Regeling vervallen per 02-10-2017

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Enkhuizen 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 01-10-2017

Intitulé

B eslui t maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 20 1 3

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 2013;

    • c.

      Instelling: het organisatorisch verband dat strekt tot verlening van zorg.

    • d.

      Hulp bij het huishouden categorie 1 (HH1): Huishoudelijke verzorging in de vorm van het overnemen van de huishoudelijke activiteiten

    • e.

      Hulp bij het huishouden categorie 2 (HH2): Huishoudelijke verzorging in de vorm van ondersteuning in de huishoudelijke activiteiten eventueel in combinatie met hulp bij het huishouden categorie 1.

    • f.

      Gekwalificeerde Zzp-er: Gekwalificeerde Zzp-er: een persoon met minimaal het niveau van een verzorgende niveau 1 (Thuishulp A) en een passende opleiding van minimaal één jaar:

      • i.

        zonder gezagsverhouding met degene voor wie het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt verstrekt;

      • ii.

        die zich aan de buitenwereld als ondernemer presenteert;

      • iii.

        met minimaal drie verschillende opdrachtgevers per kalenderjaar;

      • iv.

        die bedrijfsmatig op lange termijn een positief financieel resultaat behaalt;

      • v.

        die in het bezit is van een “Verklaring Arbeidsrelatie Winst uit Onderneming”, afgegeven door de Belastingdienst.

  • 2. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 EIGEN BIJDRAGEN, EIGEN AANDEEL EN BESPARINGSBIJDRAGE

Artikel 2 Omvang eigen bijdragen en aandeel

  • 1. Een eigen bijdrage geldt alleen voor personen van 18 jaar en ouder. De hoogte van de eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt door het CAK (Centraal Administratie Kantoor) berekend en bij de belanghebbende in rekening gebracht.

  • 2. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3. Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning van de aanvrager, kan gedurende maximaal 39 perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening worden gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekende bedrag in mindering worden gebracht.

Artikel 3 Maximalisering en duur van de eigen bijdrage

  • 1. Voor een voorziening die in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt, uitgezonderd rolstoelen en begeleiding, is een eigen bijdrage verschuldigd ter hoogte van het bepaalde in artikel 2 van dit Besluit.

  • 2. De eigen bijdrage is verschuldigd over de totale periode waarover deze voorziening wordt verstrekt, maar voor een voorziening die bestaat uit het in eigendom verschaffen van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning wordt gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken een eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 3. Het eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming in de kosten van een (bouwkundige of woon-technische) woonvoorziening is gelijk aan het bepaalde in artikel 2 van het Besluit. Vaststelling van dit eigen aandeel geschiedt gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken;

  • 4. De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt tijdens de gebruiksduur gemaximeerd op de (periodieke) kosten van de verstrekte voorziening tot het niveau van de goedkoopst gecontracteerde prijsstelling.

HOOFDSTUK 3 HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 4

Een persoonsgebonden budget wordt niet toegekend als er sprake is van overwegende bezwaren. Overwegende bezwaren worden in de beleidsregels nader omschreven en gemotiveerd.

Artikel 5 De hoogte van een persoonsgebonden budget

  • 1. Het bedrag voor een persoonsgebonden budget voor een zaak, wordt bepaald als tegenwaarde van de zaak die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

  • 2. Als de goedkoopst compenserende voorziening in natura een nieuwe voorziening zou zijn geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 3. Als de goedkoopst compenserende voorziening in natura niet een nieuwe voorziening zou zijn geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte afschrijvingstermijn, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt vastgesteld op basis van het aantal geïndiceerde uren, de geïndiceerde categorie hulp bij het huishouden en het aantal daadwerkelijk ingekochte uren.

  • 2. Het tarief voor hulp bij het huishouden bedraagt voor categorie HH1:

    • a.

      Voor hulp bij het huishouden door een persoon die niet werkzaam is voor een instelling: € 16,80 per uur;

    • b.

      Voor hulp bij het huishouden door een persoon werkzaam voor een instelling: € 21,00 per uur.

  • 3. Het tarief voor hulp bij het huishouden bedraagt voor categorie HH2:

    • a.

      Voor hulp bij het huishouden door een persoon die niet werkzaam is voor een instelling: € 16,80 per uur;

    • b.

      Voor hulp bij het huishouden, aangevuld met activiteiten behorende bij het organiseren van het huishouden, wat verricht wordt door een gekwalificeerde Zzp-er die niet werkzaam is voor een instelling of een persoon die werkzaam is voor een instelling € 25,20 per uur.

  • 4. De bedragen zoals hier genoemd zijn gebaseerd op de contractprijs met de aanbieders voor hulp bij het huishouden en worden geïndexeerd met hetzelfde percentage als de contract-prijzen voor hulp bij het huishouden.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 7 Financiële tegemoetkomingen

  • 1. Verhuiskostenvergoeding

    • a.

