt de draagkracht jaarlijks vastgesteld.

Op de algemene regel van 110% bestaan enkele uitzonderingen voor bepaalde kostensoorten. Dit wordt per kostensoort aangegeven en betreft bijvoorbeeld:

  • Beschermingsbewind (inclusief griffiekosten en opstart-kosten);

  • Woonkostentoeslag;

  • Bijzondere bijstand voor levensonderhoud.

DRAAGKRACHT IN INKOMEN EN VERBLIJF IN EEN INSTELLING

Voor belanghebbenden die verblijven in een instelling (zie hoofdstuk 6) en een ander inkomen hebben wordt voor de draagkracht uitgegaan van de zak- en kleedgeldnorm plus toeslag plus de daadwerkelijke eigen bijdrage voor wonen en leven. Dit inkomen is immers niet beschikbaar voor de bijzondere kosten.

De norm zak- en kleedgeld plus de eventuele verhoging is maximaal de reguliere bijstandsnorm voor de berekening van de draagkracht. De bijzondere bijstand wordt in deze gevallen voor maximaal een jaar toegekend.

GEEN SPRAKE VAN DRAAGKRACHT

In de volgende gevallen is er geen sprake van draagkracht:

  • 1.

    als de belanghebbende is toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp);

  • 2.

    als er maximaal beslag op het inkomen van de belanghebbende ligt;

  • 3.

    als voor belanghebbende een minnelijke schuldregeling is opgestart door een instelling genoemd in art. 48 van de Wet op het consumentenkrediet.

GEMIS HUURTOESLAG

Het gemis aan huurtoeslag wordt alleen meegenomen in de draagkrachtberekening als er sprake is van kosten waarbij er draagkracht is boven 100% van de geldende bijstandsnorm. Het gemis huurtoeslag moet daarbij niet veroorzaakt worden door medebewoners of als de belanghebbende deze niet heeft aangevraagd.

DRAAGKRACHT IN VERMOGEN

Het vermogen als bedoeld in artikel 34 Participatiewet wordt buiten beschouwing gelaten net zoals dat geldt voor algemene bijstand.

INKOMEN MINDERJARIG KIND

Wordt er voor een minderjarig kind bijzondere bijstand aangevraagd? En heeft dit minderjarig kind inkomsten uit arbeid? Dan wordt geen rekening gehouden met dit inkomen voor het recht of hoogte van de bijzondere bijstand.

INGANGSDATUM

Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB vloeit uit artikel 44 lid 1 Participatiewet voort dat in beginsel geen bijstand wordt verstrekt voor kosten die zijn gemaakt voor de meldingsdatum. De meldingsdatum is de datum waarop een belanghebbende zich bij de gemeente heeft gemeld en heeft aangegeven dat hij bijzondere bijstand wil aanvragen.

Incidentele kosten

Er kan nog bijstand worden verleend voor incidentele kosten die zijn gemaakt tot drie maanden voor de datum melding.

Periodieke kosten

Voor periodieke kosten geldt niet dat zij met terugwerkende kracht vergoed kunnen worden. De eerste vergoeding vindt plaats vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand is gedaan.

Uitzondering hierop is de bijstand voor de kosten van het salaris van een bewindvoerder, curator of mentor. Bijstand voor deze kosten kan tot drie maanden na de beschikking van de rechtbank worden aangevraagd.

Belanghebbende heeft een aantoonplicht en zal bewijsstukken van de gemaakte kosten moeten inleveren. Dit kan bijvoorbeeld door middel van kopieën van nota’s. Bij elke kostensoort zal apart worden aangegeven welke bewijsstukken ingediend moeten worden als dit afwijkt van de algemene regeling.

BABYUITZET

Alle benodigdheden die noodzakelijk zijn voor de komst van een baby. Hieronder vallen niet de inrichting van de babykamer, zoals het bed, matras en commode.

Vergoeding bijzondere bijstand Vergoeding via bijzondere bijstand is in beginsel niet mogelijk. De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand, door middel van reservering, dan wel gespreide betaling achteraf. In uitzonderingssituatie kan er sprake zijn van bijzondere omstandigheden. In dat geval kan bijzondere bijstand om niet verstrekt worden voor de kosten van kleding en verzorging.

Wanneer een alleenstaande (ouder) de vergoeding aanvraagt moet ook worden bekeken of de vader van het kind kan bijdragen in de kosten.

Bijzonderheden

Indien er sprake van bijzondere omstandigheden waardoor er toch bijzondere bijstand verleend wordt, dan wordt de hoogte van de bijzondere bijstand jaarlijks op 1 januari vastgesteld.

BELASTINGAANSLAG

Er kan bijstand voor een belastingaanslag worden verleend wanneer:

  • een belanghebbende bruto inkomsten heeft die zijn gekort op de uitkering;

  • en zijn inkomen door die belastingaanslag in dat jaar onder de bijstandsnorm komt;

  • een voorlopige of definitieve aanslag kan overleggen.

BEGRAFENIS- EN CREMATIEKOSTEN

Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn.

Vergoeding bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand voor deze kosten is mogelijk. De kosten van een begrafenis of crematie behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen. Deze kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen.

Voorliggende voorzieningen

Uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering of de nalatenschap van de overledene

Bijzonderheden

Er zijn richtbedragen vastgesteld: € 5.000,- voor een begrafenis en € 3.000,- voor een crematie. Indien de kosten onder de maximale vergoeding vallen dan wordt er een onderzoek naar de nota verricht en alleen dat bedrag toegekend voor de kosten die daadwerkelijk gemaakt zijn. Indien deze richtbedragen worden overschreden dan wordt nagegaan in hoeverre de extra kosten reëel zijn.

BESCHERMINGSBEWIND, CURATELE EN MENTORSCHAP

Vergoeding bijzondere bijstand

Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor onderbewindstelling indien de tarieven zijn goedgekeurd door de kantonrechter. Dit kan door dit te benoemen in de uitspraak van de onderbewindstelling/curatele/mentorschap of door een machtiging of goedkeuring.

Bijzonderheden

100% van het inkomen boven de bijstandsnorm wordt als draagkracht aangemerkt.

Ingangsdatum kosten

Maandelijkse kosten voor bewindvoering, curatele en mentorschap zijn periodieke kosten. Volgens de wet kan bijstand worden toegekend vanaf de datum van melding. Voor periodieke bijzondere bijstand wordt de bijstand in principe toegekend vanaf de eerste van de maand waarin is aangevraagd. Dit geldt ook voor deze kosten. Hierop wordt één uitzondering gemaakt. Dat is voor de eerste aanvraag nadat de bewindvoerder, curator of mentor door de rechtbank is benoemd. In die situatie wordt een periode van drie maanden na de benoeming gehanteerd. Dit omdat het college zich voor kan stellen dat de situatie niet direct na een uitspraak van de rechtbank inzichtelijk is. Het college is van mening dat dit een redelijke termijn is. De ingangsdatum voor eventuele bijstandsverlening is de eerste van de maand indien de benoeming in de eerste helft van de maand is gedateerd. De ingangsdatum is de zestiende van de maand wanneer de benoeming in de tweede helft van de maand is gedateerd.

BEWASSINGSKOSTEN/SLIJTAGE

De extra kosten voor het wassen van kleding en beddengoed bij een bepaalde ziekte of handicap. Meegerekend zijn de kosten voor elektriciteit, water, waspoeder en afschrijving en onderhoud van de wasmachine. Slijtagekosten zijn de extra kosten die ontstaan door het extra wassen van de kleding. Bijzondere bijstand voor slijtagekosten is mogelijk na een onafhankelijk medisch advies.

