Regeling vervallen per 02-10-2017

Beleidsregels terugvordering bijstand gemeente Enkhuizen 2009

Geldend van 12-08-2009 t/m 01-10-2017

Intitulé

Beleidsregels terugvordering bijstand gemeente Enkhuizen 2009

Beleidsregels terugvordering bijstand Gemeente Enkhuizen 2009

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Algemeen

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

a. het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 van de Wet werk en Bijstand (WWB);

b. het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.

Hoofdstuk 2 Herziening en intrekking

Artikel 2 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

a. het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17 lid 1 WWB, of deartikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoogbedrag verlenen van bijstand;

b. anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenengeheel of gedeeltelijk worden afgezien.

Hoofdstuk 3 Terugvordering

Artikel 3 Terugvordering

Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 4 Ten onrechte verleende bijstand

Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende voorzover dezebijstand:

a. ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

b. in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

c. voortvloeit uit gestelde borgtocht;

d. ingevolge artikel 52 WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

e. anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen, of

f. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

i. de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend,over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 31 WWB beschikt of kan beschikken;

ii. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbendevergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

g. terugvordering als bedoeld onder e. vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaaktmeer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

Artikel 5 Terugvordering van gezinsleden

a. Onverminderd het bepaalde in artikel 4 worden kosten van bijstand, indien de bijstand aan eengezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

b. Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulksachterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichting bedoeld in artikel 17 WWB, of deartikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen dekosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wier middelen alsbedoeld in artikel 31 WWB bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.

c. De onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van deteruggevorderde kosten van bijstand.

Artikel 6 Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit

1. Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluitindien:

a. het terug te vorderen bedrag lager is dan € 203,--;

b. hiertoe een dringende reden aanwezig is.

2. Het eerste lid onder a. is niet van toepassing op:

a. fraudevorderingen;

b. vorderingen die op grond van artikel 52 WWB bij wijze van voorschot zij verstrekt;

c. indien binnen 24 maanden na het ontstaan van de vorige terugvordering waarbij is afgezien van het nemen van een terugvorderingsbesluit opnieuw een terugvordering is ontstaan.

Hoofdstuk 4 Kwijtschelding

Artikel 7 Fraudevordering

De bepalingen in hoofdstuk 4 zijn niet van toepassing op fraudevorderingen tenzij daarvoor eendringende reden aanwezig is.

Artikel 8 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van de artikelen 4 en 5 kunnen burgemeester en wethouders besluiten tot gehele ofgedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand indien:

a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudensde in artikel 9 onder b. bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanigbesluit niet tot stand zal komen, en

c. de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaannaar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 9 Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in artikel 8 wordt afgezien indien:

a. de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

b. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voorzover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

Artikel 10 Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het (gedeeltelijk) afzien van terugvordering of tot het (gedeeltelijk) afzien van verdereterugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

Artikel 11 Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering als bedoeld in artikel 8 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;

b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;of

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 12 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

In afwijking van artikel 4 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of vanverdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

d. op verzoek van burgemeester en wethouders een bedrag, overeenkomend met ten minste 50%van de restsom in één keer aflost.

Artikel 13 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in artikel 12 genoemde termijn is drie jaar indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbendein die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan.

Artikel 14 Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Kwijtschelding als bedoeld in artikel 12 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

Hoofdstuk 5 Invordering van teruggevorderde bijstand

Artikel 15 Invorderingsbesluit

In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mede:

a. tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand wordt teruggevorderd,dit kan met een verwijzing naar een eerdere beschikking;

b. de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand dient terug te betalen;

c. op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer wordt gelegd;

d. dat de nog te maken kosten van invordering, zoals wettelijke rente, incassokosten en de kosten van beslaglegging, eveneens worden teruggevorderd;

e. het percentage aan wettelijke rente zoals op dat moment van toepassing is.

Artikel 16 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

a. Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of dat met de belanghebbende op grond van een minnellijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting;

b. Indien verwacht wordt dat op grond van het aflossingsbedrag langer dan 3 jaar een betalingsveplichting bestaat wordt tenminste één keer per jaar door burgemeester en wethouders onderzoek naar de hoogte van het inkomen verricht. Indien het inkomen daartoe aanleiding geeft wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld;

c. bij werkaanvaarding wordt het aflossingsbedrag niet verhoogd.

