Regeling vervallen per 15-04-2017

Verordening voorrangsbeleid plaatsingsvolgorde Wsw

Geldend van 01-07-2008 t/m 14-04-2017

Intitulé

Verordening voorrangsbeleid plaatsingsvolgorde Wsw

De raad van de gemeente Enschede;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 april 2008,

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 12, tweede lid van de Wet sociale werkvoorziening;

besluit:

vast te stellen de volgende

Verordening voorrangsbeleid plaatsingsvolgorde Wsw

Gemeenteblad van Enschede

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    geïndiceerde: de ingezetene van de gemeente Enschede, die ingevolge de Wet sociale werkvoorziening geïndiceerd is;

  • b.

    voorstroomtraject DCW: het traject, dat onmiddellijk vooraf gaat aan plaatsing in de sociale werkvoorziening en gericht is op het verkrijgen, behouden en verbeteren van sociale en arbeidsvaardigheden en dat door de DCW wordt aangeboden aan geïndiceerden, die gelet op hun plaats op de wachtlijst en de ruimte voor instroom daarvoor in aanmerking komen;

  • c.

    jaargroep: de groep geïndiceerden, die in een bepaald jaar gelet op de datum van hun indicatiebeschikking en de ruimte voor instroom voor plaatsing in aanmerking komen;

  • d.

    DCW: Dienst voor de Complementaire Werkgelegenheid;

  • e.

    Wsw: Wet sociale werkvoorziening

  • f.

    raad: de gemeenteraad van Enschede.

Artikel 2 Plaatsingsvolgorde

  • 1. De volgende personen gaan bij plaatsing vanaf de wachtlijst voor op degenen, die niet aan deze criteria voldoen:

    • a.

      de geïndiceerden, die gezien hun plaatsingspositie op de wachtlijst nog niet voor plaatsing in aanmerking komen, maar voor wie door eigen initiatief al wel een werkgever in het kader van begeleid werken als bedoeld in artikel 7 van de Wsw feitelijk beschikbaar is;

    • b.

      de geïndiceerden, die gezien hun plaatsingspositie op de wachtlijst nog niet voor plaatsing in aanmerking komen, maar voor wie als gevolg van afspraken in het kader van social return on investment al wel een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wsw feitelijk beschikbaar is;

    • c.

      de geïndiceerden, die voldoen aan daartoe nader door het college vast te stellen criteria, onder mededeling daarvan aan de raad.

  • 2. De volgende personen gaan bij plaatsing vanaf de wachtlijst voor op degenen, die niet aan deze criteria voldoen:

    • a.

      de geïndiceerden, die deelnemen aan het voorstroomtraject DCW;

    • b.

      de geïndiceerden, die gezien hun plaatsingspositie op de wachtlijst nog niet voor plaatsing in aanmerking komen, maar voor wie door eigen initiatief al wel een werkgever in het kader van begeleid werken als bedoeld in artikel 7 van de Wsw feitelijk beschikbaar is;

    • c.

      de geïndiceerden, die voldoen aan daartoe nader door het college vast te stellen criteria, onder mededeling daarvan aan de raad.

  • 3. De toepassing van lid 1 is beperkt tot een door het college vast te stellen percentage van de voor het betreffende jaar binnen de sw-taakstelling beschikbare formatieruimte. Binnen dit percentage kan het college een nadere toedeling maken naar de in lid 1 onderscheiden groepen.

  • 4. Bij de voorrangsplaatsing onder toepassing van lid 1 wordt indien geïndiceerden binnen de voor hen geldende criteria gelijktijdig voldoen aan de in lid 1 genoemde criteria en/of indien geïndiceerden uit de genoemde criteria-groepen gelijktijdig voldoen aan de in lid 1 genoemde criteria de volgorde waarin de betreffende geïndiceerden op de wachtlijst staan in acht genomen.

  • 5. Het college kan indien en voor zover op het moment dat de geïndiceerde ingevolge zijn plaats op de wachtlijst voor plaatsing in aanmerking komt geen voor deze geïndiceerde passend werkaanbod aanwezig is, besluiten binnen de betreffende jaargroep af te wijken van de plaatsingsvolgorde.

  • 6. Het college kan besluiten dat de geïndiceerde, die buiten zijn schuld of toedoen niet deel kan nemen aan het voorstroomtraject DCW, zijn aanspraak op plaatsing volgens de volgorde van zijn plaatsing op de wachtlijst, zoals deze bepaald is door de datum van zijn indicatiebeschikking, behoudt.

Artikel 3 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening voorrangsbeleid plaatsingsvolgorde Wsw.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2008.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 26 mei 2008

TOELICHTING ALGEMEEN

De gemeente kent een wachtlijst voor plaatsing in de sociale werkvoorziening, waarbij de wachttijd thans (april 2008) tussen de 3 en 4 jaar bedraagt.

Deze lange wachttijd is niet bevorderlijk voor de kandidaat-werknemer en zijn kans op herintreding in het arbeidsproces. Zo is al gauw sprake van verlies van arbeidsvaardigheden, werkritme en motivatie.