DIEETKOSTEN

Het gaat om de meerkosten die ontstaan door het volgen van een medisch noodzakelijk dieet. Er dient sprake te zijn van meerkosten ten opzichte van normale voeding. Het feit dat een dieet door een diëtiste is opgesteld maakt nog niet dat een dieet medisch noodzakelijk is.

Vergoeding bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de meerkosten.

Voorliggende voorziening

Als het gaat om dieetpreparaten is de zorgverzekering een voorliggende voorziening.

Bijzonderheden

Extra kosten voor het dieet kunnen vergoed worden na een verklaring van een medisch specialist of een onafhankelijk medisch advies. Alleen de meerkosten komen voor vergoeding in aanmerking.

DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN

De algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten in beginsel worden betaald uit eigen middelen (bijstandsuitkering en het aanwezige vermogen). Dit geldt ook voor de noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen, zoals wasmachine, meubels, inrichtingskosten. Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij voor deze kosten spaart of een lening afsluit. In bijzondere gevallen kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt.

Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in de vorm van een lening verstrekt.

Stoffering valt niet onder de duurzame gebruiksgoederen. Hiervoor wordt bijstand om niet verstrekt.

Als naast een complete woninginrichting een gaskachel moet worden aangeschaft voor de woning, wordt voor de kosten van de gaskachel bijstand om niet verstrekt.

Voorliggende voorziening

Een lening bij team Schulddienstverlening van de gemeente Emmen (voorheen de Gemeentelijke Kredietbank) of bij een commerciële bank.

Bijzonderheden

Er wordt uitgegaan van 100% draagkracht.

Het aflossingsbedrag wordt vastgesteld op 10% van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierbij wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet

Normenlijst woninginrichting (het betreft maximale bedragen)

Leefsituatie 100% 75% 50% 25%

Alleenstaande

kamerbewoner € 1.000 € 750 € 500 € 250

Alleenstaande

zelfstandig wonend € 3.648 € 2.736 € 1.824 € 912

gezin 2 personen € 4.271 € 3.203 € 2.135 € 1.068

gezin 3 personen € 4.743 € 3.557 € 2.371 € 1.186

gezin 4 personen € 5.350 € 4.012 € 2.675 € 1.338

gezin 5 personen € 5.822 € 4.366 € 2.911 € 1.456

gezin 6 personen € 6.380 € 4.785 € 3.190 € 1.595

vanaf 7e persoon

extra p.p. € 500 € 375 € 250 € 125

De percentages zijn als volgt verdeeld. Als een nieuwe woning moet worden betrokken en de belanghebbende heeft niet de beschikking over eigen inboedel, wordt uitgegaan van 100%.

De 50% en 75% wordt gebruikt in geval van beëindiging van de samenwoning. Uitgangspunt is dat de boedel wordt verdeeld en dat de belanghebbende over een deel van de boedel kan beschikken als hij een andere woning moet betrekken.

De 75% norm geldt als de belanghebbende in een andere woning moet gaan wonen.

De 50% norm wordt gebruikt als de belanghebbende in de huidige woning blijft (en de helft van het meubilair opnieuw moet worden aangeschaft).

De 25% norm wordt gebruikt wanneer alleen een vergoeding voor stoffering noodzakelijk is (vloerbedekking/gordijnen).

Belanghebbenden in de Wsnp

Belanghebbenden die toegelaten zijn tot de Wsnp mogen geen nieuwe schulden maken. Daarom wordt de bijstand aan een belanghebbende die in de Wsnp zit om niet verstrekt.

Belanghebbenden die in de Wsnp zitten hebben in principe recht op maximaal 50 % van bovengenoemde bedragen. Alleen voor de kosten van de stoffering blijft de vergoeding 100% van de genoemde bedragen, te verstrekken als bijstand om niet. Alleen als de rechter-commissaris hiervoor toestemmening geeft, kan de bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

Kamerbewoning

Bij kamerbewoning kan normaal gesproken gebruik worden gemaakt van gezamenlijke voorzieningen zoals wasmachine en keuken. Heeft een kamerbewoner daadwerkelijk witgoed nodig (verifiëren) dan kan een hoger bedrag worden verstrekt. Tot maximaal € 500,- extra.

EIGEN BIJDRAGE:

Rechtshulp en griffiekosten

Vergoeding bijzondere bijstand Vergoeding via bijzondere bijstand is mogelijk mits er sprake is van een toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand en een diagnosedocument van het Juridisch Loket. Daar waar een diagnose document van het Juridisch Loket nodig is, wordt rekening gehouden met de korting. Als er geen toevoeging is dan moet de noodzaak worden onderzocht.

Voorschoolse educatie Algemeen

Emmen heeft een bevolking met een gemiddeld lage opleiding en een lage arbeidsparticipatie. Deze achterstand wordt van generatie op generatie over vererfd en leidt er toe dat mensen niet aan het werk komen, een grote inkomensachterstand blijven houden en weinig maatschappelijk perspectief hebben.

De gemeente Emmen zet er met nadruk op in om deze “over vererving” te doorbreken door kinderen extra ontwikkelingskansen te bieden. Deel van de inzet is peuters in de leeftijd van tweeënhalf – drie jaar voorschoolse educatie aan te bieden.

Het wegnemen van de financiële barrière voor de ouders bevordert de deelname van de peuters aan voorschoolse educatie.

Vergoeding bijzondere bijstand

Voor de deelname moeten de ouders een eigen bijdrage per maand betalen. Voor deze eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend.

Bijzonderheden

De bijstand wordt alleen verstrekt als er een indicatie van consultatiebureau is.

Voorschoolse educatie kan samenlopen met reguliere kinderopvang of peuterspeelzaal.

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor beide, als er een overlap is.

Is er naast een indicatie voor voorschoolse opvang ook een sociaal-medische indicatie voor peuterspeelzaal, dan wordt alleen extra bijzondere bijstand voor peuterspeelzaal gegeven als er meer dan 4 dagdelen worden geïndiceerd vanwege een sociaal-medische reden.

WLZ

Het gaat om de eigen bijdrage die het CAK oplegt voor voorzieningen die zijn verstrekt op basis van de WLZ.

Vergoeding bijzondere bijstand

Alleen voor de lage eigen bijdrage voor wonen en verblijf gedurende het eerste half jaar kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

Ziektekosten

Voor de eigen bijdrage van ziektekosten kan in sommige gevallen bijzondere bijstand worden verleend. Het gaat hier om ziektekosten die volgens de Zorgverzekeringswet als noodzakelijk zijn aangemerkt en waarvan het Rijk heeft bepaald dat hiervoor een eigen bijdrage moet worden betaald. Eigen bijdragen die zijn ingesteld omdat kosten worden bespaard, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

ENERGIEKOSTEN

Stookkosten

De kosten van extra gasverbruik behoren, als de medische noodzaak is aangetoond, tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Een hogere temperatuur dan de normtemperatuur is slechts bij een zeer beperkt aantal (zeldzame) ziektebeelden noodzakelijk. Bij veel voorkomende gezondheidsproblemen als hartaandoeningen, CARA, vaat- en gewrichtsproblemen bestaat geen medische noodzaak voor een verhoogde temperatuur in enige ruimte.

Bij (zeldzame) temperatuurregulatiestoornissen (stoornis in de functie van bepaalde centra in de hersenen) of stofwisselingsstoornissen kunnen extra stookkosten soms wel geïndiceerd zijn. Ook personen die zichzelf niet kunnen voortbewegen c.q. geen spieractiviteit hebben kunnen een hogere omgevingstemperatuur nodig hebben (bijv. bij MS, ALS, paralyse e.d.).

Kosten elektra

De kosten van extra elektraverbruik behoren, als de medische noodzaak is aangetoond, tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Het hogere verbruik moet verband houden met het gebruik van extra apparatuur in verband met het ziektebeeld.

