Regeling vervallen per 03-02-2015

Beleidsregels Bijzondere Bijstand

Geldend van 29-04-2009 t/m 02-02-2015

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand

Hoofdstuk 0. Inleiding

0.01 Verantwoordelijkheid gemeente

Iedere Nederlander heeft in beginsel recht op een inkomen ter hoogte van de norm algemene bijstand, waarmee hij kan voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Indien in een individueel geval blijkt dat men wegens bijzondere omstandigheden extra noodzakelijke kosten van

het bestaan heeft, waarin dit inkomen niet voorziet, dan bestaat er in beginsel recht op bijzondere bijstand.

De verlening van bijzondere bijstand geschiedt vrijwel volledig onder verantwoordelijkheid van de gemeente. De landelijk geldende wettelijke voorschriften beperken zich tot de hoofdzaken en geven gemeenten veel ruimte tot het maken van eigen beleid. Hier staat echter tegenover dat de kosten van de verlening van bijzondere bijstand volledig voor rekening van de gemeente komen.

0.02 Individuele en categoriale bijstand

Bijzondere bijstand kent twee varianten: individuele en categoriale bijstand.

• Bij individuele bijzondere bijstand moet belanghebbende aantonen dat hij bepaalde kosten heeft en dat deze noodzakelijk zijn.

• Voor de toekenning van categoriale bijzondere bijstand hoeven burgemeester en wethouders echter uitsluitend vast te stellen of belanghebbende behoort tot een bepaalde categorie waarvan

aannemelijk is dat die bepaalde bijzondere kosten heeft. Het is dan niet meer nodig om te controleren of belanghebbende de kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt.

Categoriale bijstand is alleen toegestaan voor:

  • -

    personen ouder dan 65 jaar

  • -

    chronisch zieken en gehandicapten

  • -

    de collectieve ziektekostenverzekering (overgangsregeling).

0.03 Vormen van bijstand

Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat betrokkene algemene bijstand ontvangt. Ook degene die uit andere bron dan een bijstandsuitkering beschikt over een inkomen datnaar het oordeel van burgemeester en wethouders niet toereikend is ter voorziening in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten, kan een beroep op bijzondere bijstand doen.

Doorgaans wordt bijzondere bijstand verleend om niet. Dit betekent dat belanghebbende de verleende bijstand in beginsel niet hoeft terug te betalen. Er zijn echter ook andere vormen van bijzondere

bijstandsverlening mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn geldlening en borgstelling.

Het recht op bijzondere bijstand is afhankelijk van het inkomen en het vermogen van belanghebbende. Bedraagt het inkomen meer dan de geldende bijstandsnorm dan moet betrokkene een deel van dit meerdere aanwenden ter voldoening van de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand

vraagt. Dit geldt ook voor het vermogen. Voor bewoners van een eigen woning geldt onder omstandigheden een speciale regeling. Zij hoeven hun woning in beginsel niet te verlaten om inaanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Burgemeester en wethouders stellen daartoe regels

vast, de zogenaamde draagkrachtregels.

Verlening van bijzondere bijstand is in beginsel pas mogelijk als belanghebbende geen beroep kan doen op enige andere regeling die de betreffende noodzakelijke kosten vergoedt (een zogenaamde

voorliggende voorziening).

0.04 Invulling gemeentelijk beleid

Uit het voorgaande volgt dat burgemeester en wethouders een redelijke mate van beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de verlening van bijzondere bijstand. Gelet op de bepalingen van deAlgemene wet bestuursrecht dient de invulling hiervan zoveel mogelijk duidelijk te worden vastgelegd.

Noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten (artikel 35 WWB). Er kunnen allerlei bijzondere situaties zijn die leiden tot noodzakelijke kosten. Iedere poging om alle kosten te omschrijven gaat dan ook mank,

steeds weer betreft het maatwerk. Toch is er een aantal kosten die in zijn algemeenheid aangemerkt worden als bijzondere kosten. Kosten ook waarvan duidelijk moet zijn op welke manier hier meeomgegaan wordt of moet worden.

In 2003 zijn daartoe door burgemeester en wethouders beleidsregels vastgesteld. Gezien de gewijzigde wetgeving en jurisprudentie zijn deze toe aan herziening. Daarbij komt dat met betrekking tot specifieke kostensoorten in de uitvoering specifieke richtlijnen worden gevolgd.

Voor de beleidsregels 2007 zijn de oude regels tegen het licht gehouden, opgeschoond en nieuwe toegevoegd. Ook de richtlijnen zijn thans opgenomen. De beleidsregels beogen geen wijziging maar

leggen de huidige praktijk vast.

In 2007 wordt gewerkt aan de nota armoedebeleid. Mogelijk dat deze nota aanleiding geeft de beleidsregels opnieuw aan te passen. Dat is echter geen reden na te laten de beleidsregels teactualiseren temeer daar in de uitvoering behoefte bestaat om de beleidsregels vast te leggen.

Hoofdstuk 1. Algemeen

1.01 Vier stappen

Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval het inkomen van belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een

voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt.

Ter beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand moeten steeds de volgende vier vragen worden gesteld:

  • 1.

    Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? (ad 1.02)

  • 2.

    Betreft het kosten waarin de algemene bijstand voorziet? (ad. 1.03)

  • 3.

    Is er sprake van bijzondere omstandigheden? (ad. 1.04)

  • 4.

    Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? (middelentoets, ad 1.05)

1.02 Noodzakelijke kosten

Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten van het bestaan.

Het begrip 'noodzakelijke kosten' moet worden vastgesteld in het individuele geval.

Als de noodzaak van bepaalde kosten is vastgesteld, wil dit nog niet zeggen dat voor deze kosten ongeacht de hoogte ervan bijzondere bijstand moet worden verleend. In beginsel komt alleen degoedkoopst adequate voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking. Kiest de belanghebbende voor een relatief dure voorziening, terwijl er goedkopere alternatieven zijn, dan leidt dit ertoe dat slechts de kosten van deze goedkope voorzieningen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

De meerkosten komen voor rekening van belanghebbende

Het ligt op de weg van belanghebbende om aan te tonen dat de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt ook daadwerkelijk worden gemaakt. Slaagt hij hier niet in dan wordt de aanvraag afgewezen. Het aantonen van de kosten kan bijvoorbeeld door middel van het overleggen van

bewijsstukken in de vorm van offertes of nota's. Van belanghebbende wordt verwacht dat hij toestaatdat van de originele nota's kopieën worden gemaakt. Het origineel is voor zijn of haar administratie

(bijvoorbeeld voor de verzekering).

Kosten door verlies, diefstal of breuk worden niet als een noodzakelijk aangemerkt en zijn in artikel 14WWB van bijstand uitgesloten:

Artikel 14 Niet-noodzakelijke kosten

In ieder geval worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kosten metbetrekking tot:

c.geleden of toegebrachte schade;

1.03 Betreft het kosten waarin op een andere wijze wordt voorzien?

Voor zover de belanghebbende voor bepaalde kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kanvoldoen, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Omgekeerd betekent dit dat zodra er al wordt voorzien in bedoelde kosten bijstandsverlening niet aan de orde is. In de kosten kan worden voorzien door:

  • 1.

    een voorliggende voorziening

  • 2.

    de bijstandsnorm

  • 3.

    de langdurigheidstoeslag

  • 4.

    het vermogen

  • 5.

    het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Ad. 1 Voorliggende voorziening

Bij de verstrekking van bijzondere bijstand dient rekening te worden gehouden met het bestaan van voorliggende voorzieningen. Dit wil zeggen: een voorziening, die gelet op haar aard en doel, geacht wordt passend en toereikend te zijn -niet zijnde de WWB -, waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostigingvan specifieke uitgaven voor die kosten.

Indien belanghebbende zich heeft aangemeld voor de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering gemeenten gelden de voorzieningen uit deze verzekering als voorliggende voorzieningen.

Het afsluiten van deze verzekering kan niet worden verplicht. Als een andere ziektekostenverzekering is afgesloten wordt deze als voorliggende voorziening gezien. Daarbij wordt een verzekering dievergelijkbaar is met module B van Univé als adequaat gezien. Wordt een verzekering afgesloten die minder dekking geeft en belanghebbende doet een beroep op bijzondere bijstand dan wordt belanghebbende ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan verweten. Het verschil tussen de mindere dekking en de dekking bij module B wordt niet vergoed middels de bijzondere bijstand.

Ad. 2 De bijstandsnorm

Het normbedrag van de algemene bijstand is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van reservering of aflossing. De algemene bijstand is dus eenuitkering voor levensonderhoud die als het ware is opgebouwd uit een aantal deeluitkeringen: een voor woonkosten, een voor kleding, een voor voedsel, etc.

Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand wanneer een van de deeluitkeringen van de algemene bijstand niet in de specifieke kosten voorziet. In welke kosten de algemene bijstand nu precies wel en

niet voorziet is uiteindelijk ter beoordeling aan de rechter. Hiervan bestaat geen vaste lijst.

Ad. 3 Langdurigheidstoeslag

Evenals de algemene bijstand is de langdurigheidstoeslag niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het betreft dus een algemene inkomensondersteunende maatregel. De gemeente mag zelf bepalen in

hoeverre de langdurigheidstoeslag als draagkracht meetelt. In eerder vastgesteld beleid wordt door de gemeente Enkhuizen de langdurigheidstoeslag niet als inkomen gezien.

Ad. 4 en 5 Inkomen en vermogen

In hoeverre de middelen van belanghebbende kunnen voorzien in de bijzondere kosten komt aan de orde in hoofdstuk 2.

1.04 Is er sprake van een bijzondere omstandigheid

Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand indien er sprake is van bijzondere omstandigheden inhet individuele geval. Het is daarom niet mogelijk om bijzondere bijstand te weigeren voor kosten die

naar de eisen van de samenleving in het algemeen niet als noodzakelijk worden beschouwd.

Bij de vraag naar een bijzondere omstandigheid dient ook te worden gekeken naar de mogelijkhedenom te reserveren.

In beginsel geldt dat voor voorzienbare uitgaven gereserveerd dient te worden. Met name geldt ditvoor:

  • -

    (transport)kosten in verband met verhuizing

  • -

    stoffering van de woning

  • -

    aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen

Indien niet is gereserveerd dan dient belanghebbende voor deze kosten geheel of gedeeltelijk eenlening af te sluiten.

Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met de verplichte aflossing vanschulden, is geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB.

1.05 Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?

Deze vraag wordt in hoofdstuk 3 beantwoord.

1.06 Administratieve drempel

Geen bijstand wordt verleend voor zover de bijzondere kosten als bedoeld in artikel 35, lid 2, WWB, over een periode van twaalf maanden een bedrag van € 26,--niet te boven gaan.

1.07 Toekenningsperiode

Incidenteel

Bijzondere bijstand wordt incidenteel toegekend als er sprake is van eenmalige kosten.

Periodiek

Bijzondere bijstand wordt periodiek toegekend als er sprake is van dezelfde, terugkerende kosten.

Bijvoorbeeld een eigen bijdrage AWBZ die maandelijks in rekening wordt gebracht. In dat geval wordt de bijzondere bijstand voor de periode van maximaal een jaar toegekend. Gaat het om een kortere periode dan wordt de bijzondere bijstand voor deze kortere periode toegekend.

Voordat de toekenningsperiode is afgelopen stuurt Sociale Voorzieningen aan de aanvrager een aanvraagformulier toe voor het aanvragen van een nieuwe periode.

Indien belanghebbende geen periodieke bijstandsuitkering ontvangt wordt in de beschikking de voorwaarde opgenomen dat hij bij wijzigingen in de persoonlijke of financiële situatie een mutatieformulier invult, ondertekent en terugstuurt naar Sociale Voorzieningen. Dit mutatieformulier

wordt na toekenning door de administratie aan belanghebbende toegestuurd.

Bijstand met terugwerkende kracht

Het is in beginsel niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor kosten die al zijn gemaakt op het moment dat bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Hiervan kan worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de bijzondere bijstand achteraf wordt aangevraagd. Deze omstandigheden moeten door belanghebbende bij het indienen van de aanvraag worden gemotiveerd.

1.08 Eigen bijdrage

In deze beleidsregels wordt regelmatig gesproken over de eigen bijdrage. Hiermee wordt de eigen bijdrage bedoeld die moet worden betaald tot een van te voren bepaald maximum bedrag. Als eigen bijdrage wordt niet aangemerkt het meerdere boven de maximum vergoeding van de

ziektekostenverzekeraar.

Voorbeeld eigen bijdrage

Belanghebbende is verzekerd voor tandartskosten tot een bedrag van € 500 per jaar met een eigenbijdrage van 25%.

Hij maakt voor een bedrag van € 600 aan kosten. Hiervan wordt:

  • -

    € 375 (75% van € 500)vergoed door de verzekering

  • -

    € 125 (25% van € 500) aangemerkt als eigen bijdrage in de zin van deze beleidsregels

  • -

    € 100 niet aangemerkt als eigen bijdrage in de zin van deze beleidsregels.

Indien belanghebbende een verzekering heeft afgesloten met en hogere dekking (hogere maximale vergoedingen zoals module C van Univé) dan kan hierdoor een hogere eigen bijdrage in rekening worden gebracht dan indien belanghebbende gekozen zou hebben voor module B van Univé. In dat geval komt ook deze hogere eigen bijdrage voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.

