Integraal Handhavingsbeleid Gemeente Enkhuizen

Geldend van 19-12-2013 t/m heden

Intitulé

Integraal Handhavingsbeleid Gemeente Enkhuizen

Hoofdstuk Managementsamenvatting

Inleiding

In het College-uitvoeringsprogramma 2010-2014 en in de Programmabegroting 2012 van de gemeente is opgenomen dat de gemeente Enkhuizen een integraal handhavingsplan zal opstellen. Het beleidsplan betreft de handhaving van de regels voor de sociale en fysieke leefomgeving. Door het handhaven van de regelgeving wil de gemeente waarborgen bieden ten aanzien van de veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, milieu- en cultuurhistorische waarden en ruimtelijke kwaliteit.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) verplicht het gemeentebestuur om een handhavingsbeleid en uitvoeringsplan op te stellen. Handhaving van de Wabo vindt vooral plaats in de fysieke leefomgeving. Omdat de gemeente Enkhuizen toezichts- en handhavingstaken heeft in de leefomgeving, is de scope van het handhavingsbeleid breder getrokken. Het beleid omvat de handhavingstaken die gerelateerd zijn aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene plaatselijke verordening, de bijzondere wetten, de Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Enkhuizen 2012 (marktverordening) en de Verordening voor de havens en het openbaar vaarwater (havenverordening). Voor de discipline milieu is een separaat milieubeleidsplan opgesteld.

Met het handhavingsbeleid maakt de gemeente Enkhuizen transparant wat de taken en verantwoordelijkheden zijn op het gebied van handhaving en welke prioriteiten zij daarbij stelt. De totstandkoming van die keuzes vindt plaats binnen de context van interne en externe ontwikkelingen die op de afdeling afkomen, zoals de vernieuwing van wetgeving en de ontwikkeling van een regionale uitvoeringsdienst (RUD). Om de taken van de gemeente in een goed perspectief te plaatsen zijn deze ontwikkelingen ook in dit beleidsplan beschreven.

In het beleidsplan is tevens vastgelegd met welke (interne en externe) ketenpartners afspraken zijn gemaakt in het kader van handhaving. Bij externe ketenpartners valt te denken aan de Rijksoverheid, Provincie Noord-Holland, de Brandweer SED en de Milieudienst West-Friesland.

De raad stelt de kaders voor toezicht en handhaving, terwijl het college bevoegd is het uitvoeringsplan vast te stellen. Het beleid is daarom bewust geknipt in een deel A (kaderstellend) en een deel B (uitvoering). Deel A wordt ter besluitvorming voorgelegd aan de raad; het college is vervolgens bevoegd om Deel B vast te stellen.

Deel A: Prioriteitstelling

De gemeente ziet zich gesteld voor een uitgebreid pakket van toezicht- en handhavingstaken in de sociale en fysieke leefomgeving. De gemeente beschikt niet over een eindeloze capaciteit om het gehele pakket aan taken voor 100% uit te voeren. Daarom zullen keuzes gemaakt moeten worden. “Kiezen” betekent prioriteiten stellen. Door bij die keuzes te werken met een risicoanalyse worden middelen zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet. Door prioriteiten te stellen wordt bovendien voorkomen dat individuele toezichthouders en handhavers naar eigen inzicht handelen, met als risico dat niet gehandeld wordt conform de wensen van het bestuur.

De prioriteiten voor toezicht zijn gebaseerd op een probleemanalyse. Gemeente Enkhuizen heeft hierbij gekozen voor een effectbenadering. Voor de verschillende effectgebieden is gekeken naar de risico’s die kunnen optreden bij niet-naleving van wet- en regelgeving. In deze effectbenadering is met nadruk gekeken naar het naleefgedrag binnen de gemeente Enkhuizen. Daarbij krijgen veiligheid en effecten die op kunnen treden in gebieden met beschermd stads- en dorpsgezicht en overige monumenten de hoogste prioriteit. De genoemde prioriteiten hebben we vertaald naar een prioriteitstelling voor de verschillende toezichtstaken.

Ook zijn prioriteiten gesteld voor de juridische opvolging (handhaving) van geconstateerde overtredingen op basis van de mate van dringendheid, met daaraan gekoppeld een termijn tot het starten van een eventueel handhavingstraject. Bij alle overtredingen geldt de aantasting van het bestuurlijk gezag als extra overweging in de prioriteitstelling.

Het handhavingsbeleid als geheel legt naast de prioriteiten ook de werkwijze vast. Bewoners en bedrijven zijn op de hoogte van de wijze waarop het bestuur tegen overtredingen en onrechtmatig gedrag zal optreden. Door prioriteiten en de werkwijze vast te leggen, is de gemeente transparant en helder naar de burger toe.

Deel B: Uitvoeringsprogramma

Na vaststelling door de raad van het kader, stelt het college het uitvoeringsprogramma vast. Het uitvoeringsprogramma is bedoeld om transparantie in de werkwijze te krijgen en inzicht in de capaciteitsbehoefte te vergroten.

Bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma is uitgegaan van uitvoering op minimaal adequaat niveau. Dit niveau voor handhaving ligt niet expliciet vast in wetten en regels. Enerzijds schrijven wet en regelgeving voor dat de gemeente toezicht moet houden en een beginselplicht tot handhavend optreden heeft. Anderzijds dient elke gemeente voor zich te beslissen waar de prioriteiten in handhavingstaken liggen en met welke omvang en diepgang dit wordt uitgevoerd.

Voor de bouwtoezichtstaken in het kader van de Wabo wordt in het plan vastgelegd dat gewerkt wordt op basis van het integraal Toezichtprotocol. Dit toezichtprotocol wordt door de Rijksoverheid ondersteund en geaccepteerd als landelijk standaard hulpmiddel bij de uitvoering van het omgevingstoezicht.

Naast de reguliere toezichtstaken kent de gemeente Enkhuizen enkele specifieke aandachtspunten voor de periode 2013-2014. Deze zijn:

Zwembaden

In 2013-2014 wordt aandacht besteed aan de risico’s van corrosie van stalen (ophang)constructies en bevestigingsmiddelen in de overdekte zwembaden in Enkhuizen.

 

Legionella

In 2013-2014 wordt aandacht besteed aan de risico’s van legionella, met name in sanitaire voorzieningen in het havengebied, gemeentelijke sportgebouwen en het zwembad.

 

KOMPAS

Sinds medio 2009 wordt in het kader van de huisvesting van arbeidsmigranten het regionale project Kompas uitgevoerd. In 2013 zal (bestuurlijke) overwogen dienen te worden of het uitvoeren van controles op huisvesting arbeidsmigranten ingebed zal worden in de ambtelijke organisatie van Enkhuizen.

Illegaal gebruik: horeca en wonen in winkels en wonen op bedrijfsterreinen en in bedrijfspanden.

In 2013-2014 wordt aandacht besteed het illegaal gebruik van winkels, bedrijfsterreinen en bedrijfspanden. Dit is een structurele taak van de gemeente.

 

Walkanten

De problematiek van de walkanten is complex en omvangrijk. De problematiek betreft enerzijds het planologisch gebruik, zoals de beschoeiingproblematiek in woonwijken, en anderzijds de opslag c.q. het parkeren van boten en auto’s op de walkanten. Om deze problematiek op duurzame en integrale wijze aan te pakken, zal dit in de periode 2013-2014 projectmatig worden opgepakt.

 

Asbest

Met de komst van het nieuwe Bouwbesluit in 2012 is voor het slopen van asbesthoudend materiaal een meldingsplicht ontstaan. Dit betekent voor de gemeente een meer complexe controletaak betreffende de opsporing van illegale sloop en illegale dumping van asbestmateriaal.

 

Brandveiligheid zorginstellingen

Eind 2011 is het landelijke rapport “Brandveiligheid van zorginstellingen” verschenen. Dit rapport kan gevolgen hebben voor de toezicht en handhaving brandveiligheid bij zorginstellingen door de gemeente.

 

Evenementen

In 2012 is gestart met het opstellen van een integraal evenementenbeleid. Onderdeel hiervan is integrale, effectieve en efficiënte handhaving van evenementen.

 

Drank en horeca

Met de komst van de nieuwe Drank- en horecawet in 2013 krijgt de gemeente diverse incidentele en structurele taken. De incidentele taken (implementatie) worden op projectmatige wijze opgepakt. Tegelijkertijd met de implementatie van dit programma wordt ook de nieuwe regelgeving in het kader van de drank en horeca vorm gegeven. De omvang van de structurele inzet zal bepaald worden op basis van daarin concreet gemaakte beleidskeuzes en is vertaald in het uitvoeringsprogramma.

Capaciteitsvraagstuk

Er moet vastgesteld worden dat de huidige formatie niet toereikend is om uitvoering te geven aan de voorgestelde prioriteiten voor met name toezicht en handhavingstaken van de Wabo, afgezet tegen de andere handhavingswerkzaamheden die ook tot de gemeentelijke taken behoren. Het u ter kennisneming aangeboden uitvoeringsprogramma (Deel B) voorziet in de door de raad toegekende uitbreiding van de personele capaciteit met 1 formatieplaats voor toezicht en handhaving APV en bijzondere wetten (Boa-capaciteit).

Omdat de huidige formatie niet toereikend is, is op basis van de beschikbare capaciteit voor toezicht en handhaving Wabo een aangepast uitvoeringsprogramma opgesteld. Dit betekent dat een nader te bepalen aantal taken niet uitgevoerd zal worden. Deze te vervallen takken omvatten bijvoorbeeld de actieve opsporing (gebiedstoezicht) in het kader van de Wabo en het toezicht houden op kleine tot middelgrote bouwprojecten.

In deel B is ter illustratie hiervan een alternatief uitvoeringsprogramma uitgewerkt. In deze uitwerking wordt tijdens de bouw tot 50% van het aantal toezichtmomenten niet gecontroleerd. Kortom, wat er toe doet in het kader van veiligheid in beeld.  Het primaire uitgangspunt is veiligheid.

Ook wordt een belangrijk deel van de overtredingen niet geconstateerd noch daadwerkelijk juridisch opgevolgd. Het aantal handhavingsmeldingen en –verzoeken zal toenemen, waardoor er meer tijd gereserveerd zal moeten worden voor onvoorziene zaken.

Er worden bij dit alternatief onvoldoende waarborgen geboden voor veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, milieu- en cultuurhistorische waarden en ruimtelijke kwaliteit. Juridisch gezien loopt de gemeente het risico op klachten van bewoners en bedrijven over rechtsgelijkheid en geloofwaardigheid en op aansprakelijkheid wanneer ten onrechte niet gehandhaafd wordt. Bestuurlijk gezien kan de gemeente imago- en financiële schade oplopen.  Dit alternatief wordt niet aanbevolen.

Veranderen

Na de vaststelling van het Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen, zal het beleid in de organisatie geïmplementeerd moeten worden. Daartoe wordt een implementatieplan opgeteld. Er zal ook anders gewerkt gaan worden. Dit betekent dat werkprocessen aangepast of opgesteld moeten worden. Dit betekent dat bij de start sprake zal zijn van een overgangsperiode.

1. Inleiding

Voor u ligt het Integraal Handhavingsbeleidsplan 2013-2014 van de gemeente Enkhuizen.

In het College-uitvoeringsprogramma 2010 – 2014 alsook in de Programmabegroting 2012 van de gemeente is gesteld dat een integraal handhavingsbeleidsplan zal worden opgesteld. In dit handhavingsbeleidsplan worden onder meer de kaders voor handhaving vastgelegd en prioriteiten bepaald. Met het voorliggende plan wordt invulling gegeven aan deze bestuurlijke opdracht.

Dit beleidsplan betreft de handhaving van de regels voor de sociale en fysieke leefomgeving. De scope van het handhavingsbeleid is daarmee de handhavingstaken die gerelateerd zijn aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de APV en bijzondere wetten, de Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Enkhuizen 2012 (marktverordening), de Verordening voor de havens en het openbaar vaarwater (havenverordening) en die verricht worden door de gemeente Enkhuizen. Voor de discipline milieu is een separaat milieubeleidsplan opgesteld door de Milieudienst West-Friesland.

Dit hoofdstuk geeft een inleiding over het begrip handhaving en beschrijft de eisen die met name de Wabo aan een handhavingsbeleid stelt. Daarnaast worden de bestuurlijke wensen voor het integrale handhavingsbeleid weergegeven. Tot slot wordt een leeswijzer gegeven voor het handhavingsbeleid.

1.1 Handhaving

Handhaven is een kerntaak van de gemeente Enkhuizen. Handhaven is geen doel op zich. Door het handhaven van de regelgeving wil de gemeente waarborgen bieden ten aanzien van de veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, milieu- en cultuurhistorische waarden en ruimtelijke kwaliteit.

Wat is handhaving?

Handhaving wordt meestal slechts gezien als het sanctioneren van overtredingen van wetten en regels (strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhaving, handhaving in enge zin). Werkelijke adequate handhaving is alleen mogelijk als een breder perspectief wordt gehanteerd: alle handelingen die de naleving van wet- en regelgeving bevorderen. Zo moet onder handhaving ook worden begrepen het voorkomen van overtredingen. Dat kan door het houden van toezicht, maar dat kan bijvoorbeeld ook door het geven van voorlichting.

Daarnaast is het voor een effectieve handhaving van belang om beleid en regelgeving vooraf te controleren op toetsbaarheid en handhaafbaarheid. Dat houdt bijvoorbeeld ook een zorgvuldige vergunningverlening en adequate bestemmingsplannen in. Ook de onderliggende verordeningen en de wijze waarop deze tot stand komen zijn van cruciaal belang.

De gemeente Enkhuizen hanteert het brede perspectief. In dit handhavingsbeleidsplan wordt derhalve met handhaven bedoeld het houden van toezicht en de juridische opvolging bij het niet naleven van de regels.

Handhaven op minimaal adequaat niveau

Het is wenselijk om te komen tot een minimaal adequaat handhavingsniveau. Dit niveau voor handhaving ligt niet vast in wetten en regels. De wetten en regels schrijven alleen voor dat de gemeente toezicht moet houden en als nodig handhavend op moet treden. Elke gemeente dient voor zich te beslissen waar de prioriteiten voor handhaving liggen en met welke omvang en diepgang de handhaving wordt ingestoken.

Wanneer er op een te laag niveau wordt gehandhaafd, ontstaan restrisico’s. Met restrisico’s worden die risico’s bedoeld die afgedekt zouden zijn als op het minimaal adequaat niveau wordt gehandhaafd. Natuurlijk is er ook nog sprake van risico’s wanneer er sprake is van handhaving op het minimaal adequaat niveau. Dit zijn echter risico’s die bestuurlijk geaccepteerd worden.

Bij elke mate van toezichtintensiteit en handhavingsniveau bestaat het risico dat bepaalde overtredingen niet ontdekt worden; dit risico kan niet weggenomen worden. In het geval van incidenten kan de gemeente aangesproken worden op haar taak toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving. Als de gemeente ten onrechte niet overgaat tot handhaving dit kan leiden tot civielrechtelijke aansprakelijkheid.

Als sprake is van een gevaarlijke situatie en het risico op het ontstaan van ernstige schade groot is, zal niet handhavend optreden kunnen leiden tot het oordeel dat de gemeente aansprakelijk is voor schade van derden. Slechts als uit een goede en inzichtelijke belangenafweging blijkt dat terecht niet handhavend is opgetreden zal aan aansprakelijkheid ontkomen kunnen worden. De uitspraak leidt echter niet tot het oordeel dat tegen iedere overtreding handhavend moet worden opgetreden om aansprakelijkheid te voorkomen.

Integrale handhaving

De rijksoverheid verlangt van gemeenten dat zij meer integraal gaan werken. De komst van de Wabo noodzaakt tot een intensievere samenwerking tussen de verschillende betrokken overheden. Dit geldt daarmee ook voor het uitvoeren van de wettelijke taak met betrekking tot handhaving. Voor de gemeente Enkhuizen brengt meer integraal werken onder andere de volgende voordelen met zich mee:

  • ·

    behalen van efficiencyvoordelen;

  • ·

    voorkomen van tegenstrijdige signalen richting inwoners en bedrijven;

  • ·

    vergroten van de acceptatie van de handhaving bij inwoners en bedrijven.

De uitdaging voor de gemeente is om gecoördineerd toezicht te organiseren en om waar mogelijk en zinvol integraal handhavend op te treden. Dit betekent voor de gemeente Enkhuizen onder andere:

  • ·

    Regionale samenwerking De gemeente Enkhuizen werkt op handhavingsgebied samen met verschillende disciplines, zoals de politie Noord-Holland Noord, de Brandweer SED, de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Milieudienst West-Friesland. Een goede samenwerking tussen de gemeente en deze zogenoemde ketenpartners is van groot belang. Elke ketenpartner heeft immers een eigen rol en verantwoordelijkheid in de handhaving van naleefgedrag met betrekking tot de fysieke leefomgeving.

  • ·

    SignaaltoezichtWaar mogelijk wordt gewerkt met signaaltoezicht. Toezichthoudende partijen geven in voorkomende gevallen toevalligerwijs geconstateerde overtredingen van wetgeving, die niet tot het werkgebied van de toezichthouder behoren, door aan de partij die wél toezichthouder is voor het betreffende gebied. Signaaltoezicht kan zowel binnen de gemeentelijke organisatie (afdelingen onderling) plaatsvinden als ook tussen de gemeente en de hierboven genoemde ketenpartners.

  • .

    Integraal handhavingsbeleid Waar nodig zijn de ketenpartners betrokken bij het realiseren van het gemeentelijk handhavingsbeleid. Zo hebben medewerkers van de Brandweer SED en de Milieudienst West-Friesland deelgenomen aan de projectgroep die het beleid heeft gerealiseerd.

1.2 Handhavingsbeleid

Het College-uitvoeringsprogramma 2010-2014 (zie paragraaf 1.3) stelt dat in het integraal handhavingsbeleidsplan (onder meer) de kaders voor handhaving vastgelegd worden, waarbij tevens prioriteiten bepaald zullen worden.

Deze bestuurlijke opdracht sluit nauw aan bij de wettelijke eisen op grond van de Wabo. De Wabo eist dat de organisatie zo wordt ingericht dat een adequate en behoorlijke uitvoering van de handhaving is gewaarborgd. De Wabo stelt daarom kwaliteitseisen aan de gemeente Enkhuizen in haar rol als handhavend bestuursorgaan. Deze kwaliteitseisen zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de (Ministeriële) Regeling omgevingsrecht (Mor). De kwaliteitseisen zijn gebaseerd op ‘het model van het adequate handhavingsproces’ of het ‘model van de dubbele regelkring’ (zie onderstaande figuur). Het zijn minimumeisen, waaraan elke professionele handhavingsorganisatie moet voldoen.

afbeelding binnen de regeling

Waar de wettelijke eisen alleen gelden voor de Wabo-taken, kiest de gemeente Enkhuizen ervoor om tevens de toezichts- en handhavingstaken gerelateerd aan de APV en de bijzondere wetten, de markt- en de havenverordening in het voorliggende i ntegrale handhavingsbeleidsplan vast te leggen. 1

Kwaliteitseisen

In het Bor zijn de kwaliteitseisen opgenomen waaraan een professioneel handhavingsproces op beleids- of strategisch niveau moet voldoen. Er moet sprake zijn van door de gemeente Enkhuizen schriftelijk vastgelegde handhavingsdoelstellingen, die gebaseerd zijn op een probleemanalyse. Op basis van deze analyse bepaalt de gemeente welke activiteiten nodig zijn om de handhavingsdoelen te bereiken en welke prioriteiten zij daarbij stelt.

Het college van B&W van de gemeente Enkhuizen geeft met dit handhavingsbeleidsplan vooraf bekendheid aan haar voornemens om de regelgeving te handhaven. Het gaat dan om de vraag op welke wijze en met welke intensiteit het toezicht en de handhaving plaatsvindt op de naleving van voorschriften die zijn gegeven bij en wet- en regelgeving. Centraal daarbij staat het stellen en kenbaar maken van de prioriteiten.

Het geheel van handhavingsprioriteiten, -doelstellingen en –werkwijze wordt vastgelegd in het handhavingsbeleid van de gemeente Enkhuizen. Uit het beleid moet tevens blijken op welke wijze zij de organisatie inricht ten behoeve van een adequate en behoorlijke uitvoering van het handhavingsbeleid en welke toezicht- en sanctiestrategie het college van B&W hanteert.

Het Bor schrijft tevens voor dat de gemeente Enkhuizen jaarlijks een uitvoeringsprogramma opstelt voor haar handhavingsactiviteiten. Met het programmeren van taken maakt de gemeente transparant welke keuzen gemaakt worden bij het uitvoeren van de taken binnen de beschikbare capaciteit en (beleids)kaders. Daarmee wordt direct de relatie gelegd met handhavingsbeleid.

Naast een programmering van de taken dient de gemeente weer te geven hoe de benodigde middelen geborgd worden, op welke wijze zij de uitvoering, monitoring, evaluatie en rapportage vormgeeft en op welke wijze afgestemd wordt met ketenpartners. Ook dit is vastgelegd in het uitvoeringsprogramma.

Het uitvoeringsprogramma is bedoeld om transparantie in de werkwijze te krijgen en inzicht in de capaciteitsbehoefte te vergroten. In het uitvoeringsprogramma wordt een duidelijke relatie gelegd met het handhavingsbeleid.

Vraagstelling

Het handhavingsbeleid , vastgelegd in deel A van de nota ‘Integraal Handhavin g sbeleid ’.

Het handhavingsbeleid biedt het antwoord op de volgende vragen:

  • ·

    Voor welke taken ziet de gemeente Enkhuizen zich gesteld op het gebied van handhaving in het kader van de Wabo?

  • ·

    Hoe wordt de handhaving vormgegeven: wat zijn de te volgen toezichts- en sanctiestrategieën?

  • ·

    Op welke wijze kan een prioriteitstelling worden gemaakt voor de handhavingstaken?

Gemeente Enkhuizen staat voor de opgave transparant te maken wat de taken en verantwoordelijkheden zijn op het gebied van handhaving en welke prioriteiten zij daarbij stelt. De totstandkoming van die keuzes vindt plaats binnen de context van interne en externe ontwikkelingen die op de afdeling afkomen, zoals de vernieuwing van wetgeving en de ontwikkeling van een regionale uitvoeringsdienst (RUD). Om de taken van de gemeente in een goed perspectief te plaatsen zijn deze ontwikkelingen ook in dit beleidsplan beschreven. Het plan zal overigens een belangrijke bijdrage kunnen leveren in de discussie omtrent de vorming van de RUD.

Dit resulteert uiteindelijk in handhavingsbeleid voor de gemeente Enkhuizen waarin de beleidsmatige keuzes op het gebied van handhaving zijn vastgelegd.

Het uitvoeringsprogramma , vastgelegd in deel B van de nota ‘Integraal Handhavin g sbeleid ’. Het uitvoeringsprogramma is bedoeld om transparantie in de werkwijze te krijgen en inzicht in de capaciteitsbehoefte te vergroten. Het uitvoeringsprogramma biedt het antwoord op de volgende vragen:

  • ·

    Hoeveel capaciteit is nodig om de taken uit te voeren en hoeveel capaciteit is daarvoor beschikbaar?

  • ·

    Hoe kan de uitvoering van de handhaving in de periode 2013-2014 geprogrammeerd worden?

  • ·

    Op basis van welke werkprocessen wordt gewerkt (op hoofdlijnen)?

  • ·

    Met welke (interne en externe) ketenpartners zijn afspraken gemaakt in het kader van handhaving (op hoofdlijnen)?

  • ·

    Op welke wijze wordt de monitoring, evaluatie en registratie vormgegeven?

Bij ketenpartners valt te denken aan het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Provincie Noord-Holland, de Brandweer SED, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Milieudienst West-Friesland.

Bevoegdheden college van B&W en raad

Op grond van het duale stelsel is in het handhavingsbeleid onderscheid gemaakt tussen kaderstelling en uitvoering. De prioriteitstelling in het handhavingsbeleid (deel A) is kaderstelling en daarmee een bevoegdheid van de raad; de vaststelling van het uitvoeringsprogramma is een bevoegdheid van het college van B&W.