Medische noodzaak

De medische noodzaak voor extra energiekosten moeten aangetoond worden met een onafhankelijk medisch advies.

KINDEROPVANG

Het gaat om de kosten van kinderopvang wanneer er sprake is van een sociaal-medische indicatie en bij studerenden en werkenden met een laag inkomen.

Sociaal medische indicatie

Het college stelt vast of er sprake is van een sociaal medische indicatie voor de kinderopvang. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijke organisatie.

Het college stelt de geldigheidsduur van de indicatie vast. Ieder half jaar vindt een herindicatie plaats. Tevens stelt het college de omvang van de noodzakelijke kinderopvang vast.

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de regeling:

  • de belanghebbende mag niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van de Belastingdienst voor kosten van kinderopvang;

  • er moet een actuele indicatie (niet ouder dan 3 maanden) aanwezig te zijn;

  • er kan maximaal 1 jaar gebruik worden gemaakt van deze regeling. Daarna wordt opnieuw een sociaal-medische indicatie gevraagd.

Studerenden/werkenden

Alleenstaande ouders die studeren of een laag inkomen hebben kunnen in aanmerking komen voor bijstand voor de eigen bijdrage kinderopvang.

Voorliggende voorzieningen

Wet kinderopvang/ Belastingdienst

Bijzonderheden

Kinderopvang en peuterspeelzaal kunnen niet tegelijkertijd worden vergoed.

KOSTEN VERHUIZING

Bijzondere bijstand voor de noodzakelijke kosten van een onvoorziene verhuizing is mogelijk. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Vergoeding bijzondere bijstand

Alleen de kosten van de huur van een (verhuis)busje voor 1 dag worden vergoed. Uitgegaan wordt van de goedkoopste oplossing.

Voorliggende voorzieningen De verhuiskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

LEGES VOOR AANVRAAG/VERLENGING VERBLIJFSVERGUNNING

Het gaat hierbij om de legeskosten van (de verlenging van) een verblijfsvergunning.

Vergoeding bijzondere bijstand

De legeskosten van (verlenging van) een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voor deze kosten wordt de belanghebbende geacht te reserveren of een lening af te sluiten. Wanneer de belanghebbende niet in staat is geweest te reserveren voor deze kosten dan wel geen lening kan afsluiten, kan bijstand worden verstrekt.

De kosten van (verlenging van) een verblijfsvergunning voor erkende vluchtelingen, statenlozen,B-9 situaties en op medische gronden (en hun kinderen) behoren wel tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor bijstand kan worden verleend. De bijstand kan worden verleend onder aftrek van de kosten van een identiteitskaart.

De kosten die gemaakt worden voor een vergunning tot verblijf bij de partner voor een belanghebbende die geen recht heeft op bijstand behoren ook niet tot de noodzakelijke kosten van bestaan van de partner.

MAALTIJDVOORZIENING

Het gaat hierbij om de meerkosten van het laten verzorgen en bezorgen van de maaltijd ten opzichte van het bereiden van de eigen maaltijd.

Vergoeding bijzondere bijstand

Vergoeding via bijzondere bijstand is mogelijk voor de meerkosten. Er dient een indicatie te zijn van een WMO-consulent of een onafhankelijk medisch advies. Voor de kosten van de maaltijdvoorziening wordt uitgegaan van een maximum bedrag van € 5,50 per maaltijd.

OVERBRUGGINGSUITKERING

Voor belanghebbenden die een inkomen (vergelijkbaar) met zak- en kleedgeld ontvangen en die een woning is toegewezen wordt voor de kosten van eerste huur en de eerste weken levensonderhoud een overbruggingsuitkering verleend ter hoogte van de toepasselijke maandnorm exclusief vakantietoeslag.

De bijstand wordt om niet verleend.

PEDICUREKOSTEN

Vergoeding bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand bedraagt maximaal € 18,00 per maand.

Voorliggende voorziening

De Zorgverzekeringswet.

PERSONENALARMERING

Het gaat hierbij om de abonnementskosten voor het personenalarm. Het personenalarmeringskastje wordt vergoed via de zorgverzekeringswet.

Vergoeding bijzondere bijstand

Als de noodzaak is vastgesteld door de zorgverzekering kan er bijzondere bijstand worden verstrekt voor de abonnementskosten

Voorliggende voorziening

De Zorgverzekeringswet.

PEUTERSPEELZAAL

Het gaat om de kosten van de eigen bijdrage voor de peuterspeelzaal.

Vergoeding bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand voor deze kosten is mogelijk, wanneer er een sociaal medische indicatie is.

Bijzonderheden

Kinderopvang en peuterspeelzaal kunnen niet tegelijkertijd worden vergoed.

PROTHESE BH/ -BADPAK

Kleding hoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waar in beginsel geen bijzondere bijstand voor wordt vergoed. In sommige gevallen bestaat er een noodzaak voor een prothese BH of een prothese badpak. Hiervoor kan bijzondere bijstand verstrekt worden.

Vergoeding bijzondere bijstand

De meerkosten worden vergoed onder aftrek van de normale kosten voor een BH of badpak. Voor het vaststellen van de normale kosten wordt gebruik gemaakt van de NIBUD-normen.

Bijzonderheden

Er kan per jaar maximaal twee keer een vergoeding worden verstrekt voor een prothese BH en voor een badpak één keer per vijf jaar.

REISKOSTEN:

Er kunnen reiskosten bestaan voor rechtbankbezoek, school voor kinderen, ziekenhuisbezoeken en bijvoorbeeld bezoek aan familieleden. Reiskosten behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

Rechtbankbezoeken

Er is bijzondere bijstand mogelijk voor reiskosten naar de rechtbank, als het verplicht of noodzakelijk is dat de belanghebbende op de zitting verschijnt. Rechtbankbezoeken zijn geen regelmatig terugkerende bezoeken en kunnen daarom bijzondere noodzakelijke kosten zijn.

Detentie

Voor het bezoek aan partner en/of kinderen die in detentie verblijven kan bijstand worden verstrekt voor de reiskosten. Er wordt uitgegaan van maximaal één bezoek per twee weken. Bij meerderjarige kinderen wordt de noodzaak en de frequentie individueel vastgesteld.

Omgangsregeling minderjarige kinderen in pleeggezin of gezinsvervangend tehuis

Er kan bijstand worden verstrekt voor reiskosten voor het bezoek aan minderjarige kinderen die in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis wonen. Daarbij wordt uitgegaan van de door Jeugdzorg vastgestelde bezoekfrequentie. De reiskosten worden vergoed na indiening van een periodiek overzicht/verklaring van Jeugdzorg met de bezoekdata aan het kind/de kinderen.

Ziekenhuisbezoeken

Er kan bijstand worden verstrekt voor reiskosten wanneer partner en/of kinderen in het ziekenhuis zijn opgenomen. Daarbij wordt uitgegaan van maximaal één bezoek per dag. Bij meerderjarige kinderen wordt de noodzaak en de frequentie individueel vastgesteld.

Bijzonderheden

Er wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke oplossing. Een belanghebbende mag wel met de eigen auto reizen, maar wanneer het openbaar vervoer goedkoper is wordt een bedrag ter hoogte van de kosten openbaar vervoer vergoed.

De vergoeding bedraagt de brandstofkostenvergoeding (volgens de site van de ANWB) voor het geval dat een belanghebbende per auto heeft gereisd.

Er wordt alleen bijstand voor reiskosten verstrekt wanneer een belanghebbende meer dan tien kilometer (enkele reis) moet reizen.

SCHULDEN

Bijstand voor schulden is op grond van artikel 13 lid 1 onder g niet mogelijk. De beoordeling c.q. uitvoering van bijstand voor schulden in geval van dringende redenen ligt bij team Schulddienstverlening.