Hoofdstuk 2 Bijstand om niet, leenbijstand en borgstelling

2.01 Vormen van bijstand

Bijzondere bijstand kan worden verleend:

  • a.

    om niet;

  • b.

    in de vorm van een geldlening of borgstelling.

Ad. a bijstand om niet

Hoofdregel is dat bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt. Dit is bijstand welke niet hoeft te wordenterugbetaald. Op deze hoofdregel zijn een vijftal uitzonderingen (zie onder b.)

Ad. b bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling

Leenbijstand is bijstand welke moet worden terugbetaald. Er wordt geen rente berekend, dit maaktleenbijstand tot de goedkoopste manier van lenen.

Van borgstelling wordt gebruikt gemaakt in het geval anders geen banklening kan worden verkregen.

Als de klant in gebreke blijft wordt de gemeente door de bank aangesproken voor het resterendebedrag. Dit bedrag komt ten laste van het budget bijzondere bijstand.

Bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgstelling, indien:

  • 1.

    redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn overvoldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48 lid 2 sub a WWB);

  • 2.

    de noodzaak tot bijstandverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48 lid 2 sub b WWB);

  • 3.

    de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48 lid 2 subc WWB);

  • 4.

    het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48 lid 2sub d WWB);

  • 5.

    het bijstand voor duurzame gebruiksgoederen betreft (artikel 51 WWB).

Voor de situatie zoals beschreven onder 1 hoeft geen banklening te worden aangevraagd. Hiervoor wordt leenbijstand verstrekt. Voor alle andere situaties gaat een banklening, eventueel met borgstelling, voor. Als er geen mogelijkheid is een banklening af te sluiten, dan wordt leenbijstand

verstrekt.

2.02 Aflossing lening of leenbijstand

Het aflossingsbedrag en de duur van de aflossing wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende (artikel 51 lid 2 WWB).

Aflossingsbedrag inkomen WWB niveau

De aflossingscapaciteit wordt bepaald op 6% van de toepasselijke bijstandsnorm en de gemeentelijke toeslag inclusief vakantietoeslag. Dit geldt zowel voor de lening als de leenbijstand. Daarmee wordt

aangesloten bij de gehanteerde richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK).

Aflossingsbedrag inkomen boven WWB niveau

Bedraagt het inkomen meer dan de som van de bijstandsnorm en de gemeentelijke toeslag, dan wordt de maandelijkse aflossingscapaciteit van de geldlening vastgesteld op 6% van de som van de bijstandsnorm en de gemeentelijke toeslag verhoogd met 50% van de draagkrachtruimte van de

belanghebbende.

Aflossingstermijn

Zowel bij een geldlening door een bank als bij leenbijstand wordt de aflossingstermijn bepaald op ten hoogste 36 maanden. Met deze looptijd wordt aangesloten bij de Wet Schuldsanering NatuurlijkePersonen (WSNP).

De aflossingstermijn wordt op meer dan 36 maanden gesteld, ingeval de duurzame gebruiksgoederen dienen te worden vervangen ten gevolge van moedwillige vernieling of nalatige verwijtbaarheid,onachtzaamheid of verkeerde handelingen ten gevolge waarvan de goederen verloren zijn gegaan.

2.03 Aflossingstoeslag bij een hoger aflossingsbedrag

Aflossingstoeslag inkomen WWB niveau

Indien bovenstaande richtlijnen worden gehanteerd, dan komt het voor, dat de aldus vastgestelde aflossingscapaciteit niet voldoende is om de volle lening in 36 termijnen af te lossen. Bedraagt hetaflossingsbedrag meer dan 6% van de WWB norm dan wordt voor het meerdere van het

aflossingsbedrag (inclusief de verschuldigde rente) bijzondere bijstand verleend.

Voorbeeld aflossingstoeslag bij een inkomen op WWB niveau

Er is voor een bedrag van € 3.000 aan leenbijstand verstrekt. De maximale aflossingstermijn is 36maanden, dit betekent een aflossingsbedrag van € 83,33 per maand.

De toepasselijke bijstandsnorm en gemeentelijke toeslag inclusief vakantietoeslag is € 800,--, 6%daarvan is € 48,--per maand.

Voor het meerdere, dat is € 83,33 -/-€ 48,--= € 35,33 wordt maandelijks bijzondere bijstandverstrekt.

Aflossingstoeslag inkomen boven WWB niveau

Bedraagt het aflossingsbedrag meer dan 6% van de som van de bijstandsnorm en de gemeentelijke toeslag verhoogd met 50% van de draagkrachtruimte van de belanghebbende dan wordt voor het

meerdere van het aflossingsbedrag (inclusief de verschuldigde rente) bijzondere bijstand verleend.

Voorbeeld aflossingstoeslag bij een inkomen boven WWB niveau

Zie voorbeeld hierboven, het aflossingsbedrag bedraagt € 83,33.

Betrokkene heeft een draagkrachtruimte van € 40,--per maand. Hij moet eerst 6% van debijstandsnorm zelf opbrengen. Dat is € 48,--. Van zijn draagkrachtruimte moet hij 50% aanwenden,dit is € 20,--. Totale aflossingscapaciteit bedraagt € 68,--.

Voor een bedrag van € 83,33 -/-€ 68,--= €15,33 wordt bijzondere bijstand verstrekt.

2.04 Samenloop leenbijstand

Wordt gedurende de looptijd van de aflossing van de leenbijstand, wederom leenbijstand verleend, dan vangt voor dit nieuwe bedrag geen nieuwe aflossingstermijn aan. De bestaande aflossingstermijn blijft gelden. Het nieuwe bedrag wordt bij de lopende leenbijstand opgeteld en er wordt een nieuw aflossingsbedrag vastgesteld. Ligt dit aflossingsbedrag boven de aflossingscapaciteit van 6% van de WWB norm dan wordt een aflossingstoeslag verstrekt.

Voorbeeld samenloop leenbijstand

Er is voor € 900 leenbijstand verstrekt, aflossing is € 25 per maand over 36 maanden.

Er wordt na 12 maanden nog een keer leenbijstand verstrekt en welvoor een bedrag van € 240.

Na 12 maanden resteert ervan de eerste lening nog een bedrag van € 600. Opgeteld met de nieuwelening wordt dit € 840. Dit wordt in de resterende periode van 24 maanden met € 35 p.m. afgelost.

2.05 Andere aflossingsverplichtingen

In die gevallen waarin bij de toekenning van de leenbijstand sprake is van al (aantoonbare en onvermijdelijke) lopende andere schuldaflossingen – bijvoorbeeld in het kader van inrichtingskosten – dan dient berekend te worden of er nog aflossingscapaciteit resteert voor de aflossing leenbijstand.

De aflossingscapaciteit voor de leenbijstand wordt dan vastgesteld op dit restant aan aflossingscapaciteit, voor het meerdere van het aflossingsbedrag van de leenbijstand wordt bijzondere bijstand

verleend. Is de lopende lening afgelost, dan wordt de aflossingscapaciteit voor de leenbijstand opnieuw berekend.

Is er geen aflossingscapaciteit voor de leenbijstand dan wordt deze niet vastgesteld, maar uitgesteld tot de datum dat deze ruimte er wel is. Uiterlijk na 36 maanden wordt opnieuw een onderzoek gedaan naar de aflossingscapaciteit. Blijkt dan dat steeds voldaan werd aan die andere aflossingsverplichting, dan dient de leenbijstand alsnog omgezet te worden in bijstand om niet.

Hoofdstuk 3. Draagkracht

3.01 Draagkracht

Onder draagkracht wordt verstaan het geheel of gedeeltelijk in aanmerking te nemen vermogen ofinkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Artikel 35 WWB geeft het college de bevoegdheid regels vast te stellen hoe en in hoeverre bij devaststelling van het recht op bijzondere wordt omgegaan met de draagkracht van belanghebbende:

“Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten

naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het

college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.“

Hoe en in welke mate de gemeente rekening houdt met dit verschil tussen inkomsten en bijstand is een zaak van gemeentelijke beleidsvrijheid. Uit dit artikel blijkt dat er regels moeten worden vastgesteld over:

  • -

    het vermogen

  • -

    het inkomen boven bijstandnorm.

3.02 Het vermogen

Het vermogen wordt volledig in aanmerking genomen voor zover dit meer bedraagt dan het buiten beschouwing te laten vermogen als bedoeld in de WWB (artikel 34 lid 3 WWB).

Voorbeeld bijzondere bijstand en vermogen

Een persoon vraagt voor € 800 bijzondere bijstand aan. Zijn vermogen ligt € 500 boven de voor hem geldende vermogensgrens. In dat geval dient deze € 500 te worden aangewend voor dezeaangevraagde bijzondere kosten. Afhankelijk van het inkomen en het verdere onderzoek zou € 300

aan bijzondere bijstand kunnen worden toegekend.

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand is artikel 34 lid 2 niet van toepassing. In dit lid is geregeld wat bij bijstand voor levensonderhoud niet als vermogen in aanmerking wordt genomen:

  • a.

    bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op deomstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;

  • b.

    het bij de aanvang van de bijstand aanwezige vermogen voor zover dit minder bedraagt dan de vantoepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in het derde lid;

  • c.

    spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen;

  • d.

    het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid, voor zover ditminder bedraagt dan € 43 100,00;

  • e.

    vergoedingen voor immateriële schade als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel l en m WWB.

Voor de bijzondere bijstandsverlening wordt sub a, b en e onverkort overgenomen en niet als vermogen aangemerkt.

Een bijstandsgerechtigde mag van zijn uitkering sparen zonder dat dit consequenties heeft voor zijn uitkering voor levensonderhoud (sub c). Voor de bijzondere bijstand wordt dit meervermogen wel inaanmerking genomen. Dit kan dus betekenen dat een aanvraag bijzondere bijstand van een bijstandsgerechtigde wordt afgewezen omdat hij over voldoende middelen beschikt.

Voor het vermogen in de woning (sub d) zijn nadere regels vastgesteld.

3.03 Het inkomen en de draagkrachtruimte

Om te bepalen of belanghebbende de bijzondere kosten kan voldoen uit zijn inkomen dient eerst te worden bepaald wat de draagkrachtruimte is. De draagkrachtruimte is het verschil tussen het inkomen van belanghebbende en de toepasselijke bijstandsnorm samen met de gemeentelijke toeslag.

Voor de algemene bijstand is in artikel 31 lid 2 WWB geregeld welke inkomsten niet op de uitkering worden gekort (Wettekst artikel 31 lid 2 WWB per juli 2006):

  • a.

    de middelen die deze ontvangt ten behoeve van het levensonderhoud van een niet in de bijstandbegrepen persoon;

  • b.

    kinderbijslag ontvangen ten behoeve van zijn in of buiten Nederland woonachtige kinderen;

  • c.

    de kinderkorting en de jonggehandicaptenkorting alsmede, voor alleenstaande ouders van wie het jongstekind jonger dan vijf jaar is, de aanvullende alleenstaandeouderkorting, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • d.

    tegemoetkomingen in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

  • e.

    eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevorderingeigenwoningbezit;

  • f.

    vergoedingen en tegemoetkomingen, waaronder begrepen de tegemoetkoming ontvangen op grond vanhet Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven, voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting of inkomstenbelasting en van premies volksverzekeringen op grond van kosten die niettot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren, tenzij voor deze kosten bijstand wordt verleend;

  • g.

    de ten behoeve van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, eerste lid, van de Wet op deloonbelasting 1964 bij een uitvoerder als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van die wet opgebouwdevoorziening;

  • h.

    inkomsten uit arbeid van de tot zijn last komende kinderen, alsmede door hen ontvangen uitkeringeninzake werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, tenzij het de verlening van bijzondere bijstand betreft voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan van die kinderen;

  • i.

    rente ontvangen over op grond van artikel 34, tweede lid, onderdeel b en c, niet in aanmerking genomenvermogen en spaargelden;

  • j.

    een eenmalige premie van ten hoogste € 2.066,00 per kalenderjaar, voor zover dit naar het oordeel vanhet college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;

  • k.

    een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste een bij ministeriëleregeling vast te stellen bedrag;

  • l.

    bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen en vergoedingen voor materiële en immateriële schade;

  • m.

    giften en andere dan de in onderdeel l bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade voorzover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandverlening verantwoord zijn;

  • n.

    een uitkering tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die debelanghebbende jonger dan 21 jaar van zijn ouder of ouders ontvangt, voor zover deze uitkering op grondvan artikel 12 reeds in aanmerking is genomen bij de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand;

  • o.

    inkomsten uit arbeid gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden tot 25 procent van dezeinkomsten, met een maximum van € 173,00 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt en ditnaar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;

  • p.

    een financiële tegemoetkoming waarop personen met een ouderdomspensioen op grond van deAlgemene Ouderdomswet recht hebben;

  • q.

    de ten behoeve van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, eerste lid, van de Wet op deloonbelasting 1964 bij een uitvoerder als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van die wet opgebouwdevoorziening.

  • r.

    een no-claimteruggave als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet of eentegemoetkoming als bedoeld in artikel 9a van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorzieningjonggehandicapten.

Al deze inkomsten worden ook voor de bijzondere bijstandsverlening en de langdurigheidstoeslag vrijgelaten.