Veranderen

Het handhavingsbeleid als geheel legt een wenselijke situatie vast. Het handhavingsbeleid staat echter niet op zich. In dit beleidsplan is beschreven welke keuzes er ten grondslag liggen aan toezicht, handhaving en programmatisch werken. Het uitvoeren van een programma betekent dat in de dagelijkse praktijk bij het plannen en uitvoeren van toezicht en handhaving de prioriteitstelling, programmering en taakverdeling leidend is. Dat betekent in een aantal gevallen dat - ten opzichte van de situatie in 2012 - taken minder intensief uitgevoerd zullen worden en andere taken juist weer intensiever. Capaciteitstekorten zullen ingevuld moeten worden en medewerkers zullen de juiste competenties moeten verkrijgen (bijscholing). Kortom: er zal anders gewerkt worden. Dit betekent dat er in 2013 sprake zal zijn van een overgangsperiode.

De gewenste verandering gebeurt niet zo maar. Om een andere manier van werken te realiseren is de inzet van medewerkers, management en bestuur nodig. Het bestuur maakt de keuzes op hoofdlijnen en geeft commitment aan de uitvoering. Het management committeert zich aan de aanpak en stuurt de medewerkers aan op grond van de gemaakte keuzes. De medewerkers zullen zich moeten inzetten om nieuwe denk- en werkwijzen aan te leren. Als op deze drie niveaus de keuzes daadwerkelijk worden gedragen is een succesvolle uitvoering van het beleidsplan en de daarmee samenhangende verandering mogelijk.

1.3 Bestuurlijke wensen

Bij de realisatie van het handhavingsbeleid zijn de relevante punten uit het College-uitvoeringsprogramma 2010 – 2014, de Programmabegroting 2012 en de Kadernota 2013 meegenomen. Deze punten worden in bijlage 1 benoemd.

1.4 Leeswijzer

Deel A: kaders handhavingsbeleid

In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op het juridisch kader van het handhavingsbeleid en de ontwikkelingen in wet- en regelgeving. Hoofdstuk 2 gaat tevens kort in op de realisatie van een RUD en de consequenties voor het handhavingsbeleid van het eventueel onderbrengen van Wabo-taken in deze RUD.

Hoofdstuk 3 beschrijft de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van handhaving. In hoofdstuk 4 worden de prioriteiten voor de handhavingstaken vastgelegd.

Het handhavingsbeleid gaat in hoofdstuk 5 in op de handhavingsinstrumenten die de gemeente als bevoegd gezag ter beschikking staat. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 op hoofdlijnen ingegaan op de verschillende typen handhavingsvragen die op de gemeente afkomen.

Deel B:uitvoeringsprogramma

In hoofdstuk 7 wordt de programmering van de toezichts- en handhavingstaken beschreven. In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op het uitvoeren, evalueren en bijstellen van de handhavingstaken.

2. Wet- en regelgeving

In dit hoofdstuk wordt het juridisch kader geschetst. Daarbij wordt ingezoomd op de Wabo als belangrijke onderligger voor dit handhavingsbeleid. Vervolgens worden de relevante ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving beschreven.

2.1 Juridisch kader

De scope van het handhavingsbeleid is de handhavingstaken die gerelateerd zijn aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de APV en bijzondere wetten, de markt- en de havenverordening en die verricht worden door de gemeente Enkhuizen. Het juridisch kader voor het integrale handhavingsbeleid bestaat daarmee uit een grote hoeveelheid wet- en regelgeving. Deze wordt weergegeven in bijlage 2.

Coördinatie-eis

De Wabo is op 1 oktober 2010 in werking getreden. De Wabo vormt het kader voor de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, ruimte, natuur en milieu. Met het in werking treden van de Wabo hebben circa vijfentwintig vergunningen plaats gemaakt voor één integrale omgevingsvergunning.

De minimumeisen vanuit de Wabo voor handhaving zijn:

  • .

    De gemeente moet gecoördineerd toezicht kunnen organiseren.Afstemming van het toezicht met alle betrokken instanties (zoals brandweer, waterschap, provincie en rijk) is nodig omdat niet alleen het bevoegd gezag toezicht mag uitoefenen.

  • .

    De gemeente moet kunnen optreden als één bestuursrechtelijke handhavingsorgaan.

Er moeten afspraken zijn gemaakt (met derden zoals welstand, waterschap, provincies en rijk) over de procedurele en inhoudelijke behandeling van bezwaar en beroep omdat er wel meerdere toezichthouders zijn, maar slechts het bevoegd gezag kan handhaven.

Het bevoegd gezag moet door de komst van de omgevingsvergunning het toezicht nog meer afstemmen met de handhavingspartners en zorgen voor één handhavingstraject. Intern vindt deze afstemming plaats tussen inspecteurs van verschillende disciplines (bouwen, milieu, ruimtelijke ordening, brandweer, enz.). Extern wordt afgestemd met andere handhavingspartners als provincie, waterschap of rijksinspectiediensten. Bij het overgrote deel van de projecten die onder de Wabo vallen, zal de gemeente bevoegd gezag zijn en dus verantwoordelijk zijn voor het uitoefenen van toezicht en handhaving en de afstemming met de handhavingspartners.

Omgevingswet

Het ministerie van I&M werkt aan een nieuwe Omgevingswet. Deze nieuwe wet is een vervolg op eerder in gang gezette vernieuwingen zoals bijvoorbeeld de Waterwet, de Wabo, de crisis- en herstelwet en het programma Sneller en Beter. Alhoewel de nieuwe Omgevingswet met de val van het Kabinet in 2012 niet controversieel is verklaard, is het aangeven van een exacte planning niet mogelijk. De datum van invoering van de Omgevingswet is afhankelijk van de totstandkoming van in- en uitvoeringsregelgeving en overleg daarover met de uitvoeringspraktijk. In het Integraal handhavingsbeleid Enkhuizen 2013-2014 wordt nog geen rekening gehouden met de Omgevingswet.

2.2 Vernieuwing Drank- en Horecawet

Het toezicht op de Drank- en Horecawet is per 1 januari 2013 veranderd. De nieuwe Drank- en Horecawet reguleert onder andere de overdracht van het toezicht naar de gemeenten.

De hoofdpunten van het wijzigingsvoorstel Drank- en Horecawet zijn:

  • ·

    Jongeren onder de 16 jaar worden strafbaar gesteld als ze alcohol in bezit hebben op de openbare weg.

  • ·

    Supermarkten en andere detailhandelaren die binnen een jaar 3 keer betrapt worden op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens mogen tijdelijk helemaal geen alcoholhoudende drank meer verkopen.

  • ·

    Het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet gaat over naar de gemeenten.

  • ·

    Gemeenten krijgen de mogelijkheid om een toegangsleeftijd te koppelen aan de horecasluitingstijd.

  • ·

    Gemeenten wordt het toegestaan de toepassing van happy hours en prijsacties te beperken.

  • ·

    Gemeenten gaan de alcoholverstrekking in sport- en andere kantines bij verordening reguleren.

  • ·

    Het vergunningstelsel wordt vereenvoudigd. Zo hoeft een ondernemer een nieuwe leidinggevende slechts te melden en geen nieuwe Drank- en Horecawetvergunning meer aan te vragen.

Gemeenten krijgen dan méér bevoegdheden en taken dan zij nu hebben. Separaat zal de raad een Implementatietraject worden aangeboden voor inbedding van toezicht en handhaving van de nieuwe Drank- en Horecawet en de daartoe gevraagde aanpassingen van de Algemene plaatselijke verordening. De nieuwe wettelijke taken en bevoegdheden brengen tevens een capaciteitsvraagstuk met zich mee. Door afname van vergunningprocedures, als gevolg van het slechts hoeven bijschrijven van leidinggevenden, kunnen de daarmee vrijgekomen uren (hoe beperkt ook) in het kader van toezicht binnen dezelfde discipline worden aangewend.

Binnen de politieregio Noord-Holland Noord is inmiddels een werkgroep gestart voor de implementatie van de Drank- en Horecawet. Door deze werkgroep wordt ook gekeken naar een samenwerking tussen gemeenten voor wat betreft het toezicht. Ook dat zal zich verder uitkristalliseren in het implementatieplan.

2.3 Ontwikkeling Regionale Uitvoeringsdienst

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de realisatie van een RUD en het onderbrengen van Wabo-taken in deze RUD. In dit hoofdstuk worden tevens de gevolgen beschreven van het onderbrengen van Wabo-taken in de RUD voor het voorliggende handhavingsbeleid.

I nleiding

In juni 2009 is een ‘package deal’ gesloten tussen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), waarin gekoerst wordt op landelijke dekking van robuuste RUD’s. In deze diensten worden minimaal de gemeentelijke en provinciale (basis) milieutaken ondergebracht.

In het College-uitvoeringsprogramma 2010-2014 van de gemeente Enkhuizen is gesteld dat Enkhuizen een positieve grondhouding heeft om meer dan de verplichte taken regionaal uit te voeren. Dit houdt in dat VTH-taken op het gebied van bouw- en woningtoezicht deels regionaal georganiseerd zullen worden en dat nader onderzoek naar regionalisering van meer dan de verplichte taken uitgevoerd zal worden. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek vindt nadere besluitvorming plaats, waarbij ook de financiële consequenties worden uitgewerkt.

In Noord-Holland Noord wordt op dit moment (2013) onderzocht welke vorm de RUD in dit gebied krijgt. De regio’s Kop van Noord-Holland, West-Friesland en Noord- Kennemerland onderzoeken twee scenario’s, namelijk de vorming van één overkoepelende of drie kleinere Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) voor Noord-Holland Noord. In beide scenario’s zijn de RUD’s verantwoordelijk voor een minimaal basispakket.

Gevolgen voor het handhavingsbeleid

Beleidstaken worden gezien als regietaken en zullen bij de gemeente blijven. Dit betreft onder andere het bepalen van prioriteiten voor de toezichts- en handhavingstaken (kaderstelling). Dit betekent dat met het onderbrengen van uitvoeringstaken op het gebied van toezicht en handhaving het handhavingsbeleid slechts ten dele aangepast zal dienen te worden. Dit betreft met name het deel dat gaat over de inrichting van de organisatie, de borging van de middelen en de afstemming met ketenpartners. Daarnaast zal een nieuw uitvoeringsprogramma opgesteld moeten worden.

2.4 Kwaliteitscriteria en Wet VTH

Consistente en eenduidige kwaliteitscriteria zijn van groot belang om een minimum kwaliteitsniveau voor vergunningverlening, toezicht en handhaving landelijk te waarborgen. In de package deal die de VNG, het IPO en het Rijk in juni 2009 hebben gesloten, is afgesproken dat er kwaliteitscriteria worden ontwikkeld en vastgesteld waaraan vergunningverlening, toezicht en handhaving moeten voldoen. De kwaliteitscriteria zijn bedoeld om de uitvoering van VTH-taken in het Omgevingsrecht te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. De criteria gaan over proces, inhoud en kritieke massa. Het voldoen aan de criteria borgt dat het bevoegd gezag in staat is om de gewenste kwaliteit en continuïteit te leveren. De organisatie heeft daartoe de beschikking over de benodigde deskundigheid, ervaring en minimale bezetting.

Eind 2009 is de set kwaliteitscriteria 2.0 tot stand gekomen. Deze set wordt gebruikt om de robuustheid van de RUD’s door te rekenen. Ook gelden de criteria als referentiekader bij een door gemeente uit te voeren zelfevaluatie van de kwaliteit van de uitvoering van de achterblijvende taken. In het najaar van 2012 is de set ‘Kwaliteitscriteria 2.1’ verschenen. Daaruit kan worden opgemaakt dat gemeenten eind 2014 moeten voldoen aan de wettelijke vereisten. Dat is een afspraak tussen Rijk, IPO en VNG. Daarbij kan worden aangehaakt op het landsbreed opgestelde implementatietraject.

De criteria zelf zijn ‘hard’ en de invulling ervan biedt lokaal en regionaal mogelijkheden voor maatwerk. Met deze benadering wordt recht gedaan aan de verschillen in omvang en karakteristieken van de verschillende overheden en hun takenpakket. De RUD’s moeten voldoen aan de kwaliteitscriteria voor de overgedragen taken. Voor de achterblijvende taken heeft elke individuele organisatie de verantwoordelijkheid om professionele kwaliteit en continuïteit te leveren.

De afgelopen maanden is bij het ministerie van I&M in dit kader gewerkt aan een concept-wetsvoorstel Vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het wetsvoorstel betreft een wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarmee de afspraken die over dit onderwerp zijn gemaakt in de genoemde package deal wettelijk worden geborgd. Het wetsvoorstel moet erin voorzien dat partijen gehouden worden aan de gemaakte afspraken. Het wetsvoorstel biedt nog geen tot in detail uitgewerkte regelingen. Wel bevat het grondslagen om bij amvb regels te kunnen stellen over een groot aantal onderwerpen zoals onder meer:

  • ·

    Samenwerking, onderlinge afstemming en prioriteitstelling;

  • ·

    Kwaliteit van uitvoering van VTH-taken;

  • ·

    Specifieke regels voor BRZO-RUD’s;

  • ·

    Uitvoering van het basistakenpakket op regionaal niveau;

  • ·

    Gegevensuitwisseling.

In het wetsvoorstel VTH staat een implementatietraject van 2 jaar voor gemeenten en provincies om aan de kwaliteitscriteria te gaan voldoen. Gestreefd wordt naar inwerkingtreding van deze wet in 2013. Concreet betekent dit dat gemeente Enkhuizen vanaf 2015 dient te voldoen aan de kwaliteitscriteria. Het voorliggende handhavingsbeleid start per 1 januari 2014. Vanaf dat moment zal dus de kwaliteitsslag, die met het beleid voor een belangrijk deel al gemaakt wordt, verder gebracht moet worden tot op alsdan wettelijk niveau. Voor de implementatie van de wet VTH zal een apart voorstel gemaakt worden.

3. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden

In dit hoofdstuk worden de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van handhaving beschreven.

Een algemene stelling is dat medewerkers van de gemeente Enkhuizen die een taak hebben in de buitenruimte ook een signaleringstaak en daarmee een meldplicht hebben. Toezicht beperkt zich dus niet tot de organisatieonderdelen en medewerkers die in dit hoofdstuk worden benoemd. Zij zijn allen medeverantwoordelijk voor veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, milieu- en cultuurhistorische waarden en ruimtelijke kwaliteit.

3.1 Bestuur

Bestuurlijk is de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving belegd bij drie portefeuillehouders. Dit betreft de portefeuilles openbare orde en veiligheid, ruimtelijke ordening, bouw en woningtoezicht, milieu, monumentenzorg, verkeer, markten en havens.

3.2 Ambtelijke organisatie

De werkzaamheden voor toezicht en handhaving in het kader van de Wabo, de APV en bijzondere wetten en de havenverordening worden voor een belangrijk deel verricht vanuit de afdelingen Stedelijke ontwikkeling en Stedelijk beheer van de gemeente Enkhuizen. In deze paragraaf worden taken weergegeven gekoppeld aan functies. De invulling van functies op medewerkersniveau is een verantwoordelijkheid van het college van B&W.

De taken op het gebied van toezicht en handhaving zijn onder te verdelen in handhavingsregie, toezicht en juridische opvolging.

3.2.1 Handhavingsregie

Onder de noemer handhavingsregie vallen de volgende taken:

  • ·

    Realiseren van beleid (strategisch beleid, operationeel / uitvoeringsbeleid).

  • ·

    Incorporeren beleid van ander bevoegd gezag (provincie, Min EL&I).

  • ·

    Implementeren nieuwe wet- en regelgeving.

  • ·

    Evalueren uitvoering en bijstellen beleid en uitvoering.

  • ·

    Inhuren van Boa capaciteit.

  • ·

    Verzamelen managementinformatie.

  • ·

    Rapporteren over toezicht en handhaving (management, bestuur).

  • ·

    Implementeren en onderhouden instrumenten, waaronder de Transactiemodule van het CJIB.

  • ·

    Organiseren en onderhouden randvoorwaarden handhaving en toezicht, waaronder uitrusting, instrumenten, bevoegdheden, etc..

  • ·

    Organiseren en onderhouden samenwerking met ketenpartners (intern en extern).

  • ·

    Opstellen roosters en werkverdeling.

  • ·

    Elektronisch verwerken van de processen verbaal en waar nodig corrigeren en/of aanvullen.

  • ·

    Reageren op schriftelijke verzoeken om inlichtingen van burgers, politie en justitie (steeds vaker op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur).

Deze taken zijn niet belegd bij één medewerker. Zij worden voornamelijk uitgevoerd door handhavingsjuristen / beleidsmedewerkers van de betrokken afdelingen.

3.2.2 Toezicht Wabo

De toezichtstaken in het kader van de Wabo worden binnen de gemeente Enkhuizen voornamelijk verricht door de toezichthouder bouwen en wonen van de afdeling Stedelijke ontwikkeling. Enkele Wabo/APV-gerelateerde toezichtstaken worden uitgevoerd door medewerkers van de afdeling Stedelijk Beheer (aanleg, kappen houtopstand, aanleggen uitwegen).2

De Wabo vereist van de gemeente Enkhuizen dat zij gecoördineerd toezicht kan organiseren. Om deze reden coördineert de toezichthouder het toezicht op dossierniveau met interne en externe ketenpartners.

Naast het coördineren onderscheiden we in dit handhavingsbeleid vijf typen taken op het vlak van toezicht:

  • .

    Vergunning gebonden toezicht: Toezicht op het uitvoeren van werken overeenkomstig een omgevingsvergunning. Deze vorm van toezicht is een vanzelf sprekend onderdeel van de taken op het gebied van milieu, brandveiligheid, bouwen en wonen.

  • .

    Niet-vergunning gebonden toezicht (gebieds- en thematisch toezicht): Toezicht of de bestaande situatie in overeenstemming is en blijft met de regels, zoals gebieds- en eventueel thematisch toezicht. Deze taak is gerelateerd aan proactief opsporen van (mogelijke) overtredingen, en is niet gerelateerd aan vergunningen.

  • .

    Toezicht op verzoek: Reageren op meldingen, (handhavings-)verzoeken en bestuurlijke wensen.

  • .

    Handhavingstoezicht: Toezicht (her-inspecties) in het kader van een handhavingstraject.

  • .

    Advisering in het kader van horecatoezicht : Deze advisering wordt verricht op verzoek van de vergunningverlening voor de horeca (drank en horeca wet- en regelgeving).

    Het voeren van minnelijk en oplossingsgericht overleg maakt onderdeel uit van deze taken (zie ook paragraaf 5.1).

3.2.3 Toezicht APV en bijzondere wetten

De toezichtstaken APV en bijzondere wetten worden binnen de gemeente Enkhuizen uitgevoerd door Buitengewoon Opsporingsambtenaren (Boa’s) en toezichthouders. Er bestaat een belangrijk verschil tussen de Boa’s en toezichthouders. De Boa’s zijn door het Ministerie van Justitie bevoegdheid verleend om Mulderbeschikkingen en Bestuurlijke Strafbeschikkingen (BSB) uit te kunnen schrijven. Toezichthouders daarentegen hebben voornamelijk een signalerende rol. Zij mogen waarschuwend (preventief) optreden en vormen de “ogen en de oren” van de gemeente. Een groot deel van de constateringen van de toezichthouders wordt via de bestuursrechtelijke weg afgedaan. De Boa’s van de gemeente Enkhuizen staan ook bekend onder de naam Stadstoezicht.

De Boa’s en toezichthouders zorgen voor het schoon, heel en veilig houden van het publieke domein. Ze houden toezicht op de naleving van de wetten en regels die er zijn om de leefbaarheid in de stad te behouden of te verbeteren en om ergernissen, hinder, schade of gevaar te voorkomen. Zo zorgen zij ervoor dat evenementen en kermissen in goede banen worden geleid. De veiligheid in de havens en in het uitgaansgebied is een belangrijk aandachtspunt, evenals overlast van hangjongeren en uitgaanspubliek. De Boa’s zijn herkenbaar aan hun uniform met Boa-insigne. De toezichthouders zijn te herkennen aan rode jassen met de opdruk ‘gemeentelijk toezichthouders’.

Gedurende het kampeerseizoen wordt een toezichthouder ingehuurd die specifiek toezicht houdt op de gemeentelijke camping en directe omgeving. De kosten hiervoor worden gedragen door de camping.

Toezicht en handhaving van lang geparkeerde auto’s, wrakken, bootjes op de walkanten en kampeermiddelen c.a. wordt zowel door Boa’s en toezichthouders APV en bijzondere wetten uitgevoerd als door de toezichthouders van Stedelijk Beheer. De (vervolg)taak van Stedelijke Ontwikkeling. Eventuele juridische (vervolg)procedures worden door Stedelijke Ontwikkeling uitgevoerd.

Ook zal meer aandacht komen voor het toezien op de naleving van regels die gelden voor hondenbezitters. Daartoe zullen de gebieden die bedoeld zijn voor het laten loslopen van honden in samenspraak met Stedelijk Beheer duidelijk worden afgebakend, zodat voor zowel de hondenbezitter als de toezichthouder duidelijk is waar de gebieden beginnen dan wel eindigen.

Tevens wordt met Stedelijk Beheer nadrukkelijk nagedacht over de inzet van preventieve middelen om de hondenbezitter de mogelijkheid te beiden om hondenontlasting op geschikte plaatsen te kunnen deponeren. Deze fysieke middelen zijn onontbeerlijk om de hondenbezitter tot gedragsverandering te motiveren.

Toezicht en handhaving bij reclame, beplakken en kladden wordt uitgevoerd door de Boa’s / toezichthouders APV en bijzondere wetten (bij heterdaad), de toezichthouder Bouwen en Wonen (bij bouwkundige aspecten) en de toezichthouders van Stedelijk Beheer (reinigen van gevels, plaatsen van objecten op de openbare weg, e.d.). Ook hier worden eventuele juridische(vervolg)procedures door Stedelijke Ontwikkeling opgepakt.

Kortom, de diversiteit aan ‘kleine ergernissen’ heeft binnen het juridisch terrein van de Algemene plaatselijke verordening een permanente plek in dit handhavingsbeleid gekregen.

3.2.4 Toezicht markt en havens

Markt

Handhaving op de markt vindt plaats door de marktmeester. Dit is een medewerker van de afdeling Stedelijk Beheer. Op momenten dat er sprake is van situaties wat ondersteuning vraagt, wordt door daar boa’s c.q. Stedelijke Ontwikkeling op ingesprongen.

Havens

Handhaving in het havengebied van de gemeente Enkhuizen wordt verricht door medewerkers van de gemeentelijke Havendienst. De Havendienst valt onder de afdeling Stedelijke Ontwikkeling. Deze taak maakt onderdeel uit van het dagelijks toezicht en beheer van de havens door de havenmeesters. Op dit moment wordt nauwere samenwerking met Stedelijk Beheer aangegaan, te meer daar het Dirk Chinaplein een gebied is dat zowel voor de havens en haar gebruikers en beheerders wordt gebruikt en dat het als parkeerterrein voor personenauto’s en campers alsmede als evenemententerrein is bestemd en functioneert.

3.2.5 Juridische opvolging

De juridische opvolging wordt verricht door een handhavingsjurist van de afdeling Stedelijke ontwikkeling. De Wabo vereist van de gemeente Enkhuizen dat zij op kan treden als één bestuursrechtelijke handhavingsorgaan. Om deze reden coördineert de handhavingsjurist de juridische opvolging van de Wabo op dossierniveau met interne en externe ketenpartners. De handhavingsjurist wordt ondersteund door de Concernstaf (Algemene Juridische Zaken).

In het juridisch handhavingstraject hebben de handhavingsjurist en de betrokken medewerkers de volgende taken:

  • ·

    bepalen van de uit te voeren handhavingsstrategie (sanctioneren, gedogen of legaliseren);

  • ·

    opstellen brieven en besluiten;

  • ·

    behandelen zienswijzen bij voornemen tot intrekken vergunning;

  • ·

    legalisatie-onderzoek (mede op basis van advies van vergunningverlening en andere partijen);

  • ·

    waarschuwing

  • ·

    vooraanschrijving (opleggen last onder dwangsom / bestuursdwang);

  • ·

    aanschrijving (opleggen last onder dwangsom / bestuursdwang);

  • ·

    innen dwangsom (taak van Financiën);

  • ·

    coördinatie en uitvoering bestuursdwang;

  • ·

    voorbereiden van en vertegenwoordigen van de gemeente in rechtsprocedures: bezwaar, (hoger) beroep en voorlopige voorziening;

  • ·

    intrekken vergunningen en ontheffingen;

  • ·

    backoffice-taken bestuurlijke strafbeschikking.