HOOFDSTUK 10 : MINIMAREGELINGEN

INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG

Er bestaat geen recht op de individuele inkomenstoeslag als er in de laatste 36 maanden sprake is geweest van het verwijtbaar niet nakomen van arbeids- en/of re-integratieverplichtingen, waarvoor een maatregel van 50% of meer is opgelegd

STIMULERINGSREGELING SOCIAAL-CULTURELE ACTIVITEITEN

De stimuleringsregeling is een bijdrage voor de deelname aan allerlei activiteiten op sociaal en cultureel gebied. Bijvoorbeeld een cursus, een abonnement op de dierentuin, de bibliotheek, de sportclub of een abonnement op een krant.

Hoogte Stimuleringsregeling

De bijdrage op grond van de stimuleringsregeling sociaal-culturele activiteiten bedraagt € 125,-,- per gezinslid van achttien jaar en ouder. Dit budget moet worden besteed in de participatiewebshop.

Voorwaarden

  • 1.

    Belanghebbende heeft op de aanvraagdatum minimaal één jaar een inkomen van maximaal 110% van de bijstandsnorm.

  • 2.

    De aanvraag moet voor 1 november worden ingediend.

PARTICIPATIEREGELING VOOR SCHOOLGAANDE KINDEREN

De participatieregeling voor schoolgaande kinderen is een bijdrage die ouders kunnen krijgen voor hun schoolgaande kinderen zodat zij kunnen deelnemen aan diverse activiteiten zoals b.v. sporten, muziekles of schoolreis.

Ouders van kinderen van vier tot achttien jaar die op hun adres staan ingeschreven, met een minimuminkomen, kunnen een budget krijgen voor allerlei activiteiten. Dit budget moet worden besteed in de participatiewebshop.

Hoogte participatieregeling

Voor kinderen die basisonderwijs volgen is de bijdrage € 275,00 per jaar.

Jongeren die naar het voortgezet onderwijs gaan krijgen een bijdrage van € 400,- per jaar.

Voorwaarden

De schoolsituatie en leeftijd van het kind/de kinderen op datum van de aanvraag is bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming. Wanneer de situatie in de loop van het jaar wijzigt, wordt de hoogte van de tegemoetkoming niet gewijzigd. Er kan niet opnieuw worden aangevraagd.

  • 1.

    Belanghebbende heeft op de aanvraagdatum minimaal één jaar een inkomen van maximaal 110% van de bijstandsnorm.

  • 2.

    De aanvraag moet voor 1 november worden ingediend.

HOOFDSTUK 11: WOONKOSTEN

WOONKOSTEN

Woonkosten behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Uitgangspunt is dat de algemene bijstandsuitkering in combinatie met huurtoeslag voldoende zijn om de woonkosten te kunnen betalen. Bij de duurdere subsidiabele woningen blijft een groter deel van de woonkosten ten laste van de huurder.

WET OP DE HUURTOESLAG (WHT)

Kan de Wet op de Huurtoeslag niet aangemerkt worden als passende en toereikende voorziening? Dan kan een bijdrage in de woonkosten worden verstrekt.

Dit is in ieder geval aan de orde als er sprake is van hoge woonkosten in verband met een eigen woning of een woonboot. Maar de WHT kan in bepaalde situaties ook niet passend en toereikend zijn in het geval van hoge woonkosten voor een huurwoning.

VASTSTELLEN HOOGTE WOONKOSTEN EIGEN WONING

De hoogte van de woonkosten van een eigen woning wordt vastgesteld door de volgende onderdelen om te rekenen naar een maandbedrag en dit bij elkaar op te tellen.

  • hypotheekrente* (geen aflossing)

  • eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (OZB)

  • premie opstalverzekering

  • bedrag systeemheffing gebouwd (waterschap)

  • rioolrechten

en voor zover van toepassing;

  • erfpachtcanons

  • liftinstallatie

  • algemeen beheer en administratie (bij flatgebouw en appartementen).

*Alleen de rente die betrekking heeft op de aankoop van de woning of de verbetering van de woning mag worden meegenomen. De hoogte van de rentelasten wordt bepaald door het rentepercentage te vermenigvuldigen met de restant hypotheekschuld.

De hoogte van de woonkosten wordt verminderd met de voorlopige teruggave inkomstenbelasting in verband met eigen woningbezit. Er wordt van de belanghebbende verwacht dat hij een verzoek om een voorlopige teruggave indient bij de Belastingdienst.

Ook wanneer de belanghebbende geen voorlopige teruggave heeft aangevraagd wordt een schatting gemaakt van de te verwachten voorlopige teruggave en wordt hier meteen rekening mee gehouden.

HOOGTE WOONKOSTENTOESLAG

Voor de hoogte van de woonkostentoeslag wordt aangesloten bij de Wet op de huurtoeslag.

WOONKOSTEN HOGER DAN DE HUURGRENS

In bijzondere situaties kan ook woonkostentoeslag worden verstrekt wanneer de woonkosten hoger zijn dan huurgrens genoemd in de Wet op de huurtoeslag. In die gevallen wordt de woonkostentoeslag voor maximaal twaalf maanden verstrekt. Voorwaarde hierbij is dat de belanghebbende om moet zien naar een goedkopere woning. Dit wordt opgenomen in de beschikking. Indien de belanghebbende in redelijkheid geen goedkopere woonruimte kan verkrijgen, is verlenging van de woonkostentoeslag mogelijk. De woonkosten boven het maximale huurbedrag (WHT) worden voor 100% vergoed.

DRAAGKRACHT INKOMEN EN VERMOGEN

Er wordt rekening gehouden met het eventuele inkomen boven de bijstandsnorm. Dit geldt voor 100% als draagkracht. Ook het vermogen boven het vrij te laten vermogen moet volledig van de woonkostentoeslag worden afgetrokken. Hier wordt voor 100% rekening mee gehouden.

VRIJLATING INKOMSTEN EN DRAAGKRACHT

Vrijgelaten inkomsten en vrijwilligersvergoeding blijven bij de vaststelling van de draagkracht buiten beschouwing. Dat geldt ook wanneer er een woonkostentoeslag wordt verstrekt in geval van een huur die hoger is dan de van toepassing zijnde maximumhuur. Wanneer een belanghebbende door de inkomstenvrijlating minder huurtoeslag ontvangt, kan een aanvullende woonkostentoeslag worden verstrekt.

WANNEER IEMAND GEEN WOONKOSTEN HEEFT

Bij woonkosten boven de maximum huur voor huurtoeslag wordt, ook als de woonkosten door een derde worden betaald, aan de bijstandsverlening de voorwaarde verbonden om om te zien naar goedkopere huisvesting.

Zie voor afstemming van de uitkering in verband met het niet hebben van woonkosten het kopje ‘Geen woonlasten in hoofdstuk 5 Leefvormen en hoogte uitkering.

HOOFDSTUK 12: BESCHEIDEN SCHALERS

UITGANGSPUNTEN

In het kader van bijstandsverlening kan, onder bepaalde voorwaarden, toestemming worden verleend om met behoud van Participatiewet-uitkering bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten van bescheiden omvang te verrichten (de zogenaamde bescheiden schalers).

Voorwaarde voor het met behoud van uitkering verrichten van werkzaamheden als bescheiden schaler is dat de werkzaamheden geen belemmering vormen voor het aanvaarden van arbeid in loondienst. De werkzaamheden moeten indien nodig zonder problemen beëindigd of naar de avonduren verschoven kunnen worden. Alleen als er medische, sociale of andere omstandigheden zijn, die een belemmering vormen voor de uitstroom naar arbeid kan er ontheffing worden verleend van één of meer arbeidsvoorwaarden.