Voorbeeld berekening draagkrachtruimte

Inkomsten per maand € 900,-

Inkomsten op jaarbasis:

€ 10.800,-

Vakantiegeld

1.000,-

Totaal inkomsten

€ 11.800,-

Bijstandnorm per maand incl vt. € 800,-

Bijstandsnorm op jaarbasis

9.600,-

Draagkrachtruimte

€ 2.200,-

Om de berekening niet onnodig ingewikkeld te maken, moet met een aantal zaken rekening wordengehouden.

Vakantietoeslag

In de berekening dient in principe het vakantiegeld te worden meegenomen. In de praktijk, zoals bij uitzendkrachten of bij een nieuw dienstverband, blijkt het moeilijk om achter het precieze bedrag aan vakantiegeld te komen. Uit praktische overwegingen wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • -

    Draagkrachtruimte tot € 1.100,--:Als het inkomen nagenoeg gelijk is aan het minimuminkomen wordt ervan uitgegaan dat het vakantiegeld tegen elkaar weg valt. Er wordt in dat geval een berekening gemaakt op basis van de maandinkomsten. Geen rekening houden met het vakantiegeld mag tot eendraagkrachtruimte van € 1.100 (een kleine € 100 inkomsten boven de bijstandsnorm).

  • -

    Draagkrachtruimte meer dan € 1.100,--:Overstijgen de inkomsten het minimumniveau met € 1.100,--per jaar, dan dient hetvakantiegeld in de berekening te worden meegenomen. Boven dit bedrag wordt in de draagkrachtberekening een percentage van 35 meegenomen (zie hieronder). Daarmee leverthet vakantiegeld een significante bijdrage aan de draagkracht. Voor de hoogte wordt gekeken naar het laatst uitbetaalde vakantiegeld. Is deze niet beschikbaar of niet actueel dan kan hetzelfde percentage als in de WWB (thans 4,8) worden genomen van het netto jaarinkomen waarover vakantiegeld wordt gereserveerd.

Mislopen huur-en zorgtoeslag

De huur-en zorgtoeslag worden niet als inkomen gezien.

Wordt bijzondere bijstand aangevraagd door iemand met een hoger inkomen dan bijstand dan ontvangt deze van de Belastingdienst een lager bedrag aan huur-en zorgtoeslag dan iemand met een inkomen op bijstandsniveau. Huur-en zorgtoeslag zijn immers inkomensafhankelijk. Om de juistedraagkrachtberekening te maken wordt dit hogere inkomen met de toegekende huur-en zorgtoeslag vergeleken met de bijstandsnorm met de maximale huur-en zorgtoeslag. Voor de berekening hiervanwordt verwezen naar de website van het ministerie van financiën (www.toeslagen.nl).

Voorbeeld berekening mislopen huurtoeslag

Inkomsten per maand € 900,-

Inkomsten op jaarbasis:

€ 10.800,-

Vakantiegeld

1.000,-

Totaal inkomsten

€ 11.800,-

Bijstandnorm per maand incl vt. € 800,-

Maximale huurtoeslag

€ 100,-

Toegekende huurtoeslag

-75,-

Missend deel huurtoeslag

+ 25,-

Bijstandsnorm incl. huurtoeslag

€ 825,-

WWB norm op jaarbasis (x 12)

-9.900,-

Draagkrachtruimte

€ 1.900,-

Particuliere oudedagsvoorziening

Indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of één van de echtgenoten 65 jaar of ouder is, wordt

voor de vaststelling van de hoogte van de bijstand een particuliere oudedagsvoorziening buiten

beschouwing gelaten tot het bedrag zoals genoemd in artikel 33 lid 5 WWB. Dit bedrag dient van het

pensioen te worden afgetrokken, het restant wordt als inkomen aangemerkt.

Heffingskortingen

Een aantal heffingskortingen wordt als inkomen aangemerkt en gekort op de bijstandsuitkering. Het

gaat hier om:

  • -

    algemene heffingskorting;

  • -

    arbeidskorting;

  • -

    ouderenkorting;

  • -

    aanvullende ouderenkorting.

  • -

    combinatiekorting;

en indien het jongste kind 5 jaar of ouder is:

  • -

    alleenstaande ouderkorting;

  • -

    de aanvullende alleenstaande ouderkorting;

  • -

    en de aanvullende combinatiekorting.

Dit betekent dat indien belanghebbende andere inkomsten heeft dan bijstand deze kortingen als

inkomsten in de draagkrachtberekening dienen te worden meegenomen.

3.04 Draagkracht

In geval van bijzondere noodzakelijke kosten behoeft niet de volledige draagkrachtruimte in het

inkomen aangesproken te worden. Burgemeester en wethouders stellen de draagkracht vast.

Er zijn twee mogelijkheden:

a.voor specifieke in de beleidsregels genoemde kosten geldt een draagkracht van 100% van de

draagkrachtruimte: elke euro van het inkomen boven bijstandsniveau moet worden

aangewend;

b.voor alle andere kosten geldt dat de draagkracht wordt uitgerekend door middel van het

draagkrachtpercentage.

Ad. a 100% van de draagkrachtruimte

Bij specifieke en nader in de beleidsregels vermelde bijzondere kosten wordt 100% van de

draagkrachtruimte in aanmerking genomen. Geen rekening wordt gehouden met de algemene

vrijlating tot 120% van het sociaal minimum zoals hieronder aangegeven. Het gaat hier om bijstand

voor algemene kosten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een toeslag voor de woonkosten bij een eigen

woning, kosten beschermingsbewind bij schulden en bij toeslagen voor levensonderhoud.

Ad. b Draagkrachtpercentage

Bij alle andere genoemde kosten dient de draagkracht te worden uitgerekend aan de hand van de

volgende berekening:

  • -

    Bij een inkomen tot 120% van het sociaal minimum geldt geen draagkrachtpercentage.

  • -

    Bij een inkomen boven 120% van het sociaal minimum geldt dat van het meerdere 35% wordt

genomen.

De berekende draagkracht wordt naar beneden afgerond op hele euro’s. Een draagkracht lager dan

€ 5,--wordt niet in aanmerking genomen.

Eventuele bestaande bijzondere kosten, waarvoor geen bijzondere bijstand is toegekend, worden op

deze draagkracht in mindering gebracht.

3.05 Verrekening van de draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand

De draagkracht wordt op twee verschillende manieren verrekend:

  • 1.

    Door eerst de draagkracht te laten gebruiken alvorens tot bijstandsverlening over te gaan. Het verbruiken van de draagkracht dient aangetoond te worden door middel van nota’s, salarisstroken en/ of bankafschriften.

  • 2.

    Door eerst de draagkracht te verdelen over de periode waarover (periodieke) bijzondere bijstand wordt verstrekt en deze in mindering te brengen op de te verstrekken bijstand.

Afhankelijk van de situatie wordt voor een bepaalde optie gekozen. Omwille van de administratieve uitvoerbaarheid gaat de voorkeur uit naar mogelijkheid 2. Dit komt ook tegemoet aanbelanghebbende, hij hoeft in dat geval de draagkracht niet in één keer op te brengen. Mogelijkheid 1

wordt gekozen als er (inmiddels) bijzondere kosten zijn gemaakt.

Voorbeeld verrekening draagkracht met bijzondere bijstand

Vanaf 1 januari is maandelijks € 30,--bijzondere bijstand toegekend, de draagkracht bedraagt€ 120,--over een jaar.

ad. 1 € 120,--/ € 30,--is 4 maanden. De eerste 4 maanden wordt er niets uitbetaald, vanaf 1 mei wordt er € 30 per maand uitbetaald.

ad. 2 € 120,--/ 12 = € 10,--. Vanaf 1 januari wordt er maandelijks € 30,---/-€ 10,--= € 20,-uitbetaald.

3.06 Draagkrachtperiode

Door burgemeester en wethouders is een draagkrachtperiode vastgesteld van 12 maanden. Dezeperiode vangt aan op de eerste dag van de maand, waarin de kosten zijn gemaakt.

De draagkrachtperiode wordt voor een kortere periode dan twaalf maanden vastgesteld, indien deaard van de bijzondere kosten daartoe aanleiding geeft. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als periodiekebijstand voor een korte periode wordt verstrekt of indien de bijzondere kosten toegerekend kunnen

worden aan een bepaalde periode zoals eigen bijdrage tijdelijke opname, reiskosten in verband metbezoek familielid in ziekenhuis. In dat geval wordt van deze periode uitgegaan.

Gedurende de draagkrachtperiode wordt de draagkracht niet opnieuw vastgesteld. Slechts bijgewijzigde omstandigheden waardoor de draagkrachtruimte meer dan € 100 per maand is gewijzigd,

zowel naar boven als naar beneden, is daarvoor aanleiding.

Bij het aanvaarden van regulier werk wordt de draagkrachtberekening niet gewijzigd. Dit draagt bij aanhet tegengaan van de armoedeval en bevordert de uitstroom naar regulier werk.

De draagkrachtperiode moet niet worden verward met de toekenningsperiode (zie 1.07) ook al kaneen verband bestaan.

Hoofdstuk 4. Bijzondere bijstand voor woonkosten

4.01 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

Sinds 1 januari 2006 heet de Huursubsidiewet de Wet op de huurtoeslag, deze wet wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. Bij een (actueel) minimuminkomen hoort een maximale huurtoeslag. Zijn er

wijzigingen in het inkomen dan moet dit worden doorgegeven en wordt de huurtoeslag navenant naar boven of beneden aangepast. Na afloop van het jaar wordt een definitieve vaststelling gemaakt. De rol van de woonkostentoeslag is niet groot meer. Slechts in uitzonderingssituaties (bijvoorbeeld de statushouders) waarin er (nog) geen volledige aanspraak is op huurtoeslag, zal de aanspraak op bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag onderzocht moeten worden.

Indien belanghebbende een huurwoning bewoont en geen aanspraak kan maken op de maximale huurtoeslag, dan wordt een woonkostentoeslag verleend als de woonkosten niet hoger zijn dan hetvan toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.

Onder woonkosten van een huurwoning wordt verstaan de huurprijs als bedoeld in de wet op de huurtoeslag (artikel 1, sub d).

De toeslag wordt berekend in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 3, paragraaf 3, van deWet op de huurtoeslag. De door de Belastingdienst toegekende huurtoeslag wordt in mindering

gebracht op de woonkostentoeslag.

Het draagkrachtpercentage is 100. Dit betekent dat de volledige draagkrachtruimte als draagkracht in aanmerking wordt genomen.

4.02 Woonkostentoeslag bij een eigen woning

Voor woningeigenaren blijft de toepassing van de woonkostentoeslag onverkort noodzakelijk.

Indien er sprake is van een eigen woning wordt onder woonkosten verstaan de kosten die de eigenaarverschuldigd is voor:

  • a.

    de hypotheekrente, hiervan wordt 70% genomen;

  • a.

    de rente over een afgesloten persoonlijke lening, indien aangetoond wordt, datde lening is afgesloten om de aankoop van de woning mede te financieren, hiervan wordt 70% genomen;

  • c.

    het eigenaarsaandeel onroerendzaakbelasting;

  • d.

    de premie voor de opstalverzekering;

  • e.

    de erfpachtcanon;

  • f.

    de omslagheffing voor huiseigenaren (waterschapslasten);

  • g.

    een vast bedrag voor de kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties.

De (hypotheek)rente wordt voor 70% genomen omdat deze rente tevens aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. Het percentage teruggaaf ligt op iets meer dan 30%. Door slechts 70% in de berekening op te nemen hoeft de belastingteruggaaf niet te worden teruggevorderd voor dat gedeelte

dat betrekking heeft op de hypotheekrente.

De kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties worden vastgesteld in het prijzenboekje. Het gaat dan om:

  • -

    onderhoud woning;

  • -

    onderhoud c.v.-installatie.

Deze kosten worden omgerekend naar een bedrag per maand.

De woonkosten mogen niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag. De woonkostentoeslag wordt vastgesteld naar analogie van de Wet op de huurtoeslag (hoofdstuk 3, paragraaf 3).

Eventuele bijdrage bijzondere woonlasten wordt op de woonkostentoeslag in mindering gebracht.

Het draagkrachtpercentage is 100. Dit betekent dat de volledige draagkrachtruimte als draagkracht in aanmerking wordt genomen.

4.03 Woonkostentoeslag boven de huursubsidiegrens

Indien een huurwoning, dan wel een eigen woning wordt bewoond, waarvan de woonkosten hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, wordt voor ten hoogste een jaar een toeslag verleend. De toeslag is gelijk aan het bedrag van de woonkosten, verminderd met het bedrag dat maximaal voor rekening van de belanghebbende zou blijven, indienzijn woonkosten gelijk zouden zijn aan de maximaal subsidiabele huur ingevolge de Wet op de

huurtoeslag.

Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de verplichting verbonden, dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het best overeenstemt met de

eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden. De toeslag wordt telkens voor één jaar verlengd, indien en zolang naar het oordeel van burgemeester en wethouders de belanghebbende nog niet

heeft kunnen voldoen aan de voorwaarde om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

Het draagkrachtpercentage is 100. Dit betekent dat de volledige draagkrachtruimte als draagkracht in aanmerking wordt genomen.

4.04 Vergoeding verhuis-en (her)inrichtingskosten

Indien aan de voorwaarde van het verkrijgen van goedkopere woonruimte als bedoeld in beleidsregel 4.03 is voldaan wordt aan de belanghebbende een verhuis-en (her)inrichtingskostenvergoedingtoegekend. De hoogte van de verhuis-en (her)inrichtingskostenvergoeding wordt afgestemd op de

noodzakelijk te maken kosten en wordt vastgesteld in het prijzenboekje.