Bij het bepalen van de uit te voeren handhavingsstrategie vindt afstemming plaats (informatieverstrekking dan wel overleg) met de betreffende portefeuillehouder in het geval van maatschappelijk en/of bestuurlijke relevante acties.

In hoofdstuk 5 wordt in meer detail ingegaan op de beleidsmatige keuzes op het gebied van juridische opvolging.

3.2.6 Integrale handhaving

De toezichthouders van de gemeente Enkhuizen hebben in de afgelopen jaren in toenemende mate succes geboekt met integrale handhaving. Dit heeft voornamelijk vorm gekregen door het gezamenlijk uitvoeren van controles door de toezichthouder bouwen en wonen, de toezichthouders in de havens, de toezichthouders milieu en brandveiligheid (zie paragraaf 3.3), de Boa’s en de toezichthouders APV en bijzondere wetten. Ook vindt over en weer signaaltoezicht plaats. Deze vorm van ‘slim’ toezicht zal in 2014 verder doorgevoerd en vastgelegd worden.

Daarnaast wordt ook tussen andere collega-toezichthouders binnen het gemeentelijk apparaat contact gehouden. Bij waarneming van feiten die extra aandacht vragen wordt ook met signalering aan de boa’s gewerkt als ‘slimme’ en effectieve samenwerkingsvorm. Dit levert tijdbesparing op doordat gerichter kan worden gewerkt door de handhavende medewerkers.

3.2.7 Overige taken

Onder de overige taken valt het uitvoeren van handhavingsprojecten en de inzet in het kader van calamiteiten en dergelijke. Deze worden expliciet uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma in Deel B.

3.2.8 Mandaatbevoegdheid

De bevoegdheden op het gebied van toezicht en handhaving zijn vastgelegd in het Algemeen Mandaatbesluit gemeente Enkhuizen en de bijbehorende mandatenlijsten. Deze mandatenlijst wordt jaarlijks aangepast.

3.3 Uitvoeringstaken regionale samenwerkingsverbanden

De gemeente Enkhuizen heeft een aantal van haar uitvoeringstaken in het kader van de Wabo belegd bij regionale samenwerkingsverbanden. Deze partijen zijn de Milieudienst West-Friesland en de Brandweer SED. In deze paragraaf worden de taken van deze partijen in het kader van toezicht en handhaving beschreven.

3.3.1 Milieudienst West-Friesland

De Milieudienst West-Friesland is een gezamenlijke afdeling milieu van de gemeenten Enkhuizen, Hoorn en Medemblik. De Milieudienst West-Friesland houdt toezicht op de naleving van de milieuwet- en regelgeving. Dit omvat onder andere:

  • ·

    De uitvoering van inrichting gebonden handhavingstaken omvat de controle en de handhaving op grond van de geldende milieuwet en -regelgeving bij bedrijven. Daarbij gaat het om de controle op de naleving van voorschriften uit omgevingsvergunningen (onderdeel milieu) en Algemene Maatregelen van Bestuur. Voor de verschillende branches van bedrijven zijn controlefrequenties vastgesteld.

  • ·

    De uitvoering van niet-inrichting gebonden handhavingstaken, zoals de handhaving naar aanleiding van klachten en calamiteiten en de handhaving in het kader van evenementen en gevelreiniging.

  • ·

    De handhaving op grond van landelijke handhavingsprioriteiten.

  • ·

    De uitvoering van taak gebonden milieuproblemen.

In het ‘Handhavingsuitvoeringsprogramma Enkhuizen 2013’ zijn de afspraken tussen de Milieudienst West-Friesland en de gemeente Enkhuizen voor de uitvoering van de milieutaken vastgelegd. Het programma is opgesteld op basis van het jaarrapport 2012 en de prioriteitstelling en de probleemanalyse van 2007. Voor meer details wordt verwezen naar het programma. Het handhavingsuitvoeringsprogramma wordt jaarlijks op- en vastgesteld.

Tot slot houdt de Milieudienst toezicht op de omgevingsvergunningen voor indirecte lozingen.

Integrale h andhaving

De gemeente Enkhuizen en de milieudienst zullen onder andere gaan inzetten op gezamenlijke integrale handhaving. Dit zal mede vorm krijgen in het in het programma opgenomen project “gemeentelijke inrichtingen” welke door de milieudienst en de gemeente Enkhuizen gezamenlijk opgepakt en uitgevoerd zal gaan worden. Ook in het “gemeente gebonden project” zal er gezamenlijk opgetreden gaan worden.

Verder zal er bekeken worden of er overlap is in de planning van de verschillende disciplines voor wat betreft de handhaving van inrichtingen. Deze inrichtingen kunnen dan gezamenlijk ingepland en uitgevoerd worden.

Een vervolgstap in dit traject is het “voor elkaar” controleren. Er wordt bestudeerd welke taken ‘van de ander’ meegenomen kan worden in de controles. Op deze manier kunnen de handhavers / toezichthouders taken uitruilen en verslaglegging communiceren. Dit zal voor een goede borging van processtappen via checklists (uitwerking Implementatieplan) op een bepaald aspect moeten worden vastgelegd.

3.3.2 Brandweer SED

In februari 2011 hebben de gemeenteraden van Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland besloten dat er een samenwerkingsverband tussen de gemeenten, onder de naam SED, moet komen. Dit omvat onder andere een operationele samenwerking op het gebied van de brandweerzorg. De drie gemeenten zijn per 1 januari 2012 een samenwerking aangegaan.

Afspraken tussen de drie gemeenten en de Brandweer SED zijn vastgelegd in de bestuursovereenkomst samenwerking brandweer, die getekend is door de drie burgemeesters op 9 januari 2012.

De Brandweer SED heeft een toezichthoudende en adviserende rol richting de toezichthouders van de gemeente. De Brandweer SED stuurt de controlerapporten en haar advies over de resultaten naar de gemeente. Handhavingsjuristen van de betreffende SED gemeente voeren de eventuele juridische handhavingstrajecten uit.

De Brandweer SED houdt namens de drie gemeenten toezicht op het gebied van brandveiligheid. De Brandweer SED heeft vijf typen taken op het vlak van toezicht:

  • .

    Bouwen: Controles van / toezicht op bouwwerken in het kader van de verleende omgevingsvergunning wordt in samenwerking met de toezichthouder Bouwen en Wonen uitgevoerd. De toezichtmomenten van de Brandweer SED beperken zich tot de brandpreventieve voorzieningen, welke van belang zijn voor de gebruikers en voor incidentenbestrijding. Toezicht vindt alleen plaats als de oorspronkelijke vergunningaanvraag door de Brandweer SED is voorzien van een advies, waarbij is aangegeven dat toezicht door de Brandweer SED is gewenst. De toezichthouder Bouwen en Wonen is initiërend ten aanzien van het maken van afspraken.

  • .

    Brandveilig gebruik: Controles voor de omgevingsvergunning voor gebruik en de gebruiksmelding worden uitgevoerd door de toezichthouders van de Brandweer SED.

    • o

      Gebruiksvergunningplichtige bouwwerken mogen pas in gebruik worden genomen nadat de vergunning door de gemeente is getoetst en verleend en gecontroleerd is op het daadwerkelijk geplande gebruik.

    • o

      Gebruiksmeldingplichtige bouwwerken mogen in gebruik worden genomen nadat de melding is gedaan bij de gemeente. De Brandweer SED hanteert hierbij het uitgangspunt dat - afhankelijk van het risico - het bouwwerk direct of binnen 3 maanden wordt gecontroleerd door de brandweer.

      Gebruiksvergunningplichtige en –meldingplichtige bouwwerken worden na ingebruikname periodiek gecontroleerd.

  • .

    Evenementen: Controles voor de evenementenvergunning in het kader van brandveiligheid worden uitgevoerd door de toezichthouders van de Brandweer SED. Dit kan een integrale controle zijn in samenwerking met toezichthouder(s) van de betreffende SED gemeente.

  • .

    Toezicht op verzoek: Reageren op meldingen en (handhavings-)verzoeken. De gemeente is initiërend ten aanzien van het uitvoeren van deze taak.

  • .

    Handhavingstoezicht: Toezicht (her-inspecties) in het kader van een handhavingstraject. Hieronder vallen tevens de her-inspecties van gebruiksvergunningsplichtige en - meldingplichtige bouwwerken. Deze inspecties vinden plaats op verzoek van de handhavingsjuristen van de gemeente. Uitgangspunt is dat de handhavingsjurist de brandweer ondersteunt bij juridische (vervolg) handhavingsprocedures.

Integrale h andhaving

De gemeente Enkhuizen en de Brandweer SED hebben in de afgelopen jaren op succesvolle wijze aspecten van integrale handhaving uitgevoerd. Dit heeft voornamelijk vorm gekregen door het gezamenlijk uitvoeren controles met de toezichthouder Bouwen en Wonen, de toezichthouders milieu, de politie en de Boa’s. Ook vindt over en weer signaaltoezicht plaats. Deze aanpak zal verder doorgevoerd worden.

3.4 Toekomstige organisatie van de handhaving

In paragraaf 3.2 zijn de verschillende toezichts- en handhavingstaken gekoppeld aan functies. De beschreven situatie ligt dicht op de wijze waarop toezicht en handhaving in 2012 georganiseerd is. Vanaf 2013 zal toegewerkt worden naar een situatie waarin de regie taken op strategisch / tactisch niveau anders georganiseerd wordt. Dit betreft de volgden taken:

  • ·

    Realiseren van beleid.

  • ·

    Incorporeren beleid van ander bevoegd gezag (provincie, Min EL&I).

  • ·

    Organiseren en onderhouden samenwerking met ketenpartners (intern en extern).

  • ·

    Implementeren nieuwe wet- en regelgeving.

  • ·

    Evalueren uitvoering en bijstellen beleid en uitvoering.

  • ·

    Rapporteren over toezicht en handhaving (management, bestuur).

De toezichts- en handhavingstaken van de gemeente zijn afdeling overstijgend en worden voor een deel buiten de gemeentelijke organisatie uitgevoerd (Brandweer SED, Milieudienst West-Friesland). Het ligt derhalve voor de hand de gerelateerde regietaken centraal te organiseren in de functie van een handhavingsregisseur. Ook zullen de genoemde regietaken met de eventuele realisatie van een RUD voor een belangrijk deel bij de gemeente blijven.

De regietaken op operationeel niveau zijn taken die te maken hebben met het organiseren en faciliteren van de uitvoering en de dagelijkse procesmatige en inhoudelijke aansturing van de toezichthouders en beleidsmedewerkers / handhavingsjuristen. Deze taken liggen gedeeltelijk bij het lijnmanagement en gedeeltelijk bij beleidsmedewerkers van de betreffende afdelingen.

De nieuwe situatie wordt schematisch in de figuur op de volgende pagina weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

4. Prioriteiten

De beschikbare capaciteit voor toezicht en handhaving bij de gemeente Enkhuizen is beperkt, ondanks de extra formatieplaats. Er zal goed overwogen moeten worden welke keuzes er gemaakt worden ten aanzien van de in te zetten capaciteit. ‘Kiezen’ betekent prioriteiten stellen en ervoor kiezen om bepaalde zaken meer of minder te doen.

Niet de individuele inspecteur of handhavingsjurist bepaalt de prioriteiten, maar het bestuur. Deze prioriteitstelling ligt conform het Besluit omgevingsrecht (Bor) als bevoegdheid bij het college van B&W. Door bij die keuzes – en daarmee bij de in het Bor genoemde probleemanalyse - te werken met risico’s worden middelen zo effectief en zo efficiënt mogelijk ingezet. Capaciteit wordt ingezet op die zaken die in elke geval gedaan moeten worden.

4.1 Toezicht

De prioriteiten voor toezicht zijn gebaseerd op een probleemanalyse. Gemeente Enkhuizen heeft hierbij gekozen voor een effectbenadering. In de tabel op de volgende pagina worden de verschillende effectgebieden weergegeven van de risico’s die kunnen optreden bij niet-naleving van wet- en regelgeving.

In deze effectbenadering is met nadruk gekeken naar het naleefgedrag binnen de gemeente Enkhuizen. Onder naleefgedrag wordt verstaan: het verrichten of juist nalaten van de handelingen waartoe men, ter voorkoming van het ontstaan van één of meer negatieve effecten, krachtens wet- en regelgeving verplicht is. 3 Naleefgedrag is tot op heden niet systematisch gemonitord c.q. geregistreerd in de gemeente. Om deze reden is het naleefgedrag ingeschat op basis van de ervaringen van toezichthouders en handhavingsjuristen, waarbij gekozen voor de volgende categorisering:

+ goed naleefgedrag ; het naleefgedrag maakt het risico kleiner .

0 neutraal naleefgedrag; het naleefgedrag houdt het risico gelijk .

- slecht naleefgedrag ; het naleefgedrag maakt het risico groter .

Op basis van het naleefgedrag bij de verschillende toezichtstaken, de risico’s die op kunnen treden bij niet-naleving en de verschillende effectgebieden zijn door de gemeente Enkhuizen prioriteiten gesteld. Deze zijn per effectgebied weergegeven in de tabel op de volgende pagina.

Voor de toezichtstaken op grond van de APV (gebiedstoezicht) is een gedeeltelijke andere insteek gekozen. Deze taken worden allen uitgevoerd in het kader van leefbaarheid. Tijdens het gebiedstoezicht kunnen daarbij alle feiten aangetroffen worden. Op basis van het naleefgedrag is een indeling gemaakt naar reguliere prioriteit, aandachtspunten en speerpunten.

Milieu in het kader van handhaving milieu-inrichtingen valt buiten de scope van het handhavingsbeleid; hiervoor wordt verwezen naar het separate milieubeleid.

Effectgebieden

Prioriteit

Veiligheid

Hoog

Cultuurhistorische en archeologische waarde

·Gebied met beschermd stads- en dorpsgezicht en overige monumenten

Hoog

·Bebouwde kom (geen beschermd stads- en dorpsgezicht, geen monumenten en geen in- en uitbreidingsgebieden) en bedrijventerreinen

Laag

·In- en uitbreidingsgebieden binnen de bebouwde kom

Gemiddeld

·Buitengebied

Gemiddeld

Milieu

Gemiddeld

Gezondheid

Gemiddeld

Natuur(historische) en landschappelijke waarde

Laag

Leefbaarheid

·Bebouwde kom

Gemiddeld

·Bedrijventerreinen en buitengebied

Laag

Planologisch juist gebruik

·Gebied met beschermd stads- en dorpsgezicht

Gemiddeld

·Bebouwde kom (geen beschermd stads- en dorpsgezicht ) inclusief havens

Gemiddeld

·Bedrijventerreinen en buitengebied

Laag

Esthetica / welstand

·Gebied met beschermd stads- en dorpsgezicht en overige monumenten

Gemiddeld

·Bebouwde kom (geen beschermd stads- en dorpsgezicht en geen monumenten), bedrijventerreinen en buitengebied

Laag

Bruikbaarheid

Laag

Overige aspecten

Laag

Aan het voorkomen of verkleinen van veiligheidsrisico’s wordt de hoogste prioriteit gegeven. Daarnaast ligt het accent op het behouden van cultuurhistorische en archeologische waarde in het gebied met beschermd stads- en dorpsgezicht en overige monumenten.

Uitwerking prioriteiten toezicht

In bijlage 3 zijn de (wettelijke) handhavingstaken van de gemeente Enkhuizen in het kader van de Wabo, de APV en bijzondere wetten, de markt- en de havenverordening weergegeven. Voor elke taak is aangegeven: de toezichthouder, de handhaver, de belangrijkste typen risico’s en de prioriteit. In het uitvoeringsprogramma worden de prioriteiten gekoppeld aan een controlestrategie en aan capaciteit.

Aandachtspunten

Naast de hierboven beschreven prioriteitstelling kent de gemeente een aantal aandachtspunten voor de periode 2013-2014:

  • ·

    Brandveiligheid zorginstellingen (handhavingsproject Inspectie ILT).

  • ·

    Toezicht en handhaving legionella (gezondheid), met name in sanitaire voorzieningen in het havengebied, gemeentelijke sportgebouwen en het zwembad.

  • ·

    Stalen (ophang)constructies en bevestigingsmiddelen in overdekte zwembaden (corrosie, veiligheid; handhavingsproject Inspectie ILT).

  • ·

    Vestigen van winkels, horeca en wonen in winkels.

  • ·

    Wonen op bedrijfsterreinen en in bedrijfspanden.

  • ·

    Tijdelijke huisvesting voor arbeidmigranten (regionaal project KOMPAS).

  • ·

    Walkanten: planologisch gebruik (onder andere beschoeiingproblematiek), opslag/parkeren boten en auto’s.

  • ·

    Evenementen: integrale aanpak van vergunningverlening toezicht en handhaving, mede in kader van op te stellen evenementenbeleid.

  • ·

    Drank en horeca: integrale aanpak van vergunningverlening, toezicht en handhaving, mede in kader van op te stellen horecabeleid en vernieuwing wetgeving.

  • ·

    Beeldkwaliteit binnenstad in relatie tot reclame.

  • ·

    Asbestproblematiek (sloop met asbest, asbestverwijdering, illegale dumpingen).

4.2 Handhaving / juridische opvolging

Tijdens toezicht worden verschillende typen overtredingen gesignaleerd. Deze behoeven niet allen een directe opvolging. In het handhavingsbeleid worden daarom prioriteiten gesteld voor de juridische opvolging van geconstateerde overtredingen op basis van de mate van dringendheid, met daaraan gekoppeld een termijn tot het starten van een eventueel handhavingstraject. Deze prioriteitenstelling bestaat uit een indeling in vijf categorieën, die schematisch weergegeven is in onderstaande tabel:

Categorie

Omschrijving

4: Acuut / spoed (zeer hoge prioriteit)

Direct optreden is vereist wegens acute veiligheids- of gezondheidsrisico’s, het gevaar van onomkeerbare schade aan belangrijke milieu-, cultuur- of natuurhistorische waarden en grote maatschappelijke onrust of een combinatie van deze factoren. → Direct start van het handhavingstraject

3: Zeer urgent (h oge prioriteit )

Snel optreden is noodzakelijk omdat de overtreding op kortere of langere termijn veiligheids- of gezondheidsrisico’s oplevert, de overtreding direct leidt tot ernstige aantasting van milieu-, cultuur- of natuurhistorische waarden, er sprake is van grote hinder en overlast voor de omgeving of een combinatie van deze factoren. → Start handhavingstraject < vier weken

2: Urgent ( gemiddelde prioriteit )

Optreden is noodzakelijk omdat de overtreding direct of indirect leidt tot aantasting van milieu-, cultuur- of natuurhistorische waarden, hinder en overlast oplevert of een combinatie van deze factoren. → Start handhavingstraject < 12 weken

1: Minder urgent (lage prioriteit)

De overtreding leidt tot een zekere aantasting van cultuur- of natuurhistorische waarden of een geringe aantasting van milieu- waarden, of leidt tot precedentwerking. → Start handhavingstraject < 26 weken

0: Niet urgent (g een prioriteit )

De overtreding is in strijd met geldende wet- en regelgeving, maar levert geen substantiële risico’s op, of slechts risico’s die de overtreder zelf kunnen treffen. Er is geen sprake van opzet. De overtreding wordt gewraakt. → Kennisgeving sturen binnen 8 weken

Bij alle overtredingen geldt als aanvullende overweging dat aantasting van het bestuurlijk gezag (‘bestuurlijke gevoeligheid’) meeweegt in de prioriteitstelling. Dit is vooral van toepassing als inwoners of bedrijven willens en wetens in strijd met de regels handelen en dit ook aantoonbaar is (afgewezen verzoeken, geweigerde omgevingsvergunningen enzovoorts). In categorie 3 en 4 kan ook een gewenste signaalwerking een rol spelen in de prioriteitsafweging.

De beschreven prioriteitenstelling wordt gehanteerd als richtlijn. De handhavingsjuristen bepalen op basis van deze prioriteitstelling en eventuele aanvullende overwegingen voor elke geconstateerde overtreding de prioriteit en daarmee de planning voor de afhandeling.

De overtreding die geconstateerd wordt naar aanleiding van een handhavingsverzoek of -melding krijgt eenzelfde prioriteit als een eigen constatering van een toezichthouder. Bij een handhavingsverzoek is essentieel dat naast het handhavingstraject binnen 8+6 weken een besluit op handhavingsverzoek genomen moet worden.

Overtredingen die geconstateerd worden naar aanleiding van periodieke controles milieu of brandveiligheid (niet-expirerende vergunningen) volgen een separate planning; waarbij het juridische traject binnen enkele dagen of weken gestart wordt.

4.3 Milieu en brandveiligheid

De prioriteiten voor milieu en brandveiligheid zijn op regionaal niveau vastgesteld binnen de regio West-Friesland. De prioriteiten voor brandveiligheid zijn op gemeentelijk niveau vastgesteld.

Milieudienst West-Friesland

De prioriteiten op het gebied van milieu zijn vastgelegd in ‘Probleemanalyse en prioriteitenstelling 2007 voor de Milieudienstgemeenten West-Friesland Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Andijk en Wervershoof’ uit april 2007. Verder worden er jaarlijks prioriteiten gesteld aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie van het voorgaande jaar.

Brandweer SED

De prioriteiten die gesteld worden voor het toezicht brandveiligheid, dat uitgevoerd wordt door de Brandweer SED, is voor het jaar 2013-2014 gebaseerd op het door het NVBR opgestelde preventieactiviteitenplan (PREVAP). In het preventieactiviteitenplan zijn vier risicoklassen vastgesteld, waarbij de klasse met prioriteit 1 de meeste risico’s met zich meebrengt en de klasse met prioriteit 4 de minste. Elke gebruiksfunctie van nieuwe en bestaande bouwwerken is in één van deze vier risicoklassen verdeeld. Zo behoren scholen en verzorgingshuizen tot de hoogste categorie en kleine bedrijven en kantoren tot de laagste categorie, conform PREVAP. De Brandweer SED heeft tevens per risicoklasse een controlefrequentie bepaald. Deze controlefrequentie is een richtlijn en wordt in deel B verder uitgewerkt. De gebruiksfuncties, risicoklassen en controlefrequenties zijn weergegeven in de tabel in bijlage 6. In 2012 zullen de risicoklassen, prioriteiten en controlefrequenties door de Brandweer SED worden herzien. Dit is naar verwachting eind 2012 gereed. De resultaten daarvan waren tijdens het opstellen van voorliggend Handhavingsbeleid nog niet bekend.

5. Handhavingsstrategie

In dit hoofdstuk wordt in meer detail ingegaan op het handhaven in enge zin: de juridische opvolging van handhavingszaken. Gemeente Enkhuizen kiest ervoor dat het naleven van de regelgeving stringent wordt gehandhaafd. Daarmee wordt beoogd gevaar weg te nemen, schade te beperken, herhaling door dezelfde overtreder of anderen te voorkomen, precedentwerking te voorkomen, de rechtsgelijkheid te waarborgen, de kwaliteit van de omgeving op peil te houden of te brengen en/of de oorspronkelijke toestand te herstellen.

Voorop staat daarbij de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken partijen.

Omdat repressieve handhavingsinstrumenten alleen als ‘ultimum remedium’ worden ingezet, wordt ook een gericht beleid ten aanzien van preventieve handhaving en communicatie gevoerd. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van informatieverstrekking en vooroverleg na het verlenen van omgevingsvergunningen en voorlichting via internet. Bij overlastfeiten kan er in voorkomende gevallen voor gekozen worden om een waarschuwing te geven en daarmee herhaling te voorkomen. Bij het handhaven van de Wabo wordt, indien er geen directe gevaarstelling bestaat, getracht de overtreding op te heffen door middel van minnelijk overleg. Indien dit alles geen resultaat heeft, zal juridische opvolging plaats vinden. Er wordt doorgepakt wanneer de ernst van de situatie dat vraagt, wanneer er sprake is van recidive of wanneer het stellen van een voorbeeld (signaalwerking) gewenst is.

