Regeling vervallen per 10-06-2022

VERORDENING WOONLASTENFONDS ENKHUIZEN 2006

Geldend van 19-07-2012 t/m 09-06-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2012

Intitulé

VERORDENING WOONLASTENFONDS ENKHUIZEN 2006

De raad van de gemeente Enkhuizen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd.9 mei 2006, nummer: 065; gelet op de artikelen 147 en 192 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening Woonlastenfonds gemeente Enkhuizen 2006.

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet:

      Wet op de huurtoeslag

    • b.

      rechthebbende:

      de persoon, die als huurder van een zelfstandige woning: 

    • i.

      23 jaar of ouder is en;

    • ii.

      een huurtoeslag en/of een woonkostentoeslag voor huurders ontvangt en;

    • iii.

      als rechthebbende met alle eventuele medebewoners ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente op het adres, waarvoor subsidie aangevraagd of ontvangen wordt.

    • c.

      inkomen:

      het voor de huurtoeslag van toepassing zijnde rekeninkomen tot een voor het Woonlastenfonds bepaalde maximale hoogte.

    • d.

      vermogen:

      het vermogen zoals is vastgelegd in paragraaf 3.4 van de Wet werk en bijstand tot een voor het Woonlastenfonds bepaalde maximale hoogte.

    • e.

      rekenhuur:

      de huur voor een zelfstandige woning samen met het deel van de kosten, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, welk voor huurtoeslag in aanmerking komt.

    • f.

      basishuur:

      het gedeelte van de rekenhuur dat voor rekening van de huurder blijft.

  • 2. De begripsbepaling in deze verordening van een:

    • a.

      eenpersoonshuishouden;

    • b.

      meerpersoonshuishouden;

    • c.

      eenpersoonsouderenhuishouden;

    • d.

      meerpersoonsouderenhuishouden;

      is gelijk aan die in artikel 2 van de wet.

HOOFDSTUK 2 WOONLASTENFONDS EN ANDERE REGELINGEN

Artikel 2 Voorliggende voorzieningen

De huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders, waaronder begrepen de tegemoetkoming in de woonkosten aan gehandicapten in rolstoel geschikte woningen, zijn de voorliggende voorzieningen waarop het Woonlastenfonds aansluit.

Artikel 3 Woonlastenfonds als aanvullende regeling

Geen bijdrage in de huurlasten wordt toegekend, ingeval geen aanspraak is gemaakt op een recht uit een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 2.

HOOFDSTUK 3 MAXIMUM REKENGRENZEN EN BASISHUUR

Artikel 4 Maximum grenzen rekenhuur

Geen bijdrage in de huurlasten wordt toegekend als de rekenhuur meer bedraagt dan de in artikel 20 van de wet vermelde aftoppingsgrenzen.

Artikel 5 Maximum grenzen rekeninkomen

  • 1. Geen bijdrage in de huurlasten wordt toegekend als het rekeninkomen meer bedraagt dan 120% van het sociaal minimum.

  • 2. Jaarlijks stellen burgemeester en wethouders het maximale rekenininkomen vast.

Artikel 6 Maximum grenzen rekenvermogen

  • 1. Geen bijdrage in de huurlasten wordt toegekend als het rekenvermogen meer bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals genoemd in de Wet werk en bijstand.

  • 2. Deze zijn voor een:

    • a.

      eenpersoonshuishouden: artikel 34 lid 3 sub a Wet werk en bijstand

    • b.

      meerpersoonshuishouden: artikel 34 lid 3 sub c Wet werk en bijstand;

    • c.

      eenpersoonsouderenhuishouden: artikel 34 lid 3 sub a Wet werk en bijstand;

    • d.

      meerpersoonsouderenhuishouden: artikel 34 lid 3 sub c Wet werk en bijstand.

HOOFDSTUK 4 AANVRAGEN BIJDRAGE WOONLASTENFONDS

Artikel 7 Aanvraagformulier

Voor het aanvragen van een bijdrage uit het Woonlastenfonds dient gebruik te worden gemaakt van het door burgemeester en wethouders beschikbaar gestelde formulier.