4.05 Berekening woonkostentoeslag

Hieronder een voorbeeld volgens de officiële berekening en een simpeler manier om tot hetzelfde resultaat te komen. Het betreft een 1 persoonshuishouden onder de 66 jaar met een rekenhuur van

€ 490,--per maand.

Deel huur dat volledig wordt gesubsidieerd

Rekenhuur

€ 490,-

Kortingsgrens

339,08

Laagste bedrag

€ 339,08

Basishuur

199,52 -/

€ 139,56

Deel huur dat voor 75% wordt gesubsidieerd

Aftoppingsgrens

€ 485,33

Rekenhuur

490,-

Laagste bedrag

€ 485,33

Basishuur

€ 199,52

Kortingsgrens

339,08

Hoogste bedrag

339,08

€ 146,25 x 75% =

109,69

Deel huur dat voor 50% wordt gesubsidieerd

Rekenhuur

€ 490,-

Normhuur

€ 199,52

Aftoppingsgrens

485,33

Hoogste bedrag

485,33

€ 4,67 x 50% =

2,34

Totale woonkostentoeslag conform huursubsidieberekening € 251,59

=======

Een simpeler manier met hetzelfde resultaat staat hieronder.

Rekenhuur

€ 490,-

Aftoppingsgrens

485,33

Verschil

€ 4,67 x 50% =

€ 3,34

Restant huur

€ 485,33

Aftoppingsgrens

339,08

Verschil

€ 146,25 x 75% =

109,69

Restant huur

€ 339,08

Aftoppingsgrens

199,52

Verschil

€ 139,56 x 100% =

139,56

Totaal

€ 251,59

Hoofdstuk 5. Toeslag levensonderhoud

5.01 Toeslag 18-20 jarigen

Op grond van artikel 10 WWB hebben personen van 18, 19 of 20 jaar slechts recht op bijzondere bijstand voorzover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

  • a.

    de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijnof

  • b.

    redelijkerwijs de onderhoudsplicht van de ouders niet te gelde kan worden gemaakt.

De wettelijke bijstandsnormen voor 18, 19 en 20 jarigen zijn verlaagd om de prikkel naar arbeid te verhogen. Er wordt verder van uitgegaan dat ouders een onderhoudsplicht hebben ten opzichte van het kind en dus garant staan voor noodzakelijke kosten die niet door de bijstand worden gedekt.

Indien burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat zelfstandige huisvesting voor jongeren van 18, 19 of 20 jaar noodzakelijk is en indien aannemelijk wordt gemaakt dat ouders niet aan de onderhoudsplicht voldoen is bijzondere bijstand mogelijk als aanvulling op de bijstandsnorm. Voor de hoogte van de toeslag bijzondere bijstand is aangesloten bij de systematiek van de Toeslagenverordening WWB, er wordt bijzondere bijstand verleend voor:

  • -

    een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar tot de bijstandsnorm voor een alleenstaande als bedoeldin artikel 21 WWB vermeerderd met de toeslag voor een 21 jarige als bedoeld in artikel 25 WWB jo artikel 3 Toeslagenverordening WWB;

  • -

    een alleenstaande ouder van 18, 19 of 20 jaar tot de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouderals bedoeld in artikel 21 WWB vermeerderd met de toeslag voor een 21 jarige als bedoeld inartikel 25 WWB jo artikel 3 Toeslagenverordening WWB;

  • -

    gehuwden waarvan één van beide of allebei 18, 19 of 20 jaar zijn jaar tot de bijstandsnorm voorgehuwden als bedoeld in artikel 21 WWB eventueel verminderd met een verlaging als bedoeld in artikel 26 WWB jo artikel 4 Toeslagenverordening WWB.

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren van 18, 19 of 20 jaar wordt in alle gevallen onderzocht of de onderhoudsplicht van de ouders kan worden geëffectueerd.

5.02 Toeslag voormalige alleenstaande ouder

Indien in een gezin van een alleenstaande ouder het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind een eigen inkomen krijgt en dus niet meer ten laste van de bijstandsontvangende ouder komt, heeft de ouder niet langer aanspraak op het normbedrag voor een alleenstaande ouder maar op het

normbedrag voor een alleenstaande. Het is mogelijk dat bij een dergelijke normwijziging het betreffende kind blijft inwonen en er sprake is van een achteruitgang in inkomen.

Hierbij wordt het gezinsinkomen van vóór en na de normwijziging met elkaar vergeleken. Indien er sprake is van een teruggang in inkomen wordt gedurende maximaal 6 maanden een toeslag toegekend tot het verschil tussen de som van de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder

vermeerderd met de kinderbijslag en de bijstandsnorm voor een alleenstaande vermeerderd met hetinkomen van het kind. Bij de berekening wordt eveneens rekening gehouden met de toepasselijke

heffingskortingen.

De toeslag bedraagt gedurende de eerste drie maanden 100% en gedurende de tweede drie maanden 50% van het verschil in inkomen.

Bij ongewijzigde omstandigheden blijft de hoogte van de toeslag na toekenning ongewijzigd. Bij wijzigingen in inkomsten, leef-of woonsituatie wordt de toeslag herberekend. De toeslag wordtbeëindigd als het verschil zoals hierboven genoemd nihil of negatief is geworden.

Voorbeeld toeslag voormalige alleenstaande ouder

In onderstaand voorbeeld is niet gekeken naar de heffingskortingen.

Totale oude gezinsinkomen

Norm alleenstaande ouder

€ 800,-

Toeslagenverordening

230,-

Kinderbijslag € 240,--per kwartaal is per maand

+ 80,-

Totaal

€ 1.110,-

Totale nieuwe gezinsinkomen:

Norm alleenstaande

€ 575,-

Toeslagenverordening

230,-

Inkomen kind inclusief vakantietoeslag

+ 200,-

-1.005,-

Verschil in inkomen

€ 105,-

De eerste drie maanden wordt een overbruggingstoeslag van € 105,--per maand toegekend, de tweede drie maanden een overbruggingstoeslag van € 52,50 per maand.

Hoofdstuk 6. Bijzondere bijstand voor zelfstandigen

6.01 Woonkostentoeslag voor zelfstandigen

Voorzover een zelfstandige aangewezen is op een Bbz-uitkering levensonderhoud wordt bij devaststelling van de uitkering rekening gehouden met een woonkostentoeslag.

Dit geldt eveneens bij de vaststelling in het kader van artikel 21 van het Besluit bijstandverleningzelfstandigen 2004 (omzetting in bedrag om niet bij geldlening en borgstelling kredietverlening).

Bij het bepalen van de hoogte van de woonkostentoeslag zijn de eerder genoemde beleidsregels voor woonkostentoeslag van toepassing. In principe zal voor huurders een woonkostentoeslag dan ook

nauwelijks voorkomen.

Bij het bepalen van de hoogte van de woonkostentoeslag voor zelfstandigen met een eigen huis is hetuitgangspunt de rentelasten die zijn vermeld op het aangiftebiljet IB, verminderd met hethuurwaardeforfait respectievelijk het Bbz netteringspercentage.

Indien geen woonkosten zijn vermeld op het aangiftebiljet IB, dan wordt in beginsel geenwoonkostentoeslag toegekend. De belanghebbende dient een herkansing te krijgen indien toch wordtgekozen voor het opnemen van woonkosten in de privé-post. Indien de boekhouder dan de

woonrentelasten uit de verlies-en winstrekening haalt, dient de nettowinst (of verlies) met een gelijkbedrag te worden gecorrigeerd (winst wordt dan hoger).

Bij het geheel ontbreken van woonlasten wordt een percentage van 20% in mindering gebracht op debijstandsnorm (zie Toeslagenverordening WWB).

6.02 Vergoeding arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

De kosten die een zelfstandige moet maken voor een verzekering tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid zijn aan te merken als noodzakelijke kosten en komen daarom voor bijstandsverlening in aanmerking. In sommige gevallen is er sprake van extreem hoge premies voor

een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Voor de verlening van bijstand komt de premie in aanmerking waarmee een inkomen bij arbeidsongeschiktheid wordt verzekerd tot een netto bedrag per maand ter

hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag plus de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering plus een eventuele woonkostentoeslag.

Naast een limiet voor het verzekerde bedrag geldt eveneens een limitering voor de premie. Dit bedragis opgenomen in het prijzenboekje.

Voorbeeld premie arbeidsongeschiktheidsverzekering

Belanghebbende heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten voor een nettomaandbedrag van € 3.000, de kosten bedragen € 500 per maand.

Als noodzakelijk wordt aangemerkt een verzekerd netto maandbedrag van € 1.100 (bijstandsnormechtpaar). De daarbij behorende premie is € 225 per maand.

In het prijzenboekje is een maximum premie van € 250 opgenomen. Er kan bijstand worden verleendvoor € 225 per maand.

Hoofdstuk 7. Kosten ten gevolge van studie

7.01 Overbruggingstoeslag bij toekenning studiefinanciering WSF

WSF wordt toegekend op de eerste dag van het kwartaal nadat het kind 18 jaar is geworden. Bij het jongste kind op de dag dat het kind 18 wordt reeds de bijstandsnorm van de ouder aangepast van alleenstaande ouder naar alleenstaande (zie definitie artikel 4 sub e WWB).

Om deze periode te overbruggen wordt als het jongste thuiswonende kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt tot en met de laatste dag van dit kalenderkwartaal een toeslag op grond van de bijzondere

bijstand aan de ouder verleend van het verschil tussen de bijstandsnorm met inbegrip van de toeslagals bedoeld in artikel 25 WWB voor een alleenstaande ouder en die voor een alleenstaande.

Deze toeslag wordt niet verleend als aan het kind over dezelfde periode WWB voor levensonderhoud is toegekend.

7.02 Overbruggingstoeslag tegemoetkoming scholieren

Een tegemoetkoming voor scholieren wordt toegekend op de eerste dag van het kwartaal nadat het kind 18 jaar is geworden. Bij het jongste kind op de dag dat het kind 18 wordt reeds de bijstandsnorm van de ouder aangepast van alleenstaande ouder naar alleenstaande (zie definitie artikel 4 sub e WWB).

Om deze periode te overbruggen wordt als het jongste thuiswonende kind de leeftijd van 18 jaar heeftbereikt tot en met de laatste dag van dit kalenderkwartaal een toeslag op grond van de bijzondere bijstand aan de ouder verleend van het verschil tussen de bijstandsnorm met inbegrip van de toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB voor een alleenstaande ouder en die voor een alleenstaande.

Deze toeslag wordt niet verleend als aan het kind over dezelfde periode WWB voor levensonderhoud is toegekend.

7.03 Reiskosten kind met tegemoetkoming

Enkhuizen ligt qua geografische ligging niet gunstig ten opzichte van de onderwijsinstellingen in de Randstad en de rest van het land. Daarom worden ouders met kinderen die verder dan 8 kilometer moeten reizen financieel ondersteund.

In de situatie, dat een kind onder de 18 jaar, waarvan de ouder(s) aanspraak op tegemoetkoming heeft/hebben, meer dan 8 kilometer moet reizen van de ouderlijke woning naar de onderwijsinstelling,wordt bijzondere bijstand verleend voor de te maken reiskosten. Het gaat hier om reiskosten naar de dichtstbijzijnde plaats waar deze vorm van onderwijs wordt gegeven. Bij het onderzoek naar de dichtstbijzijnde plaats wordt onderwijs dat

  • -

    opleidt tot een zelfde functie/beroep op hetzelfde niveaus of

  • -

    hetzelfde uitgangspunt biedt bij het solliciteren naar een functie/beroep op hetzelfde niveauaangemerkt als een zelfde vorm van onderwijs.

Bijzondere bijstand wordt verstrekt op basis van het reizen per openbaar vervoer over de kortsteafstand minus het bedrag wat overeenkomt met een reisafstand van 8 kilometer (zie prijzenboekje).

Tevens wordt niet meer bijstand verleend dan een in het prijzenboekje vermelde maximum bedrag. Ditbedrag komt overeen met de reiskosten per maand naar Amsterdam Centraalstation.

Voorbeeld reiskosten kind

Het kind van aanvrager volgt onderwijs in Rotterdam, aan reiskosten is men € 350 kwijt. Er is eenvergelijkbare opleiding in Utrecht. Deze reiskosten bedragen € 300 per maand .

In het prijzenboekje is een maximum bedrag is € 250 per maand opgenomen, de reiskosten van 8kilometer bedragen € 25 per maand.

Aan bijstand wordt € 250 -/-€ 25 toegekend.

Hoofdstuk 8. Kosten van inrichting en verhuizing

8.01 Noodzakelijkheid

Kosten in verband met inrichting van de woning of verhuizing behoren naar hun aard in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dienen daarom uit het inkomen (loon, bijstand of een andere uitkering) te worden voldaan. Dat kan door te reserveren of te lenen.

De kosten kunnen ook voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In het algemeen ligt hier een medische indicatie aan ten grondslag. Hiervoor is een aparte beleidsregel opgenomen.

Voorbeeld bijzondere omstandigheid

De aanschaf van een wasmachine behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Doorincontinentie en het draaien van extra wassen beddengoed en kleding kan een wasmachine sneller zijn versleten dan de gebruikelijke 10 jaar.