In dit hoofdstuk worden de verschillende handhavingsinstrumenten beschreven die de gemeente Enkhuizen tot haar beschikking heeft en de beleidsmatige keuzes die de gemeente Enkhuizen op dit gebied gemaakt heeft. Het hoofdstuk is onderverdeeld in drie paragrafen:

  • ·

    Handhaving Wabo

  • ·

    Handhaving APV en bijzondere wetten

  • ·

    Handhaving markten en havens

5.1 Handhaving Wabo

Handhaving heeft tot doel het afdwingen van normconform gedrag met juridische maatregelen. De gemeente Enkhuizen is bij de handhaving van de Wabo gehouden aan het zogenaamde “beginselplicht tot handhaving”. Dit houdt het volgende in:

Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden, bij overtreding van een wettelijk voorschrift, in de regel van deze bevoegdheid gebruik maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhavend optreden in die situatie behoort te worden afgezien.

Uitgangspunt is dat het meest geëigende instrument wordt toegepast om de overtreding ongedaan te maken. Het wettelijk kader voor deze instrumenten is voor een belangrijk deel gelegen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wabo. Waar de wet ruimte biedt aan de gemeente om keuzes te maken, zijn deze in dit beleidsplan vastgelegd. De beschreven beleidsregels hebben als doel een zo efficiënt en effectief mogelijke inzet van de beschikbare handhavingsinstrumenten mogelijk te maken. Naast slagvaardig en efficiënt optreden is het doel van deze regels ook om het aantal mogelijke complicaties tijdens de uitvoering tot een minimum te beperken.

In deze paragraaf worden de volgende onderwerpen behandeld:

  • ·

    Minnelijk overleg

  • ·

    De handhavingsprocedure: het twee- en driestappenmodel

  • ·

    De handhavingsinstrumenten:

    • o

      Het opleggen van een last onder dwangsom

    • o

      Het opleggen van een last onder bestuursdwang

    • o

      Gedogen

    • o

      Intrekking van vergunning of ontheffing

    • o

      Strafrechtelijke handhaving

5.1.1 Minnelijk overleg

Voordat een juridisch handhavingstraject daadwerkelijk wordt opgestart, zal in eerste instantie door middel van minnelijk overleg naar een oplossing worden gezocht. De toezichthouder tracht in minnelijk overleg de overtreder te bewegen om de overtreding op te heffen , zonder dat procedures hoeven worden ingezet. Deze aanpak bevordert de effectiviteit en doelmatigheid. De inzet van minnelijk overleg leidt tot meer begrip en betrokkenheid van de burger of het bedrijf bij het uitoefenen van de handhavingstaak en voorkomt overbelasting van de juridische afhandeling van handhavingszaken. Indien minnelijk overleg niet tot het beoogde resultaat leidt, wordt overgegaan tot het handhavingstraject.

5.1.2 De handhavingprocedure: drie- en tweestappenmodel

De gemeente Enkhuizen hanteert voornamelijk een driestappenmodel in de voorbereiding op handhavingsacties. Zoals is beschreven aan het begin van dit hoofdstuk wil de gemeente Enkhuizen een dienstverlenende organisatie zijn, waarbij in het kader van juridische processen zoveel mogelijk (pre-) mediation ingezet wordt. Het inzetten van minnelijk overleg en waarschuwingsbrieven ligt in het verlengde hiervan.

De ervaring leert dat een waarschuwingsbrief een belangrijke stimulans is om overtredingen op te heffen. Ook kunnen op basis van minnelijke overleg afspraken gemaakt zijn met de overtreder over een legalisatie op korte termijn. In bepaalde situaties is het direct starten van een formeel juridisch traject wenselijk. In deze situaties past de gemeente een tweestappenmodel toe. In deze paragraaf worden de twee modellen beschreven.

Driestappenmodel

Het driestappenmodel (zie figuur) houdt in, dat de gemeente na een constatering van een overtreding een waarschuwingsbrief stuurt, waarin zij de overtreder verzoekt binnen een bepaalde termijn de overtreding te beëindigen. Een aandachtspunt bij het opstellen van deze waarschuwingsbrief is dat deze brief niet tot feitelijk gedogen mag leiden (zie paragraaf 5.1.5).

afbeelding binnen de regeling

Indien de waarschuwingsbrief niet tot de gewenste resultaten leidt, wordt het formele handhavingstraject gestart. Dit betekent dat de gemeente een vooraanschrijving stuurt waarin de overtreder op de hoogte gesteld wordt van het voorgenomen handhavingsbesluit (bijvoorbeeld het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang). Een vooraanschrijving is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.

De overtreder en eventuele andere belanghebbenden worden door het college van B&W in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het voorgenomen handhavingsbesluit naar voren te brengen. Dit kan naar keuze van de overtreder schriftelijk of mondeling gebeuren. De overtreder of eventuele andere belanghebbenden moet zijn visie kunnen geven op de vraag of er wel sprake is van een overtreding, of er redenen zijn de handhaving (tijdelijk) achterwege te laten en welke belangen daarbij gediend zijn.

Voorkomen moet worden, dat er eindeloos gecorrespondeerd wordt naar aanleiding van een vooraanschrijving. Dit zou namelijk leiden tot steeds verder uitstel van besluitvorming. De mogelijkheid bieden van zienswijzen is een extra zorgvuldigheidsvereiste, dat tot doel heeft de deugdelijkheid van de informatie waarop het besluit wordt gebaseerd, te verifiëren.

De door de overtreder of belanghebbenden naar voren gebrachte zienswijzen moeten door de gemeente worden afgewogen tegen bestuursbelangen (ruimtelijke kwaliteit, consequente handhaving, precedentwerking, belangen van derden, etc.). Dit kan eventueel leiden tot een heroverweging van het voorgenomen handhavingsbesluit.

Als derde en tevens laatste stap wordt het handhavingsbesluit (aanschrijving, lastgeving) opgesteld en verstuurd aan de overtreder. Dit besluit is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Tegen een dergelijk besluit staan de rechtsmiddelen zoals opgenomen in de Awb open.

Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb) worden relevante aanschrijvingen die op een object rusten ingeschreven in een openbaar register (Wkpb register).

Tweestappenmodel

In bepaalde situaties hanteert de gemeente Enkhuizen een tweestappenmodel. Afwijkend van het driestappenmodel wordt in het tweestappenmodel (zie figuur) direct de vooraanschrijving gestuurd en vervolgens het handhavingsbesluit.

afbeelding binnen de regeling

Voor het tweestappenmodel kan bijvoorbeeld gekozen worden, indien er sprake is van steeds terugkerende overtredingen. In dergelijke situaties is het inzetten van een waarschuwingsbrief naar verwachting minder of niet effectief en wordt direct een vooraanschrijving verstuurd.

Een andere situatie waarin gekozen kan worden voor het tweestappenmodel is de aanwezigheid van een acute gevaarstelling, dat wil zeggen de constatering van bijvoorbeeld ernstige veiligheidsrisico’s. In dergelijke situaties is snel optreden van de gemeente vereist.

In dergelijke spoedeisende gevallen (zie paragraaf 5.1.4) kan de gemeente overigens afzien van het versturen van een vooraanschrijving. Dit moet altijd worden gemotiveerd en zo mogelijk moet telefonisch of mondeling worden getracht alsnog aan de hoorverplichting te voldoen. Hiervan moet altijd een verslag worden gemaakt, dat aan het handhavingsdossier wordt toegevoegd.

Afronding van dossiers

Elk handhavingsdossier moet ook op een correcte wijze worden afgerond. Als de overtreding ongedaan is gemaakt, wordt altijd een kennisgeving aan de overtreder gestuurd. Daarmee kan het dossier worden gesloten. Daarnaast moet de aanschrijving worden uitgeschreven uit het Wkpb-register.

Handhavingsdossiers inclusief rapportages worden tenminste bewaard totdat alle juridische procedures zijn afgerond. Vervolgens worden zij gearchiveerd conform de regels in de Archiefwet.

Overtredingen door de eigen organisatie

Worden door de gemeentelijke organisatie zelf of andere overheidsorganen overtredingen begaan, dan zullen deze moeten worden beëindigd. Hierbij is de geloofwaardigheid van de overheid in het bijzonder in het geding. Daarnaast kan het leiden tot precedentwerking.

Overtredingen door de gemeentelijke organisatie worden daarom op dezelfde wijze opgepakt als andere overtredingen. Er wordt geen verschil gemaakt in prioriteitstelling en keuze in handhavingsinstrument. Wel brengt een dergelijke overtreding een tweetal extra procedurestappen met zich mee:

  • ·

    Wordt een overtreding van de gemeentelijke organisatie geconstateerd dan wordt deze direct aan het management en/of het college van B&W voorgelegd.

  • ·

    Het management en/of het college van B&W zorgen ervoor, dat passende maatregelen worden genomen om de overtreding te beëindigen, deze in de toekomst te voorkomen en zo nodig de schade te herstellen.

5.1.3 Last onder dwangsom

De gemeente Enkhuizen hanteert de ‘last onder dwangsom’ als primair handhavingsinstrument. De last onder dwangsom is een financiële sanctie (de dwangsom) die wordt ingezet als dwangmiddel om het voldoen aan een bestuurlijke beslissing (de last) af te dwingen. Deze sanctie dient er toe om de overtreder te stimuleren om een overtreding ongedaan te maken dan wel een herhaling van een overtreding te voorkomen.

Overtreder

Essentieel voor de toepassing van de dwangsom is dat de overtreder bekend moet zijn en ook als zodanig kan worden aangewezen. Zijn er meerdere overtreders dan krijgen zij elk een dwangsom opgelegd voor die overtreding; zij zijn allen individueel volledig verantwoordelijk en aanspreekbaar. Daarbij is van belang dat het college van B&W niet kan en zal beoordelen wie in welke mate overtreder is.

Dwangsom als financiële sanctie

In de Gemeentewet en de Awb is de bevoegdheid geregeld voor de gemeente om een last onder dwangsom als financiële sanctie op te leggen. Het college van B&W moet de dwangsom per tijdseenheid, per overtreding van de last, of het bedrag ineens vaststellen. Het bestuursorgaan moet bij het vaststellen van de dwangsom rekening houden met de aard en omvang van de overtreding. Voorts is de dwangsom, wanneer gewerkt wordt met een last per tijdseenheid of per overtreding, aan een maximumbedrag gebonden.

Per geval zal moeten worden bezien welke vorm van de dwangsom (per tijdseenheid, per overtreding van de last of een bedrag ineens) het meest geschikt is om het gewenste resultaat te bewerkstelligen:

  • .

    In alle gevallen waarin sprake is van een illegale situatie die door eenmalig handelen of nalaten van de overtreder ongedaan kan worden gemaakt, kan een dwangsom in de vorm van een bedrag ineens worden opgelegd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij illegale bouw, ingrijpende maatregelen t.b.v. brandveiligheid en woningaanschrijving bij ernstige gebreken.

    Na het verstrijken van de begunstigingstermijn (de termijn waarin de overtreder de overtreding ongedaan kan maken) wordt de gehele dwangsom verbeurd.

  • ·

    In gevallen waarin sprake is van herhaling van een overtreding, kan een dwangsom in de vorm van een bedrag per overtreding van de last worden opgelegd.

  • ·

    Bij een bedrag per tijdseenheid krijgt de overtreder gedurende langere tijd een stimulans om de overtreding ongedaan te maken. Een bedrag per tijdseenheid is geschikt bij bijvoorbeeld illegaal gebruik. Na het verstrijken van een termijn wordt niet meteen het gehele (maximale) bedrag verbeurd. Bij voorkeur wordt een langere tijdseenheid gekozen (termijnen van minimaal twee weken).

Na het verstrijken van elke begunstigingstermijn moet een toezichthouder op verzoek van de handhavingsjurist controleren of aan de last is voldaan. Uitgangspunt is dat dit binnen drie dagen na het verstrijken van de gestelde termijn gebeurt en een rapportage is opgemaakt. Dit vraagt een zorgvuldige planning en afstemming tussen handhavingsjurist en toezichthouder.

De gemeente Enkhuizen kiest er in de meeste gevallen voor om te werken met een eenmalige dwangsom. Deze keuze is gerelateerd aan de beschikbare capaciteit voor toezicht en is gebaseerd op jurisprudentie. Immers, bij een last per tijdseenheid of per overtreding moet telkenmale een toezichthouder de overtreding constateren.

Hoogte van de dwangsom

De Awb bepaalt dat het vastgestelde bedrag in redelijke verhouding moet staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

Als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom, geldt dat de dwangsom tenminste het voordeel moet compenseren dat de overtreder bij de overtreding heeft. Is de dwangsom lager, gelijk aan, of niet veel hoger dan dat voordeel dan zal er onvoldoende stimulans van uit gaan om de overtreding ongedaan te maken c.q. ongedaan te houden.

Als een dwangsombeschikking het ongedaan maken van meerdere overtredingen omvat, dan wordt per overtreding een dwangsom opgelegd en de hoogte dan ook per overtreding bepaald. Dit komt de overzichtelijkheid ten goede en sluit aan bij gerechtelijke uitspraken in dergelijke zaken, waarin dwangsommen werden versleuteld over verschillende typen overtredingen. Ook wordt met deze werkwijze voorkomen, dat de gehele beschikking wordt vernietigd, wanneer slechts een gedeelte gebreken vertoont. Een uitzondering op het bovenstaande wordt gemaakt voor het herstel van onderhoudsgebreken en brandveiligheidsmaatregelen. Het betreft hier vaak een samenstel van kleine maatregelen, waarbij het uitgangspunt geldt dat de gehele dwangsom wordt verbeurd als niet aan de gehele last is voldaan.

In het handhavingsbeleid worden richtlijnen voor de hoogte van de dwangsom gegeven (zie bijlage 4). Per geval kan hier beargumenteerd van afgeweken worden. Deze argumentatie wordt vastgelegd in het handhavingsbesluit.

Begunstigingstermijn

De begunstigingstermijn hangt van een aantal factoren af. Ten eerste is de mate van urgentie (gevaarzetting) relevant. Daarnaast moet de termijn zo worden gekozen dat de overtreder voldoende tijd heeft om de overtreding ongedaan te maken of ongedaan te laten maken. Als een derde ingeschakeld moet worden, dan zal tevens een zekere voorbereidingstijd moeten worden meegerekend om het vragen van offertes en het verlenen van de opdracht mogelijk te maken. De begunstigingstermijn zal daarbij uiteraard ook langer moeten zijn naarmate de werkzaamheden om de overtreding ongedaan te maken uitvoeriger zijn. Per geval zal hierover uiteraard een afweging moeten worden gemaakt.

Als richtlijn wordt een begunstigingstermijn van zes weken na de dag van het verzenden van het besluit aangehouden. Van deze termijn kan worden afgeweken (kortere termijn), bijvoorbeeld als het overtredingen betreft die zeer eenvoudig ongedaan gemaakt kunnen worden. Betreft het overtredingen waarbij het niet redelijk is om snel optreden te eisen, dan kan een langere termijn worden gekozen. De termijn mag niet dusdanig lang zijn, dat van gedogen sprake zou kunnen zijn.

Als een dwangsom per tijdseenheid wordt opgelegd, dient in het bijzonder rekening gehouden te worden met de mogelijke verjaring van de dwangsom na één jaar. Door een goede totaaltermijn te kiezen, kan de gehele dwangsom in één procedure worden geïnd. Wel zullen overtreders, ter wille van de zorgvuldigheid en de werking van de dwangsom, steeds een kennisgeving ontvangen als een dwangsom is verbeurd.

Het verbeuren van de dwangsom

Voor het verbeuren van de dwangsom is voldoende, dat na het verstrijken van de termijn de overtreding nog steeds is geconstateerd. Een rapport van de toezichthouder is in principe voldoende.

Het college van B&W kan en zal zo nodig het verschuldigde bedrag invorderen. Dat moet gebeuren binnen één jaar na de datum van het verbeuren van de dwangsom; daarna is deze bevoegdheid verjaard, tenzij de verjaringstermijn wordt gestuit. Er zal dan ook stringent op worden toegezien, dat deze, geheel in de Awb geregelde, procedure zorgvuldig wordt uitgevoerd. Om de juridische zekerheid te waarborgen, zullen de betreffende brieven altijd zowel aangetekend, als via de gewone post, worden verstuurd.

Steeds vaker stelt de rechter in een verzetsprocedure aan het college van B&W voor om te komen tot een zogeheten comparitie met de overtreder. Dit houdt in dat tijdens de zitting wordt getracht partijen tot een vergelijk te laten komen over de hoogte van de te betalen dwangsom. Comparitie hoort een uitzondering te zijn op de algemene regel dat alle kosten worden verhaald. Het gemeentelijk uitgangspunt is, dat geen medewerking wordt gegeven tenzij:

  • ·

    Uit het verloop van de procedure blijkt, dat de mogelijkheid aanwezig is, dat het besluit tot kostenverhaal wordt gematigd of zelfs vernietigd. Dat zal alleen het geval kunnen zijn als de het college van B&W al gebreken in de voorbereiding heeft opgemerkt. Overigens zal de gemeente in een dergelijk geval een nieuw besluit moeten nemen.

  • ·

    Als er bijzondere belangen zijn die tot een ander standpunt aanleiding moeten geven. Daarbij valt te denken aan twijfels over de feitelijke oorzaak voor het niet tijdig voldoen, een dreigend faillissement of andere bijzondere omstandigheden. Eén en ander vraagt een zelfstandig besluit van het college van B&W.

Aan een comparitie wordt in beginsel alleen meegewerkt als de overtreding ongedaan is gemaakt.

5.1.4 Last onder bestuursdwang

Bij een last onder bestuursdwang wordt de bestaande illegale situatie door het optreden van de gemeente in overeenstemming gebracht met de wettelijk geldende normen (artikel 5:21 Awb). Dit wil zeggen dat de gemeente door middel van feitelijke maatregelen een illegale situatie kan opheffen om deze in overeenstemming te brengen met de wet. Het feitelijk handelen omvat onder meer het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen, of het treffen van maatregelen om verdere nadelige gevolgen van de overtreding te voorkomen.

Het college van B&W is verplicht om de overtreder schriftelijk aan te schrijven en kenbaar te maken dat, na het verstrijken van een termijn waarbinnen de overtreder zelf de illegale situatie kan opheffen, overgegaan zal worden tot het treffen van maatregelen om de illegale situatie op te heffen (bestuursdwangaanschrijving).

Kenmerkend voor bestuursdwang is, dat dit opgelegd kan worden aan een ieder die het in zijn macht heeft de overtreding te doen eindigen. Schuld aan de overtreding is dus geen vereiste. De kosten kunnen enkel verhaald worden op de overtreder. Hiervoor dient een invorderingsbeschikking te worden opgesteld, waartegen de mogelijkheid van bezwaar open staat.

Uitgangspunt is dat alle kosten, dus inclusief de invorderingskosten, worden verhaald op de overtreder en dat eenmaal een factuur wordt gestuurd. Als niet of niet tijdig betaald wordt, ontvangt de overtreder een aanmaning. Als uiterste wordt het dossier in handen gesteld van de deurwaarder.

Spoedeisende bestuursdwang

In een aantal gevallen is onmiddellijk optreden vereist. Dit is onder meer het geval als er sprake is van gevaarzetting, grote gezondheidsrisico’s of onomkeerbare aantasting van cultuurhistorische- of natuurwaarden. In dergelijke gevallen is spoedeisende bestuursdwang het geëigende handhavingsinstrument.

Voorbeelden van dergelijke situaties zijn:

  • ·

    Bouwwerkzaamheden die niet in overeenstemming zijn met de vergunning en veiligheidsrisico’s opleveren. In dergelijke gevallen is het stilleggen van de bouw de aangewezen weg.

  • ·

    Illegale bouw en sloop van monumenten en beschermd stads- en dorpsgezicht. Hier is onmiddellijk optreden vereist om vernietiging van cultuurhistorische waarden te voorkomen.

  • ·

    Acute en/of ernstige veiligheidsrisico’s.

  • ·

    Ernstige bedreiging van archeologische waarden.

  • ·

    Ernstige asbestverontreiniging met gezondheidsrisico’s tot gevolg.

Als mogelijk wordt, voordat de spoedeisende bestuursdwang wordt geëffectueerd, de overtreder in de gelegenheid gesteld om (mondeling) een zienswijze in te dienen. Over het algemeen zal dit ter plaatse gebeuren. Bij spoedeisende bestuursdwang is het niet mogelijk om voorafgaand aan het nemen van maatregelen een bestuursdwangbeschikking op te stellen. Dit zal daarom achteraf en zo spoedig als mogelijk gebeuren.

Als maatregelen moeten worden getroffen om de situatie veilig en/of in overeenstemming met een omgevingsvergunning te brengen kan een stillegging van de bouw worden gecombineerd met een dwangsom om die maatregelen af te dwingen.

Ook bij spoedeisende bestuursdwang geldt het uitgangspunt, dat de overtreder de kosten draagt. Er moet echter voorkomen worden, dat niet of niet tijdig maatregelen getroffen worden omdat het niet duidelijk is wie de kosten moet dragen. In een dergelijke situatie dient het college van B&W eerst haar (maatschappelijke) verantwoordelijkheid te nemen en daarna te bezien wie de kosten moet dragen.

Keuze voor last onder bestuursdwang

Naast de spoedeisende bestuursdwang bestaat een aantal situaties waarin het opleggen van een last onder bestuursdwang de meest effectieve en efficiënte maatregel is:

  • .

    Kleine overtredingen: Een aantal overtredingen kan eenvoudig door de gemeente zelf en tegen lage kosten ongedaan worden gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn illegale reclamevoeringen en kleine bouwwerken. De financiële risico’s die de college van B&W hierdoor loopt, door het niet kunnen verhalen van de kosten van bestuursdwang, staan in geen verhouding tot de ambtelijke kosten van het voeren van juridische procedures en de kosten van invordering.

  • .

    Geen of onbekende overtreder: De Awb, waarin de voorschriften omtrent bestuursdwang en dwangsom zijn opgenomen, bepaalt dat een dwangsom alleen mag worden opgelegd aan de overtreder. Soms is echter de overtreder onbekend of niet (meer) degene die het in zijn macht heeft de overtreding ongedaan te maken, of is degene die dat wel heeft geen overtreder. In dergelijke gevallen is bestuursdwang het aangewezen instrument.

  • .

    Risico van precedentwerking: Als het college van B&W van opvatting is, dat een overtreding een trend in gang kan zetten die op grotere schaal navolging zal krijgen, is bestuursdwang de aangewezen weg.

Begunstigingstermijn

De toepassing van bestuursdwang kan slechts plaatshebben nadat de overtreder, wanneer deze bekend is, de gelegenheid heeft gehad zelf de geëigende maatregelen te treffen om de overtreding ongedaan te maken. Een uitzondering op dit voorschrift vormt alleen de spoedshalve bestuursdwang.

De termijn moet zo worden gekozen, dat de overtreder voldoende tijd heeft om de overtreding ongedaan te maken of ongedaan te laten maken. Als een derde ingeschakeld moet worden, dan zal tevens een zekere voorbereidingstijd moeten worden meegerekend om het vragen van offertes en het verlenen van de opdracht mogelijk te maken. Per geval zal hierover een afweging moeten worden gemaakt.

Als richtlijn wordt een begunstigingstermijn van vier weken na de dag van het verzenden van het besluit aangehouden. Van deze termijn kan worden afgeweken (kortere termijn) als het bijvoorbeeld overtredingen betreft die zeer eenvoudig ongedaan gemaakt kunnen worden. Betreft het overtredingen waarbij het niet redelijk is om snel optreden te eisen, dan kan een langere termijn worden gekozen. Ook als de verwachting bestaat dat een voorlopige voorziening zal worden gevraagd kan van de termijn van zes weken worden afgeweken. De termijn mag niet dusdanig lang zijn, dat van gedogen sprake zou kunnen zijn.