Artikel 8 Benodigde gegevens en bewijsstukken

  • 1. De aanvrager is verplicht alle voor het vaststellen van het recht op een bijdrage uit het Woonlastenfonds noodzakelijke gegevens en bewijsstukken te verstrekken.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen welke gegevens noodzakelijk zijn om het recht op een bijdrage te kunnen bepalen.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij controle gegevens omtrent het inkomen, het vermogen en de samenstelling van het huishouden op te vragen bij de Belastingdienst, de werkgever, uitkeringsinstantie en de GBA.

HOOFDSTUK 5 VASTSTELLING BIJDRAGE

Artikel 9 Beschikking

  • 1. De bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt berekend op basis van de door de Belastingdienst afgegeven beschikking met daarin het voorschotbedrag wat aan huurtoeslag door de aanvrager wordt ontvangen.

  • 2. Indien door de Belastingdienst een tijdelijke beschikking is afgegeven kan het recht op een bijdrage uit het Woonlastenfonds niet worden vastgesteld.

  • 3. Vastgesteld wordt of het op de beschikking vermelde geschatte inkomen reëel is. Indien het geschatte inkomen niet reëel is dan wordt geen bijdrage uit het Woonlastenfonds toegekend, tenzij aanvrager voor het verschil gemotiveerd een reden kan aangeven.

Artikel 10 Peildatum en toekenningsperiode

  • 1. Om te bepalen of er recht bestaat op een bijdrage uit het Woonlastenfonds, is de situatie op 1 juli van het desbetreffende kalenderjaar bepalend.

  • 2. Indien op 1 juli geen recht bestaat op een bijdrage uit het Woonlastenfonds, is de situatie op de eerste dag van de kalendermaand waarin wel recht is op een bijdrage uit het Woonlastenfonds bepalend.

  • 3. Indien ingevolge het eerste of tweede lid recht bestaat op een bijdrage uit het Woonlastenfonds, dan geldt dit recht tot en met 30 juni daaropvolgend.

  • 4. Lid 3 is niet van toepassing indien de aanvrager de woning waarvoor een bijdrage is toegekend, verlaat. Het recht op een bijdrage wordt beëindigd met ingang van de dag dat geen recht meer is op Huurtoeslag of woonkostentoeslag voor huurders of de dag dat aanvrager niet meer staat ingeschreven op het adres waarvoor een bijdrage wordt toegekend.

Artikel 11 Basishuur

Voor de vaststelling van de bijdrage wordt voor de hoogte van de basishuur dat bedrag genomen, dat gelijk is aan de basishuur voor de laagste inkomensklasse in de, op artikel 16 lid 2 van de wet gebaseerde, ministeriële regeling.

Artikel 12 Vaststelling van de bijdrage

De bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt als volgt berekend:

  • 1.

    Bepaald wordt tot welk huishouden de aanvrager behoort.

  • 2.

    De rekenhuur wordt bepaald. Bij een rekenhuur boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 4 wordt geen bijdrage toegekend.

  • 3.

    Het rekeninkomen wordt bepaald. Bij een rekeninkomen boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 5 wordt geen bijdrage toegekend.

  • 4.

    Het rekenvermogen wordt bepaald. Bij een rekenvermogen boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 6 wordt geen bijdrage toegekend.

  • 5.

    Bepaald wordt welk bedrag aan basishuur voor aanvrager geldt. Indien de basishuur meer bedraagt dan de rekenhuur na aftrek van de huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders wordt geen bijdrage toegekend.

  • 6.

    Ligt de rekenhuur boven de kwaliteitskortingsgrens dan wordt de bijdrage uit het woonlastenfonds verminderd met 10% van het verschil tussen de rekenhuur en de kwaliteitskortingsgrens.

  • 7.

    De bijdrage uit het Woonlastenfonds is het verschil tussen de rekenhuur na aftrek van de huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders en de basishuur. 

  • 8.

    Geen bijdrage wordt toegekend indien deze minder dan € 1,00 bedraagt.

  • 9.

    Bedraagt de bijdrage tussen de € 1,00 en € 5,00 per maand dan wordt het bedrag ineens uitbetaald tenzij het op de huur in mindering kan worden gebracht.

Artikel 13 Uitbetaling

  • 1. Indien de aanvraag is behandeld door Woondiensten Enkhuizen wordt de bijdrage uit het Woonlastenfonds door de verhuurder maandelijks met de huur verrekend.