BESCHEIDEN OMVANG

De werkzaamheden zijn van bescheiden omvang als:

  • de werkzaamheden maximaal negentien uren per week bedragen;

  • het inkomen (= netto fiscale winst) niet meer dan € 7.669,00 per jaar bedraagt.

Het maximum van negentien uur per week geldt zowel voor de belanghebbende als diens partner te samen. Anders zou het immers zo zijn dat zij gezamenlijk een normale arbeidstijd (38 uur per week) als zelfstandige werkzaam zijn. Dit is in strijd met de bedoeling van de Participatiewet. Indien de werkzaamheden en/of het inkomen uit deze werkzaamheden de hiervoor beschreven grenzen overschrijden wordt de belanghebbende voor de volgende keuze gesteld:

  • de werkzaamheden worden teruggebracht tot bescheiden schaal;

  • of de werkzaamheden worden uitgebouwd, waarbij de belanghebbende eventueel een beroep zou kunnen doen op het Bbz 2004.

Voorwaarden

  • De belanghebbende staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

  • De belanghebbende voldoet aan de vestigingsplicht;

  • De belanghebbende beschikt over een omzetbelastingnummer;

  • De belanghebbende voert een deugdelijke boekhouding;

  • Er is geen sprake van concurrentievervalsing;

  • De werkzaamheden leveren inkomen op waardoor vermindering van de bijstand mogelijk wordt. Als de belanghebbende structureel verlies lijdt, wordt hier niet aan voldaan en moeten de werkzaamheden beëindigd worden.

  • De kosten bedragen niet meer dan 50% van de omzet.

VERREKENING VAN INKOMSTEN

De inkomsten worden verrekend met de uitkering. Dit kan op twee manieren, te weten:

  • 1.

    door fictief een inkomstenkorting toe te passen op basis van prognoses. Achteraf wordt aan de hand van de jaarcijfers een herberekening gemaakt;

  • 2.

    door maandelijks aan de hand van de door de belanghebbende op te stellen verlies- en winstrekening de werkelijke inkomsten te korten.

Met de belanghebbende worden afspraken gemaakt op welke wijze de inkomstenkorting plaatsvindt.

VERMOGEN

De bepalingen in de Participatiewet omtrent de vrijlating van vermogen blijven van toepassing.

AANSLAG BELASTINGDIENST

Omdat over de netto winst nog belasting en premies verschuldigd zijn, is het mogelijk dat er een aanslag door de Belastingdienst wordt opgelegd. Hiervoor kan, nadat een verzoek om kwijtschelding door de Belastingdienst is afgewezen, eventueel bijzondere bijstand worden verstrekt. Voorwaarde is wel dat zowel een afschrift van de aanslag als de aangifte wordt overgelegd. De eventuele belastingteruggave die het gevolg is van een geleden verlies wordt buiten beschouwing gelaten. Dit geldt niet wanneer bijzondere bijstand is verstrekt voor posten die op de verlies- en winstrekening voorkomen.

UITVOERINGSREGELS MET BETREKKING TOT KOSTEN

Personeelskosten

Voor de volgende kostensoorten zijn regels opgesteld: personeelskosten, vervoerskosten, huisvestingskosten, reclamekosten, algemene kosten, en afschrijvingen en financieringskosten.

Aangezien er sprake is van het bedrijfs- of beroepsmatig verrichten van werkzaamheden op bescheiden schaal is het aannemen van personeel in strijd met de bedoeling van de regeling. Zou personeel worden aangenomen dan ontplooit cliënt zich feitelijk als zelfstandige, zodat de Participatiewet-uitkering beëindigd zou moeten worden. Het opvoeren van de post personeelskosten wordt daarom niet geaccepteerd. Vorenstaande geldt ook voor het uitbesteden van werk. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit in een bepaalde branche gebruikelijk is.

Vervoerskosten

Alleen zakelijke vervoerskosten zijn acceptabel. Gelet op het karakter van de werkzaamheden moet een auto altijd als privé worden aangemerkt. Hij kan nooit als bedrijfsactief worden opgevoerd. De auto/vervoerskosten kunnen opgevoerd worden tot een bedrag welke de Belastingdienst ook accepteert.

Voorwaarde voor acceptatie is wel dat cliënt een kilometerstaat bij de verlies- en winstrekening voegt. Wanneer de vervoerskosten in de verlies- en winstrekening lager zijn dan de vastgestelde norm, dan wordt dit lagere bedrag aangehouden.

Huisvestingskosten

Gelet op de omvang van de werkzaamheden zijn huisvestingskosten, behoudens bijzondere omstandigheden, niet acceptabel. Slechts wanneer dit in de branche gebruikelijk is, kan hiervan bij uitzondering worden afgeweken. Dit wordt individueel bezien.

Reclamekosten

Met name in het kader van de concurrentievervalsing is het noodzakelijk dat er een maximum gesteld wordt ten aanzien van de op te voeren reclamekosten. Als acceptabel wordt aangemerkt maximaal 5% van de bruto winst. Dit percentage geldt ook voor startende ondernemers in het kader van het Bbz 2004.

Algemene kosten

Onder algemene kosten wordt bijvoorbeeld verstaan, de kosten van abonnementen. Het is niet mogelijk om regels te vervaardigen die op alle algemene kosten van toepassing zijn. Daarom moet individueel beoordeeld worden wat acceptabel is.

Voorwaarde is dat de belanghebbende in de jaarrekening een specificatie opneemt waarin deze kostensoort is opgenomen. Dit om inzichtelijk te krijgen of de opgevoerde kosten niet betrekking hebben op privé-uitgaven of investeringen. Deze mogen vanzelfsprekend niet als bedrijfskosten aanvaard worden.

Afschrijvingen en financieringskosten

Wat als afschrijvingskosten wordt aanvaard is afhankelijk van wat als bedrijfsactiva wordt aanvaard. Afschrijvingen van duurzame gebruiksgoederen en financieringskosten (rente, geen aflossing) worden alleen geaccepteerd wanneer de investeringen door het college noodzakelijk worden geacht.

Op middelen die niet als bedrijfsmiddelen worden aanvaard, is geen afschrijving mogelijk. Wanneer middelen als privé en gedeeltelijk als bedrijfsmiddel worden gekenmerkt is slechts gedeeltelijke afschrijving mogelijk.

Bij de verlies- en winstrekening dient een gespecificeerde afschrijvingsstaat gevoegd te worden.

HOOFDSTUK 13: BESTUURLIJKE BOETE

INLEIDING

De gemeente heeft op grond van artikel 18a van de Participatiewet de verplichting om een boete op te leggen wanneer de inlichtingenverplichting van artikel 17 van de Participatiewet wordt geschonden. De berekening van de boete en de hoogte van de boete zijn geregeld in het Boetebesluit Sociale Zekerheidswetten.

WIJZIGINGSFORMULIER

Wijzigingen in de persoonlijke situatie moeten binnen zeven dagen worden doorgegeven door middel van een wijzigingsformulier.

Wordt de wijziging niet doorgegeven en is hierdoor te veel bijstand verstrekt, wordt een boete opgelegd.

INKOMSTENFORMULIER

Inkomsten uit arbeid moeten op het inkomstenformulier worden doorgegeven.

Belanghebbenden met inkomsten uit arbeid horen tot de verplichte doelgroep en moeten zolang er inkomsten zijn elke maand een inkomstenformulier inleveren.

Wanneer een belanghebbende die niet verplicht was een inkomstenformulier in te leveren aan het werk gaat, of op een andere manier inkomsten krijgt, dan moet hij dit uiterlijk de eerste werkdag van de volgende maand doorgeven via een inkomstenformulier.

Gebeurt dit niet tijdig en wordt hierdoor te veel bijstand verstrekt dan wordt een boete opgelegd.