Wijze van bekendmaking

De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen en de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd. Op grond van artikel 5:24 lid 3 Awb moet het bestuursdwangbesluit bekendgemaakt worden aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak en –eventueel - aan de aanvrager. De gemeente kan ervoor kiezen om ook andere belanghebbenden het besluit toe te sturen.

Als uitgangspunt geldt dat alle bestuursdwangaanschrijvingen zowel aangetekend als ook via de gewone post worden verstuurd. Als de overtreder onbekend is dan moet de aanschrijving “op een andere geschikte wijze” plaatsvinden (art. 3:41 lid 2 Awb), zoals publicatie in de lokale kranten of aanplakken ter plaatse.

Voorbereiden van de bestuursdwang

Het toepassen van bestuursdwang als handhavingsinstrument vraagt een goede voorbereiding. Er zal een plan van aanpak moeten worden opgesteld, dat onder andere de volgende vragen beantwoordt:

  • ·

    Welke feitelijke maatregelen moeten worden getroffen om de overtreding op de minst belastende wijze ongedaan te maken? Bij gelijkwaardige alternatieven kan de keuze worden overgelaten aan degene die de last opgelegd krijgt.

  • ·

    Is het college van B&W ook in staat de vereiste maatregelen te treffen als geen gehoor wordt gegeven aan de last?

  • ·

    Is hiervoor de inzet van externe partijen noodzakelijk (aannemer, politie, toezichthouders, etc.)?

  • ·

    Zo ja, hoe wordt deze inzet en de samenwerking vormgegeven?

  • ·

    Is opslag van goederen noodzakelijk?

  • ·

    Zo ja, hoe wordt deze opslag geregeld? N.B. Opslag door de gemeente mag niet leiden tot strijd met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan.

  • ·

    Moeten gebouwen binnengetreden worden?

  • ·

    Zo ja, hoe wordt dit vormgegeven (bevoegdheden etc.)?

  • ·

    Moet voor de uitvoering van de werkzaamheden gebruik gemaakt worden van het erf van derden?

  • ·

    Zo ja, hoe wordt dit vormgegeven (aanzegging, schadevergoeding, etc.)?

Van de voorbereiding wordt een dossier bijgehouden dat bij kostenverhaal kan worden gebruikt. Uitgangspunt is dat altijd kostenverhaal zal plaatsvinden. Dit zal dan ook (moeten) worden aangegeven in de aanschrijving.

Effectueren van bestuursdwang

Bij het effectueren van de bestuursdwang zal altijd een aantal uitgangspunten in acht worden genomen:

  • ·

    Effectuering vindt plaats als de aanschrijving onherroepelijk is geworden.

  • ·

    Effectuering vindt plaats overeenkomstig de aanschrijving. Dat wil zeggen dat het college van B&W de feitelijke handeling pleegt of laat plegen die aan de aangeschrevene was opgelegd. In dit stadium zal het college van B&W geen andere handelingen meer (kunnen) overwegen. Juist daarom moet al in de voorbereiding goed worden beoordeeld of het college van B&W feitelijk in staat is tot effectuering over te gaan.

  • ·

    Van de effectuering wordt proces-verbaal opgemaakt. Zo mogelijk wordt een foto- of video-opname van de effectuering gemaakt. Als goederen worden meegenomen, wordt daarvan een inventarisatielijst met foto- of videorapportage gemaakt. Er wordt op toegezien dat uit deze rapportage de staat en waarde van de goederen blijkt. Dit kan van wezenlijk belang zijn als de goederen worden verkocht, weggegeven of vernietigd en later geschillen ontstaan over de waarde.

5.1.5 Gedogen

Wanneer er niet opgetreden wordt tegen gesignaleerde overtredingen is er sprake van actief of passief gedogen.

Uitgangspunt is dat overtredingen ongedaan worden gemaakt. Dat impliceert dat in principe geen ruimte bestaat voor het gedogen van overtredingen. Bij gedoogsituaties wordt alleen voor het moment afgezien van optreden in afwachting van een definitieve oplossing. Als een bestuursrechtelijk zorgvuldige weg mogelijk is, wordt die gevolgd. Dit is bijvoorbeeld het geval als een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is; hier zal niet worden gedoogd.

Actief gedogen

Er is sprake van actief gedogen als het college van B&W expliciet te kennen geeft geen bestuursdwang of dwangsom toe te zullen passen.

In een aantal gevallen kan een redelijke afweging van belangen leiden tot de slotsom, dat optreden op dit moment niet redelijk is en dat de overtreding voor een bepaalde periode moet worden gedoogd. Hierbij wordt aangesloten bij de criteria die hiervoor in de landelijke beleidskaders voor gedogen zijn geformuleerd en de zorgvuldigheidseisen zoals deze zijn neergelegd in de Awb.

In principe komen alleen de volgende situaties voor het afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden in aanmerking:

  • .

    Overmachtsituaties: Van overmachtsituaties is bijvoorbeeld sprake bij vernietigde vergunningen en werkzaamheden die direct voortvloeien uit calamiteiten. Vooruitlopend op legalisatie zal dan tijdelijk moeten worden gedoogd.

  • .

    Situaties waarin nader onderzoek nodig is: Er kan worden gedoogd als nader onderzoek nodig is naar de oplossing van overtredingen, en de gemeente in afwachting is van de uitkomsten van dat onderzoek.

  • .

    Situaties waarin handhavend optreden onevenredig is: Hierbij gaat dan om situaties die wel in strijd zijn met wet- en regelgeving, maar die feitelijk geen inbreuk maken op enig publiek belang. Het uitgangspunt is dat ernaar wordt gestreefd de gemeentelijke regelgeving zo aan te passen dat dergelijke situaties op termijn niet meer als overtreding behoeven te worden aangemerkt.

  • .

    Situaties waarin sprake is van concreet zicht op legalisatie: Dit doet zich voor als de overtreding op het moment van constateren weliswaar in strijd is met de regelgeving, maar er concreet zicht is op mogelijke legalisering. Dat wil zeggen dat er al regelgeving of besluitvorming wordt voorbereid waarmee de strijdigheid wordt opgeheven.

Passief gedogen

Van passief gedogen is sprake als het college van B&W wel op de hoogte is van de overtreding, maar er niets tegen onderneemt en niet expliciet te kennen geeft geen bestuursdwang of dwangsom toe te zullen passen.

Wanneer overtredingen vastgelegd worden, bijvoorbeeld door het bijhouden van een lijst of het maken van foto’s, en er niet opgetreden wordt, is het helder dat de gemeente weet van de illegale situatie. Er is dan overduidelijk sprake van passief gedogen.

Op het moment dat een toezichthouder wel een feit constateert, en dit doorgeeft aan zijn collega die er vervolgens niets mee doet, is er feitelijk ook sprake van passief gedogen. Echter zal het voor de overtreder in deze laatste situatie moeilijker zijn om aan te geven dat het college van B&W van de situatie op de hoogte was.

Als de illegale situatie meerdere jaren heeft bestaan zonder dat daartegen is opgetreden of zonder dat expliciet is gedoogd, kan de overtreder hieruit niet concluderen, dat er sprake is van passief gedogen. Als het college van B&W al geruime tijd op de hoogte is van de overtreding en dit kan worden aangetoond, dan ligt de situatie anders. Wanneer het college van B&W in een dergelijk geval alsnog wil optreden, zal zij dit moeten motiveren (bijvoorbeeld: de overtreding is ten onrechte als ondergeschikt aangemerkt of het illegale handelen wordt geïntensiveerd).

Partieel handhaven

Een belangrijk uitgangspunt is dat een handhavingsbesluit gericht moet zijn op het volledig beëindigen of ongedaan maken van (de gevolgen van) een overtreding. De gemeente zal in beginsel niet partieel handhaven, tenzij de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Partieel handhaven is per definitie tevens partieel gedogen. Een besluit tot partieel handhaven zal moeten passen binnen de hierboven beschreven beleidskaders voor gedogen.

Schriftelijke bevestiging van gedogen

In beginsel behoort passief gedogen uitgesloten te zijn. Ook in een situatie dat gedogen aanvaardbaar is, omdat handhaving een feitelijke onmogelijkheid is en elke ruimte tot belangenafweging ontbreekt, behoort dat gedogen schriftelijk (uitdrukkelijk) te worden bevestigd, zodat de belanghebbenden in ieder geval de mogelijkheid hebben dat besluit rechterlijk te laten toetsen.

Er is een tweetal mogelijkheden voor een dergelijke schriftelijke bevestiging: wraken of het nemen van een gedoogbesluit.

  • ·

    Wraken is een vorm van uitgestelde handhaving. Wraking is overigens geen besluit in de zin van de Awb. Door middel van een wrakingsbrief geeft de gemeente de overtreder te kennen dat het college van B&W zich het recht voorbehoudt om op een nader te bepalen tijdstip handhavend op te treden tegen de geconstateerde overtreding als de overtreder deze zelf niet opheft. Bij een verergering van de situatie, bij handhavingsverzoeken van derden en zodra de gemeente anderszins daartoe aanleiding ziet, zal de college van B&W alsnog handhavend optreden. Het is belangrijk dat de gemeente de beslissing om te wraken baseert op een prioriteitstelling (zie paragraaf 4.2).

  • ·

    Een positieve gedoogbeschikking is een besluit in de zin van de Awb. Het college van B&W dient het gedoogbesluit vast te stellen. Het besluit moet inzicht geven in de overwegingen die tot het gedogen hebben geleid. Uit die overwegingen dient de belangenafweging te blijken.

Bij de afweging om al dan niet tot handhaving over te gaan, spelen de beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijke rol (motivering, vertrouwen, gelijkheid). Over de noodzaak tot gedogen, de tijdsduur, voorwaarden en de wijze van handhaving tijdens de gedoogperiode dient vooraf overleg te zijn gepleegd met de overtreder, belanghebbenden en andere handhavingspartners zoals politie en Openbaar Ministerie.

De betrokken partijen worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen tot het nemen van een gedoogbesluit en worden tevens in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Bekendmaking van het gedoogbesluit gebeurt aan de overtreder. Aan degenen die hun zienswijze hebben kenbaar gemaakt, wordt mededeling van het gedoogbesluit gedaan.

Er wordt door de gemeente een overzicht bijgehouden van de gevallen waarin wordt gedoogd. Deze gevallen worden jaarlijks gecontroleerd. Ook zal jaarlijks aan de raad verantwoording worden afgelegd over gedoogsituaties.

Risico’s

Een gedogende overheid is een overheid die risico's loopt. Indien wordt gedoogd en achteraf alsnog uitvoering moet worden gegeven aan sancties kan dat betekenen, dat de overtreder schade lijdt. Anderzijds kan er sprake zijn van schade voor derden als een gedoogbesluit in stand wordt gelaten. Tot slot bestaat het risico van precedentwerking.

Om het risico van aansprakelijkheid in te dammen, is het noodzakelijk om in gedoogbesluiten aan te geven dat de gedoogde activiteit geheel voor eigen risico van de overtreder plaatsvindt. Dit voorbehoud bevrijdt het college van B&W echter niet van haar aansprakelijkheid tegenover derden. Uit een beslissing met betrekking tot het al dan niet gedogen (c.q. het al dan niet toepassen van bestuursdwang) zal moeten blijken, dat de mogelijkheid van schade door derden in de belangenafweging heeft meegespeeld.

Andere risico beperkende maatregelen bij het nemen van een gedoogbesluit zijn:

  • ·

    Er moeten altijd bijzondere omstandigheden worden aangevoerd, die afwijking van de regel rechtvaardigen. Het gedogen van een overtreding zal dan vrijwel nooit tot precedentwerking leiden.

  • ·

    Er moet goed worden afgewogen of een gedoogbeschikking op naam van de overtreder of van het perceel komt te staan.

  • ·

    Het besluit om een overtreding te gedogen wordt in de tijd beperkt.

  • ·

    In het besluit wordt altijd de reikwijdte van het gedogen beschreven, opdat ondubbelzinnig duidelijk is waarop het besluit betrekking heeft.

  • ·

    Zo mogelijk wordt in het besluit aangegeven wanneer en onder welke omstandigheden het besluit zal worden ingetrokken en eventueel alsnog handhaving volgt.

Het bovenstaande speelt een rol bij het stellen van prioriteiten. Het ligt dan ook in de rede dat bij een geïnventariseerd hoog risicogehalte een extra afweging wordt gemaakt om actief of passief te gedogen.

Een ander aandachtspunt is dat gedogen kan worden doorkruist met een verzoek van een derde om alsnog handhavend op te treden. Dan geldt dat daartoe een gemotiveerd besluit moet worden genomen of voort gedogen dan wel alsnog voor handhavend optreden wordt gekozen.

(zie paragraaf 6.)

5.1.6 Intrekking van vergunning of ontheffing

Intrekking van een vergunning of ontheffing vindt enerzijds slechts in uitzonderlijke gevallen plaats, bijvoorbeeld wanneer opzettelijk en herhaaldelijk ernstige overtredingen plaatsvinden en indien andere instrumenten geen effect sorteren of hebben gesorteerd. Na intrekking van een vergunning of ontheffing kan het bestuur door middel van bestuursdwang of het opleggen vaneen last onder dwangsom de activiteiten, die dan illegaal zijn geworden, doen beëindigen.

Anderzijds zijn er ook wettelijke bepalingen die het toezichthoudende bestuur in die specifieke gevallen verplichten over te gaan tot intrekking als de overtreder de overtreding niet beëindigd.

5.1.7 Strafrechtelijk optreden

In beginsel worden overtredingen van de Wabo bestuursrechtelijk aangepakt. In enkele gevallen (zogenaamde gekwalificeerde overtredingen) kan gelijktijdig een bestuursrechtelijke sanctie worden opgelegd en aangifte worden gedaan om ook een strafrechtelijke sanctionering mogelijk te maken. Het feit dat strafrechtelijk wordt opgetreden impliceert niet, dat niet meer bestuursrechtelijk kan worden opgetreden. Uitvoering van strafrechtelijk optreden behoeft te allen tijde overleg met OM en politie. Strafrechtelijk optreden vraagt van de gemeente een nog grotere zorgvuldigheid dan wanneer bestuursrechtelijk wordt opgetreden.

De gemeente Enkhuizen is van opvatting, dat hier sprake van is wanneer wordt voldaan aan één of meer van de volgende criteria:

  • ·

    Er is sprake van grote en/of onomkeerbare schade en/of

  • ·

    Er is sprake van grove nalatigheid en/of

  • ·

    Er worden grote risico’s veroorzaakt met betrekking tot de volksgezondheid en/of

  • ·

    Er worden grote risico’s veroorzaakt met betrekking tot de brandveiligheid en/of

  • ·

    Bestuursrechtelijk optreden is niet mogelijk of niet efficiënt en/of

  • ·

    Voor dezelfde overtreding is sprake van recidive (bestuursrechtelijke recidive binnen 1 jaar en/of strafrechtelijke recidive binnen 5 jaar).

5.1.8 Premediation

Bij elk bezwaarschrift naar aanleiding van een handhavingsbesluit wordt vanaf 2013 overwogen of de gemeente Enkhuizen een pre-mediation poging zal uitvoeren. Deze nieuwe manier van werken houdt in dat de gemeente het bezwaarschrift niet direct doorstuurt naar de adviescommissie bezwaarschriften. De handhavingsjurist onderzoekt eerst of pre-mediation kansen kan bieden. Indien dit het geval is, neemt de handhavingsjurist contact op met de bezwaarmaker. In gesprek met de bezwaarmaker wordt het handhavingsbesluit toegelicht en wordt gezamenlijk gekeken welke mogelijkheden er zijn om de situatie op te lossen. Pre-mediation kan leiden tot het intrekken van een bezwaarschrift en tot een voor beide partijen goede oplossing.

5.2 Handhaving APV en Bijzondere Wetten

De Boa’s en toezichthouders openbare ruimte geven invulling aan toezicht en handhaving in de openbare ruimte. Bij het constateren van een strafbaar feit staat een aantal handhavingsinstrumenten tot hun beschikking, zoals het geven van een waarschuwing, het opleggen van een (straf)beschikking of het leveren van input voor een bestuursrechtelijk handhavingstraject.

5.2.1 (Straf)beschikking

Gemeente Enkhuizen beschikt vanaf januari 2011 over de mogelijkheid om voor bepaalde overlastfeiten zelf boetes aan te kondigen door middel van de zogenoemde bestuurlijke strafbeschikking. Dit gebeurt op grond van de wet OM-afdoening. Voor welke feiten dit mag staat in de Richtlijn voor strafvordering bestuurlijke strafbeschikking overlastfeiten. Deze feiten zijn voor een belangrijk deel gerelateerd aan de algemeen plaatselijke verordening en de afvalstoffenverordening van de gemeente Enkhuizen. De bestuurlijke strafbeschikkingen worden aangekondigd door de Boa's van de gemeente door middel van een zogenoemde combibon. Uiteindelijk legt de Officier van Justitie de strafbeschikking op.

Op 1 maart 2011 is de wet OM-afdoening uitgebreid met de zogenoemde ‘Mulder’ feiten . Voorbeelden van ‘Mulder’ feiten zijn bijvoorbeeld ‘het niet kunnen voldoen aan de verplichting een identificatiebewijs te tonen’ en ‘het plegen van baldadigheid'. Vanaf die datum is het ook mogelijk een strafbeschikking uit te vaardigen aan minderjarigen en militairen. Voor een persoon in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar geldt dat het boetebedrag wordt gehalveerd.

De Boa’s kunnen ook optreden tegen overtredingen die vallen onder het bereik van de wet OM-afdoening, zoals bepaalde artikelen uit de Wegenverkeerswet. Dit betreft veelal overtredingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder). Ook de Mulderbeschikkingen worden door middel van een combibon aangekondigd door de Boa's van de gemeente. De misdrijven en feiten die op kenteken zijn geconstateerd worden later onder de werking van de wet OM-afdoening gebracht.

Feitenboekje

Voor de handhaving van Mulderzaken en overlastfeiten (feitgecodeerde zaken) is het ‘Feitenboekje parkeren en overlast’ relevant (onderdeel van de ‘Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen’). Het feitenboekje wordt ieder jaar opnieuw uitgegeven. In het boekje zijn de parkeerfeiten opgenomen, die voor afhandeling door middel van de Wet Mulder in aanmerking komen. Daarnaast zijn in dit boekje ook de overlast gevende feiten uit plaatselijke verordeningen vermeld, waarvoor een bestuurlijke strafbeschikking kan worden uitgevaardigd.

Afhandeling door het Centraal Justitieel Incassobureau

De afhandeling van beschikkingen is door de gemeente Enkhuizen volledig conform de procedure en het implementatieproces van het CJIB vormgegeven. De gemeente levert feitgecodeerde zaken rechtstreeks aan bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De Boa’s kondigen de beschikkingen aan met de reeds genoemde combibon. De Boa’s verzorgen vervolgens zelfstandig het invoeren van de combibonnen in de Transactiemodule van de Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie (CVOM). Na het invoeren van de zaak, zorgt het CJIB in samenwerking met het CVOM ervoor dat de zaak bij de betrokkene of bestrafte wordt geïncasseerd.

De gemeente ontvangt per geïnde beschikking een zogeheten ‘PV-vergoeding’ van het Ministerie van Justitie. Beroep of verzet dat door een betrokkene of bestrafte ingediend wordt tegen een beschikking, wordt afgehandeld door het Openbaar Ministerie. Op verzoek van het Openbaar Ministerie levert de gemeente extra informatie aan te behoeve van de afhandeling van het beroep of verzet. Dit gebeurt door een aanvullend proces verbaal, opgesteld door of namens de Boa. In verband met die afhandeling draagt de gemeente zorg voor de archivering van de beschikkingen tot tenminste 24 maanden na datum van overtreding.

De minister van Veiligheid en Justitie heeft in het voorjaar van 2012 de bestuurlijke strafbeschikking inclusief de regeling PV-vergoeding geëvalueerd. In het Strategisch Beraad Veiligheid van 25 juni jl. heeft de minister van Veiligheid en Justitie met de VNG afgesproken dat de huidige “Vergoedingsregeling gemeenten voor handhaving parkeren en overlast 2010” voor gemeenten met één jaar wordt verlengd tot 1 januari 2014. Vòòr 2014 onderzoekt de minister een nieuwe, structurele regeling.

5.2.2 Handhaving op basis van een sanctiestrategie

De gemeente Enkhuizen hanteert voor de handhaving van de APV en bijzondere wetten een sanctiestrategie. In de sanctiestrategie is neergelegd hoe de gemeente zal optreden tegen overtredingen die tijdens het toezicht door de Boa’s of de toezichthouders zijn geconstateerd. Door het vaststellen van een sanctiestrategie tracht de gemeente Enkhuizen willekeur te voorkomen.

Een belangrijk aandachtspunt is dat de door de gemeente Enkhuizen aangewezen Boa’s en toezichthouders APV en bijzondere wetten beschikken over een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat de Boa’s en toezichthouders zelf per geval een afweging maken of handhaven noodzakelijk is en daarbij ook een nut en doel dient. De Boa’s en toezichthouders beschikken dus over de vrijheid om na het constateren van een strafbaar feit zelf te beslissen om wel of geen proces-verbaal op te maken. De sanctiestrategie is daarmee een richtlijn voor de Boa’s en toezichthouders APV en bijzondere wetten.

Er wordt vanwege deze discretionaire bevoegdheid geen separate gedoogstrategie opgesteld. In een gedoogstrategie wordt namelijk vastgelegd in welke situaties en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders tijdelijk achterwege kan blijven.

In de gemeente Enkhuizen is gekozen voor een sanctiestrategie bestaande uit een vijftal mogelijke sancties. Deze worden hieronder beschreven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de verschillende bevoegdheden van de Boa’s en de toezichthouders APV en bijzondere wetten.

  • 1.

    Alleen waarschuwen: De Boa of de toezichthouder APV en bijzondere wetten geeft een waarschuwing aan de persoon die de overtreding heeft begaan.

  • 2.

    Eenmalig waarschuwen, daarna een beschikking: De Boa geeft eenmalig een waarschuwing aan de persoon die de overtreding heeft begaan. Indien blijkt dat de betreffende persoon een herhaalde overtreding heeft begaan (recidive), maakt de Boa een proces-verbaal op (administratiefrechtelijk of strafrechtelijk handhaven).

  • 3.

    Direct een beschikking: De Boa maakt direct een proces-verbaal op (administratiefrechtelijk of strafrechtelijk handhaven) voor de geconstateerde overtreding.

  • 4.

    Bestuursrechtelijk handhaven: Deze sanctiestrategie wordt ingezet bij overtredingen in het kader van exploitatie en sluitingstijden van de horecaondernemingen in de gemeente Enkhuizen, alsmede bij andere overtredingen waar bestuursrecht een meet geschikt instrument is. Hierbij kan gedacht worden aan overtredingen in het kader van evenementen die achteraf opgepakt worden en bij voorwerpen op of aan de weg waarvan de eigenaar bekend is.

Indien een horecaonderneming niet voldoet aan de voorschriften van de door de gemeente afgegeven vergunning (APV artikelen 2.28 en 2.29, Drank- en horecawet artikel 3, gemeentelijk horecabeleid), wordt het in paragraaf 5.1.2 beschreven driestappenmodel doorlopen:

  • ·

    De Boa’s of de toezichthouders APV en bijzondere wetten maken, indien de vergunningsvoorschriften niet correct zijn nageleefd, een proces-verbaal van bevindingen van de overtreding op. Daarnaast geven zij een mondelinge waarschuwing om de overtreding zo spoedig mogelijk, afhankelijk van de overtreding, ongedaan te maken. Deze waarschuwing wordt schriftelijk bevestigd door de handhavingsjurist of beleidsmedewerker.

  • ·

    Als de vergunninghouder de overtreding binnen de in de schriftelijke waarschuwing genoemde termijn niet ongedaan heeft gemaakt, wordt een vooraankondiging van een last onder dwangsom aan de overtreder verzonden, waarbij de overtreder nogmaals in de gelegenheid wordt gesteld binnen een nader te bepalen redelijke termijn de overtreding ongedaan te maken.

