Beleidsregel ondersteunende horeca in detailhandel

Geldend van 23-12-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel ondersteunende horeca in detailhandel

Artikel 1.

In een winkel mag, bij de vraag om een omgevingsvergunning voor een gebruiksactiviteit in strijd met het bestemmingsplan, maximaal 6 vierkante meter worden gebruikt voor ondersteunende horeca. Onder ondersteunende horeca wordt verstaan het bieden van ruimte die met (sta-)tafels en/of zitgelegenheid gebruikt mag worden voor de consumptie van (alcoholvrije) dranken en/of etenswaren. Dit alles onder de voorwaarden dat:

  • ·

    de horecafunctie ten dienste staat van, en ondergeschikt is aan de detailhandelsfunctie;

  • ·

    het schenken van alcoholhoudende dranken niet is toegestaan;

  • ·

    loketverkoop direct in de (voor)gevel niet is toegestaan;

  • ·

    de exploitatie van een terras niet is toegestaan;

Artikel 2.

De beleidsregel kan worden toegepast

  • ·

    op panden waarvan de planologische bestemming een zelfstandige vorm van detailhandel toelaat of op panden die met een planologische vrijstelling of ontheffing gebruikt mogen worden als zelfstandige detailhandel

  • ·

    én waar daadwerkelijk detailhandel plaatsvindt.

Nota-toelichting

TOELICHTING

 

Aanleiding tot wijziging van het beleid

In maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen de notitie ‘Ondersteunende horeca in detailhandel’ opgesteld. De wens voor een dergelijk beleid kwam in eerste instantie voort uit het gegeven dat in enkele viswinkels alcohol werd geschonken. Dat bracht tegelijkertijd de vraag met zich mee, hoe om te gaan met andere vormen van horeca (zijnde het ter plaatse nuttigen van dranken en/of etenswaren) in winkels, zoals bijvoorbeeld bij de warme bakker. De notitie is op 19 april en 24 mei 2005 door de commissie Grondgebied besproken. De commissie kon zich vinden in het beleid dat in de notitie was verwoord. Het beleid is in de notitie als volgt toegelicht en geformuleerd:

 

“Voorstel voor een regeling

Onze insteek in deze beleidsdiscussie is, dat wij vinden dat een beperkte overlap van horeca en detailhandel mogelijk moet zijn. Die overlap kan bijvoorbeeld een goede bijdrage zijn aan de aantrekkelijkheid van het winkelen in de binnenstad, dat in toenemende mate ook een recreatieve component kent. Maar de overlap moet wel zodanig beperkt zijn, dat niet een semi-horeca gebruik in de winkel gaat ontstaan of anders gezegd: dat het doel om de winkel te bezoeken primair komt te liggen in het nuttigen van dranken en etenswaren.

 

Wij stellen voor, toe te staan dat de gronden en gebouwen die gebruikt mogen worden voor detailhandel, tevens mogen worden gebruikt in combinatie met een ondersteunende horecafunctie, voor zover ten dienste van en onderschikt aan de detailhandelsfunctie.

 

In een winkel mag maximaal 10% van de verkoopvloeroppervlakte worden gebruikt voor ondersteunende horeca, en sowieso met een maximum van 25 m2. In een winkel die geheel of vrijwel uitsluitende gericht is op de verkoop van levenmiddelen en/of etenswaren die voor consumptie gereed zijn mag, in afwijking van het voorgaande, een ondersteunende horecafunctie worden gevestigd, tot een maximum van 30% van de verkoopvloeroppervlakte en in elk geval met een maximum van 30 m2. Dit alles onder de voorwaarden dat:

  • -

    de horecafunctie ten dienste staat van, en ondergeschikt is aan de detailhandelsfunctie;

  • -

    het schenken van alcoholhoudende dranken niet is toegestaan;

  • -

    loketverkoop direct in de (voor)gevel niet is toegestaan;

  • -

    de exploitatie van een terras niet is toegestaan.”

 

 

Een beperkte overlap van horeca en detailhandel moet mogelijk zijn. Die overlap kan bijvoorbeeld een goede bijdrage zijn aan de aantrekkelijkheid van het winkelen in de binnenstad, dat in toenemende mate ook een recreatieve component kent. Maar de overlap moet wel zodanig beperkt zijn, dat niet een semi-horeca gebruik in de winkels gaat ontstaan, dan wel dat feitelijk sprake is van een zelfstandig horeca gebruik, of anders gezegd: dat het doel om de winkel te bezoeken primair komt te liggen in het ter plekke nuttigen van dranken en etenswaren.