In dat geval is er een bijzondere omstandigheid.

8.02 Reservering

Bijstand voor de kosten van inrichting of verhuizing kan onder bepaalde voorwaarden zoals hieronder beschreven worden verleend. Wel wordt bij de verlening van bijstand rekening gehouden met het bedrag dat de belanghebbende zelf voor de desbetreffende noodzakelijk geachte kosten heeft of had kunnen reserveren.

In het beginsel is hierbij niet van belang of belanghebbende ook daadwerkelijk voor de kosten van de aanstaande verhuizing of de vervanging van huisraad heeft gereserveerd. Voor de vaststelling van het

geobjectiveerde reserveringsbedrag voor een verhuizing wordt de volgende formule aangehouden:

a x b.

a.Aantal maanden liggende tussen tijdstip van voornemen tot verhuizing (bijv. inschrijving alswoningzoekende) en de feitelijke verhuizing.

b.Aflossingsnorm per maand plus het bedrag boven de toepasselijke bijstandsnorm.

Voorbeeld reservering

Betrokkene ontvangt bijstand. Hij heeft zich 1 januari laten inschrijven voor een gelijkvloerse woning.

Deze woning wordt 18 maanden later toegewezen.

Hier is a18 maanden, b is 6% van de norm wat neerkomt op € 50,--.

Het geobjectiveerde reserveringsbedrag is 18 x € 50,--= € 900,-

In uitzonderingssituaties zou, ondanks de bestaand hebbende mogelijkheid tot reservering, echtertoch tot toekenning van de leenbijstand tot het totale (noodzakelijk geachte) bedrag kunnen worden overgegaan.

8.03 Lening

Is niet gereserveerd of was door de onvoorzienbaarheid te weinig tijd voldoende te reserveren dan dient belanghebbende een lening af te sluiten bij de bank. In principe is de belanghebbende vrij in de keuze van een bank. Dat kan een commerciële bank zijn maar ook een gemeentelijke bank zoals de Kredietbank Noord-West.

8.04 Borgstelling of leenbijstand

De bank kan vragen om een borgstelling, bijvoorbeeld als belanghebbende boven de 65 is of als er meer schulden zijn. Aangezien een borgstelling er toe kan leiden dat de gemeente bijzondere (leen)bijstand moet verstrekken geldt een aanvraag voor borgstelling als een aanvraag om bijstand.

Als een lening bij een bank niet haalbaar is, dan wordt beoordeeld of leenbijstand verleend kan worden.

8.05 Bedragen en nota’s

De kosten van inrichting worden gemaximeerd op de bedragen zoals genoemd in het prijzenboekje.

Het bedrag dat belanghebbende, objectief bezien, had kunnen reserveren voor een te voorziene verhuizing, komt in mindering op het bedrag waarvoor borgstelling wordt verleend of (leen)bijstandtoegekend wordt.

Voor de uitbetaling van de leenbijstand en de verstrekking van de borgstelling dienen de betalingsbewijzen overlegd te worden. Eventueel kan vooraf bevoorschotting plaatsvinden op basis van een eerste inschatting. Voorzover er geen betalingsbewijzen zijn overlegd, komt de bijstand niet

tot uitbetaling. De kosten dienen binnen maximaal drie maanden na toekenning gedeclareerd te worden. Er wordt door de gemeente globaal beoordeeld of de bijstand is uitgegeven aan het daarvoorbestemde doel, of de hoogte van de uitgaven ongeveer overeenkomt met het bedrag.

Na deze termijn worden de kosten niet meer geacht tot de noodzakelijke (her)inrichtingskosten te behoren.

Voorbeeldbeoordeling nota’s

Belanghebbende heeft € 3.240 aan voorschotten ontvangen voor inrichtingskosten conform hetprijzenboekje. Er zijn nota’s overlegd tot een bedrag van € 3.640. Hiervan is € 1.000 uitgegeven aan een televisie. De rest van de uitgaven liggen om en nabij de prijzen in het prijzenboekje

Voor een televisie staat in het prijzenboekje een bedrag van € 265, hij heeft hier € 735 meer aan uitgegeven . De leenbijstand wordt beperkt tot € 3.640 -/-€ 735 = € 2.905.

Het voorschot wordt verrekend met de leenbijstand en het restant met de periodieke uitkering.

8.06 Duurzame gebruiksgoederen op medische-of sociale indicatie

Indien de noodzakelijkheid van duurzame gebruiksgoederen medische geïndiceerd is, wordtbijzondere bijstand om niet verstrekt. Te denken valt aan een magnetron bij een maaltijdvoorzieningdie na een ziekenhuisopname nodig is geworden. De kosten van dergelijke voorzieningen behoevenin principe niet te worden bestreden uit de bijstandsnorm. Deze uitkering is bedoeld voor algemenekosten zoals de gebruikelijke vervanging van meubilair.

Een GGD advies moet worden opgevraagd.

De maximaal te verstrekken bedragen staan vermeld in het prijzenboekje.

8.07 Verhuizing op medische-of sociale indicatie

Voor verhuiskosten op grond van een medische-of sociale indicatie dient in principe te worden gereserveerd voor zover deze kosten voorzienbaar waren. Zo is een verhuizing naar een aanleunwoning voorzienbaar, net zoals een zwangere vrouw die in een bovenwoning bewoont en drie

jaar later naar een gezinswoning wil verhuizen.

Een GGD advies moet worden opgevraagd.

8.08 Verhuiskosten

Voor bijstandsverlening komen slechts in aanmerking die kosten, die direct met een noodzakelijkeverhuizing samenhangen. Dit betekent dat een vervanging van een koelkast niet tot de verhuiskostenbehoort. Evenmin behoren goederen die de verhuizing niet hebben overleefd, zoals een kledingkastdie uit elkaar valt, tot kosten die met de verhuizing samenhangen. De bedragen voor een verhuizingstaan vermeld in het prijzenboekje. Hieronder worden de verschillende kosten toegelicht.

Bij een medische indicatie wordt een GGD advies opgevraagd om de noodzaak te bepalen.

Transportkosten

Kosten van overbrenging van huisraad en dergelijke van de vorige woning naar de toegewezenwoning vallen onder verhuiskosten.

De goedkoopst mogelijke manier wordt vergoed.

Stofferingskosten

Het gaat hier om het aankleden van de nieuwe woning: gordijnen, gordijnrails, behang, verf.

Dubbele huur

Voorzover er sprake is van “dubbele huur” kunnen deze kosten apart meegenomen worden in de bijstandsverstrekking.

Voor de berekening van de dubbele huur wordt ervan uitgegaan dat voor de ene woning huurtoeslag wordt verstrekt en voor de andere niet. Deze extra huurlasten komen voor bijstandsverlening inaanmerking.

Verhuizing van of naar een andere gemeente.

Bij een noodzakelijke verhuizing naar een andere gemeente komen alleen de transportkosten voorbijstandsverlening in aanmerking. De gemeente van vestiging is de aangewezen gemeente voor deverstrekking van bijzondere bijstand voor de andere kosten zoals behang, verf, gordijnen.

Andersom betekent dit dat als belanghebbende van een andere gemeente naar Enkhuizen komt degemeente Enkhuizen alleen de stofferingskosten voor zijn rekening neemt.

8.09 Boedelscheiding

Als belanghebbende in gemeenschap van goederen gehuwd is (geweest) en gaat scheiden of is gescheiden dan wordt de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld. Belanghebbende is in beginsel

gerechtigd tot de helft van de boedel. Hoe dit wordt verdeeld, in goederen of in geld, is een keuze van belanghebbende en zijn (ex-)partner. De verdeling is vormvrij, dit betekent dat er geen officieel document van hoeft te worden opgemaakt. Van belanghebbende wordt verlangd dat de afspraken op

schrift worden gesteld en door belanghebbende en de (ex-)partner worden ondertekend.

De bijstandverlening is bij boedelscheiding beperkt tot de helft van de kosten.

Belanghebbende dient tijdig op de hoogte te worden gebracht van deze regel zodat hij of zij dit bij deverdeling van de boedel kan meenemen. Een koelkast is in dat geval mogelijk waardevoller dan een vaatwasmachine.

De maximaal te verstrekken bedragen staan vermeld in het prijzenboekje. Indien uit een opgave van belanghebbende blijkt dat de noodzakelijke kosten lager zijn, dan wordt dit lager bedrag genomen.

8.10 Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet

In afwijking van bovengenoemde regels wordt onder de volgende voorwaarden bijstand om niet verstrekt:

-Belanghebbende moet gedurende een aaneengesloten periode van 36 maanden aangewezenzijn op een inkomen op bijstandsniveau. De periode van 36 maanden wordt evenredig verlengdingeval een korte periode van ten hoogste drie maanden per periode van 12 maanden hogere

inkomsten dan bijstandsniveau worden genoten.

-Het vervangen van het gebruiksgoed is geen gevolg is van moedwillige vernieling of nalatigeverwijtbaarheid, onachtzaamheid of verkeerde handelingen waardoor de goederen kapot zijngegaan.

-Het betreft de vervanging van één van de volgende duurzame gebruiksgoederen:

· een wasmachine / wasautomaat

· een koelkast

· een gasfornuis of kookplaat

· een bed en een matras

· een geiser (zie beleidsregel 8.11).

De prijzen voor deze duurzame gebruiksgoederen staan in het prijzenboekje vermeld. Bij overschrijding van de vaste prijzen, rekening houdend met de energiepremie die wordt verstrekt door het energiebedrijf, komen de meerkosten voor rekening van de belanghebbende.

De afschrijvingstermijn voor deze verstrekte duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld op 10 jaar.

8.11 Vervanging oude cv-ketels

In het verlengde van bovengenoemde beleidsregel, bijstand om niet voor de geiser, ligt het volgende.

Woondiensten is momenteel bezig met de vervanging van de cv-ketels. Dit gebeurt in fasen en isafhankelijk van de ouderdom van de huidige ketel. De nieuwe ketels hebben ook een heetwaterfunctie (combiketel), dit betekent dat een geiser overbodig wordt. Na installatie wordt de huurprijs met

€ 5,80 verhoogd (index 2003). De kosten van een geiser komen nu nog voor rekening van de huurder.

Bij Woondiensten kan worden verzocht om eerdere vervanging van de ketel. In dit geval wordt eenbedrag in rekening gebracht wat bestaat uit:

  • -

    een nog niet afgeschreven bedrag van de cv-ketel;

  • -

    een bedrag wegens meer uitgave door het niet projectmatig kunnen vervangen van de ketel.

Bij Woondiensten is op te vragen welk bedrag in rekening wordt gebracht bij eerdere vervanging vande ketel.

Als de geiser kapot en niet meer te repareren is, zijn er in dit geval dus twee mogelijkheden:

  • 1.

    vervanging van de cv-ketel

  • 2.

    aanschaf van een nieuwe geiser.

Welke mogelijkheid de voorkeur heeft hangt af van de kosten. Voor de aanschaf van een geiser wordt€ 300,--aan bijzondere bijstand verstrekt. De kosten van de cv-ketel komen niet ten laste van debijzondere bijstand.

Afkoopsom lager dan € 300,-

Zijn de door de St. Woondiensten in rekening gebrachte kosten in verband met vervanging van de cv-ketel lager dan € 300,--dan wordt voor deze kosten bijzondere bijstand verstrekt.

Afkoopsom hoger dan € 300,-

Zijn de kosten hoger dan wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de aanschaf van een geiser.

Als de klant de voorkeur geeft aan vervanging van de cv-ketel dan wordt het maximale bedrag van€ 300,--vergoed. De meerkosten komen voor eigen rekening.

Dit betekent dat altijd onderzocht moet worden welke kosten gemoeid zijn bij eerdere vervanging van de cv-ketel.

8.12 Gezinshereniging bij buitenlandse werknemers (niet bedoeld statushouders)

In de kosten van woninginrichting veroorzaakt door gezinshereniging wordt, als zijnde in voldoende mate voorzienbare kosten, in het algemeen geen bijstand verleend.

8.13 Eerste inrichting

In beginsel zijn de kosten voor inrichting voor degene die voor het eerst zelfstandig gaan wonen algemene kosten van bestaan en dient hiervoor te worden gereserveerd of te worden geleend.

Er zijn bijzondere situaties denkbaar: een jongere die vanuit stichting Parlan of andere instelling zelfstandig gaat wonen. In dat geval kan bijstand om niet worden verstrekt voor het bedrag zoals genoemd in het prijzenboekje.

8.14 Babyuitzet

Bij een eerste kind wordt voor de babyuitzet bijzondere bijstand om niet toegekend.

Voor deze kosten hoeft niet te worden gereserveerd. De hoogte van de bijstand wordt bepaald aan dehand van richtprijzen uit het prijzenboekje.

Een (aanvullende) babyuitzet voor volgende kinderen moet in principe uit eigen middelen (inkomen,reservering al dan niet tijdens zwangerschapsperiode) worden aangeschaft. Dit geldt niet indien de

geboorte van het laatste kind 10 jaar of langer geleden is. In dat geval wordt ook hier voor debabyuitzet bijzondere bijstand om niet toegekend.