  • ·

    Indien aan de vooraankondiging geen gevolg wordt gegeven, zal de definitieve aanschrijving van een last onder dwangsom aan de overtreder worden opgelegd, mits de ingebrachte zienswijze niet tot een ander oordeel heeft geleid. Indien de hierin genoemde termijn wordt overschreden is de dwangsom ineens of per dag opgelegd, dat de overtreding voortduurt, verbeurd.

  • ·

    Dit handhavingsbeleid laat onverlet dat de burgemeester van de gemeente Enkhuizen eigenstandig zijn openbare orde en veiligheidsbevoegdheden kan uitoefenen. Zo kan de burgemeester besluiten om bij iedere volgende overtreding de openingstijden van de horecaonderneming voor een tijdelijke periode of zelfs definitief te beperken.

  • 5.

    Alleen handhaven bij handhavingsverzoek

De Boa’s of de toezichthouders APV en bijzondere wetten onderzoeken de in het handhavingsverzoek beschreven situatie. Indien een overtreding is begaan, zal de gemeente handhavend optreden. Dit houdt in dat - afhankelijk van de situatie en de begane overtreding - de Boa’s of de toezichthouders een waarschuwing geven of de Boa’s direct een proces-verbaal opmaken (administratiefrechtelijk of strafrechtelijk handhaven). Daarnaast stelt de gemeente (de handhavingsjurist of beleidsmedewerker) een besluit op over het handhavingsverzoek.

In bijlage 5 is de sanctiestrategie weergegeven bij overtredingen geconstateerd op grond van de APV en bijzondere wetten.

Staande houden en cautie

Boa’s zijn bevoegd om personen staande te houden. Staande houden houdt in dat de Boa de identiteit van de verdachte vaststelt, bijvoorbeeld door te vragen naar de volledige personalia van de verdachte. Een verdachte is verplicht hieraan medewerking te verlenen. Als de Boa een overtreding constateert dan kan hij de betreffende verdachte staande houden en om een identiteitsbewijs vragen. Indien noodzakelijk is de Boa bevoegd om de verdachte vast te pakken als deze zich aan de staande houding wil onttrekken. Afhankelijk van de overtreding en de situatie kan de Boa de overtreder zelf daadwerkelijk aanhouden of de politie inschakelen om de overtreder aan te houden.

De Boa’s reiken bij een vaststelling van een overtreding een zgn. ‘aankondiging’ uit. De verdachte hoeft in deze gevallen niet te worden gehoord. Als de verdachte toch wordt verhoord, is artikel 29 van het Wetboek van strafvordering van toepassing. In dat geval kan de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht en zal de verdachte daar op gewezen moeten worden (de cautieplicht).

Wegsleep verordening

Bij parkeerfeiten kunnen de Boa’s, de toezichthouders en de marktmeester (zie volgende paragraaf) gebruik maken van de wegsleepverordening. Voor het wegslepen wordt gewerkt op basis van het draaiboek toepassing wegsleepverordening (2010). Deze regeling vraagt te zijner tijd om actualisatie.

Met het wegslepen wordt terughoudend omgegaan. Via de politie wordt veelal eerst de eigenaar opgespoord, zodat de mogelijk wordt geboden de auto alsnog te verwijderen. In spoedeisende zaken wordt direct opdracht tot wegslepen gegeven en volgt een bestuursrechtelijke actie achteraf ter rechtsbescherming van de betrokkene.

5.3 Handhaving markten en havens

Markten

Handhaving op de markt vindt plaats door de marktmeester. Hierbij wordt in de meeste gevallen minnelijk overleg als handhavingsinstrument ingezet. Daarnaast kan bestuurlijke handhaving plaatsvinden, bijvoorbeeld bij het ontbreken van een markt- of standplaatsvergunning. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.1.2 (driestappenmodel).

Havens

Handhaving in het havengebied van de gemeente Enkhuizen wordt verricht door medewerkers van het de gemeentelijke Havendienst. Overtredingen in de havens betreffen veelal het niet op correcte wijze aanmeren in een van de gemeentelijke havens c.q. aan de gemeentelijke kaden, wallen of steigers, of het niet betalen van liggeld. Ook hier vindt handhaving veelal plaats door minnelijk overleg c.q. het geven van een waarschuwing. Bij het niet betalen van liggeld zal dit alsnog en per direct geschieden bij de het Havenkantoor.

Bij overlast gevend gedrag in de havens kan de gemeentelijke Havendienst tevens de politie verzoeken om strafrechtelijk te handhaven (aankondiging politiebeschikking).

Bij het (ver)bouwen van bijvoorbeeld woonboten vindt handhaving plaats conform de Wabo-aanpak (zie paragraaf 5.1).

6. Vragen in het kader van handhaving

In de gemeente Enkhuizen wordt van tijd tot tijd door inwoners en bedrijven om handhaving gevraagd. De vorm waarin dit gebeurt kan variëren van eenvoudige vragen tot handhavingsverzoeken waarop het college van B&W op grond van de wet een besluit moet nemen. De behandelingsprocedure van dergelijke vragen en verzoeken wordt in dit hoofdstuk beschreven.

Inwoners en bedrijven moeten zich houden aan de regels die voort vloeien uit wet- en regelgeving. Wanneer iemand zich niet aan deze regels houdt, kan een belanghebbende het college van B&W vragen om de regels te handhaven. Deze belanghebbende kan hiertoe een handhavingsverzoek indienen bij de gemeente of een handhavingsmelding doen.

Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de afhandeling van handhavingsverzoeken, handhavingsmeldingen, klachten, meldingen woon- en leefomgeving en vragen over handhaving. In dit hoofdstuk wordt dit onderscheid in afhandelingswijze en waar mogelijk de prioriteitstelling in afhandeling beschreven.

Handhavingsverzoek

Een handhavingsverzoek wordt aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Awb als het verzoek wordt gedaan door een belanghebbende en als aan de vormvereisten voor een aanvraag wordt voldaan. Toetsing op deze vereisten vindt plaats direct na ontvangst van het verzoek. Wanneer het verzoek niet voldoet aan de vereisten, wordt deze behandeld als handhavingsmelding.

Op grond van de Awb moet binnen 8 weken beslist worden op een handhavingsverzoek. Dit besluit is niet het handhavingsbesluit zelf. Het besluit op handhavingsverzoek kan inhouden dat de gemeente conform haar prioriteitstelling een handhavingsbesluit zal nemen (last onder bestuursdwang of dwangsom of het afgeven van een gedoogbeschikking) óf het afwijzen van het handhavingsverzoek. Daarbij krijgt de aanvrager als belanghebbende een kopie van het (voor)genomen handhavingsbesluit toegestuurd. Er bestaat de mogelijkheid om de termijn van 8 weken te verlengen met een redelijke termijn. Tegen het besluit op het handhavingsverzoek kan schriftelijk bezwaar worden gemaakt.

De overtreding die geconstateerd wordt naar aanleiding van een handhavingsverzoek krijgt eenzelfde prioriteit als een eigen constatering van een toezichthouder.

Handhavingsmelding

Een handhavingsmelding wordt opgevat als een signaal over een mogelijke overtreding en wordt niet aangemerkt als aanvraag. De overtreding die geconstateerd wordt naar aanleiding van een melding krijgt eenzelfde prioriteit als een eigen constatering van een toezichthouder. De melder wordt, als hij of zij dat wenst, op de hoogte gehouden van de afhandeling van de melding.

K lacht

Wanneer een inwoner of bedrijf zich onheus of onbehoorlijk behandeld voelt door een ambtenaar, een wethouder of de burgemeester, als de gemeente niets doet met een melding, wanneer verkeerde informatie wordt verstrekt of een inwoner of bedrijf krijgt geen antwoord op een brief, kan deze inwoner of bedrijf een klacht indienen. Op dat moment start de klachtenprocedure. Dit klachtrecht is vastgelegd in de Awb en de gemeentelijke Klachtenverordening. De afhandeling valt buiten het bestek van het handhavingsbeleid.

Melding woon- en leefomgeving

Inwoners en bedrijven kunnen telefonisch en via de website van de gemeente meldingen doorgeven die betrekking hebben op het onderhoud van wegen, straten, fietspaden of trottoirs in de gemeente Enkhuizen. Deze meldingen worden opgepakt door de servicedienst van de gemeente. De afhandeling valt buiten de in deze beleidsnota beschreven handhaving.

Vraag over handhaving

Een klantvraag over handhaving wordt op dezelfde wijze afgehandeld als de overige klantvragen die de gemeente ontvangt. Het dienstverleningsconcept van de gemeente heeft hierin een leidende rol.

7. Programmering

De activiteiten in het kader van toezicht en handhaving zijn geprogrammeerd in dit hoofdstuk. Door vooraf de beschikbare capaciteit 4 toe te wijzen aan activiteiten (programmeren) kan beter gestuurd worden. Jaarlijks kan de volledige beleidscyclus worden doorlopen, om daarmee te kunnen leren op basis van de ervaringen en waar nodig bij te sturen. Bij een programmatische aanpak worden beleid en uitvoering van beleid opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatische vergunningverlening is een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.

De programmering geeft bovendien belangrijke input voor discussies omtrent additionele capaciteit alsmede voor de uitbesteding van uitvoeringstaken. De programmering geeft immers inzicht in hoeveel uren en derhalve kosten worden besteed voor de toezichts- en handhavingstaken.

7.1 Uitgangspunten van het uitvoeringsprogramma

Er zal goed overwogen moeten worden welke keuzes er gemaakt worden ten aanzien van de in te zetten capaciteit. Voor het uitvoeringsprogramma is daarom een capaciteitsberekening gemaakt. Deze berekening is gebaseerd op de per 1 januari 2014 beschikbare formatie.

Beschikbare capaciteit

In dit uitvoeringsprogramma wordt uitgegaan van de feitelijke beschikbare capaciteit van de medewerkers toezicht en handhaving . Deze capaciteit wordt in onderstaande tabel weergegeven. In deze capaciteit is de capaciteit gerelateerd aan de uitvoeringstaken van de Milieudienst West-Friesland niet meegenomen. In de tabel zijn de verschillende functies en de beschikbare capaciteit in fte’s en in uren weergegeven.

Functie

Totaal (fte)

Totaal (uren)

Boa

1,0 fte en 1,44 fte inhuur (gehele jaar)

3800 uur

Toezichthouders binnenstad

0,94 fte inhuur (gehele jaar)

1580 uur

Toezichthouder (gemeentelijke) camping

0,15 fte inhuur (uren worden ingezet in voorjaar en zomer)

252 uur

Toezichthouder bouwen en wonen

1,0 fte

1.380 uur

Toezichthouders stedelijk beheer

*)

Handhavingsjurist / beleidsmedewerker OOV

0,44 fte

607 uur

Handhavingsjurist / beleidsmedewerker Wabo

0,44 fte

607 uur

Toezichthouders haven

1,52 fte

2.097 uur

Marktmeester

0,4 fte

552 uur

Brandweer

0,3 fte

414 uur

Netto productieve uren

De capaciteit in uren betreft de netto productieve uren. Dit zijn de uren die daadwerkelijk besteed kunnen worden aan toezicht en handhaving.

  • ·

    Voor de medewerkers van de gemeente uitgegaan van 1.380 netto productieve uren per fte. Niet inbegrepen in deze uren zijn de improductieve uren (ziekte, verlof, ADV, feestdagen) en de indirect productieve uren (bureauwerkzaamheden, opleiding en bijhouden vakkennis, overleg, interne project- en werkgroepen, etc.).

  • ·

    Voor de extern ingehuurde medewerkers wordt uitgegaan van 1.680 beschikbare uren per fte per jaar. De vervanging van deze medewerkers tijdens ziekte, vakantie, etc. wordt geregeld via de bureaus waar de medewerkers worden ingehuurd. Daarnaast besteden deze medewerkers relatief weinig tijd aan indirect productieve werkzaamheden.

De juridische medewerkers van Algemene Juridische zaken leveren aan de gehele organisatie juridische ondersteuning. Deze ondersteuning van plusminus 50 uur op jaarbasis is daarom niet opgenomen in de beschikbare capaciteit.

*) Momenteel beschikt Stedelijke Beheer over 7 werkvoorbereiders en 4 medewerkers servicedienst. Deze medewerkers besteden een aanmerkelijk deel van hun tijd aan toezicht (30-40%). Dit betreft het toezicht dat te maken heeft op de uitvoering van werkzaamheden van derden in de buitenruimte (grondwerk, werk aan groen, kabels in de grond, onderhoudswerkzaamheden of specifieke projecten). Ook de afvalinzameling van HVC de voor- en naschouw van evenementen valt onder het toezicht. Tijdens dit werk komen de medewerkers ook diverse APV-gerelateerde overtredingen tegen. De ene keer wordt dit door Stedelijk Beheer zelf opgepakt, de andere keer besproken of overgedragen. De servicedienst heeft hier het meeste mee te maken; zij handelen veel meldingen af. Het exacte aantal fte’s c.q. uren dat besteed wordt aan toezicht en handhaving APV is niet nader te duiden.

Uitvoering inspectie

De urenramingen voor toezicht / (her)inspecties zijn inclusief de volgende activiteiten:

  • ·

    Voorbereiding;

  • ·

    Reistijden naar en van de locatie waar de inspectie wordt uitgevoerd;

  • ·

    Inspectie ter plaatse;

  • ·

    Verslaglegging van de inspectie overeenkomstig de gemaakte afspraken.

Voor het uitvoeren van een inspectie in het kader van de Wabo-taken wordt uitgegaan van een tijdbesteding van gemiddeld 1 tot 2 uur per inspectie, afhankelijk van het te controleren object. Het merendeel van de overige taken worden uitgevoerd tijdens gebiedstoezicht; hiervoor is geen kengetal per inspectie opgenomen.

Toezicht op verzoek en projecten

In dit uitvoeringsprogramma wordt voor de Wabo-taken een vast deel (80%) van de beschikbare toezichts- en handhavingcapaciteit daadwerkelijk ingepland. De resterende capaciteit (20%) wordt gereserveerd voor de behandeling van ad hoc werkzaamheden zoals de afhandeling van handhavingsverzoeken en meldingen, kleine projecten en overige onvoorziene zaken. Voor toezicht en handhaving brandveiligheid (Brandweer SED) wordt 10% van de capaciteit gereserveerd voor behandeling van ad hoc werkzaamheden.

Bij projecten kan gedacht worden aan onderwerpen die bijzondere bestuurlijke aandacht hebben of onderwerpen die (weer) beheersbaar moeten worden gemaakt. Ook kunnen taken die op zichzelf weinig prioriteit hebben periodiek worden ingepland als thema. Er wordt geen tijd gereserveerd voor (zeer) grote bouwprojecten, omdat deze een grote piekbelasting opleveren voor de reguliere capaciteit. Indien dergelijke bouwprojecten zich voordoen is mogelijk additionele capaciteit benodigd.

Voor de overige toezichthouders wordt geen tijd ingeruimd voor onvoorziene taken; deze worden in het gebiedstoezicht opgepakt.

7.2 Uitvoering toezicht en handhaving Wabo

7.2.1 Vergunning gebonden toezicht

Voor de organisatie van vergunning gebonden toezicht zijn twee elementen van wezenlijk belang: wanneer en waarop wordt toezicht gehouden. Beide elementen samen bepalen de kwaliteit van het toezicht. Uiteraard zal de intensiteit moeten samenhangen met de risico’s die de verschillende taken afdekken en de prioriteiten die door de gemeente gesteld zijn. Het handhavingsbeleid beschrijft de prioriteiten voor het toezicht en de handhaving op het gebied van de Wabo.

Uitgangspunt is dat de kwaliteit van het toezicht bijdraagt aan de kwaliteit van de uitvoering door vergunninghouders. Wel wordt benadrukt dat toezicht alleen nooit een goede kwaliteit kan waarborgen. Die verantwoordelijkheid rust te allen tijde bij de vergunninghouder.

In de capaciteitsberekening is uitgegaan van een schatting van het aantal toezichttrajecten (zie onderstaande tabel). Het geschatte aantal toezichttrajecten is nagenoeg gelijk aan het aantal vergunningen dat jaarlijks afgegeven wordt. Vergunningen die niet gerealiseerd worden kunnen op termijn ingetrokken worden door de gemeente.

Activiteit

Aantal toezichttrajecten

Bouwen

170

Monumenten

5

Aanleg, uitrit, kap

80

Sloop

25

Percentage asbest bij sloop

40%

Reclame

30

Vergunninggebonden toezicht bij bouw

Vanaf 2013 wordt gewerkt op basis van een toezichtprotocol, waarmee een kwantitatieve toezichtstrategie gewaarborgd kan worden. In het toezichtprotocol is een koppeling gemaakt tussen toezichtintensiteit en -niveau aan prioriteit (hoe hoger de prioriteit, hoe hoger de intensiteit). In dit protocol wordt aangegeven op welke momenten tijdens de bouw gecontroleerd wordt. In het uitvoeringsprogramma wordt het toezichtprotocol vastgelegd.

Een bouwwerk dient tijdens de bouw op een aantal essentiële punten beoordeeld te worden om een volledig beeld te kunnen krijgen van de kwaliteit en de bouwwijze. Per bouwwerkcategorie is het aantal toezichtmomenten bepaald. In de keuze van de toezichtmomenten is rekening gehouden met het uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. Het toezicht houden op de kwaliteit van de uitvoering is te allen tijde de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. Voor zover het bouwen geen veiligheidsrisico’s met zich brengt en dit geen gevolgen heeft voor het publieke domein kan het toezicht door de gemeente bescheiden zijn.

Als algemeen risico voor toezicht Wabo geldt dat een controle altijd een momentopname zal zijn, hoe hoog de frequentie en intensiteit van dat toezicht ook is. Alleen om die reden al kan en is het toezicht nooit verantwoordelijk voor de uiteindelijke kwaliteit van de werkzaamheden. Wel wordt er uiteraard naar gestreefd om risicovoller bouwwerken en bouwfasen intensiever te begeleiden waardoor de kans op ernstige gebreken kleiner wordt.

Landelijk Toezichtprotocol

Het in het uitvoeringsprogramma vastgelegde toezichtprotocol is gebaseerd op het Landelijk Toezichtprotocol, dat is ontwikkeld door de vereniging BWT Nederland met ondersteuning van het toenmalige ministerie van VROM. In het Landelijk Toezichtprotocol wordt bij een adequaat handhavingsniveau gerekend met een relatief groot aantal controlebezoeken per vergunning.

Wanneer een overtreding geconstateerd wordt, worden in minnelijk overleg afspraken gemaakt met de vergunninghouder c.q. de uitvoerende partij. Indien de overtreding na her-inspectie nog steeds bestaat, wordt deze voor afhandeling overgedragen aan de handhavingsjurist.

In bijlage 7 is dit toezichtprotocol weergegeven met daarin de toezichtmomenten en de aandachtspunten per toezichtmoment. Dit toezichtprotocol gaat uit van vooraf bepaalde toezichtmomenten. Het toezicht houden op minder momenten zou een bepaalde mate van inefficiëntie met zich meebrengen:

  • ·

    Bepaalde toezichtmomenten hebben ‘geen zin meer’; omdat er in de eerdere fasen op basis van het toezichtprotocol niet gecontroleerd is, kan in een latere fase (wél ingepland) het te laat zijn om nog in te kunnen grijpen.

  • ·

    Ook kunnen momenten van toezicht gemist worden en daardoor het nut om nog verder toezicht te houden verdwijnen. Dit komt doordat enerzijds de inspecteur minder zicht heeft op de stand van zaken tijdens de uitvoering en anderzijds de ervaring leert dat belangrijke momenten tijdens de uitvoering niet gemeld worden door de vergunninghouder of uitvoerende partij.

Belangrijk uitgangspunt in dit toezichtprotocol is dat bij alle bouwwerken tenminste een eindcontrole zal wordt uitgevoerd. De eindcontrole levert de noodzakelijke input op voor de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Ook is de eindcontrole een juridisch belangrijk moment omdat daarmee de werking van de bouwvergunning eindigt en het bouwwerk een bestaand bouwwerk is geworden. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn voor de beoordeling of een wijziging aan een bouwwerk al dan niet vergunningsvrij is.

Grote bouwprojecten lenen zich niet voor een standaardaanpak. In dergelijke gevallen zal dan naar bevind van zaken worden gehandeld, waarbij wel als uitgangspunt geldt dat op alle relevante momenten toezicht wordt uitgeoefend en dat dit ook wordt gedocumenteerd.

In de tabel op de volgende pagina is het aantal uur benodigd voor bouwtoezicht weergegeven. Hieruit blijkt dat op basis circa 1.350 uur per jaar benodigd is.

Toezichtprotocol

Functie

Bouwsom in €

Schatting aantal per jaar

Uren vooroverleg

Aantal inspecties

Uren per vergunning

Benodigde uren

Wonen

< 100.000

100

0,5

2

4,5

450

100.000-1.000.000

35

0,5

8

16,5

578

> 1.000.000

0

0

30

60

0

Publiek

< 100.000

0

0,5

2

4,5

0

100.000-1.000.000

2

0,5

8

16,5

33

> 1.000.000

2

0

30

60

120

Bedrijf

< 100.000

25

0,5

2

4,5

113

100.000-1.000.000

3

0,5

8

16,5

49,5

> 1.000.000

0

0

30

60

0

Overig

< 100.000

2

0

2

4

8

Totaal

1 . 351

Vergunning gebonden toezicht bij sloop

Bij sloop wordt onderscheid gemaakt tussen sloop met asbest en sloop zonder asbest. In geval van asbest wordt aanvullend administratief werk verricht (controle vrijgaverapporten en dergelijke). De benodigde uren voor vergunning gebonden toezicht bij sloop zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Sloop

Aantal per jaar

Administratie

Aantal inspecties

Aantal her-

inspecties (10%)

Aantal uur

per vergunning

Totaal aantal uur

Met asbest

10

1 uur

2

0,2

5,4

54

Zonder asbest

15

0,25 uur

1

0,2

2,45

37

Vergunning gebonden toezicht overige Wabo-taken

De benodigde uren voor vergunning gebonden toezicht voor de overige Wabo-taken is weergegeven in onderstaande tabel.

Overige vergunninggebonden

Wabo-taken

Aantal per jaar

Aantal inspecties

Aantal her-

inspecties (10%)

Aantal uur

per vergunning

Totaal aantal uur

Toezicht na afloop tijdelijke bouw/gebruik

3

1

0,1

2,2

6

Monumenten

5

5

0,5

11

55

Reclame

30

1

0,1

2,2

66

Overige Wabo-vergunningen

80

80

0

2

160 **)

**) Zoals aangegeven is in paragraaf 7.1, is het toezicht op de vergunningen voor de overige Wabo-vergunningen (met name aanleg (uit)wegen, kappen houtopstand en aanleg in het kader van grondverzet e.d.) niet exact te duiden in te besteden aantal uur. Bij een zeer belangrijk deel van de vergunningen is de gemeente zelf vergunninghouder; de werkvoorbereiders van Stedelijk Beheer houden toezicht op het werk. Er is in dit beleidsplan een schatting voor de tijdbesteding opgenomen (160 uur).

7.2.2 Niet-vergunning gebonden toezicht / gebiedstoezicht

Bij het gebiedstoezicht ligt het accent op het behoud van de ruimtelijke waarden in de gemeente Enkhuizen. Hieronder valt onder meer het toezicht op illegale bouw, sloop en gebruik en toezicht op het behoud van monumentale en archeologische waarden. Gebiedstoezicht is één van de instrumenten om deze waarden te behouden.

Om in het uitvoeringsprogramma een goede invulling te vinden voor niet-vergunning gebonden toezicht / gebiedstoezicht in het kader van de Wabo, heeft een complexe afweging plaatsgevonden.

Gebiedstoezicht wordt uitgevoerd op basis van een twee-stappenplan:

  • .

    Stap 1: Er wordt toezicht gehouden vanaf openbaar gebied, waarbij opsporing plaatsvindt van illegale activiteiten (bouw, sloop, gebruik, reclame, etc.).

  • .

    Stap 2: Bij het vinden van een mogelijke overtreding vindt er een inspectie plaats waarbij het erf betreden wordt. Hierbij worden meteen alle overige (relevante) illegale activiteiten opgespoord. De reden hiervoor is dat de gemeente achteraf niet kan zeggen dat ze niet op de hoogte was van een overtreding wanneer ze de betreffende locatie heeft geïnspecteerd. In voorkomende gevallen wordt het betreffende gebouw ook van binnen geïnspecteerd.