  • 2. Indien de aanvraag is behandeld door de gemeente Enkhuizen wordt de bijdrage uit het Woonlastenfonds maandelijks uitbetaald aan de rechthebbende.

Artikel 13a Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening naar hun oordeel tot onbillijke situaties leidt.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Intrekking

De Verordening Woonlastenfonds gemeente Enkhuizen 1999 wordt per 1 juli 2006 ingetrokken.

Artikel 15 Tenaamstelling

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Woonlastenfonds 2006.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.

Besloten in de openbare vergadering van 6 juni 2006

Ondertekening

De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting

Toelichting Woonlastenfonds 2006  

Inleiding

Het Woonlastenfonds is één van de minimaregelingen van de gemeente Enkhuizen en bestaat sinds 1999. Het geeft een bijdrage aan huurders met een inkomen rond het sociaal minimum als aanvulling op de huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders.

Wijziging verordening 1999

Per 1 januari 2006 is de huursubsidie gewijzigd in huurtoeslag. De grootste veranderingen zijn:

• de Belastingdienst betaalt de toeslag uit.

• het huidige inkomen is van belang, niet meer het inkomen uit het vorige jaar;

• het subsidiejaar loopt van 1 januari tot 1 januari;

• de huurtoeslag wordt uitbetaald in de vorm van een maandelijks voorschot, te beginnen in december 2005 voor januari 2006, met een eindafrekening in 2007.

Aanpassing verordening

De verordening Woonlastenfonds is gebaseerd op de huursubsidie en dient opnieuw te worden vastgesteld en te worden aangepast aan de huurtoeslag. Gekozen is voor het vooraf bepalen van de bijdrage uit het Woonlastenfonds met behulp van een peildatum. Door een peildatum in te voeren kan de bijdrage uit het Woonlastenfonds bij aanvang van het kalenderjaar worden vastgesteld. Een eindafrekening vindt niet plaats. Bij deze mogelijkheid is administratief uitvoering eenvoudig.

Op deze wijze blijft de regeling eenvoudig uit te voeren. Zodra de voorlopige beschikking van de Belastingdienst binnen is (december) kan de bijdrage voor het jaar daarop worden aangevraagd. De bijdrage wordt maandelijks uitbetaald. Tussentijdse wijzigingen, zoals werkaanvaarding, hebben geen invloed op de toekenning. Dit bevordert de uitstroom van mensen uit de bijstand, de grootste doelgroep voor het Woonlastenfonds,  en gaat de armoedeval tegen.

Nadeel is dat de bijdrage wordt gebaseerd op een geschat inkomen, een aanvrager kan een veel lager geschat inkomen doorgegeven dan reëel is. Het toetsingsinkomen wordt, indien mogelijk door de Belastingdienst geschat. Om te onderzoeken of het geschatte inkomen reëel is wordt aan de aanvrager verzocht om de laatste uitkerings- of inkomstenspecificatie te overleggen.

Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In artikel 1 worden de definities gegeven. De belangrijkste is de rechthebbende. Alleen degene die 23 jaar of ouder is én een huurtoeslag en/of een woonkostentoeslag voor huurders ontvangt én ingeschreven staat in de GBA komt in aanmerking voor een bijdrage uit het Woonlastenfonds. Voor het vermogen wordt in de Wet op de huurtoeslag verwezen naar de draagkracht. Dit is een begrip uit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) waar weer wordt verwezen naar de Wet op de inkomstenbelasting. In de verordening wordt daarom rechtstreeks verwezen naar de Wet werk en bijstand. De vermogensgrenzen die in de verordening worden genoemd zijn eveneens afkomstig uit de Wet werk en bijstand.

HOOFDSTUK 2 WOONLASTENFONDS EN ANDERE REGELINGEN 

Artikelen 2 en 3

Een bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt niet toegekend als er geen aanspraak is gemaakt  op een voorliggende voorziening.