Wanneer een belanghebbende de verplichting heeft om maandelijks een inkomstenformulier in te leveren, dan moet hij het inkomstenformulier uiterlijk de eerste werkdag van de tweede daaropvolgende maand inleveren.

Belanghebbenden die verplicht zijn maandelijks een inkomstenformulier in te leveren en dit op de vijftiende van de maand nog niet hebben gedaan, krijgen een herinnering waarin staat dat het formulier uiterlijk de eerste werkdag van de volgende maand ingeleverd moet worden om te voorkomen dat een boete moet worden opgelegd.

Wordt het inkomstenformulier niet tijdig ingeleverd, dan wordt het recht op uitkering opgeschort en een hersteltermijn geboden om het formulier alsnog binnen een week in te leveren.

WAARSCHUWING

In sommige gevallen kan afgezien worden van het opleggen van een boete. In plaats daarvan wordt een waarschuwing gegeven.

Er wordt een waarschuwing gegeven als:

  • er geen benadeling is;

  • belanghebbende de wijziging alsnog binnen 60 dagen meldt;

  • het benadelingsbedrag lager is dan € 150,00.

Een waarschuwing wordt alleen gegeven als het de eerste keer in een periode van twee jaar betreft.

Wanneer binnen twee jaar opnieuw de inlichtingenverplichting wordt geschonden, wordt een boete opgelegd.

Bij nulfraude:

  • De boete bedraagt minimaal € 37,50 en maximaal € 150,00. Bij het vaststellen van de hoogte van de boete wordt rekening gehouden met de mate van verwijtbaarheid.

Bij zelfmelders of een benadeling lager dan € 150,00:

  • 100% van de benadeling. Hierbij wordt wel de mate van verwijtbaarheid bepaalt. De minimale boete bedraagt € 37,50.

MATIGEN VAN DE BOETE

De wet stelt een algemene verplichting tot het opleggen van een boete voorop. Van deze algemene verplichting kan worden afgeweken als daar dringende redenen voor zijn. Uit het woord "dringend" blijkt dat er wel iets heel bijzonders en uitzonderlijks aan de hand moet zijn, wil een afwijking van het algemene principe gerechtvaardigd zijn. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan dus niet op voorhand worden vastgelegd. Er kan worden gedacht aan de financiële of sociale gevolgen voor belanghebbende en/of diens gezin. Daarbij moet worden opgemerkt dat ernstige financiële gevolgen op zichzelf geen reden zijn om van een verlaging af te zien, omdat dit inherent is aan het opleggen van een boete.

Bij het opleggen van een boete moet altijd wel worden gekeken naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin.

Bij het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd.

De omstandigheden van de belanghebbende kunnen leiden tot het matigen van een boete wanneer er bijvoorbeeld individueel bepaalde financiële omstandigheden aanwezig zijn zoals hoge woonlasten of uitgaven van bijzondere aard waarvoor geen vergoeding mogelijk is. Of wanneer de gevolgen voor de minderjarige kinderen heel groot zijn.

In bijzondere gevallen kan de boete individueel worden gematigd. Hierbij wordt wel rekening gehouden met de wettelijke percentages.

Wettelijke percentages

Mate van Percentage boete Percentage boete

Verwijtbaarheid (minimaal) (maximaal)

Normale verwijtbaarheid 26% 50%

Opzet 76% 100 %

AFZIEN BOETE BIJ DRINGENDE REDEN

Wanneer er dringende redenen zijn kan worden afgezien van het opleggen van een boete. Het moet hierbij wel gaan om een bijzondere uitzonderlijke situatie.

In situaties waarbij afgezien wordt vanwege dringende redenen wordt wel altijd een waarschuwing gegeven.

GEEN VERMINDERDE VERWIJTBAARHEID

Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid wanneer een belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en daardoor de brieven/informatie niet begrijpt. Ook wanneer een belanghebbende gedurende langere tijd niet in staat is zijn belangen te behartigen is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid. Hij dient er dan voor te zorgen dat een ander zijn zaken regelt.

FICTIEVE DRAAGKRACHT

De berekening van de fictieve draagkracht:

  • er wordt uitgegaan van een aflossingscapaciteit van 10% van de geldende bijstandsnorm. (Ook voor kostendelers);

  • vermogen wordt meegenomen in de berekening;

  • voor kostendelers geldt dat zij minimaal € 45,00 per maand aflossen op de boete.

RECIDIVE

Bij recidive wordt de maximale aflossingsduur verlengd. Hierdoor wordt de boete bij recidive hoger.

Mate van verwijtbaarheid Maximale aflossingsduur

Opzet 36 maanden

Grove schuld 27 maanden

Normaal 18 maanden

Verminderde 9 maanden

Het bedrag van de maximale boete wordt hierbij gerespecteerd.

HOOFDSTUK 14: TERUGVORDERING EN BESLAG

TERUGVORDERING BIJSTAND ALS ER GÉÉN SPRAKE IS VAN HET SCHENDEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT

Uitgangspunt is dat teveel en ten onrechte betaalde bijstand altijd wordt teruggevorderd. Het college kan in bijzondere omstandigheden afzien van gehele of gedeeltelijke terugvordering van de teveel en ten onrechte betaalde bijstand. Het is aan het college om te bepalen wat bijzondere omstandigheden zijn.

ONDERGRENS VORDERINGEN

Als de vordering minder dan € 50,-- bedraagt wordt afgezien van terugvordering, behalve wanneer nog kan worden overgegaan tot verrekening met de uitkering en wanneer de terugvordering is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht.

BRUTO/NETTO TERUGVORDERING

Betreft de terugvordering een uitkering die in het lopende boekjaar teveel/ten onrechte is verstrekt, dan is het mogelijk de premies en loonheffing te verrekenen en kan de uitkering netto teruggevorderd worden. Het teveel/ten onrechte verstrekte bedrag moet dan wel in hetzelfde boekjaar terugbetaald worden. Is het boekjaar verstreken en is er nog een (restant)-schuld, dan wordt de vordering verhoogd met de door de gemeente over de (restant) schuld afgedragen loonheffing.

Wanneer de terugvordering niet te wijten is aan de belanghebbende (bijvoorbeeld omdat achteraf inkomsten of vermogen is ontvangen) wordt alleen het netto bedrag teruggevorderd.

HOOGTE AFLOSSING/VERREKENING VORDERINGEN (INKOMEN BIJSTANDSNIVEAU)

Het aflossingsbedrag wordt vastgesteld op 10% van de bijstandsnorm. Om te voorkomen dat de uitkering maandelijks onder de beslagvrije voet komt, wordt het vakantiegeld maandelijks uitbetaald. Als de uitkering dan nog onder de beslagvrije voet komt, wordt de beslagvrije voet gehanteerd.

HOOGTE AFLOSSING/VERREKENING VORDERINGEN (INKOMEN HOGER DAN BIJSTANDSNORM)

Het aflossingsbedrag wordt vastgesteld op 50% van het verschil tussen de bijstandsnorm en het inkomen.

TERUG- EN INVORDERING TEVEEL OF TEN ONRECHTE VERSTREKTE BIJSTAND

Het uitgangspunt bij terugvordering van teveel of ten onrechte verleende bijstand is dat de belanghebbende de vordering in een keer terug moet betalen.

Wanneer dit niet mogelijk is, kan afhankelijk van de situatie van de belanghebbende:

  • uitstel van betaling gegeven worden;

  • afgesproken worden dat de vordering in termijnen wordt betaald.

Combinaties van beiden behoren ook tot de mogelijkheden.

Zodra belanghebbende, doordat hij bijvoorbeeld een erfenis ontvangt, in staat is om de vordering in een keer te betalen, vervallen de gemaakte afspraken omtrent uitstel van betaling en/of betaling in termijnen.