      De forfaitaire financiële tegemoetkoming voor de verhuiskosten bedraagt bij verhuizing naar:

      • 1.

        een tweekamerwoning € 1.510,24;

      • 2.

        een driekamerwoning € 1.922,13;

      • 3.

        vanaf meer dan een driekamerwoning € 2.334,01.

    • b.

      Indien men afziet van verhuizing naar een andere meer geschikte woning en zelf in de kosten wil voorzien wordt een forfaitaire tegemoetkoming toegekend van € 3.316,00

  • 2. De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 7.898,30 . De tegemoetkoming in de kosten is alleen mogelijk voor het aanpassen van de toegang tot de woonruimte, de toegang tot de woonkamer en de toegang en het gebruik van de toiletruimte.

  • 3. Terugbetaling van meerwaarde

    • a.

      De eigenaar-bewoner die een woonvoorziening heeft ontvangen bestaande uit een aanbouw die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 5 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

    • b.

      De meerwaarde van de woning dient volgens onderstaand afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

      • 1.

        voor het eerste jaar: 100% van de meerwaarde;

      • 2.

        voor het tweede jaar: 80% van de meerwaarde;

      • 3.

        voor het derde jaar: 60% van de meerwaarde;

      • 4.

        voor het vierde jaar: 40% van de meerwaarde;

      • 5.

        voor het vijfde jaar: 20%van de meerwaarde.

    • In alle gevallen verminderd met het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gebleven.

HOOFDSTUK 5 ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 8 Forfaitaire financiële tegemoetkoming bij gebruik (eigen) auto en (rolstoel)taxi

  • 1. Het bedrag van de tegemoetkoming voor het gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 348,73 per jaar.

  • 2. Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan twee maal 75% van een vergoeding als genoemd in lid 1 van dit artikel vergoed.

  • 3. Het bedrag van de tegemoetkoming voor gebruik van een (rolstoel)taxi wordt op declaratiebasis verstrekt. Het te vergoeden bedrag is gebaseerd op een verplaatsing van maximaal 1500 verreden kilometers op jaarbasis verminderd met een algemeen gebruikelijk deel van € 0,08 per kilometer en vermeerderd met het van toepassing zijnde reguliere voorrijdtarief per rit.

Artikel 9 Maximering zones

  • 1. De belanghebbende is voor het vervoer met de Regiotaxi West-Friesland een betaling verschuldigd, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer.

  • 2. De betaling van de belanghebbende wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

  • 3. Bij het gebruik van de Regiotaxi West-Friesland kan de belanghebbende maximaal 500 zones per kalenderjaar tegen het lage tarief reizen. Vanaf 500 zones geldt het hogere tarief.

HOOFDSTUK 6 DE MOGELIJKHEID OM CONTACTEN TE HEBBEN MET MEDEMENSEN EN DEEL TE NEMEN AAN RECREATIEVE, MAATSCHAPPELIJKE OF RELIGIEUZE ACTIVITEITEN

Artikel 10 Forfaitaire financiële tegemoetkoming sportrolstoel

  • 1. Voor een sportrolstoel wordt een forfaitaire financiële tegemoetkomingverstrekt.De hoogte van deze tegemoetkoming bedraagt € 2.726,15. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minimaal 3 jaar.

  • 2. Als deze voorziening na de periode van 3 jaar nog adequaat is kan in de daarop volgende jaren een aanvullende bijdrage in de onderhoud- en reparatiekosten worden verstrekt tot een maximum van € 175,- per jaar.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 11 Vervoersvoorzieningen

Personen die voor 1 januari 2013 een vervoersvoorziening hebben aangevraagd zijn daarvoor tot 1 september 2013 geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 12. Woonvoorzieningen

Personen die voor 1 januari 2013 een woonvoorziening hebben aangevraagd zijn daarvoor geen eigen bijdrage verschuldigd totdat de voorziening eindigt of wordt vervangen.

Artikel 13 Hulp bij het huishouden in natura

Voor personen die hulp bij het huishouden in natura hebben aangevraagd voor 1 januari 2013 blijven de bepalingen met betrekking tot de klassen en het aantal toegekende uren in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 van toepassing totdat de indicatie wijzigt of eindigt.

Artikel 14 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden:

Voor personen die een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden hebben aangevraagd voor 1 januari 2013 blijven de bepalingen met betrekking tot de klassen en het aantal toegekende uren in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007 en het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 van toepassing tot 1 januari 2014 of zoveel eerder als de indicatie wijzigt of eindigt voor deze datum.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning Wmo gemeente Enkhuizen 2013”.

Artikel 16 Inwerkingtreding en intrekking

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Met de invoering van dit besluit wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van Het college van burgemeester en wethouders,
secretaris burgemeester
Het college van burgemeester en wethouders,
Aldus vastgesteld op
De burgemeester De gemeentesecretaris
J.Baas R.M. Reus