Notitie Beleidsregels gehandicaptenparkeren

Geldend van 01-06-2005 t/m heden

Intitulé

NOTITIE BELEIDSREGELS GEHANDICAPTENPARKEREN

INLEIDING

Wij ontvangen geregeld aanvragen voor het aanwijzen van een parkeerplaats ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen van mensen met een fysieke handicap. Voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerplaats is bezit van een gehandicaptenparkeerkaart vrijwel altijd een voorwaarde. Daarom wordt in deze notitie eerst ingegaan op gehandicaptenparkeerkaarten en daarna op gehandicaptenparkeerplaatsen.

GEHANDICAPTENPARKEERKAARTEN

Gemeenten kunnen geen eigen beleid voeren met betrekking tot gehandicaptenparkeerkaarten. De regels over het verstrekken van gehandicaptenparkeerkaarten zijn opgenomen in het Besluit administratieve

bepalingen inzake het wegverkeer (BABW), het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

Aan een gehandicapte die zich niet of nauwelijks te voet kan voortbewegen kan door de gemeenteraad -of krachtens delegatiebesluit - door burgemeester en wethouders van de gemeente waar deze persoon staat ingeschreven een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt. Zo’n kaart is in principe voor een periode van vijf jaar geldig, tenzij duidelijk is dat de handicap korter zal duren dan vijf jaar.

In de Regeling gehandicaptenparkeerkaart wordt bepaald wie voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking kan komen en welke procedure hiervoor moet worden gevolgd.

Iemand kan voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen wanneer er sprake is van een invaliditeit met een permanent of progressief karakter, waardoor deze persoon zich zonder hulpmiddel en zonder hulp van een ander redelijkerwijs niet over een bepaalde afstand te voet kan voortbewegen.

Een geneeskundig onderzoek vormt een essentieel onderdeel van de procedure.

De gehandicaptenparkeerkaart wordt na vijf jaar automatisch verlengd indien er sprake is van invaliditeit met een permanent of progressief karakter. Indien er nog kans bestaat op verbetering en een kaart voor één of twee jaar is verstrekt, dan wordt opnieuw een medisch advies aangevraagd.

Onderscheid wordt gemaakt tussen een bestuurderskaart en een passagierskaart.

In het algemeen komt voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking:

  • -

    een bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen of van een brommobiel die zich ten gevolge van een gebrek redelijkerwijs niet over een langere afstand dan 100 meter te voet kan voortbewegen (op de kaart wordt de letter B vermeld) en

  • -

    voor een passagierskaart een passagier van een motorvoertuig op meer dan twee wielen of van een brommobiel die zich ten gevolge van een gebrek redelijkerwijs niet over een langere afstand dan 100 meter te voet kan voortbewegen en die voor vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van een ander. Op de kaart wordt de letter P vermeld. Tevens is een combinatie mogelijk. Op de kaart worden dan de letters B en P vermeld.

Daarnaast kunnen personen die permanent rolstoelgebonden zijn een kaart krijgen of personen die andere aantoonbare ernstige beperkingen hebben (anders dan loopbeperkingen). Tenslotte kan ook een kaart worden verstrekt aan het bestuur van een instelling (verpleegtehuis e.d.) ten behoeve van het personeel belast met het vervoer van bewoners.

Afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten vindt plaats door de afdeling Burgerzaken.

GEHANDICAPTENPARKEERPLAATSEN

Er bestaan twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen: individuele en algemene. Individuele zijn bestemd voor één bepaald voertuig en algemene zijn bestemd voor voertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurders- of passagierskaart. De aanwijzing van beide soorten parkeerplaatsen gebeurt krachtens een verkeersbesluit, zoals bedoeld in artikel 12 BABW.

Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Er zijn regels gesteld over het aanwijzen van individuele parkeerplaatsen. Gemeenten zijn vrij om zelf beleid te bepalen over hoe zij omgaan met verzoeken tot aanwijzing van zo’n gehandicaptenparkeerplaats.

In onze gemeente krijgt in principe elke persoon die in het bezit is van een bestuurderskaart op aanvraag een gehandicaptenparkeerplaats bij de woning, behalve als de verkeerssituatie dat niet toelaat.

In die gevallen wordt een andere oplossing gezocht. Wij willen in ieder geval afstappen van de regel “een bestuurderskaart geeft automatisch een plaats” o.a. om te voorkomen dat verkeerstechnische problemen ontstaan.

Bij het bepalen van beleid met betrekking tot aanwijzing van een gehandicaptenparkeerplaats ligt het voor de hand te kijken naar:

  • -

    de parkeerdruk in de directe omgeving van de locatie waar de individuele parkeerplaats zou moeten worden gerealiseerd;

  • -

    de mogelijkheid voor de aanvrager om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien, bijvoorbeeld op eigen terrein, in een garage e.d.;

  • -

    de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer die wellicht in het geding kunnen zijn;

  • -

    het al dan niet beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen een bestuurderskaart en een passagierskaart. De urgentie bij een passagierskaart is lager, omdat de chauffeur zijn voertuig kan voorrijden voor het laten in- en uitstappen van zijn gehandicapte passagier.