Hoofdstuk 9. Bijzondere bijstand voor medische kosten

9.1 Algemeen

  • 9.1.1

    Aanvullende verzekering

    Voor medische kosten kan men zich verzekeren met een ziektekostenverzekering. De gemeente gaat ervan uit dat personen zich adequaat verzekeren. Dit houdt in dat naast de basisverzekering, die

    verplicht is, in ieder geval een aanvullende verzekering wordt afgesloten. Het niveau van deze aanvullende verzekering dient tenminste module B van Univé of een gelijkwaardige verzekering te zijn.

    Bij het ontbreken van een aanvullende verzekering of bij een verzekering van een lager niveau kan worden gesproken van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

    Wordt bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die anders (gedeeltelijk) vergoed zouden worden, wordt conform artikel 18 WWB en de Maatregelenverordening 2004 de bijstand afgestemd. Dit betekent dat de bijzondere bijstand geweigerd wordt voorzover deze kosten zouden zijn gedekt door een aanvullende verzekering. Alleen voor de (fictieve) eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij de zorgverzekeraar dient te worden nagegaan wat bij de gegeven kosten vergoed zou

    zijn indien een adequate verzekering zou zijn afgesloten.

  • 9.1.2

    Collectieve ziektekostenverzekering

    De gemeente heeft een contract met Univé afgesloten. Uitkeringsgerechtigden kunnen zich met module B of C collectief aanvullend verzekeren. Deze verzekering geeft een extra dekking voor kosten die anders onder de bijzondere bijstand vallen. De uitgaven die Univé op grond van deze extra dekking heeft worden door de gemeente aan Univé voldaan plus 10% uitvoeringskosten.

    Wordt er, door uitkeringsgerechtigden of niet-uitkeringsgerechtigden, bijzondere bijstand aangevraagdvoor kosten die tevens onder de collectieve aanvullende ziektekostenverzekering vallen dan zijn er

    twee mogelijkheden

    • 1.

      Belanghebbende is collectief verzekerd:de kosten worden door Univé conform de afgesproken maximum bedragen vergoed.

    • 2.

      Belanghebbende is niet collectief verzekerd:In dat geval wordt bijzondere bijstand verstrekt tot een zelfde bedrag als de collectieve verzekering. Voor het vaststellen van de noodzaak is in dit geval geen GGD advies nodig.

    De reden van het niet collectief verzekerd zijn is niet van belang.

  • 9.1.3

    Eigen risico

    Belanghebbende kan kiezen voor een eigen risico tegen een lagere premie. Dit houdt in dat bijvoorbeeld hij of zij de eerst een bedrag van € 1.000 aan medische kosten zelf betaalt en dat de verzekering pas daarna uitkeert. Op de premie bespaart belanghebbende bijvoorbeeld € 50 per maand, € 600 per jaar.

    Voor het eigen risico wordt geen bijzondere bijstand toegekend. Het is het risico wat belanghebbende neemt en wat niet afgewenteld kan worden op de gemeente.

    Wel kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage die betrokkene anders (zonder eigen risico) ook zou hebben.

    De collectieve ziektekostenverzekering bij Univé kan alleen worden afgesloten zonder eigen risico.

    Voorbeeld eigen risico

    Belanghebbende is verzekerd met een eigen risico van € 1.000 per jaar. Hij heeft reeds € 950 aankosten gehad en declareert nu een tandartsnota van € 150 bij zijn verzekeraar.

    Hiervan wordt:

    • -

      € 50 niet vergoed door de verzekeraar als restant eigen risico

    • -

      € 25 niet vergoed door de verzekering (eigen bijdrage van 25% van € 100)

    • -

      € 75 vergoed door de verzekeraar.

    Het bedrag van € 25 eigen bijdrage komt in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 9.1.4

    Eigen bijdrage

    Zie 1.08.

  • 9.1.5

    AWBZ

    De Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) is een voorliggende voorziening. Indien bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor kosten die volledig onder de AWBZ worden vergoed, dan wordt de

    aanvraag afgewezen. Er bestaat de mogelijkheid voor belanghebbende om in bezwaar te gaan tegeneen afwijzende beslissing inzake de AWBZ.

    De eigen bijdrage die de AWBZ in rekening brengt, zoals bij huishoudelijke verzorging komt voor bijstandverlening in aanmerking. Een GGD advies is niet nodig.

9.2 Oor en oog

  • 9.2.1

    Gehoorhulpmiddelen

    Dit zijn hulpmiddelen die het geluid versterken. Er gelden op grond van de basisverzekering vergoedingslimieten. Het maakt verschil uit of het de eerste aanschaf betreft of vervanging. De zorgverzekering verstrekt een extra vergoeding indien het hulpmiddel is verwerkt in het brilmontuur.

    In principe moet deze vergoeding voldoende zijn voor de aanschaf van gehoorhulpmiddelen.

    Bijzondere bijstand wordt niet toegekend.

  • 9.2.2

    Gehoorhulpmiddelen batterijen

    Deze kosten worden niet middels de zorgverzekering vergoed.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van batterijen na overleg nota’s.

    Er is geen GGD advies nodig.

  • 9.2.3

    Montuur, glazen of contactlenzen

    Voor de aanschaf van een bril of contactlenzen kan een aanvraag bijzondere bijstand worden ingediend. Indien belanghebbende niet collectief verzekerd is kan bijzondere bijstand worden verstrekt

    tot de bedragen genoemd in het prijzenboekje. De genoemde bedragen zijn voldoende om een briletc. aan te schaffen. Ook een periode van 3 jaar is over het algemeen voldoende om een wijziging in de sterkte te kunnen opvangen.

    Voor het vaststellen van de noodzaak is in dit geval geen GGD advies nodig. De noodzaak blijkt al uit de meting van de opticien.

    Aanvraag bril of contactlenzen voor een hoger bedrag of binnen 3 jaar

    Het aangevraagde bedrag, gebaseerd op de ingediende offerte, kan echter hoger liggen of de vervanging van de bril etc. vindt binnen de genoemde periode van 3 jaar plaats. In dat geval dient de

    belanghebbende aan te geven welke omstandigheden hier toe hebben geleid. Hier onder wordt op de volgende mogelijkheden ingegaan:

    • 1.

      Belanghebbende vindt deze bril, glazen of lenzen mooier, duurzamer, steviger.

    • 2.

      Belanghebbende geeft een medische noodzaak aan voor een duurdere bril, glazen of lenzen.

    • 3.

      Er wordt binnen drie jaar opnieuw een aanvraag ingediend voor de kosten van een montuuretc. Een combinatie met 1 of 2 is mogelijk.

    Ad 1 Belanghebbende vindt dit montuur, glazen of lenzen mooier, duurzamer, steviger.

    Dit is een keuze van belanghebbende, er is geen noodzaak. De meerkosten komen voor rekening van belanghebbende.

    Ad. 2 Belanghebbende geeft een medische noodzaak aan

    Reden om van een duurdere aanschaf kan zijn een allergie voor materialen waardoor een montuurvan titanium noodzakelijk is.

    Binnen de CAZG zijn geen mogelijkheden voor een hogere vergoeding. Dit betekent dat zowelbelanghebbenden die CAZG verzekerd zijn als belanghebbenden die niet CAZG verzekerd zijn bijmeerkosten een beroep kan doen op de medische noodzaak een duurder montuur aan te schaffen.

    In beginsel wordt de medische noodzaak van duurdere aanschaf door de GGD vastgesteld.

    Is dit in een eerder GGD onderzoek vastgesteld, dan wordt van het opvragen van een GGD advies bijlatere aanvragen afgezien.

    Ad. 3 Binnen drie jaar opnieuw een aanvraag

    Het is mogelijk dat wegens medische noodzaak, bijvoorbeeld een wijziging in het gezichtsvermogen,eerder vervanging van de glazen/lenzen nodig zijn.

    In de CAZG is eerder vervanging van glazen of lenzen geregeld: “Vergoeding van gezichtshulpmiddelen (montuur, glazen of lenzen) aan volwassenen vindt één keer per drie jaar plaats… Alsbinnen de hiervoor genoemde periode het medisch noodzakelijk wordt geacht, door verandering vanhet gezichtsvermogen, dan vindt vergoeding van glazen of lenzen plaats conform de in de tabelvastgestelde vergoeding.” Vergoeding vindt alleen plaats na goedkeuring van de medisch adviseurvan Univé.

    In beginsel wordt de medische noodzaak van eerdere aanschaf door de GGD vastgesteld.

    Als uit eigen onderzoek blijkt dat het gezichtsvermogen met meer dan 0,5 dioptrie is gewijzigd, is eenadvies van de GGD niet nodig.

    Aanvraag bril of contactlenzen vanaf dioptrie +8/-8

    In de ziektekostenverzekering van Univé is opgenomen dat brillenglazen of contactlenzen vanafdioptrie +8/-8 worden vergoed tot een bedrag van € 70,--per glas/lens. Deze bijdrage wordt als

    voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

    Aanvraag brilmontuur kind tot 16 jaar

    Bij aanvragen voor een bril of contactlenzen voor kinderen tot 16 jaar gelden bovengenoemde regels.

    Brilmonturen voor kinderen tot 16 jaar worden eens per drie jaar vergoed tot een maximaal bedrag van € 35,--. Deze bijdrage wordt als voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand in mindering

    gebracht.

9.3 Tanden en kiezen

  • 9.3.1

    Orthodontie voor personen tot 18 jaar

    De aanvullende verzekering verstrekt voor de kosten van orthodontie voor personen tot 18 jaar een (gedeeltelijke) vergoeding. De maximale vergoeding hangt af van het gekozen aanvullende pakket. Zo

    vergoedt Univé een hoger maximaal bedrag bij module C dan bij module B.

    De eigen bijdrage (zie beleidsregel 1.08) komt voor bijstandverlening in aanmerking.

    Een GGD advies is niet nodig, middels de vergoeding vanuit de verzekering staat de noodzaak vast.

  • 9.3.2

    Tandarts en mondhygiëniste personen vanaf 18 jaar

    De aanvullende verzekering verstrekt voor de kosten van de tandarts etc. een (gedeeltelijke)vergoeding. De maximale vergoeding kan worden verhoogd door bij de zorgverzekeraar (zoals Univé)

    een extra tandartsverzekering af te sluiten. In het algemeen wordt door de zorgverzekeraar in datgeval wel een gezondheidsverklaring geëist.

    Voor de eigen bijdrage van de tandarts en mondhygiëniste kan een aanvraag bijzondere bijstandworden ingediend. Bij de collectieve aanvullende verzekering wordt eigen bijdrage van 25% vergoed.

    Indien geen collectieve verzekering is afgesloten wordt bijzondere bijstand verleend, gelijk aan hetbedrag wat vergoed zou worden via de collectieve ziektekostenverzekering namelijk de eigen bijdrage

    van 25%.

    Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor het bedrag boven het maximaal verzekerd bedrag.

    Belanghebbende heeft zich middels dit verzekerde bedrag gebonden aan het risico dat hij zelf demeerkosten moet opbrengen.

    Een uitzondering is mogelijk als belanghebbende kan aantonen dat hij, voordat hij redelijkerwijs konweten dat deze kosten zouden worden gemaakt, heeft getracht een tandartsverzekering met een

    hogere dekking af te sluiten bij zijn zorgverzekeraar.

    Een GGD advies is niet nodig. De noodzaak van de kosten wordt uitgezocht door de klantmanager.

    Informatie kan worden opgevraagd bij de behandelende tandarts.

  • 9.3.3

    Techniekkosten voor personen vanaf 18 jaar

    Techniekkosten worden in rekening gebracht als een kroon of prothese moet worden geconstrueerd.

    Techniekkosten worden middels de collectieve verzekering vergoed tot een met Univé afgesprokenmaximaal bedrag.

    Indien belanghebbende zich niet collectief heeft verzekerd wordt voor de techniekkosten bijzonderebijstand verstrekt tot hetzelfde bedrag als wat via de collectieve verzekering wordt vergoed.

    Een GGD advies is niet nodig. De noodzaak van de kosten wordt uitgezocht door de klantmanager.

    Informatie kan worden opgevraagd bij de behandelende tandarts.

  • 9.3.4

    Kunstgebit

    De aanschafkosten van een kunstgebit of reparatiekosten van een kunstgebit worden vergoed door dezorgverzekeraar. Na goedkeuring worden de kosten van een kunstgebit (inclusief de techniekkosten)

    voor 75% vergoed op grond van de basisverzekering tot een bepaald maximum bedrag, afhankelijk ofde tandarts of een tandprotheticus de gebitsprothese verzorgt . Daarnaast wordt een vergoeding via

    de aanvullende verzekering verstrekt (module B).

    De overgebleven eigen bedrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking.

    Een GGD advies is niet nodig mits het gaat om een prothese die éénmaal per 8 jaar wordt vervangen.

  • 9.3.5

    Reparatiekosten kunstgebit

    De kosten van reparatie worden niet door de zorgverzekeraar vergoed.

    Alleen als de reparatie is uitgevoerd door een tandarts of tandprotheticus kan bijzondere bijstandworden verleend.

    Een GGD advies is niet nodig.

9.4 Pruik

  • 9.4.1

    Pruik

    Door bestraling of door andere medische ingrepen kan een pruik noodzakelijk zijn.

    De AWBZ verstrekt, via de zorgverzekeraar, een vergoeding tot een maximum van € 254,80. Univévergoedt vanaf module B e.v. 75% van de eigen bijdrage tot een bepaald maximum.

    De eigen bijdrage van 25% komt voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.

    Een GGD advies is niet nodig.