Wanneer de belanghebbende ook op andere schulden aflost, wordt gekeken in hoeverre hier rekening mee gehouden moet worden. Uitgangspunt is dat de belanghebbende door de aflossing op een schuld bij Sociale Zaken niet in een uitzichtloze financiële situatie komt.

INVORDERINGSKOSTEN

Dwanginvordering brengt extra kosten met zich mee. De vordering kan dan worden verhoogd met invorderingskosten. De kosten van een dwangbevel worden niet in rekening gebracht bij de belanghebbende.

Pas wanneer wordt overgegaan tot beslaglegging worden wel kosten in rekening gebracht.

Bij het bepalen van de hoogte van de kosten wordt aangesloten bij de Invorderingswet.

Als bij de beslaglegging inschakeling van een gerechtsdeurwaarder nodig is, komen die kosten, waaronder begrepen de incassokosten, eveneens voor rekening van de belanghebbende.

VERREKENING

Ook voor de belanghebbende die een bijstandsuitkering ontvangt geldt dat de vordering in een keer betaald moet worden. Als de belanghebbende de vordering niet in een keer kan betalen en met hem afgesproken is dat de vordering in termijnen kan worden betaald, worden de aflossingsbedragen in principe verrekend met de uitkering.

BESLAGLEGGING

Als de belanghebbende geen bijstandsuitkering ontvangt wordt tot beslaglegging overgegaan:

bij niet betalen;

  • wanneer een andere schuldeiser beslag heeft gelegd/gaat leggen op het inkomen van de belanghebbende en hij als gevolg daarvan niet meer aan zijn aflossingsverplichtingen kan voldoen.

HERONDERZOEK

Geen aflossingscapaciteit

Als er geen aflossingscapaciteit is vastgesteld wordt er na twaalf maanden een heronderzoek gedaan.

Wel aflossingscapaciteit, maar op termijn zicht op hogere aflossing

Wanneer er wel een aflossingscapaciteit is vastgesteld, maar de inschatting is op basis van carrièreperspectief, leeftijd of anderszins dat er wijzigingen in de financiële situatie te verwachten zijn waardoor er mogelijk meer afgelost kan worden, wordt over twaalf maanden een heronderzoek gedaan.

Wel aflossingscapaciteit, maar op termijn geen zicht op hogere aflossing

Is er wel aflossingscapaciteit, maar op termijn geen zicht op hogere aflossing is dan wordt er geen nieuw heronderzoek gedaan

Heronderzoek bij recht op kwijtschelding Wanneer recht op kwijtschelding bestaat wordt na 36 (of 60) maanden een heronderzoek gedaan.

Aanpassing aflossingsbedrag

In de volgende situaties wordt het aflossingsbedrag niet aangepast:

  • wanneer de financiële situatie van de debiteur ten tijde van een heronderzoek ongewijzigd is ten opzichte van het moment waarop het aflossingsbedrag is vastgesteld;

  • wanneer de vordering binnen 36 maanden (bij leningen voor schulden of duurzame gebruiksgoederen) of 60 maanden (bij overige vorderingen) kan worden afgelost;

  • wanneer bij het heronderzoek blijkt dat de aflossingscapaciteit van debiteuren met een inkomen hoger dan de bijstandsnorm met minder dan € 10,-- per maand stijgt.

KWIJTSCHELDING VAN VORDERINGEN

Niet fraudevorderingen worden na 60 maanden conform de aflossingsafspraak te hebben afgelost kwijtgescholden.

Voor leningen voor duurzame gebruiksgoederen is dit 36 maanden. Voorwaarde is wel dat er daadwerkelijk is afgelost op de vordering. Wanneer gedurende een bepaalde periode uitstel van betaling is verleend wordt deze periode niet meegenomen bij het vaststellen van de aflossingsperiode.

Kwijtschelding bij problematische schuldensituatie

Voor niet fraudevorderingen kan in nog in een aantal situaties worden overgegaan tot het gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering van bijstand af te zien.

Namelijk, als:

  • redelijkerwijs is te voorzien dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen (behoudens vorderingen als gevolg van verwijtbaar gedrag), van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en de vordering van de gemeente tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Deze bepalingen bieden de mogelijkheid om in geval van een problematische schuldensituatie mee te werken aan een minnelijke schuldregeling. Bij de beoordeling of wordt meegedaan aan het verzoek om een regeling te treffen dient rekening te worden gehouden met het feit dat wanneer een schuldregeling niet mogelijk is (omdat de gemeente weigert mee te werken) de debiteur een beroep kan doen op de WSNP.

N.B. verwijtbare schulden zoals fraudeschulden zijn buiten deze regeling gehouden. Ook wanneer de vordering door pand of hypotheek is gedekt wordt niet afgezien van terugvordering.

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering wordt ingetrokken of gewijzigd indien:

  • niet binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;

  • de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet in overeenstemming met de schuldregeling voldoet; of

  • onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de juiste verstrekking tot een ander besluit zou hebben geleid.

KWIJTSCHELDING BOETE VAN FRAUDEVORDERINGEN

Een bestuurlijke boete wordt kwijtgescholden als aan de voorwaarden genoemd in artikel 18a lid 13 en 14 PW wordt voldaan.

Extra voorwaarde:

Het besluit tot kwijtschelding wordt ingetrokken indien de schuldenregeling niet met een “schone lei” wordt beëindigd.

GEEN KWIJTSCHELDING

Een vordering wordt niet kwijtgescholden wanneer:

  • niet wordt afgelost conform de gemaakte aflossingsafspraak. Bij niet nakoming van de aflossingsafspraak wordt overgegaan tot gerechtelijke invordering en wordt het gehele bedrag teruggevorderd, tenzij alsnog de achterstallige termijnen en de invorderingskosten worden betaald. Onder aflossen conform de aflossingsafspraak wordt dus verstaan het betalen van het aflossingsbedrag zonder dat hiervoor moet worden overgegaan tot gerechtelijke invordering/beslaglegging.

  • er sprake is van recidive. Wanneer een belanghebbende binnen een periode van tien jaar opnieuw bijstand voor schulden nodig heeft wordt de tweede of opeenvolgende vordering volledig teruggevorderd. Of wanneer een belanghebbende binnen een periode van tien jaar opnieuw fraudeert wordt de tweede vordering volledig teruggevorderd.

  • een belanghebbende in het bezit is/komt van een dusdanig vermogen dat hij de vordering ineens (voor een groot deel) terug kan betalen. In deze situaties wordt het volledige bedrag ineens teruggevorderd. Wanneer vervolgens niet wordt betaald zal beslag gelegd worden op b.v. het banktegoed of de woning/auto/caravan etc.

HERONDERZOEK

Er wordt ambtshalve (door middel van een heronderzoek) of op verzoek bekeken of een belanghebbende recht heeft op kwijtschelding. Het teveel betaalde wordt terugbetaald aan de debiteur.

VORDERINGEN OP GROND VAN ARTIKEL 58 LID 2 PARTICIPATIEWET

Vorderingen die ontstaan nadat een debiteur geld krijgt uit een boedelscheiding of een erfenis moeten ineens terugbetaald worden zodra het vermogen vrijkomt. Wanneer de debiteur niet in staat is het bedrag ineens terug te betalen (omdat het vermogen voordat tot terugvordering wordt overgegaan al is opgemaakt) wordt aangesloten bij de richtlijnen voor kwijtschelding die bij fraudevorderingen gelden. Het hele bedrag aan teruggevorderde bijstand moet worden terugbetaald.