De parkeerdruk in de directe omgeving is slechts een bijkomend argument om wel of geen parkeerplaats toe te wijzen. Is de parkeerdruk laag, dan zal een gehandicaptenparkeerplaats geen probleem opleveren omdat er genoeg parkeerruimte aanwezig is. Is de parkeerdruk hoog, dan is het voor een

gehandicapte juist noodzakelijk dat er een parkeerplaats dicht bij de woning wordt gereserveerd. Hierbij zal dus heel goed naar alternatieven moeten worden gekeken.

Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat het beschikken over een gehandicaptenparkeerkaart op zich geen voorwaarde is om tot aanwijzing van een individuele parkeerplaats over te gaan. Dit geldt bijvoorbeeld

in de volgende gevallen:

  • A.

    iemand is in het bezit van een kaart, maar

    • 1.

      krijgt géén plaats omdat het een passagierskaart is én er geen andere dringende redenen zijn de plaats toe te kennen;

    • 2.

      de verkeersveiligheid laat het absoluut niet toe en in de directe omgeving is geen andere geschikte locatie voorhanden;

  • B.

    iemand is niet in het bezit van een kaart, maar krijgt wel een plaats. Dit geldt voor iemand die wel in staat 100 meter te voet te overbruggen, maar geen 300 meter. Als er vanwege de grote parkeerdruk binnen die straal van 300 meter doorgaans géén parkeergelegenheid voor die persoon is, dan zou een individuele gehandicaptenparkeerplaats kunnen worden aangewezen.

Op grond van het bepaalde in artikel 29 BABW kunnen gemeenten kosten die voortvloeien uit de plaatsing van het verkeersbord waarmee een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven (bord E6 uit bijlage 1 van het RVV 1990) verhalen op degene ten behoeve van wie het bord is geplaatst.

Indien het gebruik van een (eigen) auto voor een gehandicapte medisch noodzakelijk is, kan de gemeente de kosten die verband houden met het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats vergoeden in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten. In de praktijk vindt alleen toewijzing

plaats uit medische noodzaak en vindt vergoeding vanuit het WVG-budget plaats.

Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

Ook voor de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen geldt, dat gemeenten hierin volledig autonoom handelen. Dit soort parkeerplaatsen wordt doorgaans gerealiseerd bij winkelcentra, ziekenhuizen, gemeentehuizen,

bibliotheken en vele andere instellingen waar regelmatig gehandicapte personen komen.

Bij het aanwijzen van deze categorie gehandicaptenparkeerplaatsen zijn geen problemen.

CONCLUSIE

Ten aanzien van de uitgifte van gehandicaptenparkeerkaarten zijn er geen problemen. Het beleid is door het rijk vastgesteld. Bij afgifte worden uit sociaal oogpunt geen legeskosten in rekening gebracht.

Er zijn eveneens geen problemen bij de realisatie van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. Bovendien komt deze laatste categorie zelden voor omdat deze plaatsen veelal bij de aanleg van terreinen wordt meegenomen.

Ten aanzien van de aanwijzing van individuele parkeerplaatsen is, om de wildgroei tegen te gaan, een verandering in beleid noodzakelijk.

Gelet op het vorenstaande zullen wij per 1 juni 2005 de navolgende regels hanteren bij het aanwijzen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen:

  • 1.

    een aanvraag dient schriftelijk te worden ingediend (door een aanvraagformulier);

  • 2.

    blijkt dat iemand op eigen terrein ruimte heeft om een parkeerplaats te realiseren, dan wordt geen plaats op de openbare weg aangewezen;

  • 3.

    de aanwezigheid van een garage wordt als parkeerplaats gezien ook al wordt deze voor andere doeleinden gebruikt, behalve als de garage een breedte heeft die minder is dan 3,50 meter (uitsluitend voor bestuurders);

  • 4.

    een gehandicaptenparkeerplaats wordt in eerste instantie gerealiseerd op een bestaande parkeerplaats. Is de afstand hiertoe te groot (langer dan 100 meter), dan wordt gekeken of een parkeerplaats dichter bij de woning kan worden gecreëerd. Hierbij geldt de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer als toets waar een plaats wordt aangewezen;

  • 5.

    alleen aan personen die houder zijn van een bestuurderskaart wordt een individuele parkeerplaats aangewezen. Slechts in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken;

  • 6.

    in bijzondere gevallen (bijvoorbeeld als iemand geen kaart heeft) wordt advies gevraagd aan de Gewestelijke Gezondheidsdienst over de noodzaak van het al dan niet aanwijzen van een plaats;

  • 7.

    voor iedere aanwijzing wordt een verkeersbesluit genomen ex artikel 12 BABW; (het nemen van verkeersbesluiten is door ons college gemandateerd . Deze lijn kan ook hier gevolgd worden, behalve wanneer punt 6 van toepassing is);

  • 8.

    voor het plaatsen van een bord worden geen kosten in rekening gebracht, met uitzondering van de bijdrage voor het onderbord met het kenteken;

  • 9.

    bij verhuizing binnen de gemeente dient een nieuwe aanvraag te worden gedaan en zal de situatie opnieuw worden bezien;

  • 10.

    deze regels treden op 1 juni 2005 in werking.

Deze notitie kan worden aangehaald als de “Notitie Beleidsregels Gehandicaptenparkeren” en is bekend gemaakt door publicatie op de gemeentelijke voorlichtingspagina van het weekblad De Drom op 11 mei 2005.

Ondertekening

Enkhuizen, 26 april 2005.
Burgemeester en wethouders van E n k h u i z e n
De secretaris, De burgemeester,
(mw. H. Raasing) (J.G.A. Baas)