Bestuurlijke aanpak artikel 13B Opiumwet en gedoogbeleid coffeeshops gemeente Emmen

Geldend van 23-02-2021 t/m heden

Intitulé

Bestuurlijke aanpak artikel 13B Opiumwet en gedoogbeleid coffeeshops gemeente Emmen

Wanneer de politie drugs aantreft in een woning of lokaal, kan de burgemeester de woning sluiten op grond van artikel 13B Opiumwet. In de gemeente Emmen wordt dit in de vorm van tijdelijk sluiten al jaren consequent toegepast. Jaarlijks worden er zo’n 25 woningen en (bedrijfs)panden tijdelijk gesloten. Al eerder is gevraagd naar de effectiviteit van deze sluitingen op de drugsproductie. Geconstateerd is dat dit moeilijk meetbaar is, nu de totale omvang van de drugsproductie in Emmen onbekend is. Overigens geldt dat die ook op landelijk niveau niet bekend is. We constateren wel dat er nauwelijks sprake is van recidive in de woningen/panden of bij de betrokkenen. De productie is kennelijk fluïde. Een zekerheid is ook dat de sluiting van een pand een einde maakt aan veelal gevaarlijke en overlastsituaties. Tijdelijke sluitingen dragen daarmee bij aan een veilig en prettig woon- en leefklimaat en bevorderen de openbare orde in de samenleving.

Bij de uitvoering van de bevoegdheid valt verder op dat de sluitingen veelal plaatsvinden in toch al kwetsbare (delen van) wijken of dorpen. Ook zien we een verschuiving van de aanwezigheid van een hennepkwekerij en/of softdrugs naar de aanwezigheid/productie van harddrugs. De productie van harddrugs in drugslabs vormt daarmee een punt van extra aandacht. Met name het toenemende gebruik van GHB en de relatief makkelijke wijze van productie van GHB baart zorgen.

Het Handhavingsbeleid hard- en softdrugs gemeente Emmen van 2013 is door veranderde regelgeving in de Opiumwet en wijzigingen in de jurisprudentie aan vernieuwing toe. De zogenaamde voorbereidingshandelingen zijn onder de werking van artikel 13B Opiumwet gebracht. En in de rechtspraak wordt meer en meer aandacht gevraagd voor het meewegen van de bijzondere (persoonlijke) omstandigheden. In de uitvoering van artikel 13B Opiumwet werd hier al op ingezet, maar dit werd onvoldoende geborgd in de beleidsregel van 2013. En dan nog kwam de Onderzoeksraad voor Veiligheid met een alarmerend beeld over de omgevingsveiligheid bij hennepkwekerijen.

2. Achtergrond

De burgemeester heeft in artikel 13B van de Opiumwet de mogelijkheid gekregen om op te treden bij overtredingen van de Opiumwet. Dit doet hij door de bestuurlijke maatregel van de last onder bestuursdwang toe te passen. De last onder bestuursdwang houdt in dat woningen of bedrijfspanden gedurende een bepaalde tijd worden gesloten. De maatregel kan ook een voorwaardelijk karakter hebben. De tijdelijke sluiting beoogt bij te dragen aan de vermindering van de drugscriminaliteit en daarmee aan de vergroting van de veiligheid en leefbaarheid in de directe woonomgeving en de samenleving als geheel.

2.2. Leefbaarheid

Aan een drugspand kleeft criminaliteit die de veiligheid en leefbaarheid in de omgeving negatief beïnvloedt. Een tijdelijke sluiting heeft het doel om de loop naar een drugspand door telers, dealers, klanten en bezoekers te beëindigen, eventuele overlast en onveilige situaties voor de omgeving te stoppen en de omstandigheden ter plaatse te normaliseren. De tijdelijke sluiting draagt aldus bij aan de vermindering van de drugscriminaliteit en daarmee aan de vergroting van de veiligheid en leefbaarheid in de woonomgeving en de samenleving.

Het sluiten van de pand is dan ook niet primair bedoeld om bewoners of eigenaren te straffen, maar is gericht zich op het herstel van de openbare orde en veiligheid.

Voor het toepassen van de bevoegdheid op grond van artikel 13B Opiumwet is het niet noodzakelijk dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van drugs overlast veroorzaakt. De Raad van State heeft uitgesproken dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs (zie verderop) veronderstelt een ordeverstorend effect te hebben.

2.3. Omgevingsveiligheid

Grootschalige hennepteelt en productie van andere drugs in woningen en bedrijfspanden is zeer ongewenst. Woningen en bedrijfspanden zijn niet berekend op, noch bedoeld voor dergelijke activiteiten. De praktijk leert dat stroom in de meeste gevallen illegaal wordt afgetapt en dat ongewenste bouwkundige aanpassingen ten behoeve van de teelt/productie worden doorgevoerd. Hierdoor is er vaak sprake van een brandgevaarlijke situatie en bouwschade. Daarnaast gebruiken kwekers dikwijls pesticiden. Ook is er bij kwekerijen kans op waterschade. Hennepkwekers brengen met een en ander niet alleen zichzelf (en eventueel hun gezinnen) in gevaar, maar ook onschuldige, onwetende buren en buurtbewoners.