HOOFDSTUK 3 MAXIMUM REKENGRENZEN EN BASISHUUR

Artikel 4

Het Woonlastenfonds is een minimaregeling. In de verordening worden daarom maximum grenzen genoemd. De rekenhuur mag niet liggen boven de aftoppingsgrens zoals genoemd in de Wet op de huurtoeslag. Deze aftoppingsgrenzen zijn per 1 juli 2005: - € 474,88 voor een huishouden dat bestaat uit één of twee personen en - € 508,92 als het huishouden uit drie of meer personen bestaat. Deze aftoppingsgrenzen zijn ingesteld om het huren van te dure woningen door personen met een te laag inkomen tegen te gaan. Ligt de huur boven deze grens dan wordt in principe geen huurtoeslag en dus ook geen bijdrage uit het Woonlastenfonds toegekend.

Artikel 5

Het rekeninkomen mag niet meer bedragen dan 105% van het sociaal minimum. Deze bedragen worden jaarlijks door burgemeester en wethouders vastgesteld, afhankelijk van het type huishouden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de bijstandsnormen.

Artikel 6

Alleen personen met een vermogen beneden de bijstandsgrenzen komen in aanmerking voor een bijdrage.

HOOFDSTUK 4 AANVRAGEN BIJDRAGE WOONLASTENFONDS

Artikelen 7 en 8

Voor het aanvragen van een bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt gebruik gemaakt van een daarvoor speciaal ontwikkeld formulier. De benodigde gegevens en bewijsstukken dienen te worden overlegd. Welke dat zijn, wordt door burgemeester en wethouders bepaald. Dit zijn met name;

- gegevens omtrent het vermogen

- eventueel gegevens omtrent het inkomen.

HOOFDSTUK 5 VASTSTELLING BIJDRAGE

Artikel 9

Om het recht op een bijdrage te bepalen wordt gebruik gemaakt van de door de Belastingdienst afgegeven beschikking met daarin het voorschotbedrag aan huurtoeslag. In het algemeen zal deze beschikking rond december voor het desbetreffende kalenderjaar worden afgegeven. De Belastingdienst kent ook de tijdelijke beschikking, deze wordt gestuurd als de aanvraag niet volledig is verwerkt. Is de aanvraag volledig verwerkt dan wordt een nieuwe beschikking verzonden. De bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt vooraf bepaald, enige zekerheid mag worden gevraagd. Op grond van een tijdelijke beschikking wordt geen bijdrage toegekend. Vastgesteld wordt of het geschatte toetsingsinkomen reëel is, eventueel dient een uitkerings- of inkomstenspecificatie worden overlegd (artikel 8 verordening). Indien het geschatte toetsingsinkomen niet reëel is dan wordt geen bijdrage uit het Woonlastenfonds toegekend, tenzij aanvrager voor het verschil gemotiveerd een reden kan aangeven. Het kan zijn dat aanvrager in december nog werk heeft maar vanaf 1 januari in de bijstand komt.

Artikel 10

Als peildatum wordt 1 juli gehanteerd of de eerste dag van de kalendermaand waarin recht op een bijdrage ontstaat.

Gezien de toekenningsperiode van de Huurtoeslag zou een peildatum op 1 januari met een toekenningsperiode van 1 januari tot 1 januari logisch lijken. Echter, de verhoging van de huurprijzen gaat op 1 juli in en ook de tabellen van het ministerie (waarop de berekening van de bijdrage is gebaseerd) worden per 1 juli vastgesteld. Bij een peildatum van 1 januari wordt deze hogere huur niet meegenomen in de bijdrage. Dit wordt voorkomen door de peildatum op 1 juli vast te stellen en de toekenningsperiode van 1 juli tot 1 juli.

Dit betekent dat als er recht is op een bijdrage per 1 juli en belanghebbende gaat aan het werk, hij of zij het recht op een bijdrage blijft behouden. Dit bevordert de uitstroom en gaat de armoedeval tegen. Verhuist een belanghebbende naar een andere woning of een andere gemeente, dan stopt de bijdrage. Blijft hij of zij in Enkhuizen wonen dan ontstaat er mogelijk wel nieuw recht. 