 

Ten tijde van de totstandkoming van het beleid voor ondersteunende horeca, werd een situatie waarin een winkel vrijwel uitsluitend is gericht op de verkoop van voor directe consumptie bestemde etenswaren (producten die heet gegeten moeten worden) niet voorzien. Dat blijkt ook uit de diverse voorbeelden die de beleidsnotitie uit 2005 zijn genoemd. Bedoeld werd om een duidelijk beperkte en ondergeschikte vorm van het nuttigen van dranken en/of etenswaren in een winkel mogelijk te maken. Aan de detailhandel moet volgens de notitie “een reële invulling worden gegeven”.

 

Basis van de toepassing van de beleidsregel

Het college van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor gebruiksactiviteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Dit staat vermeld in artikel 2.1, lid 1 onder c en artikel 2.12, lid 1 onder a.2 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht en Bijlage II artikel 4 Besluit Omgevingsrecht. Met een omgevingsvergunning voor deze gebruiksactiviteit mogen, bij toepassing van het beleid, gebouwen die gebruikt kunnen worden voor detailhandel (winkels), tevens worden gebruikt in combinatie met een ondersteunende horecafunctie, voor zover dit ten dienste staat van en onderschikt is aan de detailhandelsfunctie.

 

Het begrip “ondergeschikt” kan op diverse manieren worden uitgelegd, bijvoorbeeld door te kijken naar het aandeel van de horeca in het genereren van inkomsten voor het bedrijf. Dat is echter niet goed te controleren. Handhaafbaar vinden wij alleen een fysiek zichtbare ondergeschiktheid, tot uitdrukking gebracht in de oppervlakte die de horecafunctie in de winkel inneemt. Daarnaast zal nooit sprake mogen zijn van het voor gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholhoudende dranken. Immers: dat is opgenomen in het begrip “ondersteunende horeca” én het is strijdig met de Drank- en horecawet.

 

Het begrip “ten dienste van” de hoofdfunctie betekent dat aan de detailhandel een reële invulling moet worden gegeven. In een winkel die leeg staat of waar geen voortgaande bedrijfsmatige verkoop plaatsvindt, kan dan ook geen drank en eten worden geserveerd.

 

Nadere toelichting

In de nieuwe bestemmingsplannen wordt naar verwachting een verbod opgenomen tot verkoop vanuit een loket, die in de voor- of zijgevel van een winkel is aangebracht. Dit verbod hebben wij hier herhaald om een combinatie van horeca en loketverkoop te voorkomen. Ook vinden wij dat de ondersteunende horeca niet moet plaatsvinden op een terras voor de winkel. Terrassen zijn naar ons oordeel voorbehouden aan horecabedrijven.

 

Uiteindelijk dient dit beleid, al dan niet verder aangevuld of aangepast, in de regels van het bestemmingsplan te worden opgenomen. In het kader van de bestemmingsplanherziening zal het horeca- en detailhandelsbeleid dus opnieuw ter discussie voorliggen.

 

Het beleid beoogt niet meer dan het bieden van een extra service aan het winkelende publiek en, zoals hierboven al is aangegeven, voorkomen moet worden dat het publiek naar de winkel komt met het oog op het ter plaatste nuttigen van dranken/etenswaren. De ruimte die in een winkel geschikt wordt gemaakt voor ondergeschikte horeca is bovendien niet bedoeld als ‘verdienend oppervlak’ (daar waar genuttigd wordt en dus het geld verdient wordt), zoals leeft in de horecawereld. Om, ook in ruimtelijk opzicht, van een winkel te kunnen blijven spreken moet het verdienen evident in de verkoop van producten zijn gelegen, die niet ter plaatste worden genuttigd.

 

 

Handhaving

De hier voorgestelde regeling vraagt erom, dat toezicht gehouden wordt op de omvang (oppervlakte) van het horecagebruik in winkels en dat toezicht gehouden wordt op het verbod op het schenken van alcoholhoudende drank. Zonder toezicht daarop bestaat de kans dat een winkel zich ontwikkelt in de richting van een zelfstandig horecabedrijf, wat niet wenselijk is.