Artikel 17 Verrekening en beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoer gelegd door middel van:

a. verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de WWB, op grond van artikel 6:127van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid

b. een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Hoofdstuk 6 Werkaanvaarding

Artikel 18

a. Het aflossingsbedrag, zoals genoemd in artikel 16, wordt bij werkaanvaarding niet verhoogd.

b. In afwijking van artikel 4 kunnen burgemeester en wethouders besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende gedurende 3 jaar een inkomen uit- of in verband met arbeid wordt genoten en gedurende deze periode aan de betalingsverplichting is voldaan.

c. Artikel 18 is niet van toepassing op fraudevorderingen tenzij daarvoor een dringende reden aanwezig is.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 19 Rente en kosten

Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in artikel 16 dan wordt de vordering verhoogd met de gemaakte kosten, ten bedrage van 15% van de hoofdsom met een minimum van

€ 25,-, alsmede met de wettelijke rente.

Artikel 20 Brutering

Bij gebreke van tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de ziekenfondspremie kunnen worden teruggevorderd, voorzover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking vanaf datum bekendmaking.

Het college van burgemeester en wethouders,

Aldus vastgesteld op7 juli 2009

De burgemeester De wnd. - gemeentesecretaris

J. Baas mr. L.A.M. Aarden

TOELICHTING

De beleidsregels terugvordering bijstand gemeente Enkhuizen dateren uit 2004. Onlangs zijn deze beleidsregels opnieuw doorgenomen. Dit heeft geleid tot een aantal kleine aanpassingen:

- in artikel 4 zijn de (oude)onderdelen e en f samengevoegd;

- artikel 6 is uitgebreid: er zijn uitzonderingsbepalingen opgenomen en de uitzondering voor fraudevorderingen is verzacht;

- deze hardheidsclausule voor fraudeverordening is ook opgenomen in artikel 18 onder c;

- hetgeen wat in het invorderingsbesluit moet worden opgenomen is uitgebreid (artikel 15).De toelichting is dienovereenkomstig ook aangepast.

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Algemeen

In de Wet werk en bijstand (WWB) is het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Dit houdt in dat het wettelijk kaderop zichzelf geen sluitende basis meer vormt voor de gemeentelijke terugvorderingspraktijk. Met de Beleidsregels Terugvordering bijstand wordt deze “wettelijke” basis gecreëerd. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels. De WWB is een minimum bestaansvoorziening, welke aanvullend is op de eigen bestaansmiddelen. Gelet op de gewijzigde financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de bijstand achten burgemeester en wethouders het van groot belang dat de bijstand alleen terecht komt bij die burgers die hieraan de meeste behoefte hebben. Bovendien hebben de ontvangsten voortvloeiend uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de WWB. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra reïntegratietrajecten ten behoeve van werkzoekenden. Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van bijstandsfraude onder geen enkele voorwaarden mag worden beloond door de tenonrechte verleende bijstand niet terug te vorderen.

HOOFDSTUK 2. HERZIENING EN INTREKKING

Artikel 2. Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Evenals terugvordering van bijstand is het met terugwerkende kracht gewijzigd vaststellen van het recht op bijstand door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algehele bevoegdheid geworden van burgemeester en wethouders. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maken burgemeester en wethouders in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid. De bepalingen onder a. en b. zijn identiek aan de bepalingen van artikel 54 lid 3 WWB, doch zijn meteen dwingend karakter geformuleerd.

a. indien als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting van de belanghebbende ten onrechte bijstand is verleend dan wordt in alle gevallen het bijstandsrecht naar het verleden toe gecorrigeerd naar de juiste situatie. Het kan hierbij gaan om het schenden van de inlichtingenplicht naar zowel de gemeente als naar het CWI.

b. In gevallen waarin er kennelijk in het verleden een niet correct toekenningsbesluit is genomen,maar dit niet is veroorzaakt door de belanghebbende, dan kan in voorkomende gevallen toch herziening of intrekking van het toekenningsbesluit aan de orde zijn.