9.5 Voeten en benen

  • 9.5.1

    Orthopedisch schoeisel

    Voor een volledig individueel vervaardigd orthopedisch maatschoeisel is een bijdrage verschuldigd,afhankelijk van de leeftijd.

    De eigen bijdrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking minus de aanschafkosten voor"gewone" schoenen. Deze kosten, die onder de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaanvallen, worden uitgespaard. Dit bedrag wordt vermeld in het prijzenboekje. Als de aanschafkostenvoor “gewone” schoenen hoger is dan de eigen bijdrage, dan wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

    Voorbeeld schoenen

    Belanghebbende heeft een paar orthopedisch schoeisel aangeschaft voor € 250, er geldt een maximale vergoeding van € 150 zodat een eigen bijdrage van € 100 overblijft. Volgens de schoenenwinkel zijn de schoenen standaard uitgevoerd.

    De prijs van een gewoon stel schoenen is in het prijzenboekje opgenomen: € 50. Het restant ad. € 50 komt voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.

    Er kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan van de termijn kan worden afgeweken. De aftrek wegens de besparing voor “gewone” schoenen wordt slechts éénmaal per jaartoegepast. Worden meerdere paren binnen een jaar aangeschaft, dan wordt dit niet meer algemeen gebruikelijk geacht.

    Een GGD advies is in dit geval niet nodig mits de vergoeding één keer per kalenderjaar verstrekt.

9.6 Bewegingstherapieën

  • 9.6.1

    Ergotherapie

    Ergotherapie is opgenomen in de basisverzekering van de zorgverzekering. Er worden maximaal 10behandeluren vergoed.

    Indien meer dan 10 behandelingen nodig zijn de kosten van de extra behandelingen conformvergoeding zorgverzekeraar.

    Een GGD advies is in dat geval nodig.

  • 9.6.2

    Fysiotherapie en oefentherapie

    De kosten van fysio-en oefentherapie vallen onder de ziektekostenverzekering. Bij Univé gelden de volgende vergoedingen:

    a.Niet chronische fysiotherapie en oefentherapie voor personen tot 18 jaar

    De basisverzekering van de zorgverzekering vergoedt 9 behandelingen. Bij een ontoereikend resultaat is dit te verlengen met 9 behandelingen. De aanvullende verzekering (module B en C van Univé) vergoedt 100% tot een bepaald maximum.

    b.Niet chronische fysiotherapie en oefentherapie voor personen vanaf 18 jaar

    Hier vergoedt de basisverzekering niets. De aanvullende verzekering (module B en C van Univé)vergoedt 100% tot een bepaald maximum.

    c.Chronische fysiotherapie en oefentherapie voor personen tot 18 jaar

    De basisverzekering vergoedt 100%.

    d.Chronische fysiotherapie en oefentherapie voor personen vanaf 18 jaar

    De basisverzekering vergoedt na de 10de behandeling 100% mits vooraf toestemming van dezorgverzekeraar is verkregen.

    De aanvullende verzekering (module B en C van Univé) vergoedt 75% tot een bepaald maximum.

    Bijzondere bijstandsverlening is mogelijk, uitgaande van module B, voor de kosten van de eigenbijdrage.

    Een medisch advies van de GGD is niet nodig.

    Wordt bijzondere bijstand aangevraagd voor een langere periode of een hoger bedrag dan dezorgverzekeraar vergoedt, dan is bijzondere bijstandsverlening in dit geval mogelijk.

    De noodzaak en duur worden vastgesteld middels een advies van de GGD.

9.7 Geneesmiddelen

  • 9.7.1

    Geneesmiddelen

    Geneesmiddelen worden voor 100% vergoedt door de zorgverzekeraar conform het Geneesmiddelen vergoedingensysteem. Zelfzorggeneesmiddelen, geneesmiddelen die te verkrijgen zijn zonder recept, worden niet vergoed.

    In beginsel behoren geneesmiddelen die zonder recept verkregen kunnen worden tot de algemeen noodzakelijk kosten van bestaan en komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Dit moet worden bekostigd van de maandelijkse uitkering. Dit is anders als men chronisch ziek is en deze medicijnen frequent moet aanschaffen.

    Indien er sprake is van chronisch gebruik (langer dan 3 maanden) komen de kosten voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking voor zover de kosten boven het jaarlijks bedrag komen wat bij de

    Belastingdienst is vastgesteld als aftrekpost voor een huisapotheek. Dit bedrag staat vermeld in het prijzenboekje, de kosten tot dit bedrag behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan.

    Noodzaak en duur worden vastgesteld middels een GGD-advies.

9.8 Alternatieve geneeswijzen en therapieën

  • 9.8.1

    Alternatieve behandelingen

    Van een aantal alternatieve geneeswijzen en therapieën vergoedt de aanvullende zorgverzekering (module B en C van Univé) een gedeelte van de kosten (een maximum behandelprijs voor 8 of 20

    behandelingen). Er blijft een eigen bijdrage over. Het gaat hier om: acupunctuur, chiropractie, homeopathie, Moerman-therapie, natuurgeneeswijze, proctologie, (ortho)manuele therapie, manuele

    geneeskunde, ortho-manipultie en osteopathie.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van de eigen bijdrage (meerkosten van de door de zorgverzekeraar vergoedde behandelingen).

    GGD advies is niet nodig

  • 9.8.2

    Antroposofische geneeskunde

    De zorgverzekeraar (module B van Univé) vergoedt 80% voor visites, consulten en behandeling en100% voor de therapieën tot een bepaald maximum.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van de eigen bijdrage.

    GGD advies is niet nodig

9.9 Psychologische hulp e.d.

  • 9.9.1

    Eerstelijns psycholoog

    Bij een eerstelijns psycholoog kan men heen zonder verwijzing. De eerstelijns psycholoog werktkortdurend, gemiddeld zal de behandeling zo'n 8 sessies in beslag nemen.

    Via de collectieve ziektekostenverzekering worden 10 behandelingen per jaar vergoed.

    De meeste aanvullende verzekeringen verstrekken een vergoeding. Voor de eigen bijdrage kanbijzondere bijstand worden verstrekt.

    Wordt geen vergoeding via de aanvullende verzekering verstrekt dan wordt slechts voor de anders inrekening gebrachte eigen bijdrage bijzondere bijstand verleend en niet voor de gehele kosten.

  • 9.9.2

    Psychotherapie

    Een psychotherapeut geeft psychotherapeutische hulp bij psychisch lijden. Psychotherapie wordt vergoed via de AWBZ. Belanghebbende betaalt alleen de eigen bijdrage van € 15,20 per zitting tot

    maximaal € 684 per kalenderjaar. Het maximaal aantal te vergoeden zittingen psychotherapie is 25 of 50, afhankelijk van welke stoornis er sprake is. Bij verzekerden tot 18 jaar is het aantal zittingen welk

    wordt vergoed 50, ongeacht het ziektebeeld.

    De eigen bijdrage van de eerste 25 of 50 behandelingen komt voor bijstandverlening in aanmerking.

    Wordt bijzondere bijstand aangevraagd voor een langere periode dan 25 of 50 behandelingen die de zorgverzekeraar vergoedt, dan is bijzondere bijstandsverlening in dit geval mogelijk.

    Een GGD advies is nodig indien bijzondere bijstand voor meer dan 25 of 50 behandelingen wordt aangevraagd.

  • 9.9.3

    Psychotherapie zonder vergoeding

    Belanghebbende kan om bepaalde, voor hem belangrijke, redenen een behandelaar kiezen wiens hulp niet wordt vergoed. De reden daarvan kunnen zijn: negatieve ervaringen met het RIAGG, een al

    opgebouwde vertrouwensband, wachtlijst bij het RIAGG.

    Voor de kosten van psychotherapie wordt de AWBZ als voorliggende voorziening gezien. Alleen voor de eigen bijdrage wordt bijzondere bijstand verstrekt.

    Kiest met een psychotherapeut waarvan de kosten niet worden vergoed via de AWBZ dan wordt de bijzondere bijstand afgestemd (artikel 18 WWB) en wordt slechts voor de anders in rekening gebrachte eigen bijdrage bijzondere bijstand verleend en niet de gehele kosten.

    Aan de GGD wordt advies gevraagd over noodzaak en duur van de behandeling.

9.10 In en om het huis

  • 9.10.1

    Wmo voorzieningen gemeente

    De gemeente voert vanaf 1 januari 2007 de Wmo uit. Hieronder vallen:

    • 1.

      rolstoelen en

    • 2.

      vervoersvoorzieningen;

    • 3.

      woningaanpassingen;

    • 4.

      hulp bij het huishouden.

    Voor de laatste drie voorzieningen kan een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in rekening worden gebracht. Ook minima betalen een bijdrage (voor 2007 € 16,60 of € 23,80 per 4 weken). Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

    Een GGD advies om de noodzaak vast te stellen is niet nodig.

  • 9.10 .2

    Stook-en verwarmingskosten

    De normale stookkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Hiervoorwordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

    Er kunnen zich twee situaties voordoen waarin sprake is van meerkosten:

    • -

      bij een vergroting van de woning tengevolge van een aanpassingen

    • -

      bij een zodanig gezondheidsprobleem dat een hogere of constantere temperatuur noodzakelijk is,wat kan leiden tot hogere kosten dan gebruikelijk in dit type woning.

    Het is zeer moeilijk om de meerkosten van energie exact vast te stellen, uitgegaan wordt van een vaste prijs welk in het prijzenboekje staat vermeld. Er vindt achteraf geen afrekening plaats.

9.11 Reiskosten

  • 9.11.1

    Reiskosten

    Zittend ziekenvervoer wordt door de ziektekostenverzekeraar vergoed voor nierdialysepatiënten, kankerpatiënten die een chemokuur of radiotherapie krijgen, blinden en slechtzienden en rolstoelgebruikers. Incidenteel ziekenvervoer valt buiten de regeling omdat in eerste instantie gebruik kan worden gemaakt van de omgeving (mantelzorg) of de kosten voor eigen verantwoording zijn. Voor de vier genoemde groepen is een uitzondering gemaakt omdat er voor hen nauwelijks alternatieve wijzen van vervoer zijn.

    Dit betekent dat de kosten van ziekenvervoer in principe behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand. Op individuele beoordeling kan een uitzondering worden gemaakt waarbij gekeken wordt naar de noodzaak van het vervoer, voorliggende mogelijkheden zoals het openbaar vervoer en vervoer door familieleden of vrijwilligers en de medische of sociale noodzaak.

9.12 Textiel (geen inrichtingskosten)

  • 9.12.1

    Extra kleding

    In beginsel zijn dit algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Ook bij ziekenhuisopname, brand, ontslag uit detentie of uithuisplaatsing kind dient ervan uit te worden gegaan dat in principe voldoende

    kleding aanwezig is of dat de aanschaf van kleding door de verzekeraar wordt vergoed.

    In bijzondere situaties, zoals plotselinge toename of afname van gewicht door ziekte, extra kleding slijtage door een prothese, orthese, incontinentie, bijstand worden verstrekt. De meerkosten komen in

    aanmerking voor bijzondere bijstand. De meerkosten (de kosten die de normale, algemeen noodzakelijke kosten van kleding tengevolge van ziekte of handicap te boven gaan) worden bepaalddoor de bedragen in het prijzenboekje te vermenigvuldigen met het aantal stuks wat extra nodig is.

    De noodzaak wordt middels een GGD advies bepaald.

  • 9.12.2

    Beddengoed

    Beddengoed kan onder bepaalde omstandigheden extra slijten. Gedacht kan worden aan extra wassen door incontinentie.

    De meerkosten (de kosten die de normale, algemeen noodzakelijke kosten van beddengoedtengevolge van ziekte of handicap te boven gaan) worden bepaald dor de bedragen in hetprijzenboekje te vermenigvuldigen met het aantal stuks wat extra nodig is.

    De noodzaak wordt middels een GGD advies bepaald.

  • 9.12.3

    Wassen van kleding

    Extra bewassingskosten of als het wassen door een handicap wordt uitbesteed komen in aanmerkingvoor een vergoeding bijzondere bijstand. Geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt als men in

    het verzorgings-of verpleeghuis verblijft.

    In het prijzenboekje is het bedrag voor normale bewassingskosten vastgesteld. Op grond van ditbedrag voor de maandelijkse kosten kunnen werkelijke meerkosten worden bepaald.

    De noodzaak wordt middels een GGD advies bepaald.

9.13 Eten en drinken

  • 9.13.1

    Dieetkosten

    Als gevolg van een ziekte kan belanghebbende op doktersadvies gehouden zijn een dieet te volgen.

    Genoemd kan worden de ziekte van Crohn. De meerkosten van sommige diëten liggen boven dekosten van een normaal voedingspatroon. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand wordenverstrekt.

    Via de aangifte bij de Belastingdienst zijn de kosten van een aantal diëten aftrekbaar mits dit dieet opdoktersvoorschrift wordt gevolgd. Welke bedragen aftrekbaar zijn en voor welke diëten is te vinden op

    www.belastingdienst.nl.

    Via de bijzondere bijstand kunnen de meerkosten ten opzichte van normale voeding worden vergoed.

    Voor normale voeding kan een bedrag worden gehanteerd uit de Belastingregeling “waardering loonin natura” (Sociaal info). Deze regeling is ook opgenomen in het prijzenboekje.

    De GGD stelt vast wat de meerkosten zijn.

