Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening Precariobelasting 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening Precariobelasting 2020

De raad van de gemeente Emmen;

gelet op het voorstel van het college van … november 2019, nr. 19/

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2020

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of -water, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 2 Belastingplicht

De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of –water heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

Artikel 3 Heffingsgrondslag

De belasting wordt geheven naar het aantal eenheden, bepaald en berekend aan de hand van in artikel 4 genoemde tarieventabel met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5 en 6.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

De maatstaf van heffing en het tarief zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5

  • 1.

    Bij het hebben van voorwerpen op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of –water, wordt de oppervlakte bepaald op die, welke door de voorwerpen wordt overdekt.

  • 2.

    Bij het hebben van voorwerpen onder voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of water, voor de openbare dienst bestemd, wordt de oppervlakte bepaald op die, uitgaande van een horizontale projectie van die voorwerpen.

Artikel 6 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Voor de toepassing van de tarieven wordt verstaan onder:

    • a.

      jaar: het kalenderjaar;

    • b.

      seizoen: het tijdvak van 1 april tot 1 november.

  • 2.

    Gedeelten van de onder 1 genoemde tijds- en andere eenheden worden voor een geheel gerekend, met dien verstande dat, indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar of het seizoen en het hebben van de voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, het recht zoveel twaalfden c.q. zoveel zevenden van het over een jaar c.q. seizoen te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden van het tijdstip resteren.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaar- c.q. seizoentarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar c.q. seizoen, waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van voorwerpen, waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van overeenkomst of anderszins moet worden gedoogd.

Artikel 9 Ontheffing

Indien het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar c.q. het seizoen en de voorwerpen zijn verwijderd vóór het verstrijken van het belastingtijdvak, wordt op verzoek van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend over de na de verwijdering resterende volle maanden van het belastingtijdvak.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan € 50,--, dat de aanslag in één termijn moet worden betaald. Deze termijn vervalt vóór de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De ‘Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2019’ vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Precariobelasting 2020’.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 19 december 2019,

de griffier, de voorzitter,

H.D. Werkman H.F. van Oosterhout