DRINGENDE REDENEN

Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

GEDURENDE VIJF JAAR NIET AFGELOST (GELDT NIET VOOR VORDERINGEN INZAKE HET NIET VOLDOEN AAN DE INLICHTINGENPLICHT)

Er kan tot buiten invordering stellen worden overgegaan indien een debiteur gedurende vijf jaar niet aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan en ook niet aannemelijk is dat hij deze op enig tijdstip zal verrichten. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een debiteur met onbekende bestemming is vertrokken. Ook geldt dit voor debiteuren die gedurende vijf jaar op een zodanig inkomensniveau hebben gezeten dat ze niet aan de terugbetalingsverplichting hebben kunnen voldoen en als verwacht mag worden dat ze daar in de toekomst ook niet aan zullen kunnen voldoen.

INTEGRALE BENADERING

Wanneer een debiteur meerdere schulden heeft bij Sociale Zaken, worden deze vorderingen samengevoegd tot één incassotermijn en incasso-pakket. De jongste vordering is in beginsel bepalend voor de looptijd en de einddatum van de incasso.

Uitzondering hierop is dat wanneer nog maar kort wordt afgelost op een schuld waar langer (b.v. vijf jaar) op moet worden afgelost dan de jongste schuld (b.v. drie jaar) de aflossingstermijn van de oudste schuld aangehouden.

Als de debiteur zich aan zijn aflossingsverplichting heeft gehouden, wordt na afloop van de afgesproken aflossingstermijn het restant kwijtgescholden.

Voor de hoogte van de aflossing wordt aangesloten bij de regels die ook voor de andere vorderingen gelden.

De vordering wordt niet kwijtgescholden wanneer de debiteur zich niet aan de aflossingsverplichtingen houdt of als er vermogen aanwezig is. Dit is hetzelfde als bij de kwijtschelding van vorderingen die niet in een pakket zijn opgenomen.

Wanneer eenmaal een pakket is vastgesteld worden nieuwe vorderingen hier niet in opgenomen. Nadat het pakket is afgelost zal worden bekeken wat met de nieuwe vordering wordt gedaan. Dit hangt af van de individuele omstandigheden.

HOOFDSTUK 15: VERHAAL EN ALIMENTATIE

VERHAAL

Het college heeft op grond van artikel 61 van de Participatiewet de bevoegdheid om de kosten van bijstandsverlening te verhalen op onderhoudsplichtigen. Zij heeft besloten van deze bevoegdheid gebruik te maken. Voor het vaststellen van de verhaalsbijdrage wordt gebruik gemaakt van de Trema-normen.

AFZIEN VAN VERHAAL

Het college ziet (tijdelijk) geheel af van verhaal van kosten van bijstandsverlening als:

  • het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 50,00 per maand;

  • de periode van bijstandsverlening minder dan twee maanden bedraagt en/of het totaal te verhalen bedrag minder dan € 500,00 bedraagt;

  • de onderhoudsplichtige minder dan een jaar als zelfstandige in de kosten van levensonderhoud voorziet;

  • de onderhoudsplichtige via een re-integratietraject van de gemeente minder dan een jaar aan het werk is;

  • de onderhoudsplichtige een bijstandsuitkering heeft ontvangen en deze bijstand minder dan een jaar geleden is beëindigd;

  • er sprake is van ernstig huiselijk geweld en/of bedreiging door de onderhoudsplichtige.

Het college kan (tijdelijk) afzien van verhaal van kosten van bijstand indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Het college ziet (tijdelijk) geheel af van verhaal van de kosten van bijstandsverlening voor de periode dat een onderhoudsplichtige is toegelaten tot het gerechtelijk traject van een schuldsanering in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp).

Het college kan, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, (tijdelijk) gedeeltelijk afzien van verhaal van de kosten van bijstand voor zover het verschuldigde verhaalsbijdragen betreft die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, als:

  • redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;

  • en de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van schuldeisers van gelijke rang.

Het besluit tot het (tijdelijk) gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

Het besluit tot het (tijdelijk) gedeeltelijke afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de onderhoudsplichtige gewijzigd, indien:

  • niet binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekendgemaakt een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen;

  • de onderhoudsplichtige zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • onjuiste en/of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van de juiste gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

HERONDERZOEKEN

Door veranderde (financiële) omstandigheden van de onderhoudsplichtige kan het zijn:

  • dat de opgelegde verhaalsbijdrage aangepast moet worden of

  • dat er alsnog een verhaalsbijdrage moet worden opgelegd.

Het aanpassen van de verhaalsbijdrage kan gebeuren naar aanleiding van een heronderzoek.

Heronderzoeken vinden niet standaard plaats, maar alleen als daar een specifieke reden voor is.

Een specifieke redenen is bijvoorbeeld het verzoek van de onderhoudsplichtige om aanpassing van de verhaalsbijdrage.

ALIMENTATIEVERPLICHTING

De burger is verplicht om zoveel mogelijk zelfstandig te voorzien in zijn inkomsten voor levensonderhoud.

Alimentatie kan voor een belanghebbende een van deze inkomsten zijn.

Daarom wordt aan de belanghebbende de verplichting opgelegd om bij de rechtbank een eis neer te leggen om de maximale alimentatie aan de (ex-)partner op te leggen. Het niet nakomen van deze verplichting heeft tot gevolg dat er een maatregel wordt opgelegd.

Voor het starten van de procedure bij de rechtbank wordt een termijn van zes weken gegeven.

In afwachting van de uitspraak wordt de maximaal haalbare verhaalsbijdrage opgelegd aan de onderhoudsplichtige.

ALIMENTATIE VS VERHAALSBEVOEGDHEID

Een onderlinge overeenkomst tussen (ex) partners waarin is bepaald dat bij ontbinding van het huwelijk/geregistreerd partnerschap de (ex) partners niet of tot een bepaald bedrag in elkaars levensonderhoud zullen voorzien, betekent niet dat het college de kosten van bijstand niet kan verhalen. Het college zal de verhaalsbijdrage vaststellen en op basis daarvan verhalen op de (ex) partner.

Als het verschil tussen de alimentatie en de mogelijke verhaalsbijdrage € 50,00 of meer bedraagt, wordt er verhaald naast de alimentatie.

NIET NAKOMEN ALIMENTATIEVERPLICHTING

Als een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd op grond van Boek 1 BW die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak.

OPSCHORTEN ALIMENTATIEVERPLICHTING

Wanneer er sprake is van ernstig huiselijk geweld en/of bedreiging door de onderhoudsplichtige kan tijdelijk ontheffing van deze verplichting worden gegeven.

GEEN KWIJTSCHELDING

Verhaalsvorderingen vallen buiten de kwijtscheldingsrichtlijnen.

Overgangsrecht

Deze beleidsregels gaan een dag na publicatie in. Alle aanvragen die de dag na publicatie zijn ingediend zullen met inachtneming van deze beleidsregels worden behandeld.

Belanghebbenden die een besluit toekenning bijzondere bijstand hebben gekregen die voor deze datum ligt en die een toekenning hebben voor een langere periode die de datum van ingang van de nieuwe beleidsregels voorbij gaat, krijgen geen nieuw besluit maar blijven onder de oude regeling vallen. De termijn die in de beschikking staat blijft gelden. Wanneer daarna een nieuwe aanvraag wordt ingediend gelden de nieuwe regels.

Alle aanvragen die voor de datum van ingang van de nieuwe beleidsregels zijn ingediend zullen op grond van de oude beleidsregels worden afgehandeld, tenzij de nieuwe beleidsregels gunstiger voor de belanghebbende zijn.

INWERKINGTREDING EN CITEERARTIKEL

  • 1.

    De beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Participatiewet 2018”.

  • 3.

    Tegelijk met het inwerking treden van de beleidsregels Participatiewet 2018, komen de beleidsregels Particpatiewet 2017 te vervallen.

Ondertekening

De gemeentesecretaris De burgemeester

I.A.A. Oostmeijer-Oosting H.F. van Oosterhout