  • 9.13.2 .

    Maaltijdvoorziening

    Er zijn op dit moment meerdere instanties waarvan de warme maaltijd betrokken kan worden. Indien noodzakelijkerwijs gebruik wordt gemaakt van maaltijdvoorzieningen dan komen de zogenaamde

    meerkosten -het verschil tussen de maaltijdvoorziening en de normale kosten van de warme maaltijd -voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. In z'n algemeenheid komt men slechts op indicatie

    in aanmerking voor de maaltijdverstrekking.

    De normale kosten van een warme maaltijd wordt vastgesteld op het bedrag wat is afgeleid van deBelastingregeling “waardering loon in natura”. Deze regeling is ook opgenomen in het prijzenboekje.

    Daar deze prijs de waarde van een warme maaltijd vertegenwoordigt, kan hierover geen bijzondere bijstand worden verstrekt. De meerkosten worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten.

    Voordat tot bijstandsverlening kan worden overgegaan dient de verstrekking van deze maaltijden teworden geïndiceerd door bijvoorbeeld het Zorgloket of het ziekenhuis.

    Een GGD advies is in dat geval niet nodig.

9.14 Extra ziektegerelateerde uitgaven chronisch zieken

  • 9.14.1

    Extra ziektegerelateerde uitgaven chronisch zieken

    Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een forfaitaire vergoeding ter bestrijding van deextra ziektegerelateerde uitgaven aan een chronisch zieke op wie de onderling samenhangende

    kenmerken van een chronische ziekte meer dan een drie jaar van toepassing zijn.

    De hoogte van de forfaitaire vergoeding is opgenomen in het prijzenboekje.

    Een chronisch zieke verblijvend in een AWBZ-erkende of daarmee vergelijkbare instelling komt nietvoor een forfaitaire vergoeding in aanmerking.

    Indien nodig wordt voor de beoordeling of belanghebbende voldoet aan de voorwaarden zoals gesteldin de eerste zin het oordeel van de GGD ingewonnen.

    Het draagkrachtpercentage is 100.

Hoofdstuk 10. Bijzondere bijstand voor niet-medische kosten

10.1 Kosten huis

  • 10.1.1

    Brandschade

    Sommige schades kunnen bij de verhuurder worden gedeclareerd. In principe dient men zich voor brandschade voldoende te verzekeren. Op het inlichtingenformulier staat een vraag hierover vermeld

    (inboedelverzekering). Is men niet verzekerd dan ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij belanghebbende. Deze zal zelf een oplossing moeten zoeken zoals een lening bij de Kredietbank.

    Als de lening wordt afgewezen kan in bijzondere omstandigheden leenbijstand worden verstrekt conform het prijzenboekje.

  • 10.1.2

    Huur en vaste lasten tijdens detentie of TBS

    Op grond van de WWB heeft degene die rechtens zijn vrijheid is ontnomen geen recht op bijstand. Er kunnen omstandigheden zijn om toch bijstand te verstrekken ter hoogte van de huur en vaste lasten.

    Het gaat hier om een periode van maximaal 3 maanden. Verblijft iemand langer in detentie of TBSdan is het financieel gunstiger de huur op te zeggen en is er geen noodzaak tot bijstandsverlening. De

    drie maanden kunnen dan gebruikt worden om de opzegging van de huur etc. te regelen. Wil iemanddesondanks de woning aanhouden dan komt dit voor eigen rekening. Bij zeer zwaarwegende

    omstandigheden kan na drie maanden leenbijstand worden verstrekt. Hiervoor dient de noodzaak te worden aangegeven door de belanghebbende of de reclassering.

    Bij ZW, WAO, WAZ, Wajong, TW en ANW loopt de uitkering nog een maand door na detentie ofopname. Dit in tegenstelling tot de WWB die onmiddellijk wordt beëindigd. Een AOW–uitkering loopt tijdens detentie gewoon door.

  • 10.1.3

    Huur en vaste lasten tijdens opname inrichting (geen TBS)

    Personen die zijn opgenomen in een inrichting/ ziekenhuis moeten hun woning “tijdelijk” verlaten.

    Verblijft belanghebbende in een inrichting/ zorginstelling dan kan het zo zijn dat het verstandig is dat de woning wordt aangehouden. Van geval tot geval dient de noodzaak te worden vastgesteld.

    • -

      Indien een klant tijdelijk, als uitgangspunt geldt maximaal drie maanden, verblijft in eeninrichting (bijvoorbeeld bij revalidatie of observatie) of als belanghebbende in de weekenden naar huis gaat, dan loopt de WWB-uitkering voor levensonderhoud door en vindt geen normwijziging plaats. Er is in dat geval geen reden om voor huur en vaste lasten bijzondere bijstand te verstrekken.

    • -

      Dit ligt anders als de zak-en kleedgeldnorm wordt verstrekt. Voor de extra kosten (vaste lasten en huur en eventuele reiskosten bij weekendverlof) kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

10.2 Advocaatkosten, griffierecht en schuldhulpverlening

  • 10.2.1

    Eigen bijdrage rechtshulp

    Als gebruik wordt gemaakt van de diensten van een advocaat, moet daarvoor worden betaald. Soms komen daar ook nog andere kosten bij zoals griffierecht.

    Deze kosten worden onder bepaalde voorwaarden vergoed op grond van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb). In deze wet is geregeld wanneer geen gefinancierde rechtskundige bijstand zalworden verstrekt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er geen belang is om een rechtsprocedure te voeren of als de zaak om een te gering bedrag gaat.

    De eigen bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van inkomen en vermogen. Hiervoor gelden andere criteria dan in de bijstand. De ‘Verklaring omtrent inkomen en vermogen’ kan worden aangevraagd bij

    degene die rechtsbijstand verstrekt (juridische hulpverlener of advocaat). Op basis daarvan vindt toevoeging plaats en wordt tevens de eigen bijdrage voor rechtsbijstand berekend.

    Uit vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen indien op grond van deWrb krachtens toevoeging rechtsbijstand is verleend. Als dat niet het geval is, dient de gemeente zich aan de hand van de concrete omstandigheden een oordeel te vormen over de noodzaak van de

    gevoerde procedure.

  • 10.2.2

    Proceskosten tegenpartij

    Soms wordt door de rechter bepaald dat (een deel van) de proceskosten van de tegenpartij moetworden betaald. Deze kosten komen in principe voor rekening van betrokkene tenzij:

    • -

      op verzoek van Sociale Voorzieningen het proces is gevoerd;

    • -

      door het winnen van het proces eigen inkomsten zouden worden verkregen of worden behouden.

    Deze kosten bij verlies van het proces kunnen in deze gevallen via de bijzondere bijstand volgens degebruikelijke bepalingen worden vergoed.

  • 10.2.3

    Uittreksels GBA

    De uittreksels uit het GBA kunnen voor juridische doeleinden gratis worden verkregen bij Burgerzaken (eventueel door klantmanagers aan te vragen). Verlening van bijzondere bijstand is in dit geval niet

    aan de orde.

  • 10.2.4

    Kosten zakelijke bewindvoerder

    Als de kantonrechter kiest voor een zakelijke bewindvoerder en dit kosten meebrengt voor de belanghebbende, dienen deze kosten beschouwd te worden als noodzakelijke kosten van het

    bestaan. De gemeente is gebonden aan de beschikking van de kantonrechter en heeft geen vrijheid om zelf de noodzaak van de onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of andere

    oplossingen mogelijk zijn (CRvB 21 augustus 2001, 99/1771 NABW en 99/3916 NABW*).

    In dit geval geldt een draagkrachtpercentage van 100%.

  • 10.2.5

    Kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP

    Voor de kosten van bewindvoering in het kader WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand. Het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering en het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering

    gelden dan als voorliggende voorzieningen.

    (Artikel 3 Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering: ‘De rechtbank kan op voordracht van de rechtercommissaris, op verzoek van de bewindvoerder dan wel ambtshalve, een ander salaris vaststellen dan het overeenkomstig artikel 2 te berekenen salaris, indien daartoe gronden zijn.’)

  • 10.2.6

    Bijdrage schuldhulpverlening

    In het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) voert de gemeente de schuldhulpverlening uit. Toch komt het voor dat ook andere instanties tegen betalingschuldhulpverlening uitvoeren. Voor de kosten van de budgettering wordt regelmatig bijzondere

    bijstand aangevraagd.

    Primair geldt dat de gemeente zelf – kosteloos – schuldhulpverlening aanbiedt. Voor de kosten van andere schuldhulpverleners wordt geen bijzondere bijstand verleend.

  • 10.2.7

    Bijdrage budgettering

    Soms kunnen mensen moeilijk met hun geld omgaan maar is een bewindvoerder een stap te ver.

    Oplossingen kunnen zijn automatische overschrijvingen, machtigingen of een aparte bankrekening voor de vaste lasten. Indien deze maatregelen onvoldoende zijn en budgettering noodzakelijk dan

    komen de kosten van budgettering voor bijzondere bijstand in aanmerking. Voorwaarde is dat debudgettering wordt gedaan door daarin gespecialiseerde instanties die door de gemeente zijn

    aangewezen. Daartoe horen in ieder geval Sociaal.nl en de Kredietbank Noord-West.

    In dit geval geldt een draagkrachtpercentage van 100%.

10.3 Begrafenis-of crematiekosten

  • 10.3.1

    Begrafenis-of crematiekosten

    Te onderscheiden vallen allereerst de volgende situaties:

    • -

      belanghebbende had langer dan 3 jaar een inkomen op bijstandsniveau bijstand tot aan zijnoverlijden;

    • -

      alle andere gevallen.

  • 10.3.2

    Overledene ontving langer dan 3 jaar een inkomen op bijstandsniveau

    Als de overledene gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar een inkomen op bijstandsniveau ontving en de kosten van lijkbezorging niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan, kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden verstrekt.

    Voorwaarde hiervoor is dat het verzoek / melding overlijden zo spoedig mogelijk bij Sociale Voorzieningen wordt gedaan, in ieder geval voor de kosten zijn gemaakt. Wordt de melding latergedaan dan wordt ervan uitgegaan dat de kosten door de nabestaanden worden gedragen. Eventueel kunnen zij een aanvraag bijzondere bijstand indienen voor het evenredige deel van het bedrag genoemd in het prijzenboekje wat ten laste van hun wordt gebracht (zie hieronder).

    De maximale vergoeding is vastgelegd in het prijzenboekje. De meerkosten komen voor rekening vande nabestaanden.

  • 10.3.3

    Alle andere gevallen

    De kosten van lijkbezorging van een overledene die korter dan drie jaar bijstand voor levensonderhoud ontving of waarvan de melding te laat is binnengekomen en waarvan de kosten nietuit de nalatenschap kunnen worden voldaan, komen ten laste van de nabestaanden. Deze kosten

    behoren voor hen tot de bijzondere kosten van het bestaan.

    Indien de middelen daarvoor ontbreken, dan kan ieder voor zijn evenredig deel bijzondere bijstand aanvragen in de gemeente waar hij / zij woonachtig is. Let wel: de nabestaanden blijven als

    opdrachtgever verantwoordelijk voor de kosten.

    Onder nabestaanden wordt verstaan: de echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner, de ouders en de kinderen of aangetrouwde kinderen. De samenwonende partner valt niet onder directe familie.

    Bij het berekenen van de draagkracht wordt geen rekening gehouden met de eventuele meerkostenvan de begrafenis / crematie.

  • 10.3.4

    Wet op de lijkbezorging

    Indien nabestaanden, erfgenamen of executeurs-testamentair geen opdracht verlenen voor een begrafenis of crematie dan komt een melding binnen bij de gemeente. Allereerst wordt getracht

    nabestaanden van de overledene op te sporen. Is niemand bekend dan wordt de begrafenis geregeld door het cluster Dienstverlening, taakveld begraafplaats, in overleg met Sociale Voorzieningen. Eén en ander is geregeld in de Wet op de lijkbezorging. De kosten ten laste van de gemeente, budgetbijzondere bijstand.

    De gemeente heeft dan de mogelijkheid van verhaal op grond van de Wet op de lijkbezorging op denalatenschap en op bepaalde bloed-en aanverwanten.

10.4 Kosten verblijfsvergunning

  • 10.4.1

    Kosten verblijfsvergunning

    Asielzoekers/nieuwkomers die in Nederland zijn toegelaten behoren te beschikken over een geldig verblijfsdocument. Dit verblijfsdocument moet na de verloopdatum weer worden vervangen voor een

    geldig document. De kosten voor dit nieuw verblijfsdocument kunnen worden vergoed middels het verstrekken van bijzondere bijstand.

    De kosten van naturalisatie worden nooit vergoed want deze behoren tot de algemene kosten van hetbestaan.

10.5 Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden

  • 10.5.1

    Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden

    Indien kinderopvang noodzakelijk is wegens een handicap of chronische ziekte van de ouder of indien de huiselijke situatie beperkingen meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind kan

    bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van kinderopvang.

    Voor de beoordeling van de noodzaak en het aantal uren kinderopvang wordt het oordeel van de GGD ingewonnen.

    De maximaal te vergoeden uurprijs is gelijk aan de in de Wet kinderopvang genoemde bedragen.

    Het college weigert bijzondere bijstand voor de kosten van kinderopvang op grond van een sociaalmedische indicatie als de ouder en de partner al een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang

    ontvangen of kan ontvangen.