Dit zal zich vooral voordoen in gevallen waarin door burgemeester en wethouders onjuiste besluitvorming heeft plaatsgehad. Deze vorm van intrekking/herziening staat op gespannen voet met het rechtszekerheidsbeginsel. Op grond van dit beginsel kunnen rechten niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Doorslaggevend moet zijn of belanghebbende enige blaam treft bij het niet melden van de onjuiste situatie. Het had belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat er iets mis was met de toekenning. Als dit niet het geval is dan gaan burgemeester en wethouders niet over tot herziening/intrekking met terugwerkende kracht. Het uitkeringsrecht zal in dat geval uiterlijk met ingang van de datum waarop de onjuistheid is geconstateerd worden gewijzigd, mits de belanghebbende hiervan tijdig op de hoogte wordtgebracht. Een andere overweging is of burgemeester en wethouders als gevolg van een grove fout een foutief besluit hebben genomen. Nalatigheid van het bestuursorgaan kan in zijn algemeenheid niet voor rekening komen van de belanghebbende, tenzij het bij de belanghebbende volkomen duidelijk kan zijn dat het hier een fout betreft.

HOOFDSTUK 3. TERUGVORDERING

Artikel 3. Terugvordering

Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Benadrukt wordt dat de bijstand uitsluitend wordt teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften is vastgelegd.

Artikel 4. Ten onrechte verleende bijstand

De hier omschreven situaties waarin bijstand wordt teruggevorderd zijn identiek aan de bepalingenvan artikel 58 WWB. Om echter geen misverstand te laten bestaan over wanneer bijstand moet worden teruggevorderd zijn deze beleidsregels, in tegenstelling tot de formulering van artikel 58 WWB, dwingend geformuleerd.

a. Bijstand is ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleend wanneer achteraf komt vast te staan dat over de betreffende periode geen, of tot een lager bedrag, recht op bijstand bestond.Voorafgaande aan deze terugvordering dient op grond van artikel 54 lid 3 WWB en artikel 2 van de Beleidsregels Terugvordering bijstand eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit te worden genomen.

b. Aan de bijstand die in de vorm van een geldlening is verleend dient in alle gevallen een terugbetalingsverplichting te worden verbonden.

Deze verplichting wordt in het toekenningsbesluit vastgelegd. Eerst wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen wordt ten aanzien van het nogresterende bedrag van de lening een terugvorderingsbesluit genomen. Hiermee ontstaat er tenaanzien van het resterende deel van de lening een executoriale titel.

c. Borgstelling is een vorm van bijstandsverlening. Dit betekent dat in het toekenningsbesluit vastgelegd moet zijn dat de gemeente bijstand heeft verleend in de vorm van een borgstelling. Deze bijstand komt echter pas tot uitbetaling (aan de geldverstrekker) indien de belanghebbende in gebreke blijft met het terugbetalen van de door de geldverstrekker verleende geldlening. Op het moment van uitbetaling van de bijstand ontstaat tevens een vordering die op grond van artikel 58lid 1 sub c WWB en de gemeentelijke beleidsregels kan worden teruggevorderd. In dat geval is, evenals bij de terugvordering van een geldlening, een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk.

d. Een voorschot wordt op grond van artikel 52 WWB van rechtswege (automatisch op grond van dewet) verstrekt als een renteloze geldlening. Dit impliceert dat belanghebbende deze lening moet terugbetalen. Artikel 52 lid 3 WWB regelt dat het verstrekte voorschot ineens wordt verrekend metde toegekende uitkering over de periode waarop het voorschot betrekking had. Soms behoort verrekening van dit voorschot niet of niet volledig tot de mogelijkheden. Dat kan zijn omdat er geen toekenning van een uitkering tot stand komt, of dat de toegekende uitkering niet toereikendis om het totale bedrag van het voorschot ineens te verrekenen. Het openstaande bedrag van hetvoorschot wordt dan van belanghebbende teruggevorderd op grond van artikel 58 lid 1 sub d WWB. Wanneer deze omstandigheid zich voordoet dan is een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk ten aanzien van het bedrag dat niet (volledig) kan worden verrekend met detoegekende bijstand.

e. Er kunnen naast de hierboven genoemde omstandigheden andere redenen zijn waarin de bijstand bij nader inzien onverschuldigd is betaald, bijvoorbeeld als gevolg van een administratieve vergissing. Deze onverschuldigde betaling dient op grond van deze beleidsregel te wordenteruggevorderd.Ook gaat het hier om situaties waarin er geen reden is om te komen tot herziening of intrekkingvan het toekenningsbesluit, bijvoorbeeld wanneer bijstand is verleend in afwachting van hetbeschikbaar komen van middelen (inkomen of vermogen), of wanneer achteraf een vergoedingwordt ontvangen voor kosten waarvoor in een eerder stadium ook reeds (bijzondere) bijstand isontvangen.

f. Voor de bedoelde vorm van terugvordering onder e. geldt een wettelijke vervaltermijn van 2 jaar.