Omgevingsveiligheid komt ook in het gedrang bij de productie van harddrugs vanwege de gevaarlijke chemische stoffen en chemische reacties.

2.4. Ondermijning

Optreden tegen handel, productie, teelt en andere illegale activiteiten rondom zowel harddrugs als softdrugs is wenselijk en noodzakelijk. Dergelijke activiteiten, in diverse vertakkingen door criminele organisaties uitgevoerd, hebben een ondermijnend en potentieel ontwrichtend effect op de samenleving door de wens/noodzaak van de onderwereld zich te verweven met de bovenwereld.

De aanpak van georganiseerde (drugs)criminaliteit bestaat uit een omvangrijke samenwerking tussen verschillende partners, zoals het Openbaar Ministerie, de politie, Belastingdienst, FIOD en het gemeentebestuur. Naast de strafrechtelijke aanpak van criminele samenwerkingsverbanden en het afpakken van crimineel vermogen wordt door de gemeente hierop aangesloten met een bestuursrechtelijk handhavingsregime. Het bestuurlijk optreden betreft een pandgerichte aanpak.

Met de sluiting van een pand door de burgemeester wordt ook een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden. Hiermee wordt een barrière opgeworpen en wordt het criminele ondernemingsproces verstoord. Bovendien wordt met een dergelijke sluiting een sterk signaal afgegeven. Ten slotte heeft deze bevoegdheid nog een ander preventief effect in die zin dat pandeigenaren kritischer worden bij het verhuren of beschikbaar stellen van woon- of bedrijfsruimte.

3. Beleidskader

Deze beleidsregel is van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid ten aanzien van:

  • voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (bijvoorbeeld winkels en horecagelegenheden);

  • niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (bijvoorbeeld bedrijfsruimten, loodsen, magazijnen en woningen die feitelijk niet worden bewoond);

  • woningen en bijbehorende erven.

3.1. Doelstelling:

Met deze beleidsregel wordt primair beoogd:

  • De gemeente Emmen onaantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor drugshandel en productie;

  • herhaling van de ernstige verstoring van de openbare orde voorkomen;

  • verdere aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen;

  • de rust in de directe omgeving doen wederkeren;

  • brandgevaarlijke, chemisch gevaarlijke en bouwkundig gevaarlijke situaties opheffen of voorkomen;

  • verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel;

3.2. Juridisch kader:

Op grond van artikel 2 en 3 Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wetbehorende lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs), dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 Opiumwet, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te

bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

Bestuursrechtelijke handhaving van de verboden genoemd in artikel 2 en artikel 3 Opiumwet, kan op basis van artikel 13b Opiumwet. De burgemeester kan op basis van dit artikel een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen, dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.

Uit vaste rechtspraak is het bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.

Het ligt in dat geval op de weg van de rechthebbende van het pand om het tegendeel aannemelijk te maken. Op grond van deze rechtspraak ligt de bewijslast bij de overtreder om bij gebruik van de voor hem openstaande rechtsmiddelen aan te tonen dat de bevindingen in het aan de besluitvorming ten grondslag gelegde bestuurlijke rapportage van de politie onjuist zijn en dat de aangetroffen drugs niet bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking.

4. Handhaving

De illegale productie van en handel in drugs vormen op zichzelf een ernstige verstoring van de openbare orde. Als uitgangspunt van dit beleid geldt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang oplegt, in die zin dat het pand tijdelijk wordt gesloten. Het opleggen van een last onder dwangsom, dus het betalen van een geldsom als de overtreding van de Opiumwet blijft voortduren of wordt herhaald, wordt niet toegepast.

4.1. Bestuurlijke rapportage

De burgemeester baseert zijn optreden steevast op een formele bestuurlijke rapportage van de politie. Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt.

4.2. Zorgvuldigheid (zienswijzen)

Voordat er een besluit wordt genomen worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven. De zienswijze kan zowel schriftelijk als mondeling worden gegeven. De belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Na dit zienswijzengesprek worden alle feiten en omstandigheden afgewogen ten opzichte van de wet- en regelgeving en deze beleidslijn. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de belanghebbenden en de handhavingspartners.

Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan kan hiertegen, al dan niet met inschakeling van een gemachtigde, bezwaar worden gemaakt. Wordt tevens bij de voorzieningenrechter om een schorsing van het besluit gevraagd, dan schort de burgemeester de uitvoering van zijn besluit op totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

4.3. Bijzondere omstandigheden:

In haar jurisprudentie heeft de Afdeling rechtspraak van de Raad van State uitgemaakt dat de burgemeester bij de toetsing van beleid:

  • 1.

    alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling moet betrekken, met inbegrip van omstandigheden die bij het opstellen van de beleidsregels zijn meegenomen; en

  • 2.

    vervolgens moet bezien of deze omstandigheden op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, redenen geven op grond waarvan van dit beleid zou moeten worden afgeweken;

De uitspraken van de Afdeling maken verder (opnieuw) duidelijk dat de rechter de toepassing van artikel 13B Opiumwet, inclusief de weging van de bijzondere omstandigheden, terughoudend dient te toetsen.

4.3.1. Voorwaardelijke sluiting

Indien de bijzondere omstandigheden zodanig zijn dat de burgemeester besluit af te wijken van zijn beleid houdt dit onder andere in dat afgezien wordt van de hieronder genoemde handhavingsrichtlijn. Wel kan er in dat geval een voorwaardelijke sluiting worden opgelegd. Indien de betrokkene dan binnen twee jaar nogmaals een overtreding begaat zal alsnog overgegaan worden tot handhaving alsof het een 1e overtreding betreft (afhankelijk van de situatie, zie handhavingsrichtlijn). Wanneer dan opnieuw bijzondere omstandigheden worden aangevoerd, krijgt de bescherming van het algemeen belang een zwaarder accent.

4.4. Bestuursdwang

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, of het gehele pand, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als er sprake is van handel in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld bij een hennepkwekerij/productieplek in een caravan op het erf bij een woning of in een apart deel van een bedrijfslocatie. Dit wordt afgewogen in het kader van de bijzondere omstandigheden.

Bij de sluiting wordt een termijn gegeven van enkele dagen waarbinnen de betrokkene de woning of het lokaal kan ontruimen en sluiten. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester zelf overgaan tot het sluiten van de woning of het lokaal.

De sluiting brengt met zich dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen die op een bepaald moment om dringende redenen in het pand moeten zijn, mogen het pand na toestemming van de burgemeester nog betreden. Een voorbeeld hiervan is een aannemer, die schade aan het pand moet herstellen.

De sluiting wordt aan een ieder bekend gemaakt door middel van een poster op de toegang van het pand. Dit dient ter voorkoming van het in gebruik nemen van het pand en in het kader van toezicht op de sluiting van het pand. Wordt het pand desalniettemin toch betreden dan zal de burgemeester het pand dicht laten maken op kosten van de betrokkene.

4.5. Woningwet:

Bij de teelt en productie van drugs worden regelmatig ook overtredingen van de Woningwet/Bouwbesluit geconstateerd.

Bij overtredingen van artikel 1b Woningwet is altijd sprake van strijdigheid met de voorschriften uit het Bouwbesluit. Het gaat om technische en gebruiksvoorschriften die betrekking hebben op de (brand)veiligheid en gezondheid. Voorbeelden hiervan zijn :

  • niet voldoen aan NEN1010-norm

  • niet voldoen aan de eisen voor sterkte aan de constructie

  • veiligheid installaties

  • brandcompartimentering

  • blokkeren van een vluchtroute

  • overbewoning

  • achterwege laten van een melding inzake brandveilig gebruik.

De NEN 1010 norm is de belangrijkste norm voor elektrische installaties in gebouwen. Het doel van de NEN 1010 is om een veilige installatie te realiseren. Elektrische voorzieningen mogen niet leiden tot gevaarlijke situaties en moeten beschermd worden tegen oververhitting door overbelasting. In geval van het gebruik van een gebouw voor een hennepkwekerij betekent dit doorgaans dat de elektrische installatie van dit gebouw niet meer aan de eisen van het Bouwbesluit voldoet, waartegen het college met bestuursrechtelijke maatregelen op basis van de Woningwet kan optreden.

Bij een overtreding van de Woningwet (Bouwbesluit) kan het college een last onder dwangsom opleggen. Allereerst dient de gemeente de eigenaar van het pand de kans te geven een overtreding te herstellen (de Woningwet is gericht op een goed gebruik en goede staat van gebouwen). Dit kan worden afgedwongen met het opleggen een last onder dwangsom. Wordt aan de last niet voldaan, dan kan het college bestuursdwang en bij herhaalde overtreding van de Woningwet zelfs zwaardere sancties toepassen (beheerovername, sluiting van gebouwen, open erven of terreinen).

5. Handhavingsrichtlijn

De burgemeester kan op grond van de Opiumwet een last onder bestuursdwang opleggen die is gericht op het beëindigen van de overtreding van de Opiumwet. In bepaalde gevallen kan de burgemeester op basis van de Opiumwet een last onder dwangsom opleggen. In de handhavingsrichtlijn is opgenomen wanneer dit van toepassing is.

5.1. Overzicht handhavingsrichtlijn

Constatering

1e constatering

2e constatering

3e constatering

Verkoop dan wel aanwezigheid van een kleine handelshoeveelheid drugs in een woning* en/of erf:

Kleine handelshoeveelheid:

Softdrugs:

  • 1.

    minder dan 50 gram

  • 2.

    6 tot 20 hennepplanten

Harddrugs:

  • 1.

    Minder dan 5 gram

  • 2.

    Minder dan 5 ml

* (incl. woonwagens, woonschepen en woonketen)

Burgemeester:

Voorwaardelijke sluiting

Burgemeester:

Binnen 2 jaren na 1e constatering: bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor 3 maanden

Burgemeester:

Binnen 2 jaren na 2e constatering: Bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor de duur van 6 maanden

Verkoop dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs / voorbereidingshandelingen woning* en/of erf:

Handelshoeveelheid:

Softdrugs:

  • 1.

    Meer dan 50 gram

  • 2.

    20 of meer hennepplanten

Harddrugs:

  • 1.

    meer dan 5 gram

  • 2.

    Meer dan 5 ml.

* (incl. woonwagens, woonschepen en woonketen)

Burgemeester:

Bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor de duur van 3 maanden

Burgemeester:

Binnen twee jaren na 1e constatering: bestuursdwang (sluiting) op basis van 13b Opiumwet voor de duur van 6 maanden

Burgemeester:

Binnen 2 jaren na 2e constatering: Bestuursdwang op basis van 13b Opiumwet (sluiting) voor de duur van 12 maanden

Verkoop van drugs / voorbereidingshandelingen vanuit dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in een lokaal:

Handelshoeveelheid:

Softdrugs:

  • 1.

    Meer dan 50 gram

  • 2.

    20 of meer hennepplanten

Harddrugs:

  • 1.

    meer dan 5 gram

  • 2.

    Meer dan 5 ml.

Burgemeester:

Bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor de duur van 6 maanden

Burgemeester:

Binnen 2 jaren na 1e constatering: bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor 12 maanden

Burgemeester:

Binnen 2 jaren na 2e constatering: Bestuursdwang 13b Opiumwet: sluiting voor onbepaalde tijd

6. Uitgangspunten toepassen bestuursdwang

6.1. Objectgerichte karakter van de maatregel

Met de sluiting van een woning of lokaal is sprake van een maatregel die is gerelateerd aan het pand en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een eventuele overdracht van het pand, of de komst van nieuwe huurders, niet van invloed is op het besluit tot sluiting. Het pand blijft gesloten.

6.2. Strafrechtelijke vs. bestuurlijke aanpak

Het onderhavige beleid is gebaseerd op een bestuurlijke bevoegdheid van de burgemeester en staat los van een eventuele strafrechtelijke aanpak. Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. De verantwoordelijkheden van de burgemeester zijn van een andere aard dan die van een officier van justitie. Aangezien de handel in verdovende middelen strafbaar is, zal in voorkomende gevallen zo mogelijk strafvervolging worden ingesteld door het OM.

Strafrechtelijke sancties hebben een punitief karakter, omdat op de overtreding een straf volgt. De

bestuurlijke maatregelen die de burgemeester in het kader van de Opiumwet treft, hebben een reparatoir, normaliserend karakter. Een dergelijke maatregel heeft als doel de aangetaste openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze (verder of opnieuw) wordt verstoord. In dit kader richten bestuursrechtelijke maatregelen zich op de bij de bij de productie en/of verkoop/handel betrokken woningen of bedrijfspanden.

Artikel 13b Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet.

Met het Openbaar Ministerie en de politie wordt samengewerkt om naast strafrechtelijke vervolging, bestuursrechtelijke handhaving plaats te laten vinden. Het moment van inbeslagname van drugs door de politie en het effectueren van de bestuursdwang door de burgemeester kan echter enige tijd uit elkaar liggen, nu in de praktijk de bestuurlijke rapportage van de politie wordt afgewacht en de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Dit betekent niet dat na inbeslagname geen reden meer bestaat de sluitingsprocedure te starten.

6.3. Registratie WKPB

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet, is een beperkingsbesluit dat valt onder de ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’. Het besluit tijdelijke sluiting wordt geregistreerd in het Kadaster. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit weer in het WKBP-register aangepast.

6.4. Minderjarigen

Indien een woning wordt gesloten en daarbij sprake is van minderjarige bewoners of betrokkenen, wordt door de politie een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis Drenthe.

6.5. Huisraad, huisdieren, alternatieve huisvesting

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat ook het zorgdragen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal. Dat betekent dat na verloop van de begunstigingstermijn de dieren die aanwezig zijn in de woning, bij de uitoefening van de bestuursdwang door de eigenaar/verzorger zullen moeten worden verwijderd en opgevangen. Indien de gemeente het moet doen worden kosten daarvan verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.

Indien betrokkenen acuut op straat staan, binnen hun netwerk geen onderdak kunnen vinden, niet zelfredzaam zijn en geen financiële middelen hebben om ergens te overnachten, kan de gemeente zorgen voor tijdelijk onderdak.

6.6. Strafbaarstellingen

Hieronder volgt een opsomming van gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting die strafbaar zijn gesteld:

• het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag;

• op grond van artikel 2:41, tweede lid, van de APV is het verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand en bijbehorend erf te betreden;

• artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving), strafbaar is.

7. Gedoogcriteria en handhavingregime voor coffeeshops

7.1 Maximumstelsel

  • 1.

    De gemeente Emmen hanteert een maximumstelsel op grond waarvan maximaal twee coffeeshops binnen het stedelijk gebied van de kern Emmen gevestigd mogen zijn.

  • 2.

    Dit maximum is inmiddels bereikt en ingevuld met de coffeeshops “Ankara” aan de Minister Kanstraat en “Cheers” aan de Derksstraat.

  • 3.

    Vestiging van coffeeshops in andere gebieden van de gemeente wordt niet toegestaan.

7.2 Gedoogcriteria coffeeshops

  • 1.

    In dit beleid worden de landelijke gedoogregels van het Openbaar Ministerie – AHOJGI-criteria – overgenomen. Daarnaast stelt de burgemeester enkele aanvullende criteria:

    • (A) Geen affichering: geen andere reclame op de gevel dan de aanduiding “coffeeshop”.

    • (H) Geen harddrugs: in de coffeeshop mogen geen harddrugs aanwezig zijn en/of worden bereid, verstrekt of verkocht.

    • (O) Geen overlast: geen aantasting van het woon- of leefklimaat in directe omgeving van de coffeeshop in de vorm van hinderlijk gedrag, samenscholen/rondhangen van bezoekers/klanten, openlijk gebruik van drugs, verkeersoverlast, geluidsoverlast, vervuiling en dergelijke.

    • (J) Geen verkoop aan en toegang van jongeren beneden de achttien (18) jaar: de coffee-shopexplotant dient conform de huisregels bezoekers bij binnentreding van de coffeeshop om legitimatie te vragen.

    • (G) Geen verkoop van grotere hoeveelheden per transactie dan geschikt voor eigen gebruik: 5 gram. Dit is alle alle koop en verkoop in één coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot dezelfde koper. Daarnaast mag de aanwezige handelsvoorraad in één coffeeshop niet groter zijn dan 500 gram softdrugs.

    • (I) Toegang tot de coffeeshop is uitsluitend toegestaan aan ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder, vast te stellen door de coffeeshophouder aan de hand van een geldige legitimatie.

  • 2.

    De minimale afstand tussen een coffeeshop en nabijgelegen scholen bedraagt 350 meter.

  • 3.

    Geen verkoop van softdrugs in combinatie met alcoholhoudende drank: dwz. in de coffeeshop mogen geen alcoholische dranken aanwezig zijn; de exploitant van de coffeeshop komt niet in aanmerking voor een Drank- en horecavergunning.

  • 4.

    Vaste openingstijden: de openingstijden van de coffeeshop worden bij de verlening van de gedoogstatus vastgelegd.

  • 5.

    Geen kansspelautomaten: in de coffeeshop mag geen kansspelautomaat aanwezig zijn; aan de exploitant wordt geen aanwezigheidsvergunning voor een kansspelautomaat verleend.

  • 6.

    Geen terras: het inrichten en gebruikmaken van een terras bij de coffeeshop is niet toegestaan.

  • 7.

    Aanwezigheid voorlichtingsmateriaal: in de coffeeshop dient voor iedere bezoeker voorlichtingsmateriaal beschikbaar te zijn over het gebruik, de werking en eventuele risico’s van cannabisproducten. Dit materiaal dient afkomstig te zijn van een instelling/organisatie die zich toelegt op de wetenschappelijke bestudering van o.a. softdrug en gebruik hiervan, dan wel op de uitvoering van de ambulante verslavingszorg.

7.2 Eisen voor het verkrijgen en behouden van de gedoogstatus

  • 1.

    De gedoogstatus geldt slechts voor de coffeeshop op de vestigingsplaats die in de gedoogverklaring staat vermeld.

  • 2.

    Als criterium voor de vestigingsplaats geldt dat de coffeeshop niet mag zijn gevestigd binnen een straal van 350 meter in de directe nabijheid van scholen en jongerencentra.

  • 3.

    De gedoogstatus vervalt, los van eventuele sancties op basis van het geldend handhavings-regime, bij beëindiging van de exploitatie van de coffeeshop, bij overdracht aan een andere eigenaar of exploitant, dan wel voortzetting van de inrichting in een andere vorm.

  • 4.

    Een gedoogstatus is persoonsgebonden en kan niet worden toegekend aan een rechtspersoon.

  • 5.

    De exploitant mag niet reeds eerder als gevolg van handhaving op basis van deze beleidsregels zijn gedoogstatus in de gemeente Emmen hebben verloren.

7.3. Openingstijden coffeeshops

De coffeeshops mogen slechts geopend zijn tussen 12.00 uur en 22.00 uur.

7.4 Handhavingsregime coffeeshops

  • 1.

    Zie voor de (gedifferentieerde) handhaving van bovengenoemde gedoogvoorschriften onderstaand schema. De volgende kanttekeningen zijn hierbij van toepassing:

    • a.

      Er is in dit nieuwe beleid niet meer gekozen voor enkel een waarschuwing bij een eerste overtreding, omdat daaraan geen rechtsgevolg is verbonden. Dat achten wij in het geprofessionaliseerde klimaat niet meer passend.

    • b.

      Bij niet-naleving van meerdere gedoogcriteria kan een hogere sanctie opgelegd worden.

    • c.

      Een strafrechtelijke handhaving laat het bestuursrechtelijke handhavingstraject onverlet.

    • d.

      De recidivetermijn, dat wil zeggen de termijn waarbinnen een overtreding als herhaald wordt beschouwd, is twee jaren.

    • e.

      Herstelsancties kunnen gericht zijn op het beëindigen van de overtreding of het voorkomen van herhaling. In deze matrix wordt een combinatie van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom gericht op het tegengaan van herhaling voorgeschreven. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang opleggen die is gericht op het beëindigen van de overtreding van de Opiumwet. Eveneens kan de burgemeester een last onder dwangsom opleggen die gericht is op het tegengaan van herhaling van de overtreding van de Opiumwet.

    • f.

      Een combinatie van beide herstelsancties is op basis van één en dezelfde wet niet mogelijk.

7.5 Handhavingsrichting coffeeshops

Handhavingsrichtlijn

 

Overtreding

Maatregel

Affichering

1e constatering

Recidive

Recidive 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang: (sluiting) 3 maanden 

Bestuursdwang: (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Harddrugs

1e constatering

Bestuursdwang: (sluiting) 12 maanden + gedoogstatus vervalt

Overlast

1e constatering overlast

Recidive

Recidive 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Toelating minderjarigen

1e constatering

Recidive

Recidive na 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Toegang coffeeshop: ingezetenen van Nederland van 18 jaar en ouder

1e constatering

Recidive

Recidive 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang: (sluiting): 3 maanden

Bestuursdwang: (sluiting): 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Overschrijding transactiehoeveelheid

1.1.1.1.1 A Meer dan 5 minder dan 50 gram

1e constatering

2e constatering

3e constatering

1.1.1.1.2 B Meer dan 50 gram

1e constatering

Recidive

1.1.1.1.3

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt.

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Overschrijding handelsvoorraad

1.1.1.1.4 A Meer dan 500 gram minder dan 3000 gram

1e constatering

Recidive

1.1.1.1.5 B Meer dan 3000 gram

1e constatering

1.1.1.1.6

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Bestuursdwang (sluiting) 12 maanden + gedoogstatus vervalt.

Overtreding alcoholverbod

1e constatering

Recidive

Recidive na 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Toegestane openingstijden

1e constatering

Recidive

Recidive na 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Verbod kansspelautomaten

1e constatering

Recidive

Recidive 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Schriftelijke waarschuwing exploitant speelautomaten

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt.

Terrasverbod

1e constatering

Recidive

Recidive 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Ontbreken voorlichtingsmateriaal

1e constatering

Recidive

Recidive 2e constatering

Dwangsom Opiumwet

Bestuursdwang (sluiting) 3 maanden

Bestuursdwang (sluiting) 6 maanden + gedoogstatus vervalt

Illegale activiteiten

Bijvoorbeeld aanwezigheid wapens, gestolen goederen, heling

1e constatering

Bestuursdwang (sluiting) 12 maanden + gedoogstatus vervalt

Ondertekening

Bijlage 1: Definities

  • a.

    Harddrugs: Middelen vermeld op lijst I en lijst II behorend bij de Opiumwet, met uitzondering van softdrugs.

  • b.

    Softdrugs: hasjiesj en hennep (ook stekjes), zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet.

  • c.

    Handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van een handelshoeveelheid,

  • d.

    Woning: een voor bewoning bestemd gebouw. Onder dit begrip vallen ook woonwagens, woonschepen en woonketen.

    • i.

      De vraag of een gebouw als woning kan worden gezien, dient te worden beantwoord door te kijken of het pand “naar zijn aard voor bewoning is bestemd”. Dit zal moeten worden beantwoord naar een “zo objectief mogelijke maatstaf” waarbij “zo veel mogelijk gekeken wordt naar de kenmerken van het bouwwerk zelf”.

    • ii.

      Met deze kenmerken wordt “aanknoping gezocht of het pand naar zijn aard voor bewoning is bestemd.“ Een dergelijke aanknoping wordt bereikt door te kijken naar het “doel waarvoor het bouwwerk is ontworpen en gebouwd.”

  • e.

    Een voor het publiek toegankelijk lokaal: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, die –al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijk is.

  • f.

    Een niet voor het publiek toegankelijk lokaal: een besloten ruimte, met inbegrip van een daarbij behorend erf, die niet voor het publiek toegankelijk is, niet zijnde een woning.

  • g.

    Coffeeshop: een openbare inrichting waar alcoholvrije dranken worden verkocht en waar verkoop van softdrugs plaatsvindt op grond van een daartoe door de burgemeester verleende gedoogdbeschikking.

  • h.

    Bevoegdheid van de burgemeester: bevoegdheid op basis van artikel 13b Opiumwet.

  • i.

    Bevoegdheid van het College: bevoegdheid op basis van de Woningwet c.a.

  • j.

    Voorwaardelijke sluiting woning: sluiting, die pas wordt uitgevoerd als de betrokkene zich niet aan door de burgemeester gestelde voorwaarden houdt. Als voorwaarde daarbij geldt altijd dat de betrokkene zich niet binnen een bepaalde proeftijd opnieuw aan een aan de Opiumwet gerelateerd strafbaar feit schuldig mag maken. De proeftijd bedraagt in principe twee jaar.

Toelichting begrippen

Handelsvoorraad drugs

Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Zoals reeds aangegeven onder 3.2 dient het tegendeel aannemelijk te worden gemaakt door de overtreder. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is.

Softdrugs

Met betrekking tot hennep wordt in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt van een handelshoeveelheid gesproken bij 5 planten of meer en/of een hoeveelheid van meer dan 5 gram. Echter, bij hoeveelheden tussen de 5 en 50 gram wordt aangenomen dat die niet gebruikt worden om te verkopen of anderszins te verstrekken.

Onder softdrugs vallen ook bewerkte en onbewerkte ‘paddo’s (paddenstoelen die van nature de stof psilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten). Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is, een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.

Harddrugs

In de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangehouden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet. Het gaat in elk geval om een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Voor wat betreft GHB wordt een consumptie-eenheid aangehouden van 5 ml. Grotere hoeveelheden dan de genoemde hoeveelheden, worden aangemerkt als een handelsvoorraad.

Voorbereidingshandelingen

Er zijn ook woningen en panden die een grote rol spelen in de handel van drugs waarbij er tijdens de instap van de politie echter geen drugs, in de zin van lijst 1 of lijst 2 van de Opiumwet, worden aangetroffen. In dergelijke panden worden wel allerlei stoffen en voorwerpen aangetroffen die worden gebruikt voor productie en distributie van drugs, maar geen drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. Bij het aantreffen van dergelijke stoffen en/of voorwerpen is wel vaak sprake van een strafbaar feit op grond van artikel 10a of 11a (strafbare voorbereidingshandeling). Door het ontbreken van drugs was bestuurlijk optreden op basis van de Opiumwet niet mogelijk.

Deze producten die vaak worden aangetroffen vielen tot 1 januari 2019 niet onder de werking van artikel 13b van de Opiumwet. Sinds de wijziging van dit artikel kan de burgemeester nu ook panden sluiten waar dergelijke goederen zijn aangetroffen. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie. Daarnaast kan dit ook blijken uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.

Niet alleen de productie en handel in drugs, maar ook het voorbereiden en faciliteren ervan is een ernstige aantasting van de openbare orde.

Niet alle op grond van artikel 10 of 11a Opiumwet strafbare voorbereidingshandelingen wegen mee. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de hierboven genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de bevoegdheid aan de burgemeester om over te gaan tot sluiting. Dit is niet het geval bij het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 Opiumwet.

Onderscheid lokalen en woningen

Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen. Onder lokaal wordt in dit verband verstaan: een pand niet zijnde een woning, al dan niet voor het publiek toegankelijk, waar geen coffeeshop in is gevestigd (voor coffeeshops gelden aparte regels). Onder woning wordt in dit verband verstaan: een voor bewoning gebruikte ruimte. Onder woning kan bijvoorbeeld ook een boot, caravan of woonwagen worden verstaan. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet wordt gebruikt als woning, kan worden aangemerkt als lokaal.

Vanwege het grote gevaar voor de openbare orde en veiligheid (en ook de volksgezondheid) dat uitgaat van de illegale productie en handel in drugs, wordt, bij een aangetroffen handelshoeveel drugs, zowel bij lokalen als woningen direct overgegaan tot een tijdelijke sluiting, indien het aannemelijk is dat daar een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is of indien sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen.

Bijlage 2: Bepalen hoogte last onder dwangsom

Richtlijn dwangsomhoogte m.b.t. bevoegdheden college resp. de burgemeester

1. Algemeen: nut en noodzaak beleidsregel

Om gebruik te maken van de dwangsombevoegdheid is het geen wettelijke eis dat het college respectivelijk de burgemeester daarvoor een richtlijn heeft vastgesteld. Om reden van uniforme handhavingspraktijk, rechtszekerheid en transparantie richting alle belanghebbenden heeft dit echter wel de voorkeur van het college.

Deze beleidsregel geeft de afdeling Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving houvast bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag.

2. Richtlijn; indicatief, niet uitputtend

In het algemeen is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van de aard van de overtreding en is niet bij voorbaat exact aan te geven hoe deze wordt berekend. Samengevat hebben het college en de burgemeester bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid. De dwangsom-hoogte moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit, art. 5:32 Awb).

Verder is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van verschillende factoren:

  • de dwangsom moet voldoende pressie voor de overtreder tot gevolg hebben om de overtreding op te heffen of te beëindigen;

  • de (geschatte) kosten die de overtreder moet maken om de overtreding op te heffen; de dwangsom moet hoger zijn dan het door de overtreding door de overtreder behaalde (geschatte) financiële voordeel;

  • het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft behaald met de overtreding;

  • voorkoming van herhaling, beperking van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;

  • de bevestiging van normen gesteld in het belang van o.a. regelgeving en ruimtelijke ordening;

  • de financiële draagkracht van de overtreder.

3 Verlagende en verhogende factoren

Een situatie waarbij de overtreding zelf klein is, kan leiden tot bijstellen naar beneden (de tabel is indicatief). Ook naar aanleiding van ingediende zienswijzen of heroverweging in de bezwaarprocedure kan de hoogte naar beneden worden bijgesteld. Als de overtreding is begaan door een bedrijf, kan bij bepaling van de hoogte van de dwangsom(men) gekeken worden o.a. naar rechtsvorm, kapitaal, draagkracht (financiële positie), het aantal werknemers, de omzet en de winst van de onderneming.

De hoogte van de gekozen bedragen en het maximum te verbeuren bedrag hebben primair tot doel de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (reparatoir karakter van de dwangsom), waarbij het gaat om maatwerk van geval tot geval. In het handhavingsbeleid van de gemeente Emmen is dit ook steeds uitgangspunt. De dwangsom mag dus niet het karakter van een straf krijgen (niet punitief). Een maximum te verbeuren bedrag is gekozen omdat de overtreding waarvoor de dwangsom wordt verbeurd wel telkens door de eenheid Handhaving geconstateerd en vastgelegd moet worden.

Mocht de overtreding niet ongedaan zijn gemaakt, of verdere overtreding dan wel herhaling niet kunnen worden voorkomen dan kan het zijn dat de hoogte van de dwangsom te laag is gekozen. Het is dan mogelijk om na het bereiken van het maximum een nieuwe (hogere) last onder dwangsom op te leggen. Ook de hoogte van deze hogere dwangsom moet in de dwangsombeschikking gemotiveerd worden. In dat geval bijv. in de beschikking vermelden dat uit onderzochte/ geconstateerde feiten/omstandigheden is gebleken dat de eerder opgelegde en verbeurde dwangsombedragen niet hebben geleid tot het beëindigen van de overtreding(en).

De eerder verbeurde dwangsommen blijven natuurlijk wel verschuldigd als (binnen 6 maanden na de dag waarop het bedrag is verbeurd) de invordering is aangevangen.

4. Criteria voor een dwangsom afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten

De hoogte van het bedrag van de dwangsom kan ook worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Met de financiële omstandigheden van de wetsovertreder hoeft in beginsel geen rekening te worden gehouden. De vraag die de rechter is voorgelegd, is hoe bepaald moet worden of de hoogte van een dwangsom – die een overtreder moet betalen als hij geen gehoor geeft aan de hem opgelegde last – redelijk is.

Criteria voor de hoogte van de dwangsom

Volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt daarvoor het volgende criterium. Aangezien de last onder dwangsom het doel heeft de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende wettelijke voorschriften, kan de hoogte van het bedrag worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij niet naleving van die voorschriften. Van belang daarbij is dat de dwangsom een financiële prikkel moet zijn om het strijdige gebruik te staken.(1) De Afdeling kijkt dus of er een voldoende financiële prikkel is. Voor de rest gelden er geen zware motiveringseisen voor het bestuursorgaan met betrekking tot de hoogte van de dwangsom. Een schatting van het ten onrechte verkregen voordeel is voldoende. Maar dat wil niet zeggen het bestuursorgaan het motiveringsbeginsel helemaal opzij kan zetten. Zij moet wel duidelijk kunnen maken hoe de hoogte van de dwangsom zich verhoudt tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.(2) Een motivering die overigens slechts marginaal wordt getoetst. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 19 september 1996 in zaak nr. H01.95.0638, AB 1997, 91, bestaat bij het opleggen van een last onder dwangsom geen aanleiding voor een indringende toetsing aan de evenredigheidsmaatstaf die in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht besloten ligt, ook niet wat betreft de toetsing van de hoogte van het bedrag waarop de dwangsom is vastgesteld.(3)

Het doel van een herstelsanctie als de last onder dwangsom, is dat wetsovertreders worden bewogen tot naleving van de voor hen geldende regels. Om dit doel te bereiken kan de hoogte van het bedrag van de dwangsom worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Maar ook andere factoren kunnen een rol spelen, zoals: geen gehoor geven aan eerdere verzoeken van het bestuursorgaan de onrechtmatige situatie te herstellen en een cumulatie van overtredingen.

5. Toelichting tabellen

Bij dwangsombeschikkingen gelden voor het bepalen van de dwangsomhoogte de in de onderstaande tabellen genoemde indicatieve dwangsomhoogten. De tabellen vermelden richtinggevende voorbeelden.

De geconstateerde feiten/omstandigheden zijn bepalend voor de individuele vaststelling van de hoogte en het maximaal te verbeuren bedrag. Afwijkingen naar boven/beneden van de dwangsomhoogte volgens de tabellen, waarvoor in het concrete geval goede reden kan zijn, moet steeds goed onderbouwd zijn en in de beschikking worden gemotiveerd.

Deze tabellen kunnen niet leiden tot calculerend gedrag van overtreders. Aan deze tabellen kunnen geen rechten worden ontleend in die zin dat het college respectievelijk de burgemeester in een concreet geval niet rechtens gehouden kan zijn om op grond van de tabel een bepaalde dwangsomhoogte te bepalen.

Tabel indicatieve dwangsomhoogten m.b.t. illegale activiteiten op basis van de Opiumwet

Overtreding / Prioriteit

Hoogte dwangsom

 
 

Hennepkwekerij

Hoogte van de dwangsom wordt afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels.

Hierbij wordt ervan uitgegaan dat 1 plant gemiddeld 30 gram oplevert. Voor de bepaling van de kiloprijs wordt uitgegaan van de inkoopprijs. De inkoopprijs ligt medio 2012 rond de € 3600 tot € 3800.

Dwangsomhoogte (indicatief): € 3.800 per kg.

Verkoop / aanwezigheid kleine (handels)- hoeveelheid drugs in een woning

  • 1.

    1. minder dan 50 gram;

  • 2.

    2. 5 tot 20 hennepplanten

Dwangsomhoogte (indicatief):

Minimum: € 1.000.

Maximum: € 2.200.