In de huidige formatie is nagenoeg geen capaciteit beschikbaar is voor het uitvoeren van gebiedstoezicht. Elke geconstateerde overtreding kost in beginsel gemiddeld 30 tot 40 uur aan juridische opvolging en het uitvoeren van her-inspecties. Stel dat door gebiedstoezicht elke week 1 overtreding wordt geconstateerd, dan betekent dit dat op jaarbasis 1.500 tot 2.000 uur (1,1 tot 1,5 fte) voor de afhandeling van deze overtredingen beschikbaar dient te zijn.

Niet uitvoeren van gebiedstoezicht kan een aantal risico’s met zich meebrengen:

  • ·

    Er ontstaat een vergrote kans op rechtsongelijkheid en willekeur in gelijke of vergelijkbare gevallen. Inwoners en bedrijven die een vergunning aanvragen krijgen een besluit, wie dat niet doet kan ongestoord zijn gang gaan omdat de overtreding niet wordt opgemerkt of op dat moment geen toezicht wordt gehouden. Hier ontstaat een (maatschappelijk vaak niet gedragen) risico en daarnaast een grotere kans op handhavingsverzoeken en -meldingen.

  • ·

    Er worden geen controles uitgevoerd op illegale bouw en verbouw in Enkhuizen. Ook wordt niet gecontroleerd of vergunningsvrije bouwwerken aan de bouwregelgeving voldoen. De veiligheid van vergunningsvrije en illegaal gebouwde of verbouwde bouwwerken is niet gewaarborgd.

  • ·

    Op grond van het bestemmingsplan is niet iedere vorm van gebruik toegestaan. Illegaal gebruik geeft risico’s in de zin van ruimtelijke kwaliteit en veiligheid.

  • ·

    Er wordt geen toezicht gehouden worden op culturele en archeologische waarden van de gemeente Enkhuizen. Dit is met name in de binnenstad, met haar beschermd stads- en dorpsgezicht en monumenten, een groot risico. Overigens is de ervaring dat het naleefgedrag in relatie tot monumenten goed is, mede veroorzaakt door de betrokkenheid en aanwezige sociale controle van de binnenstadbewoners.

Gevolg van de huidige beschikbare capaciteit is het voorstel dat er relatief weinig aandacht naar gebiedstoezicht zal gaan. Het is echter evident, gezien de genoemde risico’s, dat een zekere mate van gebiedstoezicht belangrijk is. Dit wordt als volgt ingericht:

  • .

    Zicht op de stad:De toezichthouder Bouwen en Wonen verricht zijn werkzaamheden voornamelijk per fiets. Door telkenmale een andere reisroute te kiezen, is bekend wat er speelt in de gemeente en waar mogelijk illegale activiteiten uitgevoerd worden. Daarnaast worden de ogen en oren van de interne en externe ketenpartners ingezet voor het constateren van mogelijke overtredingen. Ervaring leert dat met deze aanpak circa 40 tot 45 overtredingen per jaar worden geconstateerd.

  • .

    Nadruk op minnelijk overleg: Indien illegale activiteiten worden geconstateerd, wordt met nadruk ingezet op minnelijk overleg. Door in communicatie de overtreder te overreden om de illegale situatie te legaliseren, bijvoorbeeld door het aanvragen van een vergunning en / of het staken van de bouw, sloop of gebruik, wordt juridische opvolging zoveel mogelijk voorkomen. Deze aanpak geeft evenwel niet altijd een structurele waarborg van het gewenste nalevingsgedrag.

Overige toezichtstaken Wabo

Voor de overige Wabo-taken wordt 148 uur per jaar gereserveerd.

Taak

Aantal uur per jaar

Inrichtingseisen horeca

16

Illegaal wonen

8

Hennepcontroles

16

Project Kompas

108

7.2.3 Totaal toezicht Wabo

De benodigde tijd in uren voor de toezichtstaken op grond van de Wabo zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Taak

Aantal uur per jaar

Bouw

1.351

Sloop

91

Toezicht na afloop tijdelijke bouw/gebruik

6

Monumenten

55

Reclame

66

Overige Wabo-vergunningen

160

Overige Wabo-taken

148

Ad hoc werkzaamheden (20%)

429

Totaal

2.306

Voor de toezichthouders van Stedelijk Beheer bedraagt de benodigde capaciteit 160 uur (circa 0,12 fte). De benodigde capaciteit voor de bouwinspecteur bedraagt 2.146 uur, hetgeen overeenkomt met circa 1,56 fte. Dit betekent een tekort van circa 0, 56 fte.

Indien een structurele inzet voor gebiedstoezicht gewenst is, dient additionele capaciteit beschikbaar gesteld te worden. Dit is in het uitvoeringsprogramma niet verder opgenomen. Dit betekent dat niet of nauwelijks gebiedstoezicht zal worden uitgevoerd, anders dan de hierboven beschreven werkwijze van ‘zicht op de stad’.

7.2.4 Juridische afhandeling

De handhavingsjurist Wabo voert alle bestuursrechtelijke handhavingstrajecten uit naar aanleiding van overtredingen op grond van de Wabo. In de capaciteitsberekening is uitgegaan van een schatting van het gemiddeld aantal uren dat besteed aan de handhaving van de door de toezichthouders gesignaleerde (mogelijke) overtredingen. Elke geconstateerde overtreding kost gemiddeld 25 tot 35 uur aan juridische opvolging (exclusief herinspecties door toezichthouder).

De benodigde tijd in uren voor de handhavingstaken op grond van de Wabo zijn weergegeven in de tabel op de volgende pagina.

Taak

Aantal

Aantal uur

Gebiedstoezicht

40

1.200

Vergunninggebonden toezicht Wabo

28

840

Project Kompas

n.v.t.

108

Vergunninggebonden toezicht brandveilig gebruik

120

120

Ad hoc werkzaamheden (20%)

567

Totaal

2. 83 5

Effectmeting Inspectie en juridische ondersteuning gebiedstoezicht

In totaal geeft dit een benodigde capaciteit van circa 2.835 uur, hetgeen overeenkomt met circa 2,05 fte. Dit betekent een tekort van circa 1. 6 1 fte.

Met de benodigde 1.200 uur voor afhandeling van overtredingen geconstateerd tijdens gebiedstoezicht kan een beperkte hoeveelheid zaken afgehandeld worden. Dit hangt samen met de beperkte tijd die de bouwinspecteur besteedt aan gebiedstoezicht (‘zicht op de stad’).

Over dit onderdeel van het toezicht zal de raad nader geïnformeerd worden. Daarbij zal voorgelegd worden of de extra formatieplaats, zoals vastgesteld in de kadernota 2014, specifiek voor dit onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit ‘structureel’ kan worden toegevoegd

7.2.5 Kwaliteitscriteria en samenwerking

Na vaststelling van de Wet vergunningverlening, toezicht en handhaving zal de gemeente Enkhuizen moeten werken op basis van de kwaliteitscriteria (zie paragraaf 2.4). Dit zal ongetwijfeld leiden tot de noodzaak om meer samen te werken in de regio. Deze samenwerking zal evenwel geen oplossing bieden voor het geconstateerde capaciteitstekort voor zowel toezicht als handhaving.

7.3 Uitvoering toezicht en handhaving APV en bijzondere wetten

De Boa’s en toezichthouders APV en bijzondere wetten surveilleren binnen de gemeentegrenzen. Speerpunten en aandachtspunten krijgen bij het toezicht en handhaving in openbare ruimte extra aandacht. Speerpunten krijgen structurele aandacht; er vindt gericht toezicht plaats. Ook bij aandachtspunten vindt actieve opsporing plaats; deze hebben echter een lagere prioriteit dan aandachtspunten.

De speer- en aandachtspunten voor het toezicht op APV en bijzondere wetten in de periode 2014 zijn 5 :

  • ·

    Hinderlijk gedrag, hinderlijk ophouden en/of baldadigheid

  • ·

    Toezicht op exploitatievergunning

  • ·

    Toezicht op inrichtingseisen horeca

  • ·

    Overtreden sluitingstijden

  • ·

    Illegaal aanbieden huisvuil / verkeerd aanbieden huisvuil

  • ·

    Fout parkeren

  • ·

    (Brom)fietsen op de stoep

  • ·

    Lang geparkeerde auto's, caravans, aanhangers, wrakken, vaartuigen en reclamevoertuigen

  • ·

    Wrak plaatsen of hebben op de weg

  • ·

    Veroorzaken geluidshinder

  • ·

    Overlast van een evenement, feest of wedstrijd

  • ·

    Overlast van honden of hondenpoep

  • ·

    Overlast van uitstallingen (terras, reclamebord)

De overige feiten waar ‘al surveillerende’ op gelet kan worden zijn weergegeven in de tabel in bijlage 3.

De inzet van de toezichthouders zal in het weekend voor een belangrijk deel gericht zijn op het handhaven van hinderlijk gedrag, hinderlijk ophouden en/of baldadigheid, sluitingstijden van bijvoorbeeld de horeca en de extra taken in het kader van de gewijzigde Drank- en Horecawet. Hiervoor is 1.580 uur beschikbaar op jaarbasis. De inzet heeft een belangrijke preventieve werking.

Het toezicht in het kader van de ‘overige feiten’ wordt uitgevoerd door de Boa’s. Zij richten zich van oudsher veelal op de parkeerproblematiek; in de periode 2013-2014 vindt ook bij bovengenoemde feiten gericht toezicht plaats. Dit betekent dat de inzet op parkeerproblematiek kleiner zal worden en dat de inzet zich naast de binnenstad ook zal richten op de woonwijken en buitengebieden van de stad. De Boa’s lopen in een koppel; er is op jaarbasis 3.800 uur beschikbaar.

Toezicht en handhaving van lang geparkeerde auto’s, wrakken, bootjes op de walkanten en kampeermiddelen c.a. wordt zowel door Boa’s/toezichthouders APV en bijzondere wetten uitgevoerd als door de toezichthouders van Stedelijk Beheer. Stedelijke Ontwikkeling past de feitelijke handhavingsprocedure toe, zoals het stickeren, in de krant plaatsen van het object en wanneer nodig het verwijderen en tijdelijk opslaan van de voertuigen. Evenals de juridische (vervolg)procedure, indien nodig.

Tijdens het gebiedstoezicht door Boa’s en toezichthouders APV en bijzondere wetten wordt tevens het toezicht op verleende vergunningen en ontheffingen meegenomen. Op jaarbasis worden circa 300 vergunningen en ontheffingen afgegeven. Toezicht vond tot op heden nagenoeg niet plaats, uitgezonderd de parkeerontheffingen. In de periode 2013-2014 zal 25% van de vergunningen en ontheffingen (circa 75) actief gecontroleerd worden. In overleg met de medewerkers van OOV zal bepaald worden welke vergunningen en ontheffingen daadwerkelijk gecontroleerd zullen worden.

Gelet op de extra beschikbaar gestelde formatie is de inzet op de parkeerproblematiek ongewijzigd. ten opzichte van de inzet in 2012-2013, Hiermee is in het uitvoeringsprogramma rekening gehouden.

De handhaving van de horeca-inrichtingen op basis van de gewijzigde Drank- en horecawet vindt in 2014 plaats met behulp van specifiek daartoe opgeleide boa’s. Hiervoor is 243 uur beschikbaar. Als bestuursrechtelijk een vervolg traject nodig is wordt deze vooralsnog uitgevoerd door de handhavingsjurist.

J uridische afhandeling

De handhavingsjurist OOV heeft een aantal taken in het kader van toezicht en handhaving APV en bijzondere wetten. De handhavingsjurist vervult ook de backoffice-taak in het kader van de strafrechtelijke handhaving (zie paragrafen 3.2.5 en 5.2.1). Daarnaast voert de handhavingsjurist de eventuele bestuursrechtelijke handhavingstrajecten ook uit voor nagenoeg alle andere taakvelden

De backoffice-taak heeft een omvang van 0,2 fte (280 uur). Voor de bestuursrechtelijke handhaving wordt 0,24 fte (330 uur) ingezet. In totaal geeft dit een benodigde capaciteit van 0,44 fte (610 uur). Deze inzet is exclusief de beleidsmatige taken van de handhavingsjurist; deze vallen buiten het bestek van het handhavingsbeleid.

7.4 Uitvoering toezicht en handhaving havenverordening

De medewerkers van de Havendienst hebben een beheer- en toezichtstaak die in tijd en uitvoering niet goed te onderscheiden zijn. Dit houdt dat zij surveilleren in het havengebied en een beheer- , toezichts-of handhavingstaak uitvoeren wanneer de situatie daarom vraagt.

In totaal is op jaarbasis 2.100 uur voor toezicht en handhaving beschikbaar. In deze uren worden zowel het toezicht op vergunningen als de controles op illegale activiteiten opgepakt.

7.5 Uitvoering toezicht en handhaving marktverordening

De marktmeester surveilleert tijdens het opzetten en afbreken van de markt alsmede tijdens de openingsuren van de markt.

In totaal is op jaarbasis 550 uur specifiek voor toezicht en handhaving beschikbaar.

7.6 Aandachtspunten en projecten

In deze paragraaf worden enkele aandachtspunten en projecten beschreven.

  • .

    Zwembad

    In 2014 wordt aandacht besteed aan de risico’s van corrosie van stalen (ophang)constructies en bevestigingsmiddelen in de overdekte zwembaden in Enkhuizen. Controles worden uitgevoerd door een externe partij, die tevens de controlefrequentie bepaalt. De afdeling Stedelijk Beheer heeft een regierol richting deze partij en de beheerders van de zwembaden. De gemeente wordt actief geïnformeerd. Aan deze werkwijze liggen afspraken ten grondslag.

  • .

    Legionella

    In 2014 wordt aandacht besteed aan de risico’s van legionella, met name in sanitaire voorzieningen in het havengebied, gemeentelijke sportgebouwen en het zwembad. Toezicht en handhaving wordt in het havengebied uitgevoerd door een tweetal externe partijen waaronder PWN. De afdeling Stedelijk Beheer heeft een regierol richting de twee partijen. De gemeente wordt als eigenaar van de diverse gebouwen actief gecontroleerd en geïnformeerd. Aan deze werkwijze liggen afspraken ten grondslag.

  • .

    KOMPAS

    Sinds medio 2009 wordt in oostelijk West-Friesland het project Kompas uitgevoerd. Dit is een bestuurlijk interventieproject rond huisvesting van arbeidsmigranten. De gemeenten Medemblik, Enkhuizen, Drechterland, Hoorn en Stede Broec trekken hierin samen op met partijen als Belastingdienst, UWV, Arbeidsinspectie, SVB, SIOD, RCF Noord-Holland en het Kenniscentrum Handhaving.

    September 2010 startte een interventieteam met controles bij verblijfslocaties voor arbeidsmigranten, waarvan het vermoeden bestaat dat daar illegaal wordt gehuisvest. Twee elementen zijn van belang: de huisvesting moet passen binnen de wettelijke kaders en arbeidsmigranten recht hebben op humane huisvesting. Naast handhaving op illegale huisvestingsvormen wordt ook gekeken naar zaken als verplichting tot registratie in het GBA, gemeentebelasting, onrechtmatig voeren van een buitenlands kenteken en re-integratie.

    De planning is dat het project wordt afgerond na de laatste controles in mei 2013. Eind 2013 zal (bestuurlijke) overwogen dienen te worden of dit project een vervolg krijgt en / of het uitvoeren van controles op huisvesting arbeidsmigranten ingebed zullen worden in de ambtelijke organisatie van Enkhuizen. In het uitvoeringsprogramma is hiermee rekening gehouden. Vanuit de regio bestaat de behoefte om controle op verblijfslocaties onder te brengen in de reguliere handhavingstaken. Dat betekent vooral dat op basis van signalering of het ‘piep’systeem (melding burger) actie wordt genomen.

  • .

    Illegaal gebruik: horeca en wonen in winkels en wonen op bedrijfsterreinen en in bedrijfspanden.

    In 2014 wordt aandacht besteed aan het illegaal gebruik van winkels, bedrijfsterreinen en bedrijfspanden. Dit is een structurele taak van de gemeente. Een deel van de uren beschikbaar voor gebiedstoezicht wordt hieraan besteed. Begin 2014 zal met de RO-medewerkers een beleidsrichting vastgesteld worden (wat wordt gehandhaafd en wat niet), op basis waarvan het gebiedstoezicht plaats kan vinden.

  • .

    Walkanten

    De problematiek van de walkanten is complex en omvangrijk. De gemeente kent circa 3 kilometer walkant en 600 verschillende eigenaren. De problematiek betreft enerzijds het planologisch gebruik, zoals de beschoeiingproblematiek in woonwijken, en anderzijds de opslag c.q. het parkeren van boten en auto’s op de walkanten. Om deze problematiek op duurzame en integrale wijze aan te pakken, zal dit in de periode 2014 projectmatig worden opgepakt. Begin 2014 zal een projectvoorstel inclusief capaciteitsbeslag worden opgesteld dat expliciet afgestemd zal worden met het college van B&W.

  • .

    Asbest

    Met de komst van het nieuwe Bouwbesluit in 2012 is voor het slopen van asbesthoudend materiaal een meldingsplicht ontstaan. Dit betekent voor de gemeente een meer complexe controletaak betreffende de opsporing van illegale sloop en illegale dumping van asbestmateriaal. Om de asbestproblematiek effectief aan te pakken is het belangrijk inzicht te hebben in de gehele asbeststroom. Hierbij is samenwerking tussen de handhavingspartners van essentieel belang. Door een duidelijk asbestbeleid te voeren en de pakkans te vergroten zal het naleefgedrag toenemen. Sinds 2012 werkt de Milieudienst West-Friesland met het Asbestvolgsysteem. Daarin participeren nu ook woningcorporaties. Met betrekking tot asbestsanering wordt er naar toegewerkt dat instanties en andere organisaties meer zelf oplossen, zonder impuls van andere organisaties, zoals de overheid. Echter dat heeft nog een weg te gaan.

    Met betrekking tot overtreders op dit terrein zal met asbestinterventieteams op provinciaal niveau worden gewerkt.

  • .

    Brandveiligheid zorginstellingen

    Eind 2011 is het rapport “Brandveiligheid van zorginstellingen” verschenen, dat is opgesteld door de samenwerkende rijksinspecties (onder verantwoordelijkheid van de VROM-Inspectie, in samenwerking met de Arbeidsinspectie, de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg). Dit rapport en de discussies daaromtrent hebben geleid tot een onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport bij alle gemeenten. Dit project is gestart in het voorjaar van 2012. Het is nog niet bekend wat de gevolgen van dit onderzoek zullen zijn; deze kunnen gevolgen hebben voor de toezicht en handhaving brandveiligheid bij zorginstellingen door de gemeente.

  • .

    Evenementen

    Gemeente Enkhuizen kent op dit moment geen integrale aanpak van vergunningverlening, toezicht en handhaving van evenementen. Om deze aanpak te bewerkstelligen wordt in 2013 integraal evenementenbeleid opgezet. Op basis van dit beleid zullen in 2013 afspraken gemaakt worden tussen alle betrokken interne en externe partijen. Doel van deze afspraken is het komen tot integrale, effectieve en efficiënte handhaving. Het taakveld OOV is hiervan de trekker.

7.7 Uitvoeringstaken Drank en Horeca

Drank en horeca

Met de komst van de nieuwe Drank- en horecawet in 2013 krijgt de gemeente diverse incidentele en structurele taken. Dit omvat onder andere het wijzigen van verordonnerende regels, het opstellen van beleid, het toezicht houden op horeca-inrichtingen, het uitvoeren van leeftijdscontroles, het op orde krijgen (voor zover nodig) van het vergunningenbestand, het implementeren van de bestuurlijke boete als handhavingsinstrument en de communicatie omtrent de nieuwe wetgeving. Daarbij is een integrale aanpak van vergunningverlening, toezicht en handhaving gewenst, waarbij mogelijk een regionale aanpak noodzakelijk is. Naar verwachting zullen de werkzaamheden eind 2013 aanvangen. Deze worden op projectmatige wijze opgepakt. De omvang van de structurele inzet zal bepaald worden op basis van nog te maken beleidsmatige keuzes. De raad wordt separaat een wijzigingsvoorstel daartoe van de (gewijzigde) Apv aangeboden.

Toelichting bij handhavingsmatrix Drank- en Horeca

De regionale ‘Werkgroep Wijziging Drank- en Horecawet’ heeft de consequenties van de veranderingen per 1 januari 2013 in kaart gebracht en is gekomen tot een voorstel met betrekking tot de thema’s die daarmee gepaard gaan. Een van die thema’s is de handhaving van de Drank- en Horecawet en de beleidsregels die daarop betrekking hebben. Daarvoor is een handhavingsmatrix opgesteld, waarbij de matrix van Den Helder en Texel als startpunt is genomen. Van belang is dat regionaal zoveel mogelijk hetzelfde beleid wordt gevoerd, zowel voor wat betreft de bepalingen in de verordening, als die van de handhavingsmatrix en andere horecathema’s. Uiteraard blijft iedere gemeente een eigen autonome bevoegdheid hierin houden.

Bestuurlijke boete, strafbaarstelling, bestuursdwang

In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2008/2009, 32 022) staat op pagina 51 vermeld dat aan de bestaande arrangementen niets verandert als het gaat om de afbakening tussen bestuursrechtelijke handhaving via bestuurlijke boeten en strafrechtelijke handhaving via de Wet op de economische delicten (WED). “Uitgangspunt is en blijft dat de handhaving van de DHW zal geschieden door het opleggen van bestuurlijke boeten.

Alleen indien de overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft of het door de wetsovertreder genoten economisch voordeel groter is dan de bestuurlijke boetes zal er behoefte kunnen zijn om de zaak voor te leggen aan het OM om via de WED af te doen: de WED voorziet namelijk in een breder arsenaal aan sancties, zoals hogere maxima voor boetes en de mogelijkheid tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Zolang dit duale stelsel bestaat heeft deze situatie zich nog geen enkele keer voorgedaan. We mogen constateren dat tot op heden het duale stelsel in het kader van de DHW probleemloos functioneert“, aldus de MvT.

In artikel 44 van de DHW is bepaald dat de Minister en de burgemeester bestuursdwang kunnen toepassen ter handhaving van de verplichting om een toezichthouder alle medewerking te verlenen bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden (artikel 5:20, eerste lid, van de Awb).

De grondslag voor het opleggen door de burgemeester van een bestuurlijke boete voor overtreding van onder meer op deze modelbepalingen gebaseerde bepalingen is artikel 44a van de DHW. Op grond van datzelfde artikel 44a kan de burgemeester ook voor overtreding van een aantal andere bepalingen uit de DHW een bestuurlijke boete opleggen.

Overtredingen van de betreffende voorschriften uit de APV zijn strafbaar als overtredingen op grond van artikel 2, vierde lid, juncto artikel 1, onder 4º, van de WED. De desbetreffende artikelen van de APV dienen dus niet in de opsomming van overtredingen in hoofdstuk 6 van de APV te worden opgenomen.

Overige uitgangspunten

Mede op grond van het hierboven vermelde, heeft de werkgroep ervoor gekozen de bestuurlijke boete als uitgangspunt in het handhavingstraject te nemen. In het besef dat de praktijk de toepassing daarvan (nog) niet altijd toelaat, heeft de werkgroep bij ieder artikel ook een alternatief aangeboden, veelal bestaande uit een last onder dwangsom.

De werkgroep adviseert verder voor een ‘getrapte‘ handhaving. Dat wil zeggen dat we in beginsel starten met een waarschuwing, daarna twee maal een boete opleggen en bij de vierde overtreding opschalen. Een en ander is afhankelijk van de aard van de overtreding. Sommige overtredingen rekenen we de ondernemer immers strenger aan.

De hoogte van de bestuurlijke boetes is in de matrix opgenomen (per categorie) en is gekoppeld aan de in het alternatief opgenomen last onder dwangsom. Verder is de wijze waarop bestuursdwang wordt toegepast mede afhankelijk van de eerder opgelegde boetes en de hoogte daarvan. Voorbeeld: wanneer een ondernemer al twee keer een bestuurlijke boete van categorie C heeft ontvangen, zal bij een volgende overtreding een zwaardere sanctie worden opgelegd dan wanneer hij eerst twee boetes van categorie A heeft ontvangen.