Artikel 5. Terugvordering van gezinsleden

Op grond van artikel 59 lid 2 WWB kan bijstand die als gevolg van schending van de inlichtingenplichtniet als gezinsbijstand is verleend, maar wel als gezinsbijstand verleend had moeten worden, tevensworden teruggevorderd van degene met wiens middelen rekening had moeten worden gehouden.Eenvoudiger gesteld: bijstand die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, kan tevens van de verzwegen partner worden teruggevorderd.Duidelijk moet zijn dat: de bijstandsontvanger het voeren van een gezamenlijke huishouding met deze partner heeft verzwegen en de verzwegen partner van de bijstandsverlening op de hoogte was. Artikel 59 lid 2 WWB heeft niet alleen betrekking op een verzwegen samenwoning maar over elkpersoon met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden. Alle gezinsleden waarvan in bovengenoemde situaties kan worden teruggevorderd zijn hoofdelijkaansprakelijk voor de gehele vordering. Dit betekent in de praktijk dat het gehele bedrag van elkgezinslid kan worden teruggevorderd. In gevallen waarin één (of meer) gezinsleden niet in staat zijnom (het volledige) bedrag terug te betalen kunnen andere gezinsleden voor het gehele(restant)bedrag worden aangesproken. In principe dienen alle debiteuren die hoofdelijk aansprakelijk zijn hun aandeel in de aflossing onderling met elkaar te verrekenen. Dit is niet het probleem van degemeente.

Artikel 6. Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet totstand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Dezevariant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in artikel 7 en verder. In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit tenemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Hiertoe is artikel 78 b Abw letterlijkovergenomen in deze beleidsregel. De WWB kent een dergelijke bepaling niet meer. Burgemeester en wethouders zijn vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag. Verder kunnen er in de individuele situatie dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Hiervan kan sprake zijn wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende en hem hiervan geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Ook sociaal en/of medische redenen kunnen een dringende redenen opleveren. Bijvoorbeeld wanneer belanghebbende terminaal is. Het hebben van schulden wordt niet als een dringende reden aangemerkt. In het tweede lid zijn een aantal situaties opgenomen waarin het doelmatigheidsbeginsel het aflegt. Het gaat om verstrekte fraudevorderingen, voorschotten en recidive. In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijkbesluit reeds worden afgezien wegens en dringende reden (zie artikel 2). In dat geval is ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.

HOOFDSTUK 4. KWIJTSCHELDING

Artikel 7. Fraudevorderingen

In de uitgangspuntennotitie WWB heeft de Raad vastgelegd dat fraudevorderingen van kwijtscheldingzijn uitgesloten. Een dergelijke beleidsregel zonder hardheidsclausule maakt een belangenafwegingonmogelijk. In deze beleidsregels is daarom opgenomen dat dit behoudens dringende reden is.De WWB kent in artikel 16 ook het begrip dringende redenen. De uitleg van dringende redenen indeze beleidsregels moet worden uitgelegd in het verlengde van deze bepaling. Sociaal en/ofmedische redenen kunnen een dringende redenen opleveren. Bijvoorbeeld wanneer belanghebbendeterminaal is. Het hebben van schulden niet. Dat betekent dat als dringende redenen niet wordt aangemerkt:

- een schuldregeling ;

- een schuldsanering;

- WSNP traject.

Artikel 8 t/m 11. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan erin een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. In deze beleidsregel is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. Dit is noodzakelijk om het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid te continueren. Een dergelijke bepaling komt in de nieuwe WWB niet meer voor.

Artikel 12 t/m 14. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van 5 jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels ongewijzigd overgenomen aangezien in de WWB een dergelijke bepaling niet meer voorkomt. Het nader uitwerken van dit kwijtscheldingsbeleid in een notitie of handboek is noodzakelijk omdat in deze beleidsregel, evenals in de oude Abw-bepaling, sprake is van een “kan-bepaling”. Daar waar in beleidsregels opnieuw gemeentelijke beleidsvrijheid wordt gecreëerd, dient deze vrijheid nader te worden ingevuld. Overigens wordt met de onder 11 sub d. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruikt gemaakt in situaties waarin tevoren vrijwel vast staat dat de reguliere wijze van invordering minder oplevert dan datgene dat met afkoop van 50% van het restant kan worden geïncasseerd.