Artikel 11

De basishuur is het bedrag aan huur wat minimaal ten laste blijft voor de huurder. De basishuur wordt door het ministerie vastgesteld in tabellen voor de verschillende type huishoudens. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger de basishuur. Voor de berekening van de bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt rekening gehouden met het laagste bedrag aan basishuur. Per 1 juli 2005 zijn dit de volgende bedragen:

- € 192,82 voor huishoudens jonger dan 66 jaar

- € 191,00 voor eenpersoonshuishouden van 66 jaar en ouder

- € 189,19 voor een meerpersoonshuishouden van 66 jaar en ouder.

Artikel 12

In dit artikel wordt vastgelegd hoe de bijdrage wordt berekend. Hieronder staat een voorbeeld van een dergelijke berekening. Mevrouw P. is 58 jaar en woont alleen. Op de beschikking van de Belastingdienst staat vermeld dat haar geschat toetsingsinkomen over dat jaar inkomen € 12.950,- bedraagt, haar huur € 450,- per maand en dat aan huurtoeslag € 230,- is toegekend. Haar vermogen bedraagt volgens de overlegde gegevens € 4.500,-.

1. Bepaald wordt tot welk huishouden de aanvrager behoort. Er zijn vier typen huishoudens, de omschrijving is geregeld in de Wet op de Huurtoeslag. Mevrouw P. behoort tot de eenpersoonshuishoudens (tabel 1)

2. De rekenhuur wordt bepaald. Dit is de huur samen met het deel van de kosten, zoals genoemd in artikel 5 lid van de wet, welk voor huurtoeslag in aanmerking komt. Bij een rekenhuur boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 4 wordt geen bijdrage toegekend. De rekenhuur wordt vermeld op de beschikking van de Belastingdienst. De rekenhuur van mevrouw P. bedraagt € 450,-.

3. Het rekeninkomen wordt bepaald. Bij een rekeninkomen boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 5 wordt geen bijdrage toegekend. Ook het rekeninkomen wordt vermeld op de beschikking van de Belastingdienst. Het rekeninkomen van mevrouw P. bedraagt € 12.950,-. Dit bedrag ligt onder 105% van het sociaal minimum.

4. Het rekenvermogen wordt bepaald. Bij een rekenvermogen boven het bedrag zoals bedoeld in artikel 6 wordt geen bijdrage toegekend. Het rekenvermogen wijkt af van de vermogensgrenzen in de Wet op de Huurtoeslag. Deze gegevens worden opgevraagd. Het rekenvermogen van mevrouw P. bedraagt € 4.500,- en ligt onder de vermogensgrens zoals in de Wet werk en bijstand wordt gehanteerd.

5. Bepaald wordt welk bedrag aan basishuur voor aanvrager geldt. Indien de basishuur meer bedraagt dan de rekenhuur na aftrek van de huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders wordt geen bijdrage toegekend. Aan de hand van het type huishouden wordt de basishuur vastgesteld. Volgens tabel 1 bedraagt de basishuur € 192,82.

6. De bijdrage uit het Woonlastenfonds is het verschil tussen de rekenhuur, na aftrek van de huurtoeslag en/of de woonkostentoeslag voor huurders, en de basishuur.  De basishuur wordt afgetrokken van het bedrag aan huur minus huurtoeslag. Dit verschil is de bijdrage uit het Woonlastenfonds.

De huur bedraagt per maand   € 450,00

De huurtoeslag bedraagt    -/- € 230,00

De huur minus huurtoeslag is   € 220,00

De basishuur bedraagt  € 192,82

Verschil €   27,18  

De bijdrage uit het Woonlastenfonds bedraagt p.m. =======

7. Geen bijdrage wordt toegekend indien deze minder dan € 1,00 bedraagt. 8. Bedraagt de bijdrage tussen de € 1,00 en € 5,00 per maand dan wordt het bedrag ineens uitbetaald. Dit heeft administratieve redenen en geldt ook bij de betaling van de huurtoeslag.

Artikel 13

Woondiensten Enkhuizen behandelt het merendeel van de aanvragen. Het toegekende bedrag wordt gelijk verrekend met de huur. Behandeld Sociale Voorzieningen de aanvraag, dan wordt de bijdrage maandelijks uitbetaald.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14, 15 en 16

Met deze bepalingen worden de oude verordening ingetrokken per 1 juli en treedt deze verordening met ingang van dezelfde datum in werking. De citeertitel van deze verordening is Verordening Woonlastenfonds 2006.