Om dit zoveel mogelijk te ondervangen is het zogenoemde voorstroomtraject DCW ontwikkeld. De deelname van geïndiceerden daaraan is –zoals de huidige wettelijke regelgeving bepaalt- echter vrijblijvend. Daarnaast neemt slechts circa 50% van degenen, die daaraan zouden kunnen deelnemen, daaraan daadwerkelijk deel (referentiekader het jaar 2007).

Vanuit het bevorderen van de arbeidsparticipatie, zoals de gemeente voor staat, is het wenselijk, dat toch zoveel mogelijk kandidaten deelnemen aan dit voorstroomtraject om arbeidsvaardigheden en/of –ritme op te doen en motivatie te behouden.

Om deze deelname een stimulans te geven is het wenselijk daar een soort bonus/incentive op te zetten. En wel door de deelnemers aan dit traject eerder van de wachtlijst te plaatsen, dan overeenstemt met de plaats die zij op de wachtlijst in nemen.

Evenzo is het wenselijk om personen, die er anderszins blijk van geven actief mee te werken aan hun plaatsing bij voorrang te plaatsen. Dit betreft dan personen, die vooruitlopend op hun reguliere plaatsing reeds zodanige contacten hebben gelegd met een potentiële werkgever in het kader van begeleid werken, dat zij op grond daarvan zo in dienst van die werkgever met arbeid kunnen beginnen. Slechts hun plaats op de wachtlijst belemmert dit.

Daarnaast wordt in de verordening ruimte geboden om middels nader door het college vast te stellen criteria, waarover de raad wordt geïnformeerd, ook andere groepen van geïndiceerden als bij voorrang te plaatsen geïndiceerden aan te wijzen, indien en voor zover vanuit de dagelijkse uitvoeringspraktijk daartoe behoefte blijkt te bestaan.

Tevens is in de verordening de mogelijkheid opgenomen om binnen de jaargroep af te wijken van de plaatsingsvolgorde, indien en voor zover op het moment, dat een geïndiceerde op basis van zijn plaats op de wachtlijst voor plaatsing in aanmerking komt voor hem geen passend werkaanbod beschikbaar is.

Dit niet beschikbaar zijn kan zijn gelegen in bij de geïndiceerde gelegen factoren. Bijvoorbeeld betrokkene is aangewezen op een specifieke werksoort. Maar kan ook zijn gelegen in bij de DCW gelegen factoren. Bijvoorbeeld in verband met de mate van de vraag naar het vervullen van een bepaalde werksoort: er worden meer schoonmakers gevraagd dan administratieve krachten. Of in verband met seizoenbepaalde werkzaamheden, waardoor het aan het einde van het seizoen niet voor de hand ligt geïndiceerden daarin te werk te stellen, wetende dat het werkaanbod daarvoor te gering is. Wat dan eigenlijk leidt tot een arbeidsovereenkomst zonder werk.

TOELICHTING PER ARTIKEL

Artikel 2 Plaatsingsvolgorde

Lid 1. In de volgorde waarin de betrokken geïndiceerden hier worden genoemd is geen sprake van een rangordening. De categorie a gaat dus niet voor op b of c, of de categorie b op c.

Lid 2. Binnen de voor het betreffende jaar op basis van de sw-taakstelling beschikbare formatieruimte wordt door het college nader bepaald welk percentage van deze ruimte beschikbaar is voor voorrangsplaatsingen. Het ligt in de rede om dit percentage in ieder geval op meer dan 50% van deze formatieruimte te stellen. Nu (referentie 2007) neemt al ongeveer 50% van de potentiële kandidaten deel aan een voorstroomtraject. Om in het kader van arbeidsparticipatie deze deelname (nog meer) te bevorderen ligt het voor de hand de ruimte voor een voorrangsplaatsing vanaf de wachtlijst, als bonus voor deze deelname, op een hoger aandeel dan 50% van de voor het betrokken jaar beschikbare formatieruimte vast te stellen.

Lid 3. Indien er meer geïndiceerden gelijkertijd voldoen aan de criteria, zoals verwoord in lid 1, dan geldt in hun onderlinge verhoudingen de originele plaatsingsvolgorde. Dan is de datum van de individuele indicatiebeschikking bepalend. Dit speelt vooral indien het in lid 2 bedoelde quotum nagenoeg opgebruikt is.

Lid 4. Deze bepaling is in het bijzonder gericht op de situatie, waarin een geïndiceerde voor plaatsing in aanmerking komt, maar dat er, ondanks alle inspanningen van de organisatie, op dat moment en ook niet binnen korte tijd nadien, geen passend werk voor hem beschikbaar is. Het ligt dan in de rede een geïndiceerde voor wie wel passend werk beschikbaar is eerder te plaatsen.

Artikel 3

De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wijzigingen in de Wet sociale werkvoorziening, op 1 januari 2008, zijn vastgesteld en uiterlijk per 1 juli 2008 inwerkingtreden.