Omdat het overtredingen van de Drank- en Horecawet betreft, is bij de sanctionering zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de sanctiemogelijkheden die deze wet biedt. Dat betekent dat bij het toepassen van bestuursdwang in eerste instantie is gekozen voor het schorsen van de drank- en horecavergunning. Het (tijdelijk) intrekken van de exploitatievergunning is in sommige gevallen juridisch wel mogelijk, maar een zwaarder middel. Desalniettemin is het in enkele gemeenten gewoon een koppeling te maken met de overtreding van de Drank- en Horecawet en het intrekken van de exploitatievergunning, wanneer de aantasting van de openbare orde en veiligheid kan worden aangetoond.

De overtredingen van de horecaverordening zoals de werkgroep die heeft voorbereid, zijn in de matrix volgens het vaste stramien vertaald. Echter, er bestaat veel discussie over de afzonderlijke artikelen. Iedere gemeente zal daarin bestuurlijke keuzes moeten maken en dat geldt dientengevolge ook voor de handhavingsmatrix.

Leeswijzer:

Op dit document is altijd het Besluit bestuurlijke boete Drank- en horecawet van toepassing. Eventuele wijzigingen van dit besluit dienen dan ook verwerkt te worden in dit document. In het geval van een discrepantie tussen het sanctiemodel en het besluit, is het besluit te allen tijde leidend.

Het is mogelijk, gemotiveerd, van de aangegeven bestuursrechtelijke sancties af te wijken, niet zijnde de bestuurlijke boete.

In de meeste gevallen zijn tot slechts 5 opvolgende dan wel herhalende overtredingen omschreven. In het zeldzame geval dat er een 6e overtreding plaats vindt is het algemene advies de vergunning in te trekken.

Bij de bestuurlijke boetebedragen is een I en een II bedrag opgenomen. Het onder I genoemde bedrag geldt voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de dag waarop de overtreding is begaan minder dan vijftig werknemers telde. Het onder II genoemde bedrag geldt voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de dag waarop de overtreding is begaan meer dan vijftig werknemers telde.

De bestuurlijke boete wordt met maximaal 50% verhoogd indien aan de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend door Onze Minister een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van hetzelfde artikel van de Drank- en Horecawet en er nog geen twaalf maanden zijn verlopen sinds die eerdere bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

De bestuurlijke boete wordt met maximaal 100% verhoogd indien aan de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend door Onze Minister twee maal of vaker een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van hetzelfde artikel van de Drank- en Horecawet en er nog geen twaalf maanden zijn verlopen sinds de eerste van die bestuurlijke boetes onherroepelijk is geworden.

In de matrix worden diverse handhavingsmomenten benoemd. Uitganspunt is dat de volgende stap in het handhavingstraject wordt uitgevoerd wanneer de overtreding plaatsvindt binnen een jaar na de vorige overtreding.

7.8 Uitvoeringstaken regionale samenwerkingsverbanden

De gemeente Enkhuizen heeft een aantal van haar uitvoeringstaken in het kader van de Wabo belegd bij de regionale samenwerkingsverbanden Milieudienst West-Friesland en de Brandweer SED. In deze paragraaf wordt het uitvoeringsprogramma voor deze partijen op hoofdlijnen beschreven.

Milieudienst West-Friesland

De milieutaken worden door de Milieudienst West-Friesland uitgevoerd conform het jaarlijks op te stellen Handhavingsuitvoeringsprogramma Enkhuizen. Voor het jaar 2013 is dit reeds geldend. Eind dit jaar zal het uitvoeringsprogramma voor 2014 ter vaststellen worden aangeboden.

Brandweer SED

De Brandweer SED heeft prioriteiten gesteld voor het toezicht op gebruiksvergunningen en –meldingen. Dit heeft zij gedaan door het toewijzen van risicoklassen aan de verschillende gebruiksfuncties conform PREVAP (zie hoofdstuk 4). Daarnaast is per risicoklasse een controlefrequentie bepaald. Deze controlefrequentie wordt gehanteerd als een richtlijn.

De Brandweer SED heeft vanuit de beschikbare capaciteit voor brandpreventie voor de gemeenten Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland (in totaal 2,7 fte waarvan 0,9 fte voor Enkhuizen) uren gereserveerd voor inzet in de gemeente Enkhuizen voor toezicht en handhaving (0,3 fte). Deze uren worden besteed aan de vijf in hoofdstuk 3 beschreven taken: bouwen, brandveilig gebruik, evenementen, toezicht op verzoek en handhavingstoezicht.

Binnen de beschikbare capaciteit wordt door de Brandweer SED uren verdeeld over de taken, al naar gelang de gevraagde inzet door de gemeente. Een jaarlijkse planning is opgesteld conform PREVAP en is weergegeven in bijlage 8. Hierbij wordt rekening gehouden met 5 objecten met prioriteit 1; 75 objecten met prioriteit 2; 30 objecten met prioriteit 3 en geen objecten met prioriteit 4. Voor het uitvoeren van een controle van gebruiksvergunningen- en meldingen wordt uitgegaan van een tijdbesteding van 4,8 uur per controle.

Binnen de Brandweer SED wordt het project terugdringen nodeloze alarmeringen van brandmeldinstallaties uitgevoerd. Dit is bestuurlijk vastgelegd. De Brandweer SED besteedt hier ongeveer 1 uur per brandmeldinstallaties aan. Met de 40 aangesloten installaties betekent dit een inzet van 40 uur per jaar.

In totaal geeft de planning een benodigde capaciteit van circa 950 uur, hetgeen overeenkomt met circa 0,69 fte. Dit lijkt op het eerste gezicht een tekort van circa 0,39 fte. De brandweer SED heeft in de programmabegroting al aangegeven dat voor 2012 70% van de gebruiksvergunningen daadwerkelijk gecontroleerd kan worden. Het samenwerkingsverband SED is mede bedoeld om een efficiencyslag te maken. Om deze reden wordt het hierboven berekende tekort van 0,39 fte op dit moment niet aangegrepen om een discussie te voeren over toezichts- en handhavingscapaciteit bij de brandweer. Pas na het vernieuwen van het uitvoeringsbeleid van de brandweer en evaluatie van het samenwerkingsverband (2013) kan deze discussie op een goede manier plaatsvinden. Het toezicht wordt in samenwerking met de afdeling stedelijke Ontwikkeling uitgevoerd.

In het kader van controles gebruiksvergunningen en –meldingen wordt aangenomen dat per controle gemiddeld 1 uur juridische opvolging benodigd is. Met 120 controles betekent dit 120 uur juridische opvolging per jaar door de handhavingsjurist van de gemeente. Deze uren zijn verwerkt in paragraaf 7.2.

7.9 Uitvoeringsprogramma

In onderstaande tabel is het volledige uitvoeringsprogramma weergegeven voor de taken op grond van de Wabo, de APV en bijzondere wetten, de haven- en de marktverordening.

In deze tabel worden tevens de keuzes zichtbaar gemaakt voor additionele capaciteit.

Omschrijving

Toezichthouder

Jurist / beleidsmedewerker

Beschikbare capaciteit in fte’s

Gewenste capaciteit in fte’s

Verschil in fte’s

Toezicht Wabo exclusief brandveiligheid, aanleg, uitwegen en kappen houtopstand

x

1,0

1,56

0,56 -/-

Toezicht brandveiligheid

x

0,3

0,69

0,39 -/-

Toezicht aanleg, uitwegen en kappen houtopstand

x

Zie § 7.1

0,12

0

Handhaving Wabo inclusief brandveiligheid

x

0,44

2,05

1. 6 1 -/-

Toezicht en handhaving (strafrechtelijk)

APV en bijzondere wetten

x

2,53

2,53

0

Handhaving (bestuursrechtelijk) en

back-office APV en bijzondere wetten

x

0,44

0,44

0

Toezicht havenverordening

x

1,52

1,52

0

Toezicht marktverordening

x

0,44

0,44

0

Project walkanten

x

x

incidenteel / project

Toezicht Drank- en Horecawet

x

x

0,18

0,18

0

Met het uitvoeringsprogramma wordt op invulling gegeven aan de wens om op een bestuurlijk gewenst niveau adequaat toezicht en handhaving uit te voeren. Het is daarmee meer, dan het basisniveau (huidige formatie inclusief de extra toegekende formatie), maar zit niet op het maximaal ambitieniveau.

De aanvullende formatieplaats is toegevoegd aan de capaciteit voor toezicht en handhaving APV en bijzondere wetten. Dit leidt ertoe dat toezicht en handhaving ambitieuzer wordt, maar (nog) niet aansluit op de ambities en uitgangspunten zoals verwoord in het collegeakkoord en de prioriteiten zoals gesteld in deel A. Er zijn simpelweg onvoldoende middelen beschikbaar. Dit kan leiden tot risico’s voor de organisatie. Deze risico’s zijn verschillend van aard:

  • ·

    Politiek-bestuurlijke afbreuk / imagoschade kan ontstaan als ambities en beloftes van het bestuur niet worden waargemaakt.

  • ·

    In het geval van incidenten kan de gemeente aangesproken worden op haar taak toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving. Als de gemeente ten onrechte niet overgaat tot handhaving kan dit leiden tot civielrechtelijke aansprakelijkheid.

  • ·

    Er worden onvoldoende waarborgen geboden voor veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, milieu- en cultuurhistorische waarden en ruimtelijke kwaliteit. Risico’s die kunnen ontstaan omvatten bijvoorbeeld constructieve- en brandonveiligheid, gezondheidsschade door asbestincidenten, het verloren gaan van monumentale waarden en verloedering, verval en overlast in de fysieke woon- werk- en leefomgeving.

  • ·

    Het niet voldoende ingericht zijn van proactief en preventief toezicht en handhaving kan leiden tot een toenemend aantal klachten en meldingen, waarmee het piepsysteem zichzelf in stand houdt.

  • ·

    Het gevoel kan ontstaan dat de afdeling op dagelijkse basis ‘achter de feiten aan loopt’. Dit heeft invloed op de werksfeer en –motivatie van de medewerkers van de gemeente.

Met de extra toegekende formatieplaats zijn de hierboven beschreven risico’s teruggedrongen voor het onderdeel APV en bijzondere wetten, maar ze zullen voor het onderdeel Wabo in beeld blijven omdat het ambitieniveau op dit gebied ‘minimaal adequaat’ nu (nog) te ver weg is. Zoals reeds eerder aangegeven zal het capaciteitstekort naar verwachting niet verkleind worden door deze kwaliteitscriteria of een eventuele regionale samenwerking.

7.10 Alternatief uitvoeringsprogramma

In het uitvoeringsprogramma is, ondanks de extra formatieplaats, een tekort geconstateerd voor zowel het toezicht op Wabo-taken (0,56 fte) als de handhaving bij Wabo-taken (1,61 fte). Dit betekent simpelweg dat (nog) niet alle handhavingstaken worden uitgevoerd. Conclusie is dat toezicht en handhaving op een niet adequaat niveau plaatsvindt.

In deze paragraaf wordt deze situatie nader geconcretiseerd. In deze uitwerking wordt beschreven welke keuzes gemaakt worden wanneer dit handhavingsprogramma op basis van de bestaande capaciteit wordt ingevuld. Bij deze keuzes worden dezelfde uitgangspunten voor de kwaliteit van uitvoering (werkwijze) en kengetallen aangehouden; voortzetting van de bestaande ad hoc werkwijze is ongewenst.

De in de vorige paragraaf genoemde risico’s komen bij dit alternatief uitvoeringsprogramma duidelijk in beeld. Er worden onvoldoende waarborgen geboden voor veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, milieu- en cultuurhistorische waarden en ruimtelijke kwaliteit. Juridisch gezien loopt de gemeente het risico op klachten van bewoners en bedrijven over rechtsgelijkheid en geloofwaardigheid en op aansprakelijkheid wanneer ten onrechte niet gehandhaafd wordt. Bestuurlijk gezien kan de gemeente imago- en financiële schade oplopen.

Toezicht

Vergunning gebonden toezicht bij bouw

Bij de huidige formatie zal bij slechts 50% van het aantal toezichtmomenten daadwerkelijk geïnspecteerd kunnen worden. De keuze die per toezichttraject voor de toezichtmomenten gemaakt zal worden is gebaseerd op de gestelde prioriteiten: 1) veiligheid en 2) kwaliteit in de binnenstad. Voorbeelden zijn bouwactiviteiten die direct met de constructie te maken hebben (fundering, wapening, heien) en activiteiten die zich in het beschermd stads- en dorpsgezicht afspelen. De inzet voor vergunninggebonden toezicht bij monumenten blijft hetzelfde.

In onderstaande tabel zijn de aangepaste kengetallen zijn in rood aangegeven (voor vergelijking: zie de tabel in paragraaf 7.2.1.

Toezichtprotocol

Functie

Bouwsom in €

Schatting aantal per jaar

Uren vooroverleg

Aantal inspecties (50%)

Uren per vergunning

Benodigde uren

Wonen

< 100.000

100

0,5

1

4,5

250

100.000-1.000.000

35

0,5

4

16,5

297,5

> 1.000.000

0

0

15

60

0

Publiek

< 100.000

0

0,5

1

4,5

0

100.000-1.000.000

2

0,5

4

16,5

17

> 1.000.000

2

0

15

60

60

Bedrijf

< 100.000

25

0,5

1

4,5

62,5

100.000-1.000.000

3

0,5

4

16,5

25,5

> 1.000.000

0

0

15

60

0

Overig

< 100.000

2

0

1

4

4

Totaal

717

Gebiedstoezicht

Naast dat er geen structureel gebiedstoezicht plaatsvindt, zal er ook geen gebiedstoezicht plaatsvinden conform de beschreven aanpak ‘Zicht op de stad’. Alleen constateringen van illegale situaties waarbij veiligheidsrisico’s kunnen optreden (directe gevaarstelling) zullen gerapporteerd en opgevolgd worden binnen de beschikbare capaciteit voor onvoorziene zaken.

Totaal toezicht Wabo

De benodigde tijd in uren voor de toezichtstaken op grond van de Wabo zijn weergegeven in onderstaande tabel. De aangepaste kengetallen zijn in rood aangegeven (voor vergelijking: zie de tabel in paragraaf 7.2.3.

Taak

Aantal uur per jaar

(alternatief)

Bouw

717

Sloop

91

Toezicht na afloop tijdelijke bouw/gebruik

6

Monumenten

55

Reclame

66

Overige Wabo-vergunningen

160

Overige Wabo-taken

148

Ad hoc werkzaamheden (22%)

298

Totaal

1.380

Met het alternatieve uitvoeringsprogramma bedraagtde benodigde capaciteit voor de bouwinspecteur 1.380 uur, hetgeen overeenkomt met 1,0 fte.

7.10.1 Juridische afhandeling

Vergunning gebonden toezicht monumenten

Bij de overtredingen geconstateerd tijdens het toezicht op de bouw zal slechts 50% daadwerkelijk juridisch opgevolgd worden; bij de overige overtredingen zal getracht worden om wederom via minnelijk overleg de situatie te legaliseren of wordt de overtreding gewraakt. Deze werkwijze zal mogelijk kunnen leiden tot gedoogsituaties.

Gebiedstoezicht

Door het geheel ontbreken van gebiedstoezicht zal door de jurist géén tijd besteed worden aan eventuele illegale situaties die tijdens het gebiedstoezicht geconstateerd hadden kunnen worden. Er wordt alleen gereageerd op handhavingsverzoeken en –meldingen (piepsysteem).

Onvoorzien

Het niet voldoende ingericht zijn van proactief en preventief toezicht en handhaving kan leiden tot een toenemend aantal klachten en meldingen. Deze zal voornamelijk gevolgen hebben voor de tijdbesteding van de jurist. Immers, de gemeente kent een beginselplicht tot handhaving en passief gedogen moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Om deze reden wordt 40% (in plaats van 20%) van de capaciteit van de handhavingsjurist gereserveerd voor het uitvoeren van ad hoc werkzaamheden. Dit alternatief u itvoeringsprogramma betekent evenwel een afname van circa 390 uur per jaar voor onvoorziene zaken (175 in plaats van 567 uur). Meer ruimte is binnen de beschikbare capaciteit niet beschikbaar. Dit betekent dat meer overtredingen gewraakt zullen worden: niet alleen overtredingen zonder prioriteit (0) maar wellicht ook overtredingen met lage (1) of gemiddelde (2) prioriteit.

Totaal handhaving Wabo

De benodigde tijd in uren voor de handhaving op grond van de Wabo zijn weergegeven in onderstaande tabel. De aangepaste kengetallen zijn in rood aangegeven (voor vergelijking: zie de tabel in paragraaf 7.2.4. op pagina 60).

Taak

Aantal

Aantal uur

Gebiedstoezicht

45

0

Vergunninggebonden toezicht Wabo

28

210

Project Kompas

n.v.t.

108

Vergunninggebonden toezicht brandveilig gebruik

120

120

Ad hoc werkzaamheden (40%)

175

Totaal

613

Met het alternatieve uitvoeringsprogramma bedraagtde benodigde capaciteit voor de handhavingsjurist 613 uur, hetgeen overeenkomt met circa 0.44 fte. Vooralsnog zijn de juridische werkzaamheden in het kader van de drank en horeca onder de Ad hoc werkzaamheden geplaatst, omdat niet inzichtelijk is wat de bestuursrechtelijke handhaving aan juridisch capaciteit vraagt.

8. Uitvoering, evaluatie en bijstelling

8.1 Werkprocessen

Gemeente Enkhuizen beschikt nagenoeg niet over vastgelegde werkprocessen en werkafspraken. Eind 2013 zullen deze processen en afspraken middels een implementatieplan opgesteld en vastgelegd worden. Het management zal dat plan vaststellen.

8.2 Monitoring, evaluatie en bijstelling

De afdelingshoofden van de afdelingen Stedelijke Ontwikkeling en Stedelijk Beheer houden toezicht op een goede voortgang van de toezichts- en handhavingszaken en een juiste uitvoering van de werkprocessen en afspraken met interne en externe ketenpartners. Daarnaast houden zij toezicht op de uitvoering van de zaken conform het Integrale Handhavingsbeleid. Waar nodig sturen zij bij. Een goede invulling van de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken medewerkers (toezichthouders, juristen, beleidsmedewerkers, etc.) is hierbij een essentiële randvoorwaarde. Zelfsturing al dan niet in teamverband is een belangrijk principe.

Elke maand vinden gesprekken plaats tussen de portefeuillehouders en de afdelingshoofden en de handhavingsjurist over de integrale voortgang. Daarnaast wordt jaarlijks, conform de wettelijke eisen in het Bor, gerapporteerd aan het bestuur over de behaalde resultaten op het gebied van toezicht en handhaving.

8.3 Registratiesysteem

De gemeente werkt met verschillende registratiesystemen.

  • ·

    Voor de Wabo-taken wordt gewerkt met het systeem BWT4all. Daarmee kan een directe link gelegd worden met de omgevingsvergunningen, die in hetzelfde workflowsysteem geregistreerd worden.

  • ·

    De Boa’s vervullen hun handhavende taak hoofdzakelijk met behulp van een Personal Digital Assistant (PDA). Deze apparaten worden dagelijks gesynchroniseerd vanuit speciale software. Tegelijkertijd worden de in de PDA ingevoerde gegevens in het systeem opgenomen. Dit vergt een goed en punctueel onderhoud van het systeem. Hiertoe is een contract afgesloten met de leverancier van de PDA’s. Momenteel zijn de PDA’s aangesloten op een GPS systeem, waardoor de plaats van de overtreding automatisch wordt aangegeven. Ook kan via een scan van het kenteken de kleur en het merk van een voertuig worden gecontroleerd. Uitbreiding van de mogelijkheden van de PDA’s is mogelijk; hiertoe zal in de toekomst een nadere functionele en financiële afweging gemaakt dienen te worden.

  • ·

    De gemeente werkt voor de haven-gerelateerde taken met Microsoft Excel en een pakket van Exact.

  • ·

    De gemeente werkt voor de markt-gerelateerde taken met Microsoft Excel en Word.

Elke medewerker is verantwoordelijk voor het juiste gebruik van de relevante registratiesystemen.

8.4 Regionale samenwerkingsverbanden

Milieudienst West-Friesland

De handhaving door de Milieudienst West-Friesland wordt uitgevoerd conform het jaarlijks op te stellen Handhavingsuitvoeringsprogramma Enkhuizen. Daarnaast zijn afspraken vastgelegd in de nota ‘Probleemanalyse en prioriteitstelling voor de milieudienstgemeenten West-Friesland’ uit 2007. Met de komst van een eventuele RUD zullen afspraken waar nodig uitgebreid en / of bijgesteld dienen te worden.

Brandweer SED

Met de samenwerking tussen de brandweer van Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland zijn werk-afspraken met de drie gemeenten gemaakt. Deze afspraken zijn integraal opgenomen in bijlage 9 .

8.5 Afspraken met overige ketenpartners

Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Zowel de gemeente als de Brandweer SED heeft met de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord maatlatten afgesproken waarboven de gemeente advies kan aanvragen bij de Veiligheidsregio. Dit is op gebied van nieuwbouw en bestaande bouw. De gemeente maakt graag gebruik van deze specialistische kennis. Daarnaast heeft de regio een verplichte advisering richting bevoegd gezag op het gebied van (voorkomen van) branden, rampen en crises.

Provincie Noord-Holland

In het kader van de inwerkingtreding van de Wabo heeft de Provincie Noord-Holland afspraken gemaakt met de gemeente Enkhuizen. Deze afspraken betreffen de situatie dat de provincie bevoegd gezag of adviseur is voor activiteiten binnen de gemeentegrenzen. In de periode 2013-2014 zullen de afspraken jaarlijks geëvalueerd en waar nodig bijgesteld worden. Met de ontwikkeling van een RUD zullen de afspraken heroverwogen dienen te worden (zie paragraaf 2.3).

Rijksoverheid

In het kader van de inwerkingtreding van de Wabo heeft het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap eenzijdige procesafspraken opgesteld voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze afspraken betreffen voornamelijk activiteiten bij mijnbouwinrichtingen en monumenten. De afspraken zijn bekend gemaakt op de website van de rijksoverheid.

Bijlage 1 Bestuurlijke wensen

Bijlage 1: Bestuurlijke wensen Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 2 Wet- en regelgeving

Bijlage 2: Wet- en regelgeving Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 3 Toezichts- en handhavingstaken

Bijlage 3: Toezichts- en handhavingstaken Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 4 Sanctietabel Drank en Horeca

Bijlage 4: Sanctietabel Drank en Horeca Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 5 Sanctiestrategie Wabo

Bijlage 5: Sanctiestrategie Wbao Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 6 Sanctiestrategie APV en overige wetten

Bijlage 6: Sanctiestrategie APV en overige wetten Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 7 Prioriteitstelling en controleplan brandveiligheid

Bijlage 7: Prioriteitstelling en controleplan brandveiligheid Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 8 Toezichtsprotocol Wabo

Bijlage 8: Toezichtsprotocol Wabo Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 9 Programmering Brandweer SED

Bijlage 9: Programmering Brandweer SED Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen

Bijlage 10 Werkafspraken Brandweer SED

Bijlage 10: Werkafspraken Brandweer SED Integraal handhavingsbeleid gemeente Enkhuizen


Noot
1

In 2007 en 2008 is een handhavingsnota OOV opgesteld, waarin alleen de taken gerelateerd aan de APV en bijzondere wetten zijn vastgesteld.

Noot
2

Rioolwerkzaamheden en het toezicht hierop is niet meegenomen in dit beleidsplan; dit zijn Wabo-taken. Deze taken betreffen een privaatrechtelijke aangelegenheid.

Noot
3

Definitie naleefgedrag van de provincie Noord-Holland

Noot
4

In het Uitvoeringsprogramma is de capaciteit een kwanitatieve en geen kwalitatieve aanduiding.

Noot
5

Deze komen gedeelteijk overeen met de prioriteiten genoemd in de Handhavingsnota uit 2008.