HOOFDSTUK 5. INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND

Artikel 15. Invorderingsbesluit

In dit artikel is conform artikel 60 van de WWB geregeld welke aspecten in ieder geval onderdeel uitmaken van het terugvorderingsbesluit.

Artikel 16. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

In de beleidsregels wordt meerdere keren gesproken over het aflossingsbedrag als betalingsverplichting.Om er geen misverstand over te laten bestaan dat in dit verband van een verplichting wordt gesproken wordt hier bepaald dat elk aflossingsbedrag, of dit nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling, of op basis van het terugvorderingsbesluit éénzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een betalingsverplichting. Burgemeester en wethouders verrichten regelmatig onderzoek naar de hoogte van het inkomen. Dit gebeurt in ieder geval bij vorderingen waarvan de aflossingstermijn langer dan 5 jaar bedraagt. Is de verwachting dat de vordering binnen deze periode is afgelost dan wegen de lasten van een dergelijk onderzoek niet op tegen een eventuele kortere aflosperiode. Een dergelijk onderzoek wordt tenminste éénmaal per jaar verricht, of zoveel vaker als wijzigingen in het inkomen hiertoe aanleiding geven.

Artikel 17. Verrekening en beslaglegging

De bepalingen omtrent verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB niet meer terug. Wel heeft het terugvorderingsbesluit op grond van artikel 60 lid 3 WWB direct een executoriale titel.De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van verrekening (wanneer aan dedebiteur tevens bijstand wordt verleend), of door middel van het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag. Verrekening met de bijstand wordt gebaseerd op artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek.Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan (artikel 6:127BW):· er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het over en weer voldoenvan een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen bijstand, en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerigeschuld;

· er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen metbijstand kan worden verrekend. Dit betekent dat een ten onrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een Wvg-vergoeding kan worden verrekend;

· er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichtingvoldoet;

· bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet;

· verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten). Tenuitvoerlegging door middel van beslag geschiedt conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft, evenals onder de Abw, de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.

De procedure is als volgt:

· de gemeente doet een verzoek aan de werkgever/uitkeringsinstantie om informatie over de hoogte van het inkomen;

· de gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het terugvorderingsbesluit naar degene van wie de debiteur periodieke inkomsten ontvangt en waarin de beslagvrije voet wordtaangegeven;

· de derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien terugzenden aan degemeente;

· door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voorbeslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente· de gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van diekennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan dedebiteur de President van de rechtbank verzoeken het beslag op te heffen.

HOOFDSTUK 7. WERKAANVAARDING

Artikel 18.

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen die een relatie hebben met de uitstroom van uitkeringsgerechtigden in het kader van het arbeidsmarktbeleid. Het streven naar uitstroom door werkaanvaarding kan worden belemmerd of zelfs geblokkeerd indien er vorderingen zijn. Op het moment dat er werk wordt aanvaard en het inkomen stijgt dient meer te worden afgelost waardoor het besteedbaar inkomen gelijk blijft. Dit draagt niet bij aan de motivatie om werk te zoeken. Voor de gemeente is van wezenlijk belang dat uitkeringsgerechtigden uitstromen naar werk, dit leverteen besparing op in het inkomensdeel. De belemmeringen worden in dit artikel weggenomen met een aantal maatregelen. Het aflossingsbedrag wordt bij werkaanvaarding niet verhoogd. Deze regel bevordert de uitstroom uit de WWB doordat uitkeringsgerechtigden bij werkaanvaarding in besteedbaar inkomen er op vooruitgaan in plaats van dat het meerdere dient te worden afgelost. Indien gedurende 3 jaar een inkomen uit- of in verband met arbeid wordt genoten en gedurende deze periode aan de betalingsverplichting is voldaan kan het restant kan worden kwijtgescholden. Deze bepalingen gelden in beginsel niet voor fraudevorderingen tenzij er dringende reden zijn.

HOOFDSTUK 7. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Rente en kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de onder artikel 17 genoemde vormen van dwanginvordering kosten te worden gemaakt. Deze kosten hebben betrekking op zowel de verschuldigde wettelijke rente als overige kosten van betekening en dergelijke. Deze laatste worden in beginsel vastgesteld op een percentage van de hoofdsom.

Artikel 20. Brutering

Dit artikel regelt het verhogen van de vordering met de wettelijke premies